Polyporus
Over Polyporus
Boleet, vorm, paddenstoelen, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Polypodiaceae, buisjeszwammen. Deze groep kenmerkt zich door het feit dat het sporendragende gedeelte, dat meestal aan de onderkant van de vruchtlichamen zit, geen lamellen of plaatjes vertoont maar je vindt daar gaatjes of poriën dat niets anders is dan de uitmonding van zeer dicht aaneengesloten buisjes. Bij sommigen zijn de poriën wijd en hoekig zodat ze min of meer aan een honingraat doen denken, bij anderen zo fijn als speldenprikken en alleen met een loep goed zichtbaar.
De boleten zijn in ons land de meest voorkomende paddenstoelen.
Ze zijn echte kosmopolieten en je vindt ze in alle streken, het meest en in de fraaiste vormen in de tropen maar ook in het hoge noorden.
Ze spelen in de natuur een belangrijke rol. Sommige soorten groeien op afgestorven stammen en takken en bevorderen zodoende de omzetting tot humus, andere daartegen zijn parasieten en tasten gezonde bomen aan. Omdat deze laatste de bomen vermoorden en het hout waardeloos maken zijn het geduchte vijanden van het bos.
Polyporus.
Tot dit geslacht behoorden een groot aantal boomzwammen. Ze zijn taai, leerachtig en gelijk aan boleten, missen vaak de stengel.
Ze worden vaak aan rottend hout gevonden en leven zo lang dat er zelfs mos op groeit. De beroemde ijsman, Ötzi, droeg een paar soorten, mogelijk om er vuur uit te slaan of voor antibacteriële voorzieningen.
De meeste zijn onder andere namen in andere geslachten overgebracht.
Uit americanmushrooms.com
=Polyporus badius Schw. (inham) (Picipes badius) is trechter- tot waaiervormig met een hoed van 2-25cm, de bovenkant is glad, glanzend en donker roodbruin met een licht roodbruine tot gelige randzone en golvende, scherpe rand.
Buisjes zijn okerkleurig.
Inlands en groeit op dode takken, stammen en stronken van loofbomen.
Peksteel, black footed polypore of black leg.
Polyporus brumalis (winterwende of midwinter) is vlak trechtervormig, 2-7 cm, de bovenkant is zwak gezoneerd, fijn viltig, grijs- tot rood- of donkerbruin met een scherpe, gekerfde rand.
Buisjes zijn crème wit tot okerkleurig.
Vlees is leerachtig, taai en witachtig.
Inlands en groeit op dode takken, stammen en stronken van loofbomen.
Winterhoutzwam, groeit in de winter.
Polyporus ciliatus Fries. (gewimperd) is trechtervormig met een hoed van 1-4cm, bovenkant is soms concentrisch gezoneerd, fluwelig tot fijnschubbig, olijf- of grijsbruin tot geelbruin, met een scherpe, sterk gewimperde rand.
Groeit op takken die op de grond liggen. 2 subspecies; Polyporus ciliatus f. ciliatus, Polyporus ciliatus f. lepideus.
Zomerhoutzwam, groeit in de zomer.
Uit www.pictokon.net
Polyporus fomentarius, Fries (rookvormend, Fomus; tondel) (Polyporus fumosus, =Fomus fomentarius Fr., Ochtroporus ignarius) (brandend) ook de tonderzwam of rookzwam behoort tot deze groep.
Ruikt min of meer naar anijs.
De hoed is vrij dik, tot 1cm en iets vlezig.
Groeit vooral op berk en beuk in grote consolevormige vruchtlichamen. Er worden petten van gemaakt.
Naam, etymologie.
Tonderzwam of rookzwam, Duits echter Feuerschwamm, Zunderschwamm, -pilz, waaruit de bekende tondel als een licht vuur vattende stof werd bereid. (zie paddenstoelen familie) de gedroogde zwam werd wel gebruikt als console voor de heiligenbeeldjes, zelfs als hoofddeksels. Met Polyporus igniarius is het de Engelse amadou, is het German of vegetable tinder, moxa, punk, spunk of touch wood.
Buchenzwamm.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Polyporus frondosus, Fries.(bebladerd) (=Grifola frondosa) Groeit aan oude bomen en stompen. Heeft een groep van grijsachtige paddenstoelen met 2-3 hoeden op een stengel die wat op een hen lijken aan de basis van een boom.
Eikhaas, Eichhase, Klapperschwamm en Schipperling, Engels hen of the woods, is eetbaar.
Uit F. Vietz.
=Polyporus igniarius, Fries (gloeiend) (=Phelllinus ignarius) of vonkhout groeit aan eikenpalen, op populieren en wilgen.
Het is de soort waaruit de bekende tondel als een licht vuur vattende stof werd bereid, vooral in Hongarije en Duitsland. Duits Boomholt, unechter Feuerschwamm.
Male agaric, vrouwelijk is Polyporus officinalis.
Naam, etymologie.
Polyporus, Grieks polys: veel, poros: gat, de onderzijde van de hoed heeft vele verdiepingen.
De naam bovist stamt van bof, pof of puf: uitblazen, en fist: moeilijk, het zijn de Engelse puffballs.
Uit J. Sturm.
Polyporus pes-caprae, Pers.(geitenvoet)(=Scutiger pes-caprea) grote hoekige diamantachtige sporen.
Groeit meestal alleen. Hoed van 8-15cm die rond of niervormig is, plat en meestal verschillende hoedjes van een stengel, geschaald en gekreukt en vooral in het centrum, donker bruin met zwarte vlekken als het ouder wordt.
Stengel van 508cm lang, licht bruin.
Wit vlees.
Groeit onder coniferen in Europa en noord Amerika in de zomer en herfst.
Naam.
Bloedzwam. Blutschwamm, Dannenschwamm, Eichensschwamm, Lerchenschwamm, Tannenschwamm, echter Feuerschwamm, Zunderschwamm, Engelse hard amadou of German tinder.
= Polyporus ovinus.(schaap) (=Albatrellus ovinus) meest witachtige tot bruinachtig gekreukte hoed, 4-20cm, plat of licht ingedrukt bij ouderdom.
Wit tot geelachtig vlees die olijfachtig wordt als het gedroogd is.
Stengel van 3-10cm en 1-4cm breed.
Groeit ondergronds in de buurt van coniferen.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Polyporus squamosus Fr. (schubbig, vol schalen) trechter tot rond of ovaal waaiervormige hoed. Van 5-60cm en 1-5cm dik. Met concentrische ringen van donker bruine schubben, crème tot okergeel. Hierop zitten de bruinzwarte schubjes.
Witte tot crème okerkleurige poriën.
De steel is 3 tot 8 cm hoog en 3 tot 8 cm dik en zit bijna nooit centraal.
De buisjes zijn kort, netvormig aflopend op de steel, eerst wit, later geelachtig.
Het vlees is wit. Bij jonge exemplaren is het zacht, later wordt het kurkachtig, eetbaar.
de zadelzwam zie je in het voorjaar en herfst aan de voet van loofhoutsoorten verschijnen, iep en beuk.
Zadelzwam, de naam dryad’s saddle verwijs naar de wezen in de Griekse mythologie, Dryaden, die gemakkelijk op deze paddenstoel kunnen zitten en rijden terwijl de naam pheasant’s back komt van de gekleurde vlekken van de hoed.
Uit www.wildaboutbritain.co.uk
Polyporus tuberaster Jack. (astervormige bol) is trechtervormig en 3-10cm breed, 10-15mm dik. Bovenzijde is met min of meer concentrisch staande, spitse donkergeelbruine schubben meteen crème tot okerkleurige ondergrond en een golvende, scherpe rand met franje.
Steel van 1-6cm is bleekgeel en kan eindigen in een diep in de bodem zittend, groot knolvormig sclerotium.
Vlees is zacht, elastisch en wit.
Groeit op takken, stammen en stronken van loofbomen.
Franjeporiezwam, tuberous polypore fungus.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Polyporus varius Fries. (verschillend) is scheef trechter- tot nier- of waaiervormig, 1-8cm, glad, mat, okergeel tot bleek- of oranjebruin, met een scherpe, golvende, gekerfde rand.
Buisjes crème tot okerkleurig.
Vlees is kurkachtig, taai en wit met aangename geur.
Groeit op takken, stronken en stammen van loofbomen.
Waaierbuisjeszwam, small black footed polypore.
Polyporus umbellatus, Fries, (schermen) (Boletus ramosissimus, Schaff) (zeer vertakt)
Vruchtlichaam is samengesteld uit soms wel honderden hoedjes van 1-4cm in diameter, licht bruin, soms wel totaal 40cm in diameter.
Witachtig grijze stengel uit een bolachtige ondergrondse knop.
Wit vlees wat zacht is als het jong is en wordt harder bij ouderdom, is eetbaar.
Groeit aan oude beuken en eiken.
Naam.
Schermpjeseikhaas, Barnpratze in Oostenrijk, Buchenschwamm, Eichbock, Haselbock, Hasel- Huhnerschwamm, Ziegenbart, Engels lumpy bracket n umbrella polypore.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl