Galium

Over Galium

Walstro, kleefkruid, lieve vrouwe bedstro, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

mUit www.montalgre-do-cercal.com

Meestal zachte of dunne een of meerjarige kruidachtige planten met vierkante en vaak bebaarde stengels en bladen die in kransen staan.

Bloemen zijn klein en diep vierdelig.

Rubiaceae, Galium klasse. Ongeveer 250-400 soorten komen voor in vele delen van de wereld.

Ze zijn opmerkelijk vanwege de mathematische vorm van de bladeren en de fijne bloempjes.

De overvloedig bloeiende vormen worden in rotstuinen en bloembedden gebruikt vanwege het regelmatige maar zachte en luchtige effect, wat gelijk is als bij Gypsophila.

Het geslacht Galium wordt wel verdeeld in secties.

Sectie Aparinoides.

Sectie Galium.

Sectie Hylaea.

Sectie Jubogalium.

Sectie Kolgyda.

Sectie Leiogalium.

Sectie Leptogalium.

Sectie Orientigalium.

Sectie Platygalium.

Sectie Trachygalium.

=Galium album L (wit) is nauw verwant aan Galium mollugo.

Een meerjarige kruidachtige plant van 1m hoog.

Kleine lancetachtige balderen zijn ongeveer 3-6 maal zo lang dan breed en staan in kransen aan de stengel.

Heeft 3-4mm brede witte bloemen aan een steel van 1-3mm lengte.

Groeit in weiden, bosjes en wegranden van Europa.

Net als andere soorten bevat het een enzym labferment en kan voor kaas maken gebruikt worden. Uit de wortels kan een rode verfstof gewonnen worden.

Glad walstro, Weie Labkraut, Engels upright bedstraw.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

=Galium aparine L. (niet, en voorbijgaan, omdat ze niemand voorbij laat gaan zonder er aan te hangen) Bladen meestal met 6 en soms 8 in een krans, smal lancetvormig. Hun randen en de hoeken van de stengels zijn ruig met prikkels die naar achteren buigen

Het kleefkruid of klitkruid heeft liaanachtige stengels van soms 2m lengte die zo zwak zijn dat ze zich op eigen kracht niet op kunnen richten, ze gebruiken daarvoor haakjes.

Zijn vierkante stengels zijn ruig, ontmoeten ze daarbij een takje of bosje waaraan ze zich kunnen optrekken, evenwel zonder klimranken of iets dergelijks trekken ze zich omhoog.

Bloemstengels zijn okselstandig, 3 bloemig en groen-wit.

Ook de ronde vruchten zijn borstelig.

Meestal een- en soms een tweejarige plant uit Europa tot Siberië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit kruid in Nederduits kleef-cruydt, in het Hoogduits Cleefkraut, Clebkraut of Klebkraut, in Frans glateron, grateron of gratecon.’

De oud-Engelse naam was clife en, met dezelfde betekenis, clifian: steken, werd het woord gebruikt voor Arctium lappa. Cleavers, clivers, Culpeper noemt het kruid cleavers en in de 15de eeuw was het clivre: dat wat kleeft of steekt als je het tegenkomt, vergelijk onze kleef of klevers, in midden-Hoogduits Kleberkraut, Klebekraut bij Bock, Kleber, Klieben, Klief, Kliewer, zodat het nu Klebekraut is of Klettenlabkraut. De namen klissen, kleef, klet, kladders, klift, Jan plakan, Jan kleefan, kleverkassen, zijn een paar van de vele namen.

Dodonaeus (b) ԉn het Frans heet het rieble, reble, glateron, grateron of gratecon, in het Italiaans speronellaծ

Frans gleton: kleven, en daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zal kleven aan zijn vrouw.

Dodonaeus;’Het heet in het Grieks Aparine en in het Latijn ook Aparine.’

Aparine is de naam van verschillende en gemakkelijk aan de kleren zitten blijvende planten, ook Arctium lappa, de klit.

Dodonaeus (d) ‘Het heet ook soms in het Grieks Lappa en Lappa minor, dat is kleine klis. Men noemt het ook in het Grieks Philanthropos als of men zei mensen vriend omdat het aan de kleren zo vasthoudt en kleeft en daarom is het van sommige andere ook Philadelphos genoemd geweest en van Hippocrates, zo Galenus betuigt, Philistion en Philetaerium, in het Spaans prefera of amor de hortulano. Men noemt het ook Omphalocarpos omdat de vrucht of zaad op een navel lijkt of zo andere zeggen Ampelocarpos en in sommige apotheken Aspergula en ook Orobanche of Phacolethron, naar het schrijven van Theophrastus.’

Een aardig plantje om te kleven, voor spelletjes en dergelijke. Zelfs de oude Griekse naam phi­lanthropus: lover of mensen of mensenvriend, getuigt hiervan.

Plinius XXVII. 15:’Aparinen alii philanthropon vocant, asperitate etiam vestium tenaci,’

Duitse namen zijn meestal naar de klisachtige vruchten, Bellerlause, Cleb, Clib, kleine Klette Nabelsamen, Pracherlause, Pfaffenluss en Picker. Zwitsers Chablus, Chlebere. Engels stickywilly, stickyweed, catchweed, coachweed. De Engelse naam harif is afkomstig van het Franse heriffe: staat op als borstels

Dodonaeus (e) 'In het Nederlands soms ook tongenkruid, Duits Tungelkleber en Zungenpeitsche, Engelse tongue-weed, voor dit laatste moet je eens een stukje stengel dwars over de tong halen, vergelijk Frans gratteron, van gratter: krassen. (zie Arctium)

Dodonaeus (f) ‘Het heet in het Engels ook wel boose-grasse.’

De lange stengels en dunne wortels dienen de duivel als naaigaren, vandaar duivelsnaaigaren, duivelsdraad en Franse herbe du diable, Duits Duwelsdraad, Duwelsdraat.

(g) De warrige draden, Beddelstroh, Klebling, Kliewen, Klimmup, Tunrit, Tunrank, Tunrid, Zaunkleber, Zaunreiss, Huckop. In Schotland is het grip-grass, Engels catch-weed, scratchweed, onze katteklauwen, rijpeltocht, wilde klimmer en tongel.

(h) 'Het heet in het Engels ook goeshaerte.'

Verder noemt Culpeper aparine, goose-share en goose-grass. De bijzondere naam goose gras komt omdat het kruid gegeten wordt door jonge ganzen.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311) ‘Het sap in de oren gedrupt of gegoten geneest de weedom en pijn ervan.

Het kleefkruid zelf, dat is de bladeren en stelen, met varkensvet of vet vermengt en gestoten en zo op de klieren en kropzweren gelegd verteert ze en laat ze scheiden en geneest ze.

De bladeren van kleefkruid, zo Plinius verhaalt, op de wonden gelegd laten het bloed ophouden en stelpen dat er overvloedig uit loopt. Het poeder van dit droog kruid geneest de wonden en zeren ook zeer goed als het daarop gestrooid wordt.

De herders, schrijft Dioscorides, plegen met dit kruid een zeef of doordoen vat te besparen om de haren die in het melk gevallen zijn er mee uit te nemen zonder dat door enige doek of zeef te doen, want als men een takje er van in de melk steekt dan blijven al die haren die er in zijn aan de ruwheid van dit kruid hangen.’

Er werd van die lianen een soort zeef gemaakt die voor stremming van melk diende maar ook om allerlei ongerechtigheden uit de melk te halen door middel van de weerhaakjes. Dat vertelt Dioscorides al, Linnaeus verhaalt dat hij hetzelfde gezien heeft in Zweden.

Een aftreksel van kleefkruiden zou ook een prima middel tegen roos zijn, ook om bloed te zuiveren. Daarvoor wordt het fijn gesneden en in een mortier gestampt. Ook van buiten opgelegd werkt het verschonend.

Een kruid dat onder het beheer van de Maan valt. Het is een goed voorjaarskruid, gekookt en dan in watergruel is het goed om het bloed te verversen en de lever te schonen. De harde bolletjes kwamen wel eens voor in de gort, die in de pap vrijwel niet te kauwen waren.

De bessen, gedroogd en licht geroosterd, geven een goede vervanger van koffie, de gehele plant geeft een afkooksel als thee. Levert verder een geurende zalf tegen brandwonden. Ook deze vorm geeft een rode verf van de wortels.

Deze vorm heeft 6 bladeren per krans die in een ronde ster of als de spaken van een wiel gezet zijn. Aan de toppen van de plant verschijnen kleine witte bloemen. Nadat die zijn gevallen verschijnen er twee kleine ronde en ruige zaden, joined together like two testicles, met een gaatje aan een kant als een navel. De groene en harige vruchten werden wel door naaisters gebruikt om op speldenknoppen te zetten die dan gemakkelijker waren te hanteren.

Uit G. Oeder.

Galium boreale, L. (Noordelijk)

Bladen staan met vier stuks in een krans en staan kruisvormig, lancetvormig en 3nervig, glad

Stengels zijn opgaand en groeien door elkaar heen, worden maar een 30cm lang met vele bladige twijgen.

In juni/juli komen de compacte en eindstandige, witte bloemtrossen.

Groeit op vochtige rotsachtige koelere plaatsen van het N. Halfrond.

Naam.

Noors walstro, Engels cross leaved bedstraw, Northern bedstraw, Duits Nordisches Labkraut, Frans gaillet boral.

Gebruik.

Wordt door de N. Amerikaanse Indianen sawayan genoemd. De wortels worden gebruikt om de pennen van het stekelvarken te kleuren waarmee ze de dozen, manden en dergelijke versieren die van berkenbast gemaakt zijn. De wortels worden zorgvuldig gewassen en langzaam gekookt met sap van bessen. De pennen worden erin geplaatst voordat het koud wordt. De Crees gebruiken meestal deze plant voor die pennen en om zwart te kleuren gebruiken ze de bast van de els en andere tinten van lichens die ze op de rotsen vinden. Voor de huiden en pennen maken ze een gele verf die verkregen wordt van een soort Helleborus die door de Fransen tissavoyaune jaune genoemd wordt.

Uit G. Oeder.

Galium glaucum, L. (zeegroen blauw) (Asperula glauca) wordt 15-30cm hoog.

De 6 9 enkelvoudige lancetvormige blaadjes zijn 1-4cm lang en 0,5-2mm breed en schijnbaar sterbladig om een ronde stengel.

Witte bloemen in mei en juni in een bijscherm.

Komt voor op droge, matig voedselrijke grond langs bosranden, in grasland en op rotsachtige grond van Z. Europa tot Klein Azië.

Naam.

Zeegroen walstro, Duits Blaugrnes Labkraut, Engels glaucous bedstraw, waxy bedstraw, Frans gaillet glauque.

Uit G. Oeder.

=Galium mollugo L. (weekkruid)

Het smalle en ovale blad is op het eind borstelig, 1 nervig en staan met acht stuks in een krans.

De stengels zijn opgaand of verdeeld en tot bijna een meter hoog.

Witte bloemen staan in een losse en spreidende tros.

Bloem is onaanzienlijk, vandaar wel eens de naam baby’s breath die meestal aan Gypsophila wordt gegeven.

Lijkt wel op de aparine maar zijn borstels wijzen naar voren en die van de aparine naar achteren.

De wortel geeft een goede rode verf en kleurt de beenderen van vogels.

Meerjarige uit Eurazië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Beide deze kruiden (met Galium saxatile) zijn soorten van Lappago daar Plinius van vermaant en naar de zachtheid en gladheid van de bladeren mogen ze zeer goed Mollugo genoemd wezen als of men zacht kruid zei. Vele kruidbeschrijvers hebben het voor wilde mee aangezien en Rubia silvestris in het Latijn genoemd. Maar de mee die vanzelf groeit verschilt van de tamme die gezaaid en onderhouden wordt nergens in.

Deze mag men rechtopstaande Mollugo of berg Mollugo noemen, in het Latijn Mollugo montana.

Sommige hebben het wit walstro genoemd, welke naam dat nochtans niet eigenlijk behoort want er is een andere echte soort van walstro of Galium met witte bloemen die daarom de naam van wit walstro met recht voeren mag.

Deze soort noemt Lobel Mollugo Belgarum of Mollugo montana.’

Weide-walstro, Duits Wiesen-Labkraut, Klein-Wiesen-Labkraut, Weies Waldstroh, Grasstern, Frans caille-lait blanc, Engels white of great hedge bedstraw of wild madder, Duits Butterstiel, Wiesen-Labkraut, Liebfrauenstroh, Megerkraut bij Bock, wilde Rote.

Dodonaeus (b) ‘Gliedtkraut van Oostenrijk of Mollugo met vele leden of knietjes groeit in Oostenrijk, zegt Clusius. Ze is zo genoemd eensdeels naar de menigte van haar leden of knietjes en eensdeels naar haar kracht. Het water daar het Gliedtkraut van Oostenrijk in gekookt is wordt zeer veel gebruikt om de leden mee te baden en sterk te maken en daarom niet alleen de vermoeidheid, maar ook jicht te genezen.’

Duits Gliedekraut.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Galium odoratum, Scop (geurend) (Asperula odorata) is de Lieve vrouwe bedstro. Bij dit plantje staan boven aan de stengel 8 bladeren in een krans en aan de onderste in kransen van 6, lancetvormig .

Op de alleraardigste toefjes bladeren verschijnen in het voorjaar lieflijke sterrenbloemen in mei. De kleine witte bloemen, soms met wat roze, schijnen stevig en lijken gesneden te zijn uit was. Daarna komen de vruchten met hun haakvormige haren die zo verspreid worden door mens en dier.

Lieve vrouwe bedstro kan zo goed tegen schaduw dat het plantje het zelfs in de dichte beukenwouden naar zijn zin heeft. Het is een echte bodembedekker en kan op geschikte plaatsen hele oppervlakten overwoekeren. Groeit in Europa en Klein Azië.

De hoogte is maar een 15cm. Symbool van bescheiden waarde.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste soort van deze twee kruiden noemen we in het Latijn Asperula odorata en soms ook Aspergula odorata en heet bij ons welriekende Asperula naar het Latijn. In het Latijn heet het niet alleen Asperula en Asperula odorata, maar ook Aspergula odorata nostras, zegt Lobel en in Itali asperella odorata. Al is het dat het Asperula als rouwkruid heet, nochtans heeft het niet rouws dan wat zaad of de randen van de bladeren.’

Asperula komt van het Latijnse asper, wat ruig betekent, de bladeren zijn stekelpuntig en de vruchten hebben haakvormige borstels.

Dodonaeus (b) ‘Andere noemen het Cordialis, de Hoogduitsers Hertzfrewdt.’

Herzfreude bij Bock, meikruit en in Duits Maikraut, Maiblume, omdat het mei bijzonder goed geurt, Frans asperule odorante, wohlriechend Megerkraut. Dodonaeus vermeldde de gewoonte om de waldmeister in de wijn te doen teneinde Ԩet hart blij en de lever gezond’ te maken, Gerard, 1696, zegt dat men de plant daarom zowel hartenkruid.’

Dodonaeus; ‘Andere noemen het Stellaria.’

Vandaar Engels star-grass met zijn op muur, Stellaria, gelijkende vorm.

Dodonaeus (d) ‘Andere noemen het Iecoraria of Hepatica en sommige in Hoogduitsland noemen het ook Leverkraut en in Nederland leverkruid. Lobel zegt dat het de Hepataria van Tragus is.’

Duitse Leberkraut en Sternleberkraut, Gerard, 1696, zegt dat men de plant ook leverkruid noemt.

Dodonaeus (e) ‘De Hoogduitsers noemen het Waldmeisteren bij ons waltmeester. Lobel zegt dat het Spergula odorata of ook met een vreemde naam Matrisylva genoemd wordt en in Duitsland ook wel Waltmanle.’

Duits Waldmannlein.

Het midden-Nederlands woudmeester, Franse reine de bois en midden-Latijn matrisylvia, is moeilijk letterlijk te nemen. (Aan een gelijke naam dankt het Meisterwurz, Peucedanum, zijn heilkracht) De naam waltmeester, (Dodonaeus) Duits Waldmeister -Meier, Waldmannl, Zwitsers Meierchrut, Waldmandli kan bijvoorbeeld omgevormd zijn uit Waldmeier. En meier in de betekenis van meer asperulasoorten.. Sinds de 15de eeuw wordt het kruid gebruikt als toevoeging bij bier en daarvoor in artsenij. Men neemt daarom het woord meister als magister aan in zijn betekenis van arts. De Zuid-Franse arts Walther Agilon zou in 13de eeuw de geneeskracht ontdekt hebben, vandaar de oud-Frans naam erbe water wat in midden-Engels als herb wauter ook voorkomt wat stamt uit midden-Latijnse herba walteri magistri.

De Duitse naam Waldmeister proclameert haar tot houtvester omdat ze daar te vinden is, hoewel, zonder iets van zijn werk over te nemen. Beweerd wordt dat een vrome middeleeuwse monnik zich ergerde aan de heidense naam vrouwe bedstro en dat hij er zich niet mee verzoenen kon dat de Christenheid, door de toevoeging Lieve, het profane probeerde te verbergen en zou de naam Waldmeister hebben ingevoerd. Die naam was de naam van tijm, meister betekent dan een geneeskrachtig kruid.

Dodonaeus (f) ‘Bij de Fransen heet het muguet en daarnaar heet het in Nederland muguet naar het Frans.’

Frans petit mugnet en in oud-Frans muge-de-boys: muskus van het woud, van Latijn muscus, (zie Convallaria) rubeole. Duits Mosch of Moske.

(g) Nu heet het in Engels woodruff, vergelijk ons ruwkruid. In de 13de eeuw werd de naam in het Engels gespeld als wuderove en later als wood rowe of wood-rove. De rove zou ontleend zijn van het Franse roselle: een wiel, omdat de bladeren in kransen staan als de spaken van een wiel. Volgens anderen stamt het woord van ruff: een kraag, boskraag. Of van row: Angelsaksisch voor zoet, meer waarschijnlijk van ruff: rood, zo ook bij de verwante madder, zie Rubia, en Franse petite garance: kleine madder, verscheidene soorten werden als verfstof gebruikt.

(h) De leden, Gliedzwenge, het gebruik, Theekraut, verder Halskrautlein, Mesiter en Mentzel.

Dodonaeus (i) ‘Dan (als Lobel betuigt) zowel de witte als de blauwe soort (dat voor de blauwe Sherardia) van dit gewas zijn de ouders onbekend geweest tenzij dat ze diegene die Plinius Mollugo en Asperugo noemt. Sommige ongeleerde apothekers plegen dit kruid voor de Iva muscata te gebruiken en dat ook die naam te geven.

(h) ‘Dit kruid is in deze landen met de Hoogduitse naam waltmeester genoeg bekend, dan in Brabant noemt men het op sommige plaatsen Onser Vrouwen bedstro, welke naam nochtans aan de quendel gewoonlijk gegeven wordt, anders Onser Vrouwen wiegstro. Men plag dit hele kruid als het bloeit uit te trekken en daarmee de vloeren en zalen vanwege zijn goede reuk te bestrooien en daarom noemen sommige Brabanders dat Onser Vrouwen Bedstroo want het heeft de reuk van de meibloempjes of lelies der dalen.’ Zie tijm.

Lieve vrouwe bedstro, Duitse unser Frawen Betstro, in het Fries ljeave‑Frouwe bedstrie, Frans fleur de la Ste Vierge en Duits Mariengras, Engelse Ladyճ bedstraw, is zo genoemd naar de legende dat Maria op een mengsel van deze plant en varens gerust zou hebben. De varens erkenden het kind niet toen het geboren was en verloren daardoor hun bloemen. Het bedstro verwelkomde het kind en bloeide daar en bevond dat zijn bloemen, ter eren van Christus, veranderd waren van wit naar geel. Baby’s breath.

Duits Gliedkraut, Gliedegnge en Halskrutlein.

Joannes Reddingius zingt van de lieve vrouwe bedstro;

‘’In ‘t oude hofken, waar de zon

haar edelkleed van goudlicht spon

daar bloeide een needrig sterrekruid

dat als een oud verhaal mij luidt.

Het deed mij altijd zachter gaan

en peizen stil en stille staan.

Hier heeft Maria’s kind gerust

door ‘t uchtendwindje in slaap gesust

Hier rustte zelf de Lieve Vrouwe

en wiegde, lijk een moeder, trouw

het kindje van de reis vermoeid

en ‘t heele hofken heeft gebloeid.

Het Lieve-Vrouwen-beddestroo

verliet ik in dien hof zoo no.’

Geur.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311) ‘Men zegt dat dit kruid in wijn geworpen en daarvan gedronken het hart verheugen en vrolijk maken kan en niet alleen het hart maar ook de zieke lever zeer nuttig en toegedaan is en die verkwikt en versterkt. Dit kruid met wijn gedronken maakt goede appetijt en eetlust, bevordert de vertering van de spijzen, geneest alle gebreken van de lever en van het hart en is goed in de besmetting van pesten.’

De gehele plant ruikt aangenaam naar cumarine, dit is geen pijlgif maar de geur van pas gemaaid hooi. Die geur is voor de passerende wandelaar aangenaam maar voor de boeren is dit een slecht teken. Op plaatsen waar die geur voorkomt is er meestal weinig mest gestrooid, of het is van naturen een arme grond.

De stof cumarine kan ook nog schadelijk zijn voor vee. Als het hooi niet droog genoeg is gaat de cumarine over in een andere verbinding die de bloedstolling van het vee tegengaat waarna ze aan een wond kunnen overlijden.

De plant geurt het beste als het kruid volop in bloei staat. Meikruid, Duits Maikraut. De plant werd gebruikt om meiwijnen te kruiden, ‘,maiwein’ of ‘maibowle, bier. (Berliner Weisse).

In stille en zwoele voorjaarsavonden hangt die geur als een deken over de weilanden. Die geur kan de plant in gedroogde toestand jarenlang behouden.

Vroeger werd dit dan ook gebruikt om de dompige, duistere en benauwde kamers een beter geurtje te geven. Nog wordt het gebruikt in kruidenzakjes in onze tegenwoordige geurkamer, de wc. Door de geur werden ook insecten verdreven.

Het gedroogde blad werd bewaard in kruidenbuiltjes tussen de kleren en gebruikt om er kussens mee te vullen. Het gaf dan een diepe en rustige slaap en werd zo ook in stromatrassen gebruikt, tegelijk zou het dan ook nog de vruchtbaarheid bevorderen. De bladeren worden wel in (kerk)boeken gedaan om te voorkomen dat die muf gaan ruiken. In de 15de eeuw werden guirlandes opgehangen in kerken en zo ook op 11 juni, het feest van St. Barnabas. Lieve vrouwe bedstro ruikt heerlijk als ze verdort in een houten kist, net als de heiligen die naar bloemen ruiken als hun kisten geopend worden.

De bladeren dienen als bijmengsels bij tabak en theemengsels.

Een afkooksel, 5 gram op een kop, zou een werkzaam middel zijn tegen huiduitslag en waterzucht.

Kneipp beveelt het aan met aardbeibladeren gemengd als bloed reinigende thee, met melk en suiker toegevoegd als algemeen versterkend middel voor de genezende.

Folklore.

Men geloofde dat in een vertrek, waar lieve vrouwe bedstro was opgehangen of in een vertrek gevuld met deze planten, de duivel niet kon slapen. Dat betekende dat als iemand op deze planten kon slapen hij/zij zeker niet door de duivel bezeten was. De duivel slaapt immers alleen in een bed gevuld met stekelige planten als het duivelsbedstro, (Ononis)

Uit G. Oeder.

Galium palustre, L. (moeras bewonend)

Bladen van vier tot zes in een krans. Ze zijn ovaal en stomp, versmallend aan de basis

Stengels zijn week en door elkaar heen groeiend, min of meer ruig

Witte bloemen in juli en augustus in losse trossen. Meestal hoger dan voorgaande, maar varieert naar grond en omstandigheden. Groeit in koelere gebieden van Europa.

Naam.

Moeraswalstro, Engelse white water bed straw, marsh bedstraw, Duits Sump-Labkraut. (zie Galium verum voor de naam en eigenschappen)

Uit J. Sowerby.

Galium parisiense, L. (uit Parijs)

Bladen staan met zes stuks in een krans en zijn lancetvormig en borstelpuntig, de punten op de randen wijzen voorwaarts.

Bloemstengels zijn okselstandig en groenachtig wit.

Eenjarig.

Stengel zijn dun en ruig met prikkels die naar achteren buigen.

Groeit op droge gronden, zandige plaatsen en muren.

Naam.

Frans walstro, Engelse wall bed straw, Duits Pariser Labkraut.

Uit J. Jacquin.

Galium pumilum Murray (klein) wordt 15-30cm hoog.

Heeft een onderaan lang afstaand behaarde, rechtopstaande of opstijgende stengel.

De stervormige rangschikking bestaat uit twee blaadjes, de overige zijn steunblaadjes die echter een soortgelijke vorm en functie hebben, bladeren van niet bloeiende stengels staan niet zeer dicht opeen. De bladtop is stekelpuntig.

Witte, 3-4mm grote bloemen in juni-augustus. 2 blaadjes met steunblaadjes.

Groeit in kalkgraslanden van West- en Midden-Europa.

Subspecie oelandicum of Galium oelandicum Ehrend (de vindplaats land) bladeren in kransen van 8 stuks.

Naam.

Kalkwalstro, Duits Triften-Labkraut, Heide-Labkraut, Zierliches Labkraut, Engels slender bedstraw, Frans gaillet en ombelle, gaillet rude.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Galium saxatile, L (op steenachtige gronden groeiend) (Galium harcynicum, Weig. (uit de Harz)

Bladen staan ongeveer met 6 stuks in een krans en zijn omgekeerd eivormig en gepunt.

Stengels zijn veel vertakt en glad, kruipend aan de onderkant, soms tot 30cm hoog.

Vele en dichte trossen van melkwitte bloemen verschijnen in juni tot augustus.

Groeit op open plaatsen als heide, heuvels en bergen van W. Europa.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Deze soort heet in het Latijn eigenlijk Mollugo, dan men zou deze gewone of kruipende Mollugo mogen noemen. Lobel noemt deze Mollugo vulgatior Herbariorum, Gallium album quorumdam.’

Liggend walstro, Engelse smooth heath bedstraw, Duits Harzlabkraut, Harzer Labkraut, Frans gaillet du Harz, gaillet des rochers.

Uit; http://luirig.altervista.org/flora/taxa/index1.php?scientific-name=galium+sylvaticum

Galium sylvaticum L. (uit het bos) Meerjarige kruid van 50-100cm of meer hoog.

Ronde stengel is glad met zwakke lengteribben. Jonge stengels zijn blauwgroen.

Lancetvormig blad van 2-4cm is 3-10mm breed. En zitten met 6-8 bij elkaar, van boven blauwachtig en onder grijsgroen.

Melkwitte bloemen in juli-augustus in pluimen.

Uit midden Europa.

Boswalstro, Wald Lebkraut, wood bedstraw, gaillet des forets.

Uit G. Oeder.

Galium spurium L.(vals of twijfelachtig) Is nauw verwant aan Galium aparine, is wat kleiner en geelgroen gekleurde kroon en kleinere vruchten.

Een eenjarige plant van 30-100cm.

Vierkante stengel is kaal of wat ruw.

Bijbladeren en bladeren zijn gelijk en het lijkt of er 6-10 balderen in een krans staan, stekelpuntig.

Kleine groenachtig witte bloemen, mei-oktober.

De vrucht bezit haken bij Galium spurium subspecie. vaillantii (Franse botanist Sebastian Vaillant, 1669-1722) of is kaal bij Galium spurium subspecie spurium.

Komt uit Midden-Europa, Z. Azië en Afrika.

Naam.

Akkerwalstro, Kleinfrchtige Kletten-Labkraut, Acker-Labkraut, Saat-Labkraut, Unechtes Labkraut of Grnblten-Labkraut, Engels false cleavers.

Uit commons.wikipedia.org

Galium tricornutum, Dandy. (drie hoornig).

Bladen staan met 6 tot 8 stuks in een krans en zijn smal en lancetvormig, met marginale prikkels die naar achteren staan.

Stengels ook met prikkels die naar achteren staan.

Bloemen staan okselstandig, 3 bloemig, klein en groen-wit in juni tot augustus.

Vrucht is groot met kleine puntjes.

Groeit op droge en kalkachtige grond.

Eenjarig.

Naam.

Driehoornig walstro, Engelse rough fruited corn bed straw, corn cleavers, Duits Dreihrniges Labkraut.

Uit G. Oeder.

Galium uliginosum, L. (op drassige gronden groeiend)

Bladen staan met 6-8 stuks in een krans. Ze zijn smal en versmallend aan beide einden, borstelpuntig, hun randen als de kanten rond de stengels ruig met prikkels die naar achteren buigen.

De dunne en brosse stengel wordt zelden meer dan 30cm hoog.

De trossen met paar witte bloemen verschijnen in juli en augustus.

Komt voor langs rivieren en moerassen en lijkt veel op het moeraswalstro en komt vaak samen voor. Wordt onderscheiden door de smalle en scherpgepunte bladeren.

Naam.

Kleverig of ruw walstro, Engelse rough marsh bed straw, fen bedstraw, Duits Moor-Labkraut.

Uit G. Ducerf.

Galium verum, L. verum: echt, dus vooral deze soort is het echte walstro.

De zachte en lijnvormige bladen verschijnen in een krans van 8 stuks op vierkante en opgaande stengels. De bladeren geuren sterk, maar niet onplezierig.

Zijn top is dicht gekroond met een parfum van gouden bloemen in juni/september, die mooi afsteken tegen het rijke donkergroen van de bladeren.

De roodachtige wortel is bezet met vele fijne haarworteltjes zodat ze samen de grond goed vasthouden, de plant kruipt wat en de scheuten leunen in de grond zodat ze daar wortelen.

Deze walstro groeit op droge plaatsen in de duinen. Verder in Eurazië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze kruiden heten in het Grieks Gallion of Galion en bij sommige Galation en Galerion en zijn zo in het Grieks genoemd van het woord gala dat melk betekent omdat als ze bij de melk gedaan worden die laten scheiden en voor rondsel strekken, in het Italiaans galio en ook in het Latijn heeft het anders geen naam dan de Griekse Gallion of Gallium.’

Galium, dit woord is afkomstig van het Griekse gala: melk, het is een verwijzing naar de bloemen van Galium verum die gebruikt werden om melk te stremmen, het bevat een lebferment. In het Duits heet het Echte of Gelbe Lebkraut, zelfs tot Liebkraut, Labkraut: van leb: maagsap, en in Frans caille-lait, gaillet, Engels cheese-rennet, Deens melklobe, in de Highlands lus an leassaich: rennet plant. De Italianen hebben gaglio en de Spanjaarden cuaja leche.

Dodonaeus (b) ‘IIn onze taal heten ze walstro of Gallium, in het Hoogduits Walstro.’

Geel walstro of oudewiegestro, Engels ladies of ladys bedstraw, Duitse Gelbes Waldstroh, Hergottsbettstroh, Liebfrauenstroh, Liebfrauenbettstroh, Muttergottesbettstroh, Marienbettstroh, unser Frauen Bettstroh en Walstroh bij Bock, Wegstroh in Zwitserland geurt heerlijk en er werd goed op geslapen. Middel Duits wal; wieg. Vanwege de geur werd het gestrooid op de huisvloeren. Door die geur werden boze geesten, heksen en ander gespuis van de vloer verbannen.

Net als het gewone walstro is het een Venusplant en daarom helen de kruiden die delen waar zij over heerst. Men vertelde elkaar dat als het gele walstro erg rook het spoedig slecht weer zou worden. Het lekkerst rook ze met mooi weer.

Dodonaeus; ‘In het Frans heet het petit muguet.’

Culpeper noemt deze plant ook gallion, pettimugget, zie lieve vrouwe bedstro, wild rosemary en maid-hair.

Dodonaeus (d) ‘In het Engels heet het maydes here.’

In het blad zit een gele kleurstof die de dames onder Henry VIII gebruikten om hun haar te verven, vandaar de naam maiden’s hair. De wortel geeft verder net zo’n rode kleur als Rubia die van dezelfde familie is.

Dodonaeus (e) I’n het Duits heet het Megerkraut,’

Megerkraut, Meierkraut, Meyerkraut.

(Dodonaeus f) ‘De eerste soort heet gewoon walstro of geel walstro en in het Latijn eigenlijk Gallium. De eerste soort heet tot verschil van de witte Gallium luteum, in het Spaans coaja leche yerva, dat is melkrinnend kruid. De andere soort heet water walstro of wit walstro en in het Latijn Gallium palustre.’ (Galium palustre)

(g) In Engeland zou de bloem gebruikt zijn om er de Chesterkaas van te maken, vandaar de naam cheese rennet. Duits Gales Kaslabkraut.

(h) Naar de vele leden, Lib-, Lid-, Lidewurz, Gliedkraut, Gliederganglein, Litgangche.

(i) De bloem, Springelblum en Sternkraut, Brossenkraut, het zachte kruid die niet veel waard was, geringweriges Heu, verder Goldragen, Gelber Brein, Konkla, Kunkelnagala, Margaretlein, Mundfaulkraut, Sulverragen, wilde Eierross, Zwitsers Harz-Brefte.

(j) Het stopt bloed, Franse bon sang en Duitse Blutstiel of Blutstille.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 309, 311)’De bloemen van gewoon walstro, betuigt Dioscorides, gestoten en op de verbranding gelegd trekken de hitte en de brand uit en helen dat er verbrand en gekwetst is en daarboven stelpen ze ook en laten ophouden de bloedgang of bloedige vloed. Dit kruid is in alle landen gewoon en gebruikelijk en de bloemen ervan op de wonden gelegd of in de neus gestoken stelpen dat bloed dat eruit vloeit. Men mengt ze bij de zalven van rozen en men laat ze zo in de zon staan totdat ze heel wit wordt en dan strijkt men daarmede alle leden die overwerkt of te zeer vermoeid zijn en is een goede zalf om alle smarten te laten vergaan.

De wortel, zegt dezelfde Dioscorides, verwekt de mens tot onkuisheid of lust om bijslapen.

Walstro bij de melk gedaan laat dat scheiden en mag voor ronsel strekken om kaas te maken.

Sommige koken tot hetzelfde doel de bladeren en dit heel kruid in water en baden daar de voeten en andere leden in en ze koken die in badstoven om de kinderen van hun schurft te genezen. Sommige verzekeren dat dit kruid wanneer dat zeer goed en uitermate veel ruikt dat dan een zeker voorteken is dat er een groot onweer of storm van wind en regen zal opstaan. Het ruikt ook veel lieflijker wanneer men een regenboog in de lucht ziet dan op andere tijden als dezelfde betuigen.’

Legende.

Het was in de tijd van de zonnewende. Daar maakte Wodan een verre reis door de lucht. Moe van de lange tocht legde hij zich in een hol te slapen. Maar een aangeschoten ever kwam in dat hol en greep hem aan met zijn scherpe horens. Wodans bloed vloeide in de aarde en daaruit ontsprong het walstro, nog steeds wijst het bloedrode sap van de wortel op zijn oorsprong.

Bij de geboorte van het Kind veranderde de kleur van de bloem van wit naar goud.

(187) Bij de Germanen was het kruid aan Freya gewijd, de bloemrijke moeder der Aarde, de godin van de natuur en vruchtbaarheid. Ze was tegelijk ook de godin van de liefde zodat men op haar dag, vrijdag, friday, huwde, voor sommige streken geld dat nog en was zo beschermster van het huwelijk en geboorte. Aan haar was het Frigjargras gewijd en een strobundel ervan kwam bij de zwangere vrouwen in bed om de geboorte te verlichten. In het geloven van onze voorouders kwamen de goden in de vormen van halmen en aren in het bed van de sterfelijke, zo dacht men dat in deze strobundel de helpende hand van de godin aanwezig was.

De Tiroolse naam is karwendel. Hier hebben we een woord waarin dezelfde stam steekt die in Karfreitag (Goede Vrijdag). De eindiging wendel is een Latijnse afstamming zoals in de gelijkluidende lavendel. De stam kar, dat in Gotisch kara: zorgen betekent, verschijnt in het oud-Hoogduits als chara: (Engels care) treur of verdriet. Omdat Karfreitag de dag is waarop de mensen klagen of treuren over het heengaan van de Heer, zo is het een kruid dat in modern gebruik alle zorgen en verdriet wegneemt. Het geldt in Tirol ook voor een zeer vroom kruid wiens bezitter geen kwaad kan overkomen. Maria zou zelf zich op het kruid neergezet hebben en ze voor alle anderen bevoordeeld hebben. Ook een krans ervan placht ze te dragen. Het stro werd Mariagras en werd tot Mutter Gottes Stroh waarvan de kinderen te Aalst en Dendermonde en elders zeggen dat, als ze het kruid plukken, dat Onze Lieve Vrouwe er op geslapen heeft tijdens haar moeilijke tocht over de bergen.

Ook in dit beeld is de heilige Maria eigenlijk de oud Germaanse Freya, en hier te herkennen in de vorm van vrouw Holle. Ze is de ҺoekendeӬ een Germaanse Demeter die de mensen overal cultuur bracht en zich eens vermoeid op het zachte en weke kruid neergezet had. Het vermoeden dat hier een rolwisseling heeft plaats gevonden wordt in Silezi en andere naamgeving zoals bijvoorbeeld Unserer Lieben Frauen Bettstroh, zoals het zich in Brunfels herbarium bevindt, bewaarheid. Fuchs, 1543, noemde het plantje voor het eerst onser vrouwen bedstro. Mogelijk is ook dat het Lieve er in de middeleeuwen is bijgezet ter verering van Maria en dat het eerder gewoon een vrouwenbedstro was.

In Katholieke streken werd met het feest van Maria krautweihen vooral dit kruid aan de heilige Maria gewijd. Onser Vrouwen Bedstroo genoemd, omdat vrouwen het in bed gebruikten vanwege de geur, voornamelijk omdat het als een echt vrouwenkruid in gebruik was bij vrouwenziektes. Het kruid zou de verlossing bespoedigen en zelfs miskramen. De H. Hildegard gebruikte het tegen verlammingen. Raffael heeft op de Madonna della Casa alba te Petersburg dit ‘stro ‘afgebeeld. Ook denkt men dat Maria op dit stro afgebeeld wordt omdat de ezel dit niet eet.

In Engels lady's bedstraw. Het oude Engelse straw of strow betekent dan ook strooien, planten die gebruikt werden om over vloeren gestrooid te worden vanwege de geur.

Op het eiland Man, lus-y-volley: kruid van zoete geuren.

‘O, perilous fyr, that in the bedstraw bredeth.’ Chaucer schreef over de jonge vrouw, haar lover en haar oudere man. Bedstro was een droge plant, bedekt door een laken, wat gemakkelijk brandde. De frase’in the straw’ Ӡbetekent in het barensbed. Het kruid werd in de barenstijd onder het bed gelegd. Daarom lag Maria in een bed van varens en bedstro. De varen weigerde het kind te erkennen en verloor zijn bloem. Bedstro verwelkomde het kind en bloeide op dat moment, vond dat zijn bloemen veranderd waren van wit naar goud. Vrouwen deden bedstro in hun bed om de geboorte te vergemakkelijken, ook veiliger omdat ze op dat moment open waren voor aanvallen van demonen. Zo gaan ze ook niet het huis uit, pas als ze bedstro in hun schoenen gedaan hebben Ook werd het in bed gebracht tegen vlooien.

Soms geeft het volk er de naam Onze Lieve Vrouwe Bidstro aan, omdat de vertakte stengels met de kransstandige blaadjes, naar men wil in oude tijden bij de kloosterlingen onder het bidden de plaats vervuld zouden hebben van de latere paternosters. Volgens een oude legende heeft dit plantje het leven van Maria gered. Als kind zou ze namelijk met enige meisjes uit Nazareth naar de bergen zijn getogen om in de hoogte bloemen te plukken. Vrolijk, als kinderen zijn, stoeide en danste het jonge volkje, totdat allen moe gespeeld waren en naar huis trokken. Alleen de kleine Maria bedacht dat ze nog geen tuiltje voor moeder had en bleef achter om een handvol van de mooiste bloemen te plukken. Eerder dan ze vermoedde, viel de schering in en raakte van het rechte pad af, dwaalde, terwijl het al donkerder werd, angstig rond totdat vermoeidheid en slaap zich van haar meester maakten. Bij het aanbreken van de dageraad ontwaakte het meisje met hevige schrik, ze had de nacht doorgebracht aan de rand van de afgrond. Aan het, de afgrond omzomende, kruid met zijn harde stengeltjes had de kleine het te danken dat een groot onheil voorkomen was. Het groot gevaar bespeurende, waaraan zij als door een wonder ontsnapt was, streek ze uit innige dankbaarheid, haar handjes over de plantjes waarbij ze de tere vingertjes verwondde zodat er enige bloeddruppels van het ene halmpje op het andere vielen. Sindsdien dragen de plantjes kleine rode worteltjes en heten ze Mariagras.

St. Vitus.

Het kruid werkt ontkrampend, vandaar dat het vroeger tegen de St. Vitusdans werd gebruikt. Dit is een ziekte die zijn naam ontleend heeft aan de dans rond het Sint Vitusvuur (Sint-Jansvuur) dat oorspronkelijk een vruchtbaarheidsvuur was. Deze dans werd op den duur een psychische infectie welke in het begin van de 13de eeuw tot in de 16de eeuw voornamelijk in Duitsland woedde. Vrouwen die net gebaard hadden zijn open voor allerlei aanvallen van demonen, (bijvoorbeeld de St. Vitusdans) in die staat moeten ze liggen op het beschermende bedstro.

Soms werd het boven een ziekbed gehangen. Verspreid is nog het gebruik om dit kruid bij kinderen in de wieg te leggen zodat ze die en haar moeder tegen boze gees­ten beschut.

Walhalla.

Bij Dodonaeus werd het kruid welrieckende walmeester genoemd, de bosmeester. Het is mogelijk dat met wal, zie walhalla, een onderlijfziekte van vrouwen bedoeld werd. Een ziekte die de wal-godinnen als straf aan de aardlingen gaven. Maar omdat hun hemelse natuur sprak lieten ze een kruid groeien die dit euvel snel en zeker heelde. De hemelse vrouwen die onze heidense voorouders walen noemden en goddelijke verering genoten.

Een andere mogelijkheid is dat wal afkomstig is van wiegen, wieg, wiegekruid, Midden Duits wal; wieg. De oude Duitse naam was wegstroh of wiegenstro. In de Eifel werd bij elke geboorte in de zomer een bosje vers walstro opgehangen of in het bedje gelegd.

Christelijke omvorming.

Het kruid werd in bed gebruikt tegen ziektes en onreinheid die toen als kwade geesten bekend stonden. Dit waren heidense toestanden die op het concilie van Leptines in 743, dat onder leiding stond van Bonifatius, met 30 andere Germaanse heidense gebruiken verboden werden verklaard, het waren nu opeens misbruiken. Onder deze gebruiken bevond zich vermoedelijk dit kruid of Asperula. Indiculus superstitionum nr. 19 luidt:’Te petendo quod boni vocant Sanctae Mariae.’ Men neemt aan dat met petendo, oud-Hoogduits petenstro en noord-Hoogduits betstroh bedoeld wordt: Ңoni (eenvoudige lieden) noemen het bedstro van O.L. Vrouw (Sanctae Mariae) en maakten er bundeltjes van tegen alle boze invloed.’

Sage.

Er was eens een koning die zijn doctoren rijk betaalde die hem middeltjes gaven om hem tegen ouderdom te behoeden. Zo kreeg hij ook walstro. Nu hoefden ze ook geen nieuwe middeltjes meer te verzinnen. De koning dronk er elke dag van. Hij had echter een knecht die dat ook wel wat leek. Die pakte opeen keer de magische drank en nam er een grote teug van. Dit bleef natuurlijk niet onopgemerkt. Aan de haren werd hij voor de koning gesleept die hem ter dood veroordeelde vanwege het stelen van de koninklijke drank. De slimme knecht zei echter: ‘Als u me dood maakt betekent het dat het drankje niet veel geholpen heeft. Dan moet je zelf bekennen dat je voor de gek gehouden bent door je artsen.’ De koning dacht diep na en besloot dat hij dat risico niet kon nemen en liet de knecht vrij. Ze stierven toch, hoewel in grote ouderdom. Vandaar het spreekwoord: ‘Tegen de dood is geen kruid gewassen.’

Planten.

Vermeerderen door scheuren en uitplanten in humeuze, vochtige grond in de schaduw.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl