Buxus

Over Buxus

Buxus Palmboompje. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.

Uit Fuchs.

Struiken of kleine bomen met kantige twijgen en wintergroene bladeren. Bladen zijn tegenoverstaand en kort gesteeld, gaaf en meestal wat glanzend.

Bloemen zijn viertallig en eenhuizig, bloemdek is enkelvoudig, de vrucht is een ongekleurde doosvrucht.

Onaanzienlijke bloemen staan in okselstandige of eindstandige groepen.

Altijdgroene planten van langzame groei.

Dit geslacht bestaat uit 70 soorten die uit een groot gebied komen, Azië en Amerika, waarschijnlijk foutief. Vele soorten werden Buxus genoemd. Het geslacht wordt in drie subsecties verdeeld, elk in een ander gebied, de Euraziatische, de Afrikaanse, uitgezonderd N. W. Afrika, met de soorten van Madagaskar, de derde zijn de Amerikaanse soorten.

Buxaceae, palmboompjesfamilie.

Uit www.photomazza.com

=Buxus balearica, Lamb. (uit de Balearen) Kan hier alleen op een beschutte plaats gekweekt worden en vormt dan een kleine struik. In Engeland zijn er exemplaren van 4-6m met sterk afstaande takken. Verder lijkt die op de gewone Buxus, maar grotere bladeren.

Groeit in Z. Europa, Corsica en Sardinië, N. Afrika en wordt 10-14m hoog. Is in 1780 beschreven.

Baleric box.

Uit newplants.tripod.com

Buxus longifolia Boiss (langbladig) is inlands op de Libanon, op de heuvels van Galilea en het M. Zeegebied, groeit meer oostelijker dan de vorige of is het verwant met de vorige? Dan Buxus sempervirens “Longifolia.’

Wordt een 6m hoog.

Uit artofbonsai.org

Buxus microphylla, Sieb. et Zucc. (klein bladig) Bladeren zijn 0.8-2cm lang en 3-8mm breed, glanzend frisgroen, lancetvormig met afgeronde en iets uitgerande top.

Bloeit in met in vrij kleine en gedrongen tuilen.

Een compact groeiende struik met sterk afstaande en soms kruipende, bijna vierkantige twijgen

Komt uit Japan en wordt een meter hoog.

De var. japonica (uit Japan) wijkt hiervan af door de sterkere groei en grotere bladen, 1.25cm lang en –7-1.6cm breed. Een brede struik met afstaande twijgen.

De var. koreana (uit Korea) is een kleine en opgaand groeiende struik van 60cm die zeer dicht groeit. Bladeren zijn 0.5-1.2cm lang en elliptisch. Japanese box.

Uit G. Ducerf.

Buxus sempervirens, L. (altijd levend) Bladen zijn ovaal en taai, glimmend aan de bovenkant, vrijwel zittend, 1-3cm lang, ovaal/langwerpig de top afgerond en soms wat ingedeukt.

Jonge twijgen zijn groen en aan de top wat behaard en kantig.

Bloemen zijn geel/groen en klein, staan veel bijeen in de bladoksels van vorig jaar gevormde twijgen.

De zwarte glimmende zaden kunnen fataal voor dieren zijn.

Palmboompje is een slome groeier die in alles dicht en stevig is. Een ongeïnteresseerde boom, waar die ook staat, zon, schaduw, zure grond of kalk? De plant groeit gewoon door. Liefst heeft het kalkgrond met wat stalmest onder de voeten. Zijn voornaamste en belangrijkste eigenschap is dat de plant groen is. Goed groen en dicht groen, in de zon geelgroen in de schaduw glanzend groen met een bronzen herfsttint. Voor de rest valt het niet op, niet de geelgroene bloemen en ook niet de vruchten. Symbool van stoïcijnse beheersing. Vrij staand vormt het een hoge struik of kleine boom met een brede en losse kroon.

Een plant waarop of onder geplast wordt. Omdat die geur in de bladeren getrokken is of dat de katten hun geur overbrengen, er hangt altijd een typische en ranzige urinegeur. De plant ruikt naar de dood en groeit op kerkhoven.

Vormen.

Sempervirens, met ovale bladeren, wordt algemeen geteeld. Verder komt de rondbladige ‘Rotundifolia,’ veel voor. Soms zien we wel eens een goudbonte, de cv. “Aureovariegata en Marginata’ met geel gevlekte bladeren die dichte en hoge bossen vormen, ‘Argentovariegata,’ is witbont, ‘Elegans,’ groeit zeer langzaam terwijl de jonge twijgen sterk afstaan, bladeren zijn witbont gevlekt en gerand. ‘Aurea Pendula,’ heeft sterk afstaande twijgen en hangend. Bladeren zijn gewoonlijk groter dan van de soort, geel bont gevlekt en gerand.

‘Blauer Heinz,’ heeft wat blauwachtige bladeren, is een lage vorm. 'Glauca,' groeit opgaand met grote en ovale bladeren die in jonge toestand wat blauw zijn. ‘Handsworthii,’ is een van de meest voorkomende die wel eens wordt verwisseld met de gewone vorm. Een sterke groeier die meer opgaat met blad van 2.5-3.5cm lang.

‘Suffruticosa,’ is een nog lagere vorm van dwergachtige groei, speciaal geschikt voor randen, vermeerderen door scheuren, maar dan wel diep planten zodat de oude plant wortels maakt op de takken.

‘Rosmarinifolia,’ heeft bladeren die 4-5 maal zo lang zijn als breed, lancetvormig en groeit zeer langzaam. ‘Angustifolia. en ‘Longifolia’ lijken hierop.

Naam, etymologie.

Dodonaeus kende een grote en een lage als langzaam groeiende vorm, de laatste werd in hagen veel gebruikt. (Dodonaeus) (a) ‘Dit geboomte met zijn kleine medesoort wordt in het Grieks Pyxos en in het Latijn Buxus genoemd, in het Nederduits bucksboom in het Hoogduits Buchszbaum of Bucxbaum, in het Frans buys, in het Italiaans bosso, in het Engels boxe, buxs of bartree, in het Boheems pirsspan.

1. De eerste soort heet grote buksboom, in het Latijn eigenlijk Buxus of Buxus major.

2. De andere soort heet kleine buksboom en mag in het Grieks Chamaepyxos en in het Latijn Humibuxus of Humilis Buxus, dat is lage of kleine buksboom genoemd worden.

Buxus werd in het Grieks Pyxos, Pyxis, Puknos of Phoinix genoemd. De Griekse naam Phoinix verwijst, althans naar de ogen der Hellenen, naar het land of de bewoners, de Phoeniciers, die de boom bekend maakten bij de ouden. Toch wordt nooit het opvallende gele hout vermeld, is er dan een andere plant bedoeld?

Isidorus VII. 53 : ‘Buxus Graecum nomen est, ex parte a Latinis corruptum, puxos enim appellatur a Graecis arbor sempervirens et levitate materiae elementorum apicibus apta.’

Het Griekse woord betekent dicht, vast, ineengedrongen, en is een verwijzing naar het dichte en harde hout en bladstand. Buxushout is zeer hard, dicht en zwaar, het is de enigste Europese houtsoort die in water zinkt. Vanwege zijn zwaarte, maar ook vanwege zijn zeldzaamheid werd het hout vroeger verkocht bij gewicht. (213) Er werden speciale kistjes van dit hout gemaakt. Het woord Buxus werd in het Latijn pyxis of pyxos: wat letterlijk een bukshouten doos betekent, de uit buks gedraaide voorwerpen. Dit is nog te zien in de Engelse box: doos, het Franse boite: doos, en mogelijk ook ons woord bus, de uit bu(h)s vervaardigde bussen. De buxus: koker en zo broekspijp tot boks, een in dialect gebruikt woord voor broek. Verdere woordafleidingen zijn interessant vooral omdat vele bekende materialen en de daaruit gemaakte voorwerpen bij ons bekend zijn. De Engelse bushel: de schepel of korenmaat en de buste. In het leger heeft het hout veel gediend, zo is het woord buks ervan afkomstig en in het Slavisch heet de struik pusika en puska is een kanon.

Toen we van de Romeinen het gebruik van het hout leerden, kwam ook het woord bij ons. Het oud-Hoogduitse woord Buhsboum moet al voor 600 na Chr. overgenomen zijn. Uit dit woord stamt het latere midden-Hoogduits Buchsbaum, Buxbaum bij Bock, het midden-Noord Duits en midden-Nederlands buksbom. Puhs is het in oud-Hoogduits, in midden-Hoogduits Bosbaum en Pox- of Puchsbaum. Algemene naam voor een algemeen bekende plant. Het werd via het Italiaans bosso het Franse le buis en bois beni, waaruit het Angelsaksische boxtreow en Engelse box stammen. Deens buks, Zweeds buxbom, Spaans box, Pools buksopam en Italiaans bosso of busso. In Azi heet het shumshad.

Het beroemd geworden kwekersoord waar tijdenlang de Buxus gekweekt werd, Boskoop, werd in 1222 voor het eerst vermeld als Buckiscope. Kon men hier toen al buxus cope?

Dodonaeus.(b) ԉn het Nederduits, zoals de gewone man dat kwalijk noemt, palmboomծ Nog is het bekend als palmhout, zie onder. Palm in Zwitserland.

Dodonaeus ‘In deze landen brengt buksboom bijna nimmermeer zaad voort en hij groeit hier nergens in het wild, dan in warme landen krijgt hij zaad dat zwart is en besloten is in ronde huisjes zo groot als koriander of, als Lobel zegt, de bessen zijn met drie pukkeltjes met een getand kroontje getekend die zeer knobbelachtig, gekronkeld en bijna gemarmerd zijn en heten in het Frans brouchin en hier te lande bij sommige Provence hout omdat dit gewas veel in Provence groeit en in Dolfin en ook in de wildernissen van Zwitserland en elders.’

Uit Ravelingen.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (562) ‘Buksboom heet het in onze taal en men gebruikt het, weet men wel, meest voor tafels waarin men schrijft omdat het lang goed blijft. Toch eten de wormen het, zoals wij het vinden, het eerder dan het hout van de linde.’

(164, 309) Buxus of bosboom hebben groene en min of meer langwerpige vruchtjes, van onderen met vier uitsteekseltjes, gelijk of het de poten van een pot waren en daarom heb ik die van kinderen wel potjes horen noemen. De bladen in het vuur geworpen, bersten met een geluid, evenals de laurierbladen. Voor de herbergen, hangt men daar kronen van in plaats daar de oude klim uithingen tot een teken, dat er goede wijn te koop is en deze kronen werden mede opgehangen bij de boeren, schippers, enz. wanneer daar een bruigom en bruid is. Ook wanneer daar een nieuw huis gebouwd werd en bijna onder dak is hangt men daar kronen op als een teken van blijdschap en dat de werklui moeten vrolijk zijn. Op meiavond plant men voor de deur van de hoofdlieden de burgervaandels een geschilde mast die met kronen van dit gewas versierd zijn.

Nochtans heeft de buksboom in de medicijnen geen gebruik en van zijn werking wordt bij de ouders of andere goed ervaren en verstandige meesters niets bijzonders beschreven gevonden. En al is het zo dat sommige vrouwen en andere ongeleerde die zich goed achten om raad te geven tot ziekten die ze niet kennen en topjes van buksboom ingeven diegene die van de m. s. geslagen zijn, dat strijdt opmerkelijk tegen alle recht en reden. Want buksboom is niet alleen kwaad voor de hersens ingenomen, maar zelfs de vruchten er van die nochtans niet zeer sterk ruiken zijn schadelijk, zwaar en moeilijk voor het hoofd en hersens als men ze dikwijls ruikt of voor de neus houdt.

Daarom zalmen dit buksboomhout alleen gebruiken om er mooie en langdurende werken en beelden van te snijden daar het zeer geschikt en nuttig toe is. Sommige zeggen dat ze met het schrapsel dat van palmhout gekookt is en het water te drinken gegeven de pokken genezen kunnen en Lobel verzekert dat een arme Engelse dienstmaagd met deze drank van de pokken genezen is geweest, maar die drank wordt van de rijke lieden om zijn onlieflijke en vuile reuk veracht. En voorwaar de palmboom is zo sterk van reuk dat als het bij de bijenkorven groeit de honig een kwade reuk geeft die het verstand beroert van diegene die het eten. En om die reden al zeggen diegene dat die honig nuttig is tegen de vallende ziekte zijn bedrogen, want men bevindt dat die onder de buksbomen slapen krankzinnig worden of immers daarvan enig letsel in hun verstand behouden zodat ze ook in dwaling zijn die deze bladeren drogen en het poeder daarvan met lavendelwater te drinken geven diegene die los van hoofd zijn of met een lange krankzinnigheid gekweld zijn. Andere willen daarmee alle onreine geesten verdrijven en daarom, zeggen ze, worden de takken daarvan in de palmzondagen met andere kruiden omgedragen. Andere maken rozenkransen, lepels en hechten tot hun messen van dit hout en dragen die bij zich en geloven dat ze daardoor kuiser leven zullen en vrijer van alle vleselijke lusten.

Sommige geleerde van deze tijd schrijven dat de bladeren van buksboom in loog geweekt of afschaafsel van het hout in loog gekookt het haar geel maken als men het hoofd daarmee wast.’

De raad van Joh. De Kuba in Hortus. Sanitatis, 20 is: ‘dat diegene die zijn leven in kuisheid wil doorbrengen van buksboom gedraaide kogels aan de hals zal dragenӮ De buksboom zou kuisheid veroorzaken als het aan de hals gedragen werd.

Een Duitser, die een medicijn van de buxus maakte, hield dit lang geheim. Jozef II wilde het recept hebben en kocht het voor 1500 florijnen. Zo gauw als bekend was dat het van buxus gemaakt was verloor het medicijn zijn reputatie, de verbeelding was verloren en zijn effecten op de lijdende waren verdwenen.

De honing van Corsica zou eens ongezond zijn geweest omdat het verzameld was van bijen die op de buxus vlogen.

Omdat ze wat op de mirt en laurier leek waren de ouden er bang voor want ze vreesden dat als de bladeren per vergissing in de rites van Venus gebruikt werden, dat die wraak zou nemen door hun vruchtbaarheid weg te nemen.

In Engeland worden nu nog paarden behandeld met een handvol buxusbladeren in het hooi zodat parasieten (Hypoderma en Gastrophilidae) bestreden worden. Doch schijnen 750 gram buxusbladeren dodelijk te zijn voor paarden en er wordt gezegd dat zwijnen bij een test stierven. Aan de Kaspische zee wordt beweerd dat buxus giftig is voor kamelen en in Duitsland zegt men dat dit voor runderen geldt.

In veel landen wordt de buksboom geplant op begraafplaatsen. Het is de Rooms-Christelijke tegenhanger van de rozemarijn die naar de volksmening niet op de graven groeit (als bruidsboeket). Tot voor kort was het gebruik in Engeland om een takje van de buksboom in het open graf te werpen tijdens de begraafdienst, net zoals de verwanten in Amerika nu een bloem op de kist gooien. In Turkije, gaat de weduwe wekelijks bidden aan de tombe van haar man en plant een twijg Buxus aan het hoofdeinde van het graf.

Vooral was de Buxus bekend om zijn uitstekende en langzaam verterende brandhout. Het hout had een heilig karakter.

Het gele hout is zeer vast maar niet te hard en dit werd in de oude tijden als Noordelijk of avondlandhout gebruikt om er houtsneden in te maken voor boekplaten. Hiertoe werden plankjes van dit hout op elkaar gelijmd, omdat het hout anders barst, op de kopse kant werd dan gegraveerd. Verder werd het gebruikt voor smukwerk, handvaten, knoppen, kammen, lepels, fluiten, klarinetten en afgodsbeelden. Als je wilt dat je pijlen vliegen, snij ze dan uit het bukshout.

(213) Het hout is dicht en zwaar, moeilijk te splijten en rot vrijwel niet weg. Voor kleine voorwerpen, waar het op stevigheid en onbreekbaarheid, maar vooral op het overtreffen van stevigheid van overige voorwerpen op aankwam, had men een voorliefde voor dit hout. Houten krammen bij gewelven, catenae, volgens Vitruvius, deurscharnieren of deurharren van kostbare deuren werden van Buxushout gemaakt. Volgens Theophrastus werden er zelfs hele deuren en schotten van gemaakt zoals in 1 der vertrekken van het prachtschip Hieroon waar het in allerlei gesneden en gedraaide vormen gemaakt werd. Vergilius spreekt van ‘Thorno rasile buxum,’ dit is ҳ’selen en handgrepen van hamers, boren en andere werktuigen van dien aard.’

Oud-tijd, in de Homerische Ilias, werden de jukken van de muildieren van koning Priamus van dit hout gemaakt en de vormen voor kaasbollen. Volgens Columella werden ook schrijf- en schildertafeltjes, kammen en kinderspeeltuig ervan gemaakt zoals de tol uit bukshout, ofwel de volubile buxum. Vergilius noemt de bukshouten klapper en bukshouten instrumenten zoals de fluit. De naam Buxum kan immers het algemene woord zijn voor zowel kam, tol als fluit.

Assurnasirpal II, 1350 v. Chr. kreeg ceders, bukshout en ebbenhout.

Uit buksboomhout is ook de drinkschaal van de heilige Brigitta gemaakt die ze op haar pelgrimsreis van Zweden naar Jeruzalem gebruikte.

Megenberg; ‘Buxus heet een buksboom. De boom is erg knotachtig zijn hout is geelachtig en erg vast en daarom mag men handige beelden en andere gestaltes daarin graveren. De boom groeit niet hoog en is aan de kracht warm en droog en heeft een geur zoals het mannenzaad, dezelfde geur gelijk ruikt zo is hij goed vruchtbaar zoals ettelijke spreken. Wanneer ook de mens gezond is dan ruikt hij zoals de buksboom aan het lijf helemaal, uitgezonderd de buksboom geur scherper is en droger. De boom is groen winter en zomer en heeft kleine bladeren en ze zijn hard om aan te grijpen. De boom is tweevormig. Een soort groeit hoger dan de andere soort en de hogere breidt zich niet zo erg uit zoals de lagere en draagt kleine appels en [389] die hebben boven scherpe spitsjes en kleine zaden. De buxusboom heeft erg knorrige wortels en daarom vindt men edelere masers aan dat soort dan aan geen andere hout. Toch smaakt de wijn beter uit Picea maser.ռ/p>

Historie.

(417) De Romeinen lieten, ofschoon de plant zonder twijfel spontaan in zuidwest Duitsland voorkwam, de plant op de naar hun bezette plaatsen in Germanië invoeren. Hoe slecht ze hier groeiden zegt wel zijn ontbreken in Capitulare de villis, in de Karolingische tuininventaris en in het klooster van St. Gallen. (88, (1932)

H. Hildegard voerde het gewas, met de naam Buxus, onder de buitenlandse geneesplanten in als purgerend. Albertus Magnus daarentegen vermeldde, in aansluiting tot de antieke traditie, als eerste het gebruik van de buksboom in struikachtige dwergvorm voor de omheining van tuintjes. Hij kende ook de boomachtige variëteit en roemde de eigenschap van het vaste hout als gebruik voor snijwerk.

(88, (1932) Ze komen voor in de bergen van Centraal en O. Europa, N. Afrika en Z. Europa en bereiken, onder de invloed van de warme golfstroom, ook Engeland. De box komt daar in plaatsnamen voor zoals Boxley: de box leah of boxwood in Kent, Boxhill in Surrey en Boxwell: de boxstream in Gloucestershire, Boxted, Boxgrove, Box hall, Boxford en Boxmoor. Ze werden in de 18de eeuw veel omgezaagd omdat het hout gebruikt werd voor gravures.

Groeit in zuidelijk en westelijk Europa, vooral Jura en Oostenrijkse Alpenlanden als Steiermark en Krain. De Buxus komt in Griekenland in het bosgebied veel voor en groeit op de Alpine en Subalpine en op de Olympus tot 2000m. hoogte. Het is dan ook geen wonder dat Theophrastus de plant kende. Ook sprak die over de plant als gemakkelijk te vermeerderen.

Men kan zich toch nog vragen stellen over de afkomst.

Het woord Buxus is Grieks en zou in Italië als inheemse boom een vreemde naam dragen. Zou de boom door zijn gebruik en doordat het gemakkelijk te stekken is in vroegere voordagen door de mens naar het M. Zeegebied gebracht zijn? Of was dat een andere Buxus?

Theophrastus vermeldt dat Buxus in de Babylonische tuinen maar met moeite gekweekt kon worden en zo ook in hete landen waar het gewas maar weinig voorkomt. De Buxus was ook geen boom voor de warme Semitische landstreken waar dadelpalmen groeien. De in Jesaja 41: 19 en 60: 13 en in een wat andere vorm in Ezechiël 27: 6 genoemde boom kan op die gronden geen Buxus zijn. De buksboom komt maar weinig voor in Israël en dit vanwege zijn veelvuldig gebruik in religieuze riten of omdat zijn verspreidingsgebied niet in Israël ligt.

De bebladerde takken van de buks werden door de Joden gebruikt bij hun dankfeest, het Feest van het Tabernakel, hiervoor maakten ze tenten in de wildernis met groene takken, aan dit feest ontleende het Engelse gebruik met Pinksteren om de vuurplaats met blad te bedekken en American schoorsteenmantels op Thanksgiving Day.

Op het gebergte van Pontisch Klein-Azië woekert de Buxus in onmetelijke rijkdom en bereikt hoogte, dikte en groei als nergens in Griekenland. Daar in Paphlagonie, bij de stad Amastris, op het Cytorusgebergte is wegens zijn buxuswoud beroemd. Op de Macedonische Olympus groeiden ze ook in Theophrastus tijd, maar verkommerd, nederig en klein zodat het hout niet te gebruiken was.

De Buxus kan goed tegen snoeien en de latere Romeinen gebruikten de plant al voor ingangen en knipten die struiken in vele vormen. Een vriend van Julius Caesar zou de uitvinder geweest zijn van de geknipte vormen. Martialis en Plinius vermeldden dat in de tuinen van voorname Romeinen, als Bassus, dan ook al zulke vreemd gesnoeide struiken stonden. Plinius vermeldt al een struik die geknipt werd in de vorm van een paard en ruiter, een jager met zijn honden, viervoeters, vazen en andere objecten en zo groot dat de boom geknipt kan worden in verschillende vormen. Zo werd de plant gebruikt als randversiering in de kruidentuinen. Dat vormsnoeien gebeurde vroeger veel in Boskoop en is vaak te zien bij oude kastelen, kloostertuinen e.d. Op zo'n als haag gesnoeide doolhof doelt Shakespeare in Twelfth Night, 5, 18: ‘Get ye all three into the box-tree.

De klassieke botanici Theophrastus en Plinius de Oudere, schrijven over ‘buxos en buxus.’ Maar opvallend, Dioscorides die van in het begin al belangrijker werd beschouwd als Plinius de Oudere, doet het niet. Plinius de Jongere beschrijft in twee brieven het gebruik van ‘Buxus’ of ‘Buxeus’ in zijn tuin. In geen enkel geval wordt duidelijk welke plant deze schrijvers bedoelden. Zeker als men beseft dat de uitvinding van de schaar met een centraal draaipunt eerst in de veertiende eeuw wordt vermoed. Natuurlijk bestonden reeds lang schaapsscharen, maar om hiermee buxushagen te snijden is uitermate vermoeiend. Er wordt zelfs door hedendaagse botanici aanvaard dat buxus in Italië toen niet voorkwam - met uitzondering misschien van Ligurië. Nochtans liggen deze oude schriften aan de basis van het daadwerkelijk invoeren van de echte Buxus in de Franse tuinen omdat men de oude Romeinse tuinen, of wat men zich als Romeinse tuinen voorstelde, wilde imiteren. In dit verband is de invloed van Leon Battista Alberti (1404-1472), architect, Latijnkenner en (zoals Theodorus Gaza) bibliothecaris van paus Nicolaas V (1447-1455), niet te onderschatten. Hier moet men bovendien Claude Mollet noemen die, moe van het jaarlijkse uitwisselen van bevroren mirte (Myrtus communis), besloot daarvoor de in Frankrijk inheemse buxus sempervirens te gebruiken

In de 16de eeuw kwam het snoeien in Engeland in gebruik. Lawson, die in die tijd leefde, sprak er over dat ze gevormd waren als gewapende mensen in het veld die klaar waren om te vechten, of snelle windhonden, of rennende honden om een hert, of een haas achtervolgend. Het hoogtepunt was in de 17de eeuw.

Snoei de eerste maal rond 1 juni en in ieder geval voor 21 juni, de laatste maal niet meer na eind augustus.

Bijbel.

Jesaja 41: 19 ‘Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cipres naast plataan en dennenboom plantenլ,’60: 13 ‘De heerlijkheid van den Libanon zal tot u komen, cipres, plataan en dennenboom tezamen, om de plaats van mijn heiligdom op te luisteren.’

Ezechiël 27: 6, ‘Uw dek maakten zij (de Ashurites) van ivoor, gevat in dennenhoutծ

Schrijftabletten werden ook van bukshout gemaakt, zie II Esdras 14:24 waar ze gemaakt moesten worden.

Het Hebreeuwse woord dat vertaald wordt als buxus is teasshur of tաshur. Ezechiël maakte gebruik van de juiste naam Asshur dat Ashurites wordt in de Authorized Version. Sommige denken dat deze uitdrukking van de profeet, die de handel beschrijft met Tyre, een verbastering is van teasshur en zo een simpele bedoeling heeft. Zij vervangen dan de tekst in 'de banken van de roeiers waren van bukshout die ingelegd waren met ivoor.'

Buxus longifolia, Boiss. groeit in het noordelijke gedeelte van Palestina, heuvels van Galilea en gewoon in de Libanon. Die groeit 6m hoog op met een naar verhouding steeds dunne stam die zelden meer dan 15-20cm in diameter is.

De Buxus is ook geen boom voor de warme Semitische landstreken, waar dadelpalmen groeien. De in Jesaja 41: 19 en 60: 13 kan op die gronden geen Buxus zijn.

In Jesaja 41: 19 en 60: 13 komt het woord teasshur of t'shur voor. De Talmud en Joodse schrijvers menen dat de buksboom in Jesaja en Ezechiël gebruikt is, terwijl de Syrische schrijvers en de Arabische versie van de Saadias de ceder, (Sabina phoenicia) in Jesaja 41: 19 insluiten. De genoemde planten daar zijn allen van rijke gronden. De acacia (shittah) is normaal al een plant van de desert zodat de Septuagint dit dan ook vertaalde als buksboom. De plataan is in ieder geval geen heerlijkheid van de Libanon, want die groeit in waterrijke gebieden.

Mogelijk is, in deze vergelijking, dat planten van verschillende grondsoorten naast elkaar gezet worden om de almacht van de Heer aan te tonen: ‘Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten. Ik zal in de wildernis cipres naast plataan en (the fir tree, and the pine, and box tree together, teasshur) dennenboom planten.’ De eerste serie kan gezien worden als planten van rijke en vruchtbare gronden die zullen groeien in woeste gronden. De acacia is al een plant van droge gronden zo dat deze niet past bij de bedoeling van de profeet. De schrijvers van de Septuagint vertaalden die als buks wat dan logisch lijkt.

De plataan past niet als boom van waterrijke gronden, maar is mogelijk een boomsoort die samen met de andere twee op de Libanon groeit, de den. Toch verwonderlijk dat het opvallende gele hout niet genoemd wordt.

Uit Bock.

Palmboom.

De as die op Aswoensdag bij ons symbolisch gebruikt wordt, is de as van de buksboompjes die het jaar ervoor overgebleven zijn.

(184, 215, 197) Het palmboompje heeft zijn naam gekregen omdat het met Palmpasen gebruikt wordt om de intocht van Christus in Jeruzalem in de kerken te vieren. Dit gebruik komt omdat men de uittocht van Christus ging nabootsen en onder andere Buxus ging gebruiken. Buxus werd dan gebruikt omdat de plant altijd groen is. In de Provence gebruikt men olijf- en lauriertakken en op andere plaatsen de mirt, de wilg of beukenboom en zuidelijker de echte palmboom.

Het gebruik schijnt uit Palestina te stammen. In ieder geval is het zeer oud in de Oosterse kerk. De kerkvader Hiëronymus, de H. Ephrem de Syriër, 379, en de H. Ephiphanius, geboren in 320, bisschop van Salamis op Cyprus, spreekt in een van zijn sermoenen van de processie die bij dit feest gevierd wordt. In de loop van de 7de eeuw begon dit feest zich geleidelijk aan in de Latijnse kerk te verspreiden. Gregorius de Grote, paus van 690 tot 706, regelde de ceremoniën van de palmwijding en de processie zo als die nog geschiedt. Ten tijde van Karel de Grote was dit feest overal ingevoerd.

Kerkelijke wijding van groene takken, Palmpasen.

Palmzondag is het begin van de Goede Week en de voorbode van het paasfeest. Het is de zondag voor Pasen en de herdenking van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Op deze dag worden de palmen gezegend.

Vroeger was het in de Oosterse kerk de gewoonte dat op Palmzondag de priester die het Allerheiligste draagt op een ezel gezeten was om de processie te volgen waarbij het volk hem gewijde palmtakken en bloemen voor de voeten strooide. In de middeleeuwen nam dit ook bij ons in omvang, vertoon en luister toe en kreeg een geheel eigen dramatisch karakter, overeenkomstig de liturgisch/didactische praktijken van die tijd. De persoon die Christus uitbeeldde reed op een ezel, vandaar ezelsfeest. De palmbomen of Buxus die in processie werden rondgedragen werden niet zelden met koeken, vruchten en andere versnaperingen behangen. Waarschijnlijk betekent dit dat het een vermenging is van 2 gebruiken, palmprocessie en meiboom, christendom en natuurreligie want de Palmzondag viel samen met de aanvang van het lentefeest.

Algemeen was het gebruik in R.K. gebieden om de bukspalm, Buxus sempervirens, op palmzondag te wijden. Ontbraken die nam men jonge bloeikatjes van de wilg, de hulst of gagel, men sprak toch over de palm. Dit gebruik was per plaats en de drager verschillend.

Bij de versiering van de palmtak zal de meiboom, die ongeveer in dezelfde tijd viel, wel tot voorbeeld hebben gediend. Vaak waren het kleine bosjes die met de katjes tot kleine kransjes of kruizen gebonden werden of metershoge, meer of minder versierde stangen waar boven op het palmbosje prijkte. Zo’n palmpaasoptocht was vroeger een grote feestelijkheid. De jongens kregen nieuwe pakjes aan, de meisjes, weer of geen weer, gingen in het wit, (op zijn paasbest) de hele stad was in feesttooi. De herwonnen levenskracht manifesteerde zich in een vernieuwingsdrang en zo ook de grote schoonmaak, nieuwe kleren, de kachel ging uit en ging men weer buiten leven en werken, de kippen waren weer aan de leg en nieuwe groentes waren weer beschikbaar. De kinderen liepen twee aan twee en droegen de palmpaas voor zich uit. Onafgebroken zongen ze allen het blijde palmpaasliedje;

‘Palm, palmpasen

eikoerei

Over een zondag

dan hebben wij een ei,

Een ei is geen ei

twee ei is een half ei

Drie ei is een paasei.’

De slotregel doelt op de drie eieren die men vroeger op Pasen aan elkaar placht te schenken.

Ommegangen van kinderen met groene takken die de lentezegen brengen worden in alle Europese landen aangetroffen. De kinderommegang wordt nu, door de invloed van de palmprocessie, ook met palmzondag verbonden. Aan de kerkelijke band herinnert nog het Limburgse gebruik dat de kinderen met hun palmpaas naar de kerk gaan om die te laten zegenen. Vanwege de luidruchtigheid waar dit mee te paard ging, is dit afgeschaft. Na de wijding werd de palmbos mee naar huis genomen en achter het kruis gestoken of zorgvuldig bewaard. Naar het vrome geloof zou die gewijde palm het huis en zijn bewoners tegen alle boze dingen behoeden. Met zwaar weer gaat de huisvrouw door het huis om met palmtak en wijwater de muren te besproeien zodat het onweer niet inslaat. Dat lijkt wat op bijgeloof of overdreven, maar het werkt echt. In vroegere tijden toen de huizen nog van riet en hout waren was een blikseminslag met daarna brand levensgevaarlijk. Logisch dat de huismoeder dan alle kamers langs ging om te kijken of alles goed was. Nam je een palmtak erbij met wijwater en bespreng je elke kamer betekent dat je ze alle gezien had en er geen gevaar meer was.

Bij onweer verbrandt men enkele blaadjes, of katjes, de rook weert bij die gelegenheid de bliksem en ook de hagel. Soms werd het katje ingeslikt zodat het degene het hele jaar zou vrijwaren van keelpijn. In de R.K. streken worden ze ook in de akkers geplant dat wil zeggen men plant gewijde palmtakken in de grond om zegen te verwerven zodat de veldvruchten goed groeien, vaak onder het bidden van onze vader of het Sint Jans evangelie. In Limburg en N. Brabant met een spreuk;

‘Ik zegen hier mijn koorn

Tegen de bliksem en de oorm

Tegen de meisens en de knechten

dat ze mijn koorn niet omme vechten

En tegen dat duivels zwijnges

Dat zo kwaad om pikken es.’

Palmblaadjes worden gelegd tussen het zaaikoren ter vermeerdering van de oogst.

Als er een nieuw huis betrokken wordt zet men er een takje op de hoeken van de schoorsteen Wanneer in de Kempen een nieuw huis gebouwd wordt steekt men op de vier hoeken van de schoorsteen gewijde palmtakjes om voor onheil bewaard te blijven. Ook schildert men dikwijls een palmtak en een kruis met kalk op de boerenwoningen. Soms wordt ook op het graf de naam van de overledene op papier geschreven en met vier palmtakjes in de aarde vastgehecht. Bij het sterfbed zegent de priester de zieke met een palmtak. Men steekt hem op de wieg van het pasgeboren kind.

In Rusland gebruikt men wilgen die op die tijd katjes dragen. Er wordt een markt gehouden waarop men wilgentakken verkoopt die met vruchten en bloemen versierd zijn. Men laat die in de kerk wijden. Nauwelijks zijn ze de kerk uit of de jongens slaan er elkaar duchtig mee onder het roepen:

‘Ziet ik sla, de wilge slaat

Binnen een week is het de grote dag

Wordt groot als de wilgeboom

Gezond als het water

En rijk als de aarde.’

Ook is het de gewoonte om diegene met een wilgentak te slaan die zich verslapen hebben

Zo ook in Württemberg. Op St. Jorisdag, 23 april, wordt het vee met de gewijde takken naar de weide gedreven.

Kleur.

De buxus kan goed tussen de struiken geplant worden, want het contrasteert met zijn geelgroene kleur tegen het groene van de hulst en andere altijd groene planten. De oudere en moderne poten hebben het gewas vergeleken met de lichte tint van de zieke mens, Chaucer zegt:

‘wherewith the fire of jealousy up sterte

Within his brest, and hente him by the herte

So woodly, that he like was to behold

The Box-tree, or the ashen ded and cold’.

Vermeerderen.

Buxus is heel gemakkelijk te vermeerderen, eigenlijk wel het hele jaar door. Zelfs gewoon in buiten geplant, onder wat schaduw, geeft beworteling. Het gemakkelijkst wortelen de eenjarige scheuten, de jaar oudere worden wat moeilijker en de houtige bosjes al een stuk minder. Als je in maart van een al wat dichter bosje stekt, zo een met een 5 zijtakjes en behandelt zoals onder aangegeven, dan loopt die uit, kan je die al licht snoeien, zodat je hetzelfde jaar al een plantje hebt. Met een eenjarige scheut in augustus gestekt dat duurt dat al een paar jaar voor dat dit effect bereikt is. Geeft dus wel wat meer uitval, stek er dan ook een paar extra, ook als reserve.

Neem een stek in augustus/september van een 10cm, knip de top eraf, verwijder de onderste bladeren, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen. Planten in stekgrond, dat is 2 delen gezeefde turfgrond en 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl