Capsella

Over Capsella

Herderstasje, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Redoute.

Een geslacht dat met 6 of meer soorten in Europa en M. Zeegebied en W. Azië voorkomt en in vele gebieden ingeburgerd is.

Een of tweejarige kruiden met paalwortels, bladrozet en opgaande stengels. Bloemen staan in dichte trossen, de vruchten staan in losse trossen. De peulhokken zijn hartvormig.

Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.

Capsella bursa‑pastoris, Med. (de beurs van de herder) is een- of tweejarige die tot een halve meter kan komen.

De stengel staat stijf rechtop en is soms vertakt

Grondstandige, variabele bladeren staan in een rozet.

Stengelbladen zijn ovaal, getand en pijlvormig aan de basis.

De kleine witte bloempjes zijn in trossen verenigd en bloeit de hele zomer.

Vrucht is klein en driehoekig of hartvormig.

De gehele plant is min of meer behaard.

Herderstasje is een zeer vormenrijk soort, een uniforme beschrijving is moeilijk te geven. Oorspronkelijk kwam het plantje alleen voor in het M. Zeegebied en nu over de hele wereld met uitzondering van de tropen. Komt voor in open vegetaties langs en op wegen, in weiden, op erven en ruderale plaatsen en zelfs in dakgoten, het verdraagt betreding. Een wereldse plant, oorspronkelijk uit Europa.

Behoorde vroeger tot Thlaspi maar heeft geen vleugels om de vrucht.

Naam, etymologie.

(a) Capsella, Grieks kapsa, Latijn capsa: zakje of tasje, naar de vorm van de vrucht.

(Dodonaeus) (b) ‘Gewoonlijk noemt men dit kruid in het Latijn Pastoria bursa of Bursa pastoris en Pera pastoris, in het Hoogduits of Teschelkraut, in het Nederlands borsekenskruid of teskenskruid, in het Frans bourse de pasteur of berger. De tasjes lijken enigszins een hartje of immers die beursjes die gemaakt worden met gedaante en naam van kleine hartjes. Dit kruid en heeft geen naam in het Grieks noch in het Latijn van de ouders gegeven, maar die namen die het nu heeft zijn hem in onze tijden eerst gegeven, dan het is te geloven, dat het bij de ouders onder de geslachten van Thlaspi gerekend was.’

Bursa is een zak of beurs en pastor is een herder.

Herderstasje, Duits Hirtentschelkraut, Franse bourse a pasteur en malette de berger, en Engelse shepherdճ purse, Spaans bolsa de pastor en bij de Italianen borsa de pastor. De hauwtjes, met drie hoeken, lijken op een oude herderstas. De zaden zitten erin als geld en vormt zo de smalle beurs van de schaapherder. In Ierland heet het clappedepouch. Dit heeft een verwijzing naar de gelijkenis van de zaaddoos met de leren zakken van bedelaars en melaatsen die bij de kruiswegen met een bel staan of een houten klapper en pouch, bedelzak, en bedelen om geld. Beursjeskruid, Oud Hoogduitse Beutelschnitter, Beuteldieb, Geldbeutel, Schulersackel, Taschenblume en Taschli.

Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het ook Seckelkraut.’

Is dit van sikkelkruid vanwege de wonden en zijn bloedstelpende werking? Hirtenseckel en Seckelkraut bij Bock en Brunfels, vergelijk de Engelse poor man’s pharmacetie, naar zijn medische krachten, stops bloet heet het in Herbarius in Dyetsche.

Bij Hildegard von Bingen heet het Bluthwurz en ook wel Sanguinea In midden-Hoogduits Blutkraut.

(d) Verder komen voor; lepelblad, tuinlepeltje, lepeltjes, lepeltjesdief, lepels en vorken, dubbeltjesdief, leugentjes en ganzentong, Fries leppeltjsedief. Lapelkes (lepels) Herzl, Lepelkrud, Taschendief Leppeldeef, bij het spelletje waarbij hij een van zijn vriendjes een scheut plukken en roept dan uit, lepeldief, lepeldief, heb je je vader en moeder niet lief? In Duitsland proberen ze die bij een ander kind in de hand te drukken en geven hem voor wat moois te geven, roepen dan als het lukt, Lapeldeef, bis Ԯ Lapeldeef, In Engels mother ‘s heart, als je de harten breekt, breek je je moeders hart. De zaaddozen zijn gevormd als harten maar harten die in tween breken. Symbool van ‘ik bied me geheel aan’.

(e) In Frans bourse a Judas of bourse de Judas, Engels bad man ‘s oatmeal: duivels havermeel en naughty manճ planting, als lastig onkruid wordt ze met de vervloekte Judas of de duivel in verband gebracht.

(f) Engelse shepherd ‘s scrip, pickpocket en pickpurse omdat het zichzelf zo uitzaait en de boer van de vruchtbaarheid van zijn land berooft. Andere titels waren St. Jameswort, tooth wort en toywort en caseweed.

(g) Verder Gansecresse, Gensecresse of Grusskresse, Biewelcher, Bettenseecher, Kochloffel, Muttergottesbrot, Bassela, Hellerkraut, Krispelkraut, Burenschinken, Schapschinken, Schinkensteel en Schinkenkraut, Schippen, Hellerkraut, Zwitsers Bettfeicherli, Schelmaseckeli.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309) Dit kruid stelpt het bloed vanwaar dat het ook vloeit, hetzij dat men het sap daarvan opdrinkt of het water daar dat in gekookt is geweest, hetzij ook dat men hetzelfde pleistergewijs of papgewijs of al badende of nat maakt er op legt of anders gebruikt. Het geneest de bloedige wonden en wordt zeer nuttig gebruikt in de beginnende zweren en allerhande ontstekingen die verkoeling vereisen of weer teruggedreven moeten worden. Het is zeer goed tegen het bloedplassen en allerhande bloedgang hoe en in welke manier dat het gebruikt wordt en is daartoe zeer krachtig zodat sommige schrijven dat het ‘t bloed stelpt al wordt het maar in de hand gehouden of over het lichaam gedragen. Een bad gemaakt van het water daar dit kruid in gekookt is geweest stelpt de overvloedige maandstonden van de vrouwen.

De vrouwen in Nederland plegen van de bladeren van dit kruid dat klein gesneden is met eieren sommige koekjes te bakken die gegeten zijn alle vloed stelpen kunnen.

Andere stampen dit kruid en leggen dat onder de planten van de voeten en vinden daar zeer grote baat in tegen de geelzucht.

Bovenal wordt het sap van dit kruid geprezen als men daar een zalf van maakt en de zwakke leden daarmee strijkt die na enige verstuiking of kwetsing hun oude krachten noch niet gekregen hebben.’

Het kruid bevat net als andere kruisbloemigen veel vitamine C. De zaden zijn zeer olierijk en zouden tot dit doel ook geteeld kunnen worden, vanwege de lage opbrengst wordt dit echter niet toegepast. Het kruid met rijpende zaden wordt een of tweemaal door een hakselmachine gedaan en licht doorgeslagen. Na enkele uren worden ze met twee delen water of half water en half magere melk in een goed gesloten pan uitgekookt. Hoe langer hoe beter. Na minstens een uur of meer langzaam koken wordt het spul, waarin het meeste van de olie over gegaan is, afgegoten en warm als soep of soort olie over de moes gegoten en koud als olie vervanger gebruikt. Een afkooksel van 25 gram van het verse kruid of 10 gram van het gedroogde en versneden kruid met een halve liter water voor een kopje en evenzo 30 tot 40 druppels uit het frisse of gedroogde kruid met wijngeest voor een tinctuur was een volksmiddel tegen baarmoeder en neuzenbloedingen, plasmoeilijkheden, aambeien en diarree. Ook zou een zalf uit een deel verse of een vijfde deel van het gedroogde kruid en twee delen zwijnenvet tegen aambeien behoed hebben. Kneipp beveelt het afkooksel en de tinctuur aan voor innerlijke maagbloedingen, long en baarmoeder.

In het voorjaar eten sommige kinderen drie van de eerste herderstasjes en zouden dan het gehele jaar van ziekte bevrijd zijn.

Historie.

(411) ‘Het kruid speelt al sinds de ouderdom een verheven rol als artsenijmiddel. Mogelijk is het afkomstig uit het M. Zeegebied. Het is mogelijk de ΰλάσι (Thlaspi) van Hippocrates en Dioscorides. Het kan ook om een andere als onkruid groeiende kruisbloemige gaan. Opvallend is dat Dioscorides niets zegt over de bloedstelpende eigenschappen wat in de middeleeuwen zo geprezen werd. Wel schrijft hij dat de zaden warm en scherp zijn, dat het de gal naar boven en naar beneden afvoert, dat het bij ischias in een klister gebruikt wordt en dat het de vrucht in het lichaam doodt. Hetzelfde zegt Plinius van de Thlaspi. Hij spreekt ook net als Dioscorides van een andere Thlaspi dat velen ‘persicon napy’ of Perzische mosterd noemen. Maar in tegenstelling tot de zakelijke plaats van Dioscorides kan Plinius ook wat geheimzinnigs van deze Thlaspi bij brengen. Maar met een voorschrift (praecipitur) zal diegene die de Thlaspi verzamelt zeggen dat het tegen lieszweren, tegen etterverzamelingen en tegen wonden gebruiken zal en dan mag hij het maar met een hand afplukken. Als men alles leest valt het op dat het herderstasje met de Polygonum aviculare overeenkomt dat ook als voortreffelijk bloedstelpend middel gold en met de namen centumnodia, lingua passerina en poligonia vermengd is. Beide botanisch geheel verschillende planten verschijnen onder een gelijke naam van sanguinaria of bloedkruid.

Bij Fuchs, 1543, heet het Teskenscruyt en bij Tabernaemontanus Teschleinkraut, de Gart der Gesundheit in 1485 Deschenkrut. In het Duits komt het woord Hirtentachelkraut al voor in glossaria van 13de eeuw.

Vooral werd het plantje gebruikt bij verschillende bloedingen en na de 18de eeuw werd het plantje vergeten. Het sap werd tegen bloedspuwing en vuiligheid in de oren, bij nier- en vrouwenziektes gebruikt. Een droog en koud kruid met bindende krachten, net als Saturnus waartoe deze plant behoort. Het is zo krachtig om bloed te stelpen dat het in het volksgeloof dat als iemand neusbloeding had hij het plantje maar in de hand moest drukken en wel in die aan welke kant het bloed komt. Ook in maandbloedingen van vrouwen wat nog goed gevolgd wordt.

Als volksmedicijn vaak als een thee gebruikt. Het kan de bloeddruk benvloeden en vaak voor eczeem gebruikt. Bevat veel vitamine c en kan gebruikt worden als salade of kruidsaus.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl