Tulipa

Over Tulipa

Tulpen, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis ,tulpomanie, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

‘Naar de bollen, naar de bollen’, zong Louis Davids. Nog bekender en wereldberoemd is het lied, tulpen uit Amsterdam.

De tulp is het handelsmerk van Nederland, buitenlanders kennen ons land van de dijken, kaas en tulpen. Toch groeit de tulp in Amsterdam alleen maar in de perken en ook verder in Nederland komt het alleen opgeplant voor. De tulp is hier een paar eeuwen geleden ingevoerd. Voor een goede omschrijving van de tulp gaan we naar Dodonaeus: “Tulp op wiens top een enige bloem staat die naar bovenwaarts open is en gemaakt is van zes bladertjes die als een wijd gapende diepe kelk of kroes staan wiens mond of bovenste wat enger is dan het onderste of anderszins ook op een omgekeerd mutsje of hoedje wat lijkt. In het midden staan saffraankleurige draadjes.”

De kleur van de tulpen beslaat een hele kleurenreeks, hoewel er geen echte blues zijn. De klokvorm geeft haar een bevallig aanzien en een geheimzinnige bekoorlijkheid, want eerst in het laatste tijdperk van haar leven opent zich de diepliggende kelk en vergunt ons een vrije blik in het hart van de bloem. De stamper is van de stuifmeeldraden als van zes zwarte meisjes beschermend omgeven, voor ze als bij de gevulde tulp, in bloembladeren veranderen.

Liliaceae, tulp klasse.

Klassen.

De tulpen worden verdeeld in deze groepen;

Eriostemones-Groep.

Australes.

Tulipa australis, Tulipa biebersteiniana, Tulipa hageri, Tulipa orphanidea, Tulipa primulina, Tulipa sylvestris en Tulipa whittallii.

Biflores.

Tulipa biflora, Tulipa dasystemon, Tulipa neustruevae, Tulipa polychroma, Tulipa sogdiana, Tulipa tarda, Tulipa turkestanica.

Saxatiles.

Tulipa aucheriana, Tulipa bakeri, Tulipa humilis, Tulipa pulchella en Tulipa saxatilis.

Clusianae.

Tulipa clusiana, Tulipa linifolia en Tulipa montana.

Uit Curtis botanical magazine.

Eichleres.

=Tulipa albertii, Tulipa dubia, Tulipa eichleri, Tulipa fosteriana, Tulipa greigii, Tulipa ingens, Tulipa kaufmanniana, Tulipa lanata, Tulipa praestans, Tulipa sosnovskyi, Tulipa subpraestans, Tulipa tschimganica, Tulipa tubergeniana.

Kolpakowskianae.

Tulipa altaica, Tulipa lehmanniana, Tulipa tetraphylla.

Tulipa-Groep.

Tulipa armena, Tulipa didieri, Tulipa gesneriana, tuintulp, Tulipa hungarica en Tulipa suaveolens.

Tulipanum-Groep.

Tulipa agenensis, Tulipa aleppensis, Tulipa julia, Tulipa kuschkensis, Tulipa praecox en Tulipa systola.

uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa systola Stapf (samentrekking) (Tulipa amblyophylla Feinbrun)

1 stengel met 1 bloem, 20cm.

2 bladeren.

Rode bloemen in februari-maart.

Uit M. Zeegebied, Israël. Desert tulip.

Voor een tiental jaren geleden zijn de groepen opnieuw gerangschikt en zijn bijvoorbeeld de Mendeltulpen onder Triumph tulpen komen te vallen. Nieuw zijn de gefranjerde en de virdidiflora tulpen. Vrijwel alle variëteiten zijn van Nederlandse oorsprong.

De lijst van de Koninklijke Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur heeft in 1996 de namen van 5600 tulpen waarvan er 2600 veel geteeld worden.

In klasse 1 zitten de enkele vroege tulpen, Engelse early flowering tulips, Duitse Einfache Fruhe Tulpen.

Die bezitten middelgrote en rijk gekleurde bloemen van wit tot gele tinten tot alle rode nuances. Uit de relatief kleine bollen komen al vurige bloemen.

Deze groep was belangrijk in het begin van de 20ste eeuw. Het zijn vrijwel allemaal goede tuintulpen, met een kort, 25-35cm, maar stevig gewas en helder gekleurde bloemen in verschillende kleuren. De bloei valt omstreeks half april en volgen de botanische tulpen op. Vele van deze vormen zijn ontstaan uit kruisingen van gesneriana x suaveolens

Bekende soorten zijn: ‘Brilliant Star’, een lage, 30cm. en zeer vroegbloeiende helder/rode tulp met een geel en zwarte bodem. Is zeer vroeg te broeien en vlammend rood in een perk, bloeit lang. Deze heeft met de bo stulp de overeenkomst dat de bloem eerst naar beneden buigt, naar de grond toe als een zwanenhals, zodra die begint te kleuren komen de bloemen omhoog.

Vormen.

Christmas Marvel’, dit kerstwonder is zeer geschikt voor de vroege bloei en bloeit al met Kerstmis. Deze tulp heeft een briljante, kersrode kleur en bloeit zeer vroeg, de hoogte is 35cm. Ook zeer geschikt voor perken. Een sport hiervan, ‘Merry Christmas’, is een vrij nieuwe, geregistreerd in 1972. Aan de buitenkant heeft die chrysant/rode bloemen die naar de randen kardinaalsrood worden en van binnen bloedrood.

Couleur Cardinal’, (geregistreerd in 1845) is een 30-35cm. hoge tulp van een donker, kardinaalrode kleur dat brons purper getint is, bloeit wat later in buiten en mooi voor perken en late broei.

Prinses Irene’ is een sport van de vorige met fel oranje bloemen die purper rood gevlamd is. Dit is een zeer speciale kleurcombinatie en is een opvallende perk tulp.

‘Bellonna’ is een wat minder bekende en vrij lange, 45cm, zuiver goudgele bloem die iets gekreukt is. Deze zeer vroegbloeiende tulp geeft een aangename geur en is geschikt voor pottenteelt.

‘Ruby Red’ is gloeiend rood.

De oude ‘Duc van Tol’, een bescheiden tulpje die met zijn geur pronkt en in het oog lopend door zijn kleuren, de Duitse rijksvlag, of de Belgische zo je wilt, het lachende Spa, rood goud zwart, met een stroom van verguldsel gloeiend. De ‘Duc’s’ zijn zo genoemd naar Adriaan Duyck uit Oudkarspel, is al vermeld in de 17de eeuw. Deze verloopt gemakkelijk zodat er vele kleurvormen van zijn. De ‘Duc’ is afkomstig van de geurende T. suaveolens x mogelijk strangulata. Ze worden 15-20cm hoog.

Apricot Beauty, Christmas Dream, Christmas Gold, Diana, Duc van Tol, Early Light, Flair, Generaal de Wet, Hadley, Ibis, Joffre, Keizerskroon, Merry Christmas, Mickey Mouse, Pink Beauty, Pink Trophy, Prince Carnaval (Prins Carnaval), Prince of Austria, Ruby Red, Sint Maarten, Van der Neer, Yokohama.

Uit L. Van Houtte.

2. Dubbele vroege tulpen.

Die hebben ook een kort en stevig gewas van 25-30cm lengte. De bloemen zijn groot en gevuld en komen voor in de kleuren wit, geel, roze tot helderrood met bloei in april. Een van de eerste was de roze ‘Murillo’ die in 1850 gewonnen werd, hiervan zijn vele mutaties of sporten gewonnen en zo is dit de stammoeder van vele nieuwe soorten. Om die reden is de bloeitijd en hoogte van de meeste dubbele vroege tulpen gelijk en lenen ze zich om gemengd geplant te worden. Het zijn allemaal goede perktulpen en hebben iets meer te lijden van slecht weer dan de vroege enkele. De bloeitijd valt begin april. Ze kunnen zeer goed geforceerd worden.

Vormen.

Monte Carlo’ is 35cm hoog, zeer vroegbloeiend met zwavelgele bloemen aan de buitenkant, terwijl de binnenkant goudgeel is met een donker getint hart. De bloemen staan op lange en stevige stengels.

Abba’ is aan de buitenkant tomaatrood met een doffe brede kardinaalrode vlam, van binnen zijn de bloemen licht geel geveerd. Dit is een sport van de vorige.

Carlton’ is niet zo dubbel gevuld als de anderen. Bloeit ook zeer vroeg met frambozen/rode bloemen. Dit is een goede perk tulp van 30cm hoogte en blijft lang goed.

Dan volgen nu de sporten of mutanten uit ‘Murillo’.

Peach Blossum’ is 30cm. hoog, de perzikbloem heeft een perzik/roze kleur en is geschikt voor forceren en perken. (geregistreerd in 1913)

Oranje Nassau’ is 30cm. hoog, deze koninklijke tulp is oranje/bruin, een zeer effect makende perktulp.

