Cassia
Over Cassia
Indische gouden regen, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit F. Kohler.
Een geslacht van kruiden, struiken of bomen.
65-70 soorten komen voor in de warme delen van de aarde. Het grootste deel van het geslacht is nu onder Senna geplaatst.
Het zijn gele en meestal zomerbloeiende planten met geveerde bladeren.
Bloemen zijn niet vlinderachtig en vrijwel regelmatig. De vrucht is een gesteelde peul.
Vermeerderen is meestal door scheuren en zaden en de eenjarige vrijwel altijd door zaad.
Fabaceae, vlinderbloemige, Cassia klasse, nu Caesalpinioideae.
=Cassia fistula, L. (hol, buisvormig)
Bladeren zijn een 45-60cm lang met 7-20 eivormige deelblaadjes, elk blaadje is 7-12cm lang en 4-9cm breed, half groen of bladverliezend.
Een boom die bijzonder fraai behangen is met 60cm lange, hangende gele bloemtrossen, groot en welriekend, elke bloem is 407 in diameter met 5 gelijke bloembladen. Dit is in maart/mei.
Geeft 50 cm lange, ronde en donkerbruine peulen van 1.5-2.5cm breed met een zwartbruine zoete kleefstof en scherpe geur. De zaden zijn giftig.
Dit is een dikke en kromme boom van 15-20m met snelle groei.
Is afkomstig uit India, Z. Azië.
Naam, etymologie.
In Javaans wordt het trenggoeli genoemd. Het is de Indische gouden regen, Duitse Indischer Goldregen en Engels Indian Laburnum, golden shower tree of golden rain tree, Frans caneficier. Het is de nationale bloem van Thailand en wordt Dok Khuen genoemd, zijn bladeren symboliseren het Thaise koningschap. De bloemen hebben een belangrijke rituele betekenis bij het Vishnu festival en is in Hindoe bekend als ԁ’altas.
Men beschouwt de Cassia boom in het gebergte van Aravalli en Windhya als een god. Aan hem zijn de Gounds, Bhils, Mhairs en Minao hun ontstaan verschuldigd. Onder zijn lover houden de bewoners van die bergketens hun vergaderingen en vieren zij hun grote levensfeesten. Aan zijn takken hangen zij hun ex-voto's, lansijzers en ploegkouters. Tussen zijn wortels spreiden zij zonderlinge kringen van keien, die ze als afgodsbeelden vereren. Ook strijden zij als hopeloze voor de verdediging van hun mhowahs, zo heten die bomen, want de Hindoes die niet weten hoe ze die wilden vangen of temmen zullen, vallen hun bomen aan en vellen ze.
Naam.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze boom is bij de ouders onbekend geweest of immers zo weinig geacht dat bij hen nimmermeer in de zin gekomen is om er van te vermanen. De Arabieren, zo het schijnt, hebben hem eerst in waarden gehouden nadat ze de nuttigheid die in het merg van deze hauwen is gewaar geworden zijn en daarna is het bij de Griekse meesters die onlangs geschreven hebben in kennis en achting gekomen, zoals Actuarius en andere die in zijn tijden geschreven hebben, die deze boom Casia melaena in het Grieks, dat is in het Latijn Casia nigra, noemen. De vrucht van de zwarte Casia, zegt dezelfde Actuarius in zijn 5de boek, is pijpachtig en lang, binnen met zwarte dikke of gestolde vochtigheid vervult die met vele dunne houtachtige velletjes onderscheiden en afgeschut is.
De apothekers noemen deze boom of de lange hauwen er van tegenwoordig Casia fistula en Cassia en daarnaar heten ze hier te lande ook bij de gewone man cassie, met welke naam ze het merg dat uit de hauwen genomen is plegen te verstaan.’
Cassia is genomen van het Griekse kassia: geurende bast. De middeleeuwse naam Cassia is nogal verwarrend. De echte cassia‑ligna is afkomstig van kaneel, Cinnamomum, maar cassia is ook wel een geparfumeerde olie die verkregen wordt van Acacia farnesia.
Dodonaeus (b) ‘Dan aangaande de naam Casia fistula die men in de apotheken dit gewas of zijn hauwen plag te geven is het te weten dat de Casia fistula of Casia syrinx van de oude schrijvers niets anders betekent dan die welriekende lange en ronde ineen gekrulde pijpachtige schors die men tegenwoordig kaneel en in de apotheken canella noemt en die tegenwoordig voor het echt Cinnamomum van de ouders gebruikt wordt en zeer veel van onze tegenwoordige Cassie verschilt.
Ze heet in meest alle talen van Europa de naam cassie of Cassia, in het Spaans en Italiaans Cassia fistola, Cassia solutina, in het Frans casse laxative, in het Latijn Cassia Aegyptica sive purgans, Cassia solutiva of Cassia cathartica en Siliqua lignea, in het Frans casse of la casse, ze is diegene die Lobel Siliqua, aut Cassia purgatrix Arabum, Carobiis similis noemt.’
Dan worden er nog enige vreemde soorten beschreven; Ԅe beste groeit in Cambodja en daar omtrent. Haar namen zijn hasanguia, bavasanga, bahoo, rava, gramala en condaca, te weten in het Indiaans, maar in het Arabisch gazatsalus, in het Perzisch en Turks hiarxamber, in het Egyptisch ook chaiarxambar. Prosper Alpinus getuigt ook dat ze met recht Egyptische hauw zou mogen heten omdat ze in Egypte en vooral bij Cairo veel groeit, nochtans houden de Egyptenaren zelf de hunne voor minder krachtig dan diegene die in het land van de zwarte Moren groeitծ
De vrucht wordt gevolgd door lange rolronde peulen, de trommelstokken, vruchten die met een zoet moes gevuld zijn, Engelse pudding pipe tree, Duits Rhren-Kassie, Fisett-Kassie.
Men pleegt de trommelstokken uit de hand te eten en daarna wat te eten of te drinken, op die wijze ondervind je de minste walging.
(d) De trommelstok wordt gebruikt als purgeermiddel, het is de purgerende cassia, Engelse purging cassia, Duitse Purgierkassie. Dit zou ook goed werken op de nieren. In de apotheek werd het gebruikt als een zacht laxerende likkepot. De naam oudemannetjesdrop herinnert aan het veelvuldig gebruik dat van de pijpcassia werd gemaakt om bij oude lieden de ongemakken van bezwaarlijke spijsvertering tegen te gaan.
(e) Duitse Fistulkassie, oud-Hoogduits Casia en Cassia fistel en spanischer Metwurst, Bokiskornl, Midden-Hoogduits Benblum en Fisteling. Indische gouden regen.
Gebruik.
De tabak- en snuiffabrieken gebruikten het moes voor het sausen van tabak.
Het hout heet hard te zijn en lijkt op dat van mahonie en wordt gebruikt voor landbouwwerktuigen en kleine houtwerken. In lange afmetingen is het hout niet te verkrijgen.
De bast is als looimiddel zeer gezocht omdat het leer een fraaie gele tint geeft.
De 60cm lange en meestal wat gekromde vrucht is aanvankelijk grasgroen en zo week dat je ze buigen kan. Rijp zijn ze hard en houterig en de kleur is dan hoog bruin of zwartachtig. Het werd vooral gebruikt als purgeermiddel.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Dit binnenste merg van Cassia heeft een verzachtende en de buik los en week makende kracht en jaagt de overvloedigheid van de spijs eerst en daarna de onzuivere vochtigheden af die het dichtst bij de eerste aderen van de darmen en van het ingewand verzameld liggen en dat doet ze zonder enige beroering van de buik en moeilijkheid, nochtans is ze de maag niet zeer aangenaam en laat die gauw walgen. Daarom voegen sommige er wat Aloe of poeder van Hiera picra of bitter heilig bij, te weten eer er honig bij gedaan is want dan maakt ze de buik veel eerder en meer week en valt de maag niet zo schadelijk.
Andere voegen bij deze Cassia wat rabarber en dan dient ze om de gele galachtige onzuiverheden uit te drijven en wordt een bijzonder ding voor de koortsige mensen, te weten meest voor diegene die de derdedaagse malariakoortsen hebben.
Dit merg van Cassia, als Mesue betuigt, is een zo licht, zacht, lieflijk en onschadelijk ding om in te nemen dat het zowel voor de weke zwakke mensen en kinderen en zwangere en van kind verloste vrouwen als mannen en sterke mensen zonder enige zorg of achterdocht binnen het lijf gegeven mag worden.
Van buiten op de leden gelegd neemt ze alle ruigheden, jeuk en schurft van de huid weg en op de gezwellen en zweren gelegd maakt het die rijp en murw en helpt veel tot de bevordering van het etter en het uitbreken ervan.’
Vermeerderen.
Neem in juni/juli 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 1% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Vorstvrij houden.
Zaaien in april en dan 2 dagen voorweken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl