Loiseleuria
Over Loiseleuria
Alpenazalea, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Er is slechts 1 soort van dit geslacht bekend.
Verwant aan Kalmia. Is giftig.
Ericaceae.
Uit L. Watson.
Loiseleuria procumbens, Desv. (neer liggend) (=nu Kalmia procumbens Gift & Kron) Zeer kleine en meestal tegenoverstaande, gave en kort gesteelde, leerachtige bladeren van 8mm lang en 2mm breed staan aan een korte en langs de tijg aangedrukte bladsteel, rand is iets ingerold, donkergroen met iets verdiepte hoofdnerf en van onderen grijs of blauw/groen.
Dichte zoden vormende plant met liggende en sterk vertakte, dicht bebladerde, tamelijk stevige en kort gelede, licht bruine twijgen Wordt 10-30cm hoog.
Kleine en meestal roze kleurige, klokvormige bloemen komen in juli, bloemen van 5mm lang staan in eindelingse scherm in mei/juni, meestal met 2-4 bijeen, bloemen zijn 5tallig en de kelkbladen zeer smal, bloemkroon tot op een derde gespleten, 5 meeldraden die korter zijn dan de bloemkroon.
De doosvrucht is bijna rond met blijvende stijl.
Komt in het hooggebergte en poolflora voor, in de Alpen tussen 1000-3000m. Waarschijnlijk heeft het zich, net als de Dryas, pas in de laatste ijstijden vanuit N. Amerika over Groenland, IJsland en Schotland naar Europa verspreid. Naar O. Azië kwam het vanuit het poolgebied.
Var. albiflora heeft witte bloempjes.
Van deze plant zijn vele fossiele vondsten, ook uit het laagland, die deze route aantonen.
Naam, etymologie.
Azalea procumbens, L. (neer liggend) de hurkende azalea wordt nu Loiseleuria procumbens, Desv. (neer liggend) genoemd. In 1814 werd de soort door Desvaux van het huidige azaleageslacht afgescheiden en naar de Franse botanicus Jean-Louise August Loiseleur-Deslongchamps genoemd, 1774-1849. De naam Chamaecistus van Oeder uit 1761 is ouder maar behoort niet tot de nomina conservanda.
Alpenazalea, Engelse Alpine- of trailing azalea, Franse loiseleurie couchee, Duits Zwergporst en Alpen Azalee, Alpenheide, Hirschheiderich of Felsenrschen.
Zijn weinige volksnamen stammen af van zijn voornaamste vindplaats, de gemzenweiden en vandaar Duits Gams-, Gems- oder Gmsheide, Gamshoadach of Gamssennach. In het Noors wordt het greplyng, Zweeds krypljung en op IJslands saudamergur genoemd.
Planten.
Deze plant is meer bestand tegen droogte en vorst dan de Rhododendron ‘s. Planten in humusrijke, veenachtige en kalkarme grond op tamelijk droge, koele en niet te zonnige plaats. In de winter is te veel vocht nadelig.
Vermeerderen door scheuren.
Stekken in juni op turfgrond, 1% ibz, of zaaien in mei in turf bij 18 graden, in donker laten kiemen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl