Tsuga
Over Tsuga
Hemlock, vorm, coniferen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, teelt,
Uit J. Banks.
Tsuga is de Japanse naam van Tsuga sieboldii Carr., (Philipp Franz von Siebold, 1796-1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna) Japan hemlock spruce.
Een geslacht van wintergroene en breed kegelvormige coniferen.
9 soorten waarvan er 4 voorkomen in het N. Amerikaanse landschap, van Alabama tot aan Nova Scotia en van San Francisco tot aan Alaska.
Er zijn geen vertegenwoordigers van dit geslacht in Europa. Verder komen 5 soorten voor in de Himalaya en O. Azië.
Met uitzondering van Tsuga sieboldii in China/Japan, een boom van 8-15m hoogte, zijn alle soorten in hun vaderland bomen van 30-50m.
De top heeft een lichte knik, de korte spitse naalden zijn vaak onregelmatig geplaatst en verschillend van lengte.
Het steeltje staat loodrecht op de naald. Van boven is het blad zacht groen en van onderen grijsachtig.
De kegels zijn klein en rijpen het eerste jaar maar blijven tot in het tweede jaar aan de boom. De Tsuga heeft hangende niet uiteenvallende kegels en gevleugelde zaden, verdraagt schaduw en is weinig gevoelig voor aantastingen.
Het zijn zeer geschikte bomen voor parken.
Ze hebben niet dat stijve van andere coniferen, maar zijn sierlijk en statig terzelfder tijd.
4. =Tsuga canadensis, Carr. (uit Canada) Kort gesteelde bladeren zijn alleen staand of in 2 rijen geplaatst en lijnvormig, 1-1.5cm lang en 1.5mm breed, stomp tot spits en gaafrandig, vlak en glanzend groen, aan de achterkant 2 witte lentestrepen.
Hangende kegels zijn eirond en 1.5-2.5cm lang, grijs/bruin die na het uitvallen van de zaden niet uiteen vallen en blijven meestal enkele jaren aan de boom hangen.
Kan in de zon en diepe schaduw, is zeer brandbaar.
Geschikt voor wat zure tot weinig kalkhoudende gronden.
De schors is bruin tot zwart en gegroefd.
Het is een 20-30m hoge boom met behaarde en geelbruine, horizontaal afstaande, overhangende twijgen. Jonge bomen hebben een dichte kroon van mooi blad, de lagere takken bereiken de grond.
De Canadese groeit van Nova Scotia tot in het noorden, van Lake Superior, zuidelijk door de Lake staten, de noordoost en langs de Appalachia tot Georgia.
Deze soort werd geïntroduceerd door Peter Collinson in 1736. Het is de oostelijke, uit oost Noord-Amerika, de Canadese Tsuga die meestal meerdere toppen maakt en meest meerstammig is en daardoor een bredere kroon krijgt. Tsuga canadensis wordt bedreigd door een sap-zuigend insect, Adelges tsugae, die uit Azië ingevoerd werd zodat er verschillende bomen aan sterven.
Vormen.
Hiervan zijn verschillende cv’s ontstaan.
Dit is de enigste tsuga die voor de tuin waarde heeft. Vooral in Amerika worden steeds weer nieuwe dwergvormen ontdekt. Vaak zijn ze gekweekt als entingen van heksenbezems.
‘Pendula’, de treurtsuga is langzaam groeiend met overhangende twijgjes, de korte naaldjes zijn grijzig groen tot helder groen. De vorm blijft lang zeer smal, is zo geschikt voor de kleine tuin. Een lage struik met sierlijk over elkaar vallende takjes, sommige takken groeien eerst iets omhoog en hangen dan sierlijk omlaag. Een mooie boom die geschikt is als solitair. Deze boom is omstreeks 1860 ontdekt en in 1876 door C. Sprague beschreven. In Amerika heet het ‘Sargent’s weeping hemlock’. Daar haalt de boom een hoogte van 7m met een kroondoorsnede van 16m. , wordt dan ook zeer breed.
‘Jeddeloh’ (‘zu Jeddeloh’) is een sierlijke dwerg die een bolvorm maakt, een veel gekweekte vorm met dichte habitus. Heeft frisgroene naalden met aan de onderzijde twee witte strepen. ‘Zu Jeddeloh’ is pas in 1960 in Duitsland gekweekt.
‘Cole’ is een kruipende bodembedekker, met een hoogte van 25cm haalt het een doorsnede van enkele meters.
‘Globosa’ is een lage vorm met regelmatige, bolvormige groeiwijze en knikkende twijgeinden
‘Nana’ is een bossige struik van 1m hoog met horizontaal uitgespreide, lange takken.
Naam, etymologie.
Oostelijke hemlock spar, Canadese hemlockspar, Engelse eastern of Canadian hemlock spruce, in Franse delen van Canada pruche du Canada, Duits Kanadische Hemlock-, Schierlingstanne, Franse sapin du Canada. Naar de overeenkomst van de reuk van de gekneusde bladeren met de grote scheerling- hemlock, bladeren (Conium) wordt de boom hemlock genoemd. Zou het niet beter genoemd zijn naar Richard Spruce, Engelse plantenverzamelaar en botanicus, 1817-1893?
Gebruik.
De Canadese hemlock werd lang niet gebruikt vanwege het brosse, versplinterende en gewoonlijk knottige hout. Zijn hoofdbelang lag in de bast en die werd gebruikt voor looien.
Jonge bomen zijn extreem sierlijk en groeien zelfs onder behoorlijke schaduw en kunnen geschoren worden, zo is het te gebruiken voor hagen.
Doordat de hoofdtop naar het oosten buigt, weg van de westenwind kan dit als kompas gebruikt worden.
De eerste zendelingen maakten een thee van het blad en twijgen waardoor ze begonnen te zweten. De indianen maakten er een brouwsel van wat gebruikt werd tegen zweren en wonden, dit door de binnenbast te koken en dan te pletten tussen twee stenen totdat het op een pleister leek.
Huisvrouwen maakten er bezems van en kan zo ook gebruikt worden in campings.
In de zuidelijke Appalachians zijn er vele die 45m halen en 1 is er in de Great Smoky Mountains National Park van 52.8 m, die nu dood is, die nog leeft en de grootste is, de “Noland Mountain tree”, is 51.8 m. 4 zijn er van 51m of meer. In de noordoost is de grootste 44 m, de Seneca Hemlock, die groeit in Cook Forest State Park, hoe noordelijker hoe lager. Diameters variëren van 0.75–1.8 m, meer dan 1.6m diameter zijn zeldzaam. De grootste volume is 44.8 m³.
Folklore.
De Haida Indianen maken van strippen Tsuga bijzondere matten, hoeden en manden die zo fijn geweven zijn dat, gevuld met vocht, ze opzwellen en het water vast houden net als emmers of potten. Ze zijn ruw en aardig gedecoreerd met figuren die de mythische geboorte van de stam en historie laat zien.
Een legende verhaalt van twee meisjes die ruw behandeld werden door hun stiefmoeder, besloten van huis weg te lopen. Ze werden door een man gevonden die hen meenam naar zijn tent en met ze huwde. Na vele jaren voelde ze de behoefte om hun geboortegrond terug te zien maar dit betekende een verre reis met vele moeilijkheden. Hun goede totemgeest vroeg hen om twee manden te weven, elk van Tsuga strips en klein genoeg om over de duim te trekken. Deze kleine mandjes konden niet meer voedsel bevatten dan een mondvol, toch waren het manden die gevuld waren met broden en vis, ze konden eten wat ze wilden de voorraad nam nooit af. Toen ze bij hun ouderlijk huis aankwamen zwollen de manden plotseling op tot de grootte die nodig geweest zou zijn als bij een normaal voedselvoorziening.. Vele mensen waren nodig om ze de tent binnen te brengen. De oude stiefmoeder was er nog steeds en werd gemakkelijk overgehaald om het voedsel van de manden te nemen en te eten. Dit deed ze zo overvloedig dat ze nog nauwelijks kon ademhalen en zo stierf, de stiefdochters hadden hun wraak.
5. uit www.iastate.edu
Tsuga heterophylla, Sarg. (verschillend blad) Het is een boom die van vochtigheid en beschutting houdt en kan tegen schaduw, een mengsoort die ook bruikbaar is voor onderbouw, voor plantsoenen en parken. In de vorige eeuw is deze boom vanwege de uitstekende houtkwaliteiten veel aangeplant. Deze vorm geeft een betere en hogere boom met een rechtere stam dan de Canadese en geeft ook veel beter werkhout. Een bosboom.
Deze vorm heeft een regelmatige bouw en een dunne roodbruine schors die licht gegroefd is. Groeit op alle gronden, het minst echter op kalk.
In de jeugd wat vorstgevoelig.
Dit is de grootste boom van dit geslacht en haalt 60-70m, stamdiameter van 2.7m.
De westelijke Tsuga, uit W. Amerika is de trouwe begeleider van douglas en sitkasspar.
Is geïntroduceerd door Jeffrey in 1851.
Een mooie verzameling van tsuga’s vind je in het von Gimborn Arboretum te Doorn.
Westelijke hemlockspar, western hemlock. Westamerikanische Hemlocktanne, Westliche of Verschiedenblättrige Hemlock. De grootste is 78.9m in Prairie Creek Redwoods State Park, Californie, leeft lang met bomen van meer dan 1200 jaar oud.
Planten.
Tsuga canadensis kan ook tegen snoeien en is zo geschikt voor grote hagen.
Ze kunnen tegen weinig licht zodat ze uitstekend geschikt zijn voor onder- en tussen beplanting. Groeien op de armste gronden mits die vochthoudend zijn, niet op kalkrijke gronden.
Vermeerderen door zaad, zaaien in april, zaad 8 dagen laten voorweken in nat zand. Stekken in oktober/november met naz 50mg per liter. De vormen door enten op de soort.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/