Mr. van der Hoef’ is evenals de anderen ook zeer vroeg, van 30cm lengte met een fijne goudgele kleur. Zeer geschikt voor forceren en een prachtige perk tulp. (Geregistreerd in 1911)

Darwin.

Alice Leclerque, Arie Alkemades’s Memory, Boule de Neige, Bravissimo, El Toreador, Garanza, Goya, Hoangho, Jan Vermeer, Kareol, Marechal Niel, Marquette, , Most Miles, Mr. van der Hoef, Murillo, Murillo Maxima, Oranje Nassau, Paul Crampel, Rheingold, Scarlet Cardinal, Schoonord, Stockholm, Triumphator, Viking, Vuurbaak, Wilhelm Kordes, Willem van Oranje, Willemsoord

3. Enkele late tulpen.

In de vorige eeuw kwamen hier ook de darwintulpen, die zijn zo genoemd naar Darwin, de man van de evolutietheorie.

De Darwins zijn fraaie, glanzende en langstelige tulpen die bijzonder geschikt waren als snijbloem. Het is een groep van eenkleurige tulpen, langstelig en in mei bloeiend. Duidelijke verbetering was de sprekende kleuren in tegenstelling tot de doffe tinten van de oude Hollandse eenkleurige.

De Darwins werden zo al kant en klaar gehaald uit Turkije en door een Vlaamse kweker op de markt gebracht. Het waren de oude Vlaamse baguettes. Door selectie zijn ze waarschijnlijk gewonnen door Jules Lenglart-tripier, liefhebber te Rijsel, Frans Vlaanderen. Door E.H Krelage & Zn werd dit sortiment in zijn geheel overgenomen en zo door hem genoemd. Dit was een belangrijke groep in de twintiger jaren, vooral toen ontdekt werd dat ze niet omwaaiden of verregenden en vooral omdat sommigen geschikt waren voor vervroeging.

De Darwintulpen geven een sterke een stevige stengel. De bloemen zijn groot en rechthoekig. Ze zijn eenkleurig, wel in alle kleuren van purper tot bruin terwijl de voet wit of blauw in alle tinten kan zijn, de buitenkant is glanzend als gevernist. Het zijn goede tuintulpen met heldere kleuren en van de weer afhankelijke bloei, wel virusgevoelig. De Darwintulpen zijn een van de ouders van de Mendel- en Triumph tulpen, maar vooral zijn ze bekend omdat D. W. Lefeber ze kruiste met ‘Madame Lefeber’ waaruit de Darwinhybriden ontstonden.

Hier zitten ook de cottagetulpen bij, die zouden gevonden zijn in Engelse Cottagetuinen. Het zijn de oude enkele late tulpen. Deze groep omvat zeer uiteenlopende vormen en hieronder rangschikkende kwekers vrijwel alle laatbloeiende tulpen die niet in andere groepen thuis gebracht kunnen worden. De meeste van deze vormen behoren echter tot acuminta, elegans, fulgens en pubescens. De oudste vormen ervan zijn gevonden in Engelse, Ierse en Vlaamse tuinen en zijn door Ierse en Engelse kwekers verder gekweekt. Hieruit zijn door later toedoen van Hollandse kwekers door kruisingen talrijke mooie vormen ontstaan. Ze bloemen lopen zeer uiteen van kleur, vorm en grootte. Ze bloeien in mei in alle tinten van zuiver wit tot geel, roze, karmijn, purper oranje bruin etc. ook tweekleurige. De bloemvormen zijn hier wel zeer verschillend, soms puntig of eivormig maar ook wel vierkant net als de darwins. Ze bezitten een bijzondere gratie en maken door de felle en vooral gele kleuren een heerlijk effect. Bijzonder fraaie exemplaren worden ook wel orchidee-tulpen genoemd, die onderscheiden zich door een franje.

De moedertulpen hoort hier nu ook bij of breedertulpen, de oudHollandse tulpen, de Moeder tulpen, Engelse breeder tulips of mother tulips, Duitse Zuchter-tulpen. Die lijken op de Darwintulpen door de lange en stevige stengels en bloemvorm, maar de kleuren zijn anders en variëren van bruin tot purper, rood en bronskleurig met witte of gele voet, de buitenkant is niet als gevernist maar wazig en dof waardoor fijne artistieke nuanceringen ontstaan. Hiervan waren vele benaamde cultivars

De Oud-Hollandse Fijne tulpen was vroeger een aparte groep. Hiertoe behoorden alle vormen die verlopen waren uit de Breedertulpen, de groei en bloeiwijze is dan ook gelijk, maar de bloemen zijn bont gekleurd. Ze verschilden van de Rembrandt-tulpen doordat de buitenkant van de bloemen niet glanzend was, maar dof, wazig was. Deze groep werd weer verdeeld in vele afdelingen al naar gelang de eisen aan kleur en dergelijke gesteld werden, als de Bizarren, Bijbloemen, Liefhebbers Tulpen, Engelse Tulpen, Marquetrine Tulpen en dergelijke. De Bizarren waren nog lang in de handel, de Franse tulipes bizarres, Duitse Gelbgrundige Tulpen of Bizarden waartoe de vormen werden gerekend waarvan de bloemen op gele grond bruin of purper gestreept of geveerd waren en bevatten de kleuren die bij de Rembrandt tulpen niet voorkomen. Hiervan kwamen vele benaamde vormen voor.

De Bijbloemen, synoniem Vlaamse Tulpen, de Franse tulipes flamandes, Duitse Weisgrundige Tulpen en Flamlander, hiertoe behoren vormen die op witte grond roze, rood, violet of purper gestreept waren. Ook hier kwamen vele benaamde vormen voor waarvan de meeste oorspronkelijk in Frans Vlaanderen zijn gewonnen.

Vormen.

Het zijn sterke en hoge, 0,50-70cm. en meer en meestal krachtige tulpen, bloeien in mei.

Ile de France’ is aan de buitenkant kardinaalrood en van binnen bloedrood,

Queen of the Night’, (la tulipe noir) de donkerste tulp die gewonnen werd behoort tot deze groep. De koningin van de nacht heeft fluweelachtig kastanjebruin, bijna een zwarte bloem op een stijve stengel. Bloeit al vrij vroeg en blijft lang goed. De hoogte is 75cm. en gewonnen dor Krelage & Zn.

Gander’ van 65cm is diep roze, dit is een van de beste tulpen voor de vroege trek.

De oude ‘Vlammenspel’ wordt ook wel ‘Fireside’ genoemd. Deze laatbloeiende van 55cm. hoogte heeft een helderrode vlam op een gele basis. Dit is een mooie snijtulp, niet zo geschikt voor perken omdat er altijd wat variatie zit in de soort.

All Bright, Aristocrat, Arlington, Asta Nielsen, Aureola, Balalaika, Belcanto, Black Swan, Bleu Aimable, Blushing Lady, Brilliant Star, Cashmir, Charles Needham, Clara Butt, Cordell Hull, Dillenburg, Douglas Bader, Dreamland, Duke of Wellington, Easter Fire, Electra, Elmus, Esther, Flying Dutchman, Frasquita, Georgette, Golden Age, Golden Harvest, Greuze, G. W. Leak, Halgro, Henry Ford, Inglescombe Yellow, Kingsblood, La Tulipe Noire, Landseadel’s Supreme, Lucifer, Magier, Maskerade, Maureen, Menton, Mrs. John T. Scheepers, Ossi Oswalda, Philippe de Comines, Picture, Pink Diamond, Pink Supreme, Princess Margaret Rose, Queen of Bartigons, Recreado, Red Georgette, Renown, Scarlet O’Hara, Scotch Lassie, Sigrid Undset, Smiling Queen, Snowpeak, Sorbet, Sunkist, Sweet Harmony, Temple of Beauty, Union Jack, Wallflower, Wim van Est, Yellow Emperor, Zomerschoon, Zwanenburg.

4. Triumph tulpen, waartoe nu ook de Mendeltulpen behoren.

De mendel tulpen zijn genoemd naar Mendel, de monnik die de grondslag legde voor de erfelijkheidsleer.

Ze zijn gewonnen door E. Krelage & Zn die de enkele vroege ‘Duc van Tol’ tulpen kruiste met Darwins.

Buiten bloeien ze wat later dan de vroege tulpen, tweede helft van april. De Mendeltulpen hebben een slanke groei met vaak een wat te dunne stengel en komen tot 40cm hoogte met middelgrote en slanke bloemen met een satijnachtig glanzende bloemen in alle tinten en schakeringen tussen roze en rood, verder zijn er gele en witte. Het is een goede snijbloem en zeer geschikt voor de tuin. Het was de eerste groep van langstelige tulpen die gebruikt werd om te vervroegen.

Vormen.

De bekendste is de 45cm. hoge ‘Apricot Beauty’ met een aparte abrikoos roze kleur waarin lichte en donkere nuanceringen, een mooie trek tulp.

‘Ruby Red’ is 30cm. hoog, een zeer vroege met een donker gloeiend rode kleur en zeer geschikt voor broei.

Triumph-tulp is tegenwoordig de belangrijkste groep. De Triumphtulpen zijn zo genoemd door N. Zandbergen uit Rijnsburg in 1923 om een groep zaailingen aan te duiden die hij een jaar of wat eerder had gekocht van de Haarlemse firma Zocher & Co. Andere kwekers volgden.

Dezen zijn verkregen door enkele vroege tulpen met Darwintulpen te kruisen. Ze bloeien iets later dan de vorige met meestal grotere bloemen en grotere bladeren. Bloeien een week voor de en blijven iets lager dan de Darwins met meer mattere kleuren. Het zijn sterke planten die tegen een halve meter hoog worden met middelgrote en stevige bloemen in een breed kleurenpakket, vaak met een anders gekleurde bloemrand. Mooie tuin- en broeitulp.

Vormen.

Bloeitijd eind april, hoogte 45-50 cm.

Lustige Witwe’, of ‘Merry Widow’, dit lustige weeuwtje is al jarenlang een van de bekendste uit deze groep. Een 50cm hoge plant met een gloeiend dieprode kleur die gekroond is met een breed wit aureool, de bloemen blijven lang goed op water, mooie perk en trektulp.

Attilla’ is 50cm hoog, licht purperkleurig violet, goed voor forceren.

Blenda’, is wat lager, 35cm., donker roze met witte basis en een mooie trek tulp. Lijkt wel wat op de beter gekleurde ‘Preludium’ van 45cm. hoogte met helder roze bloemen die versierd is met een witte rand en een wit hart.

Inzell’ is ivoorwit, een sport van ‘Blenda’.

Cassini’ is 45cm hoog, bruinachtig/rood, een favoriet tuintulp en goed weerbestendig. (Gebr. Segers, 1944)

De 45cm hoge ‘Don Quichotte’ is tyrian/roze.

Kees Nelis’ is bloedrood met een oranje/gele rand op stengels van 40cm hoogte.

Leen van der Mark’ is aan de buitenkant kardinaalrood met aan de top een witte rand, van binnen bloedrood dat ivoorwit geveerd wordt naar de top.

Nigrita’ heeft een purperen buitenkant met rood purperen strepen en van binnen helderblauwe stippen.

Prominence’ is 40cm, diep donkerrood, met een fijne ronde bloembouw. In een groep of pot vormt ze mooie gelijke en stevige planten die een vak echt strak maken.

Rosario’ is karmijnrood aan de buitenkant met een grote witte basis, aan de binnenkant is de basis ivoorwit, verder karmijnrood.

Snowstar’ is puur wit.

White Dream’ is ivoorwit.

Abu Hassan, African Queen, Albino, Amulet, Anne Claire, Anneke, Antwerp, Arabian Mystery, Athleet, Bandoeng, Bastogne, Bellona, Bing Crosby, Bruno Walter, Cantor, Capri, Carrara, Charles, Coriolan, Corrie Kok, Couleur Cardinal, Demeter, Dix’s Favourite, Doctor James Parkinson, Doctor Plesman, Don Quichotte, Dreaming Maid, Dutch Gold, Fidelio, First Lady, Gander, Gander’s Rhapsody, Garden Party, Golden Eddy, Golden Melody, Golden Show, Grevel, Happy Family, Hibernia, High Noon, High Society, Ile de France, Jimmy, Johanna, Judith Leyster, Kansas, K. & M.’s Triumph, Los Angeles, Lucky Strike, Madame Spoor, Makassar, Make Up, Mamasa, Margot Fonteyn, Meissner Porzellan, Minerva, Mirella, Mirjoran, Miss Holland, New Design, Olaf, Orange Bouquet, Orange Cassini, Orange Monarch, Orange Wonder, Page Polka, Palestrina, Paris, Paul Richter, Pax, Peer Gynt, Peerless Pink, Preludium, Prince Charles, Prince Karl Philip, Princess Victoria, Prinses Irene, Purple Star, Red Present, Reforma, Rijnland, Rosy Wings, Shirley, Silentia, Silver Dollar, Snowflake, Spalding, Striped Bellona, Success, Sunray, Tamara, Teheran, Thule, Topscore, Trance, Valentine, Varinas, White Swallow, Yellow Present.

5. Darwinhybriden zijn krachtige groeiende en hoge planten, 60cm en meer. Voor een aantal jaren geleden bepaalden ze het gezicht van de markt, dit neemt nu behoorlijk af, vermoedelijk vanwege de niet zo lang houdbare, maar o, zo mooie snijbloem.

De eerste zijn in 1936 gewonnen door D. Lefeber uit kruisingen tussen Tulipa fosteriana ‘Mad. Lefeber’ x Darwintulp. Deze hybriden hebben grote bloemen op lange stengels. Ze verenigden de goede eigenschappen van beide ouders, de verhouding stengelgrootte, bladgrootte, bloemvorm en plantgrootte werd als ideaal gezien. Ook de briljante kleuren die zich in alle schakeringen tussen rood en geel bevinden waren opvallend. Ze lijken bij het opengaan op papaverbloemen, dit is een erfdeel van de wilde tulp en tegen de avond sluiten ze zich en vormen zo een piramide. De bloem is opvallend mooi zolang de bloem gesloten is, meestal in de morgen en zijn met een zachte mat glans overtrokken. In de tuin combineren ze prachtig met blauwe primula’s.

Vormen.

Bloeitijd mei, hoogte 60-70cm.

Apeldoorn’, van 70cm is lichtend oranjerood met een grote zwarte basisvlek met gele ring en staat op een stevige stengel.

Een sport hiervan is de ‘Golden Apeldoorn’ die diep goudgeel is.

Parade’ wordt in alles wat groter, is signaalrood met een zwarte basis met gele rand, een mooie perktulp.

Oxford’, is wat lager, 60 cm., scharlaken met purperrode gloed met gele basis, bloeit iets later dan de anderen.

‘Ad Rem’ is rood met zwarte basis met gele rand.

Apeldoorn’ s Elite, Beauty of Apeldoorn, Big Chief, Dawnglow, Daydream, Dover, Elizabeth Arden, Floradale, General Eisenhower, Golden Oxford, Golden Parade, Golden Springtime, Goldenes Deutschland, Gordon Cooper, Gudoschnik, Holland’s Glorie, Ivory Floridale, Jewel of Spring, Koningin Wilhelmina, Lefeber’s Favourite, London, My Lady, Orange Goblet, Oranjezon (Orange Sun), Oxford’s Elite, Pink Impression, President Kennedy, Queen, Queen Wilhelmina, Red Matador, Spring Song, Striped Apeldoorn, Tender Beauty, Vivex, Yellow Dover.

6. Leliebloemige. Dezen zijn ook al eeuwen oud. In het begin van deze eeuw werd de vorm belangrijk beter door kruisingen van Darwins met retroflexa.

De eerste tulp met lelieachtige bloemen was de gele T. retroflexa, dit is de stamouder van de latere. In 1902 kruiste E. Krelage & Zn. deze Cottagetulp met de darwintulp ‘Psyche’. Dit resulteerde in de satijn roze tulp ‘Sirene’ die een ware sensatie veroorzaakte. De satijn/roze bloemen zijn sierlijk en op spitsen uitlopend met teruggebogen bladen. Ze lijken op de beroemde Ottomaanse tulpen. Vanwege de dunne stengel zijn ze licht hangend en moeten op een beschutte plaats geplant worden. Hierin bevindt zich een breed kleurenpakket.

Vormen.

De hoogte is 55-70cm en meer. Bloei is mei, afstamming onder meer van de Darwintulp Bartigon.

Aladdin’, is 55cm. hoog, van binnen oranje/rood met gele basis, van buiten rood met een smalle roomkleurige rand.

‘China Pink’ van dezelfde hoogte en een gedrongen bloembouw van egaal zachtroze snoepjeskleur met een wit hart. De elegant omgebogen bloembladen sieren deze tulp, mooi voor potten.

Alaska, Ballade, Ballerina, Burgundy, Cabaret, Captain Fryatt, Compliment, Dyanito, Elegant Lady, Jacqueline, Lilac Time, Mariette, Marilyn, Marjolein, Maytime, Mona Lisa, Queen of Sheba, Red Shine, Retroflexa, West Point, White Triumphator.

7. Gefranjerde tulpen zijn tulpen die aan de rand wat gekroesd zijn, in gesloten toestand hebben ze geen spitse top maar een ruwe. Het zijn verlopingen of sports uit al gekweekte tulpen.

Vormen.

Bloeitijd mei, hoogte 35-50cm.

Arma’ is een sport van Couleur Cardinal.

Burgundy Lace’ is wijn/rood met kristallijne franjes.

Aleppo, Bellflower, Blue Heron, Burns, Crytal Beauty, Fancy Frills, Fringed Apeldoorn, Fringed Beauty, Fringed Elegance, Hamilton, Madison Garden, Maja, Red Wing, Sothis, Sundew, Swan Wings, Warbler.

8. Viridiflora is een nieuwe en nog vrij onbelangrijke groep. Deze groep heeft bloemen in verschillende kleuren die allen 1 kenmerk gemeen hebben; er zit wat groens bij. Toch zie je dit wat groene al bij afbeeldingen uit 1613.

Vormen.

Bloeitijd mei, hoogte 35-60cm, bloem is gedeeltelijk groen.

Artist’ is aan de buitenkant purper en zalm/roze en van binnen zalmroze en groen gevlamd.

Esperanto’ is China/rosé met een groene vlam op de middelste ribben. De bladeren hebben een witte rand.

‘Spring Green’, is ivoorwit met groene veren.

Dancing Show, Doll’s Minuet, Formosa, Golden Artist, Green Eyes, Green Spot, Groenland, Hollywood, Humming Bird, Pimpernel, Susan Oliver.

9. Rembrandttulpen zijn gebroken darwintulpen die op een enkele uitzondering na virusziek waren en daardoor weinig productie gaven. Het zijn de beroemde Gouden Eeuw tulpen. Het zijn de tulpen en de tulp zoals ze door de oude meesters op schilderijen worden afgebeeld.

Ze lijken in groei en bloeiwijze op Darwins maar met bontgekleurde bloemen, inderdaad zijn ze uit Darwintulpen verlopen en onder de naam Rembrandtulpen door RE.H. Krelage & Zn, kwekers te Haarlem in de handel gebracht. De tegenwoordige Rembrandtulpen zijn hoge, krachtige planten tot 60cm. De bloemen zijn groot op rode, gele of witte grond gestreept en gevlamd met purper, bruin, zwart roze of rood. Het zijn verlopingen uit een bepaalde groep, naar dit nummer wordt verwezen in verband met hoogte.

Vormen.

‘Hans Mayer’ komt uit groep 4, is een sport van ‘Golden Apeldoorn’. De basiskleur is geel maar verder is ze versierd met vermiljoen vlammen.

‘Cordell Hull’ van 55 cm. hoogte is dieprood met zeer grote, puur witte blokken, de basis is wit met blauwe rand. Deze stamt uit groep 5, het is een sport van ‘Bartigon’.

Ida’ komt uit groep 3, is geel en vlammend rood gestreept, een sport van ‘Adorno’.

Olympic Flame’ uit groep 4 is een verloping uit ‘Olympic Gold’. De kleur is dus olympisch goudgeel met een signaalrode vlam.

De bekendste is wel ‘Pinses Irene’, hoewel die onder de enkele vroege tulpen valt. Gala Beauty, Jack Laan.

10. Parkiet-papegaaitulpen omdat de bloemknop op een papegaaiensnavel zou lijken, parkiet of papegaai tulpen, Engelse parrots tulips, Franse tulipe dragone monstrueuse of tulipe perroquet, Duitse Papagei-tulpen. Ze waren er al in 1665. Deze planten zijn ontstaan uit verlopingen, ‘’sports’’ uit zaad komt nooit een parkiettulp terug. Mogelijk stammen ze af van Cottagetulpen. De oude vormen waren te slap met te zware bloemen zodat ze steeds voorover hingen. Verlopingen uit Darwin-, triumph- en enkele vroege tulpen zijn nu veel beter.

De bloemen zijn vaak tweekleurig terwijl de bloemdekslippen ongelijk zijn ingesneden, gekarteld of getand, gefranjerd, niet vlak aan de buitenkant, maar versierd met papegaaiveren. De kleuren zijn gebroken met gele, groene, oranje of rode strepen.

Vormen.

Bloeitijd mei, hoogte 40-60 cm, bloemknop lijkt op een papegaai snavel, ingekerfde bloembladeren.

‘Blue Parrot’ van 60 cm. is een opmerkelijk variëteit met een sterke stengel die een enorme en vrijwel blauwachtige bloem draagt met prachtige kanten randen.

‘Estella Rijnveld’ is rood en wit gevlamd.

‘Karel Doorman’, van dezelfde hoogte is kersrood met goudgele randen en zeer grote bloemen op stevige stengels, dit is een van de mooiste voor pot.

Rococo’ is karmijnrood met vuurrode randen.

‘Texas Flame’, is 5cm. lager, een gele met helderrode vlammen en met groene veren afgebiesd.

Apricot Parrot, Bird of Paradise, Black Parrot, Caland, Caprice, Estella Rijnveld, Fantasy, Firebird, Flaming Parrot, James v. Forrestal, Orange Favourite, Professor Röntgen, Red Champion, Red Parrot, Red Sensation, Texas Gold, Weber’s Parrot, White Parrot.

Uit L. van Houtte.

11. Dubbele late tulpen zijn ook al eeuwenoud. In 1750 werd al een rozerode geteeld, =Mariage de ma Fille genaamd, de zo genoemde Gele Roos was al in 1700 in cultuur. Vroeger was de stengel te zwak en de bloem te zwaar. Hierin is een positieve verbetering gekomen. Tegelijk met de Triumphtulpen kwamen in 1912 dubbele vormen naar voren die bij het bestaande ras dubbele late ondergebracht werden. Ze hebben nu een zeer krachtige stengel en worden 40-60cm hoog met gevulde, pioenvormige bloemen. De zware bloemen kunnen met regen toch nog wel verwaaien. Het zijn meestal rode of gele kleuren. Ze bloeien laat.

Vormen.

Bloeitijd midden, eind mei, hoogte 45-60cm, grote bloemen met vele bloemblaadjes.

Angelique’ van 45cm. met licht geurende en zachtroze bloemen die lichter worden naar de randen toe is een sport van ‘Granada’.

‘May Wonder’ van 40 cm. heeft een zeer grote en volle bloem van een prachtig diep roze tint.

‘Up Star’ is aan de buitenkant ivoorwit dat overgaat naar een brede, vlammend roze/purperen rand, van binnen roze.

Allegretto, Bonanza, Carnaval de Nice, Eros, Hytuna, Mount Tacoma, Orange Triumph, Pinocchio, Uncle Tom.

Wilde tulpen.

De meeste soorten zijn inheems in de Pamir en Hindu Kush bergen en steppen van Kazachstan, Iran, Afghanistan, verder tot Xinjiang, noordwest China, ook Z. Europa, N. Afrika. Van daaruit kwam ze naar de Turkse tuinen. Er zijn een 100 soorten.

Wilde tulpen worden wel botanische tulpen genoemd. Dat zijn tulpen waarvan de voorouders nog duidelijk te herkennen zijn. Met hun veelal exotische vormen en felle kleuren brengen de in de lente zo gewenste fleur in de tuin.

De eerst bloeiende tulpen in het jaar zijn die van Tulipa kaufmanniana die een heldere kleur geven aan het voorjaar, wat door de vurige aanblik van de volgenden gevolgd wordt. Dit zijn Tulipa eichleri, (Eichler’s) Tulipa greigii, (Greig’s) en vooral Tulipa fosteriana, (Foster’s), die geven een briljante kleur die maar door weinig bloemen overtroffen wordt. Het zijn de tulpen die het eerste rood in onze tuin geven. Een andere verfnuance geeft Tulipa praestans, (voortreffelijk, in de rij vooraanstaand) weer, die heeft meer een warme en gedekte kleur.

De bloemen zijn niet het enigste onderscheidingsteken van de wilde tulpen. Alle soorten van T. greigii en hybriden en bij degenen die dit bezitten hebben een karakteristieke loofversiering. De bladeren zijn meer of minder breed gestreept en de kleur is meestal niet gelijk, zweeft tussen purper en bruin in. In hun jeugd is dit bijzonder scherp te zien.

Verder zijn er een aantal wilde tulpen die met meerdere bloemen op een stengel verschijnen.

Uit www.studiobotanika.com

=Tulipa fosteriana, var. en hybriden.

Tulipa fosteriana, W. Irving (Michael Foster, Engelse plantenliefhebber en botanicus, 1836-1907) Bijzonder grote bloem die wijd open staat, donker vermiljoen/rood met stompe bloemdekslippen met in grootte variërende zwarte, geel gerande vlek, meeldraden en helmknoppen zijn purper/zwart in april. Bij de vormen waar de bloemen een kleine zwarte vlek vertonen of waar die vlek bijna ontbreekt zijn de meeldraden en helmknoppen meestal geel.

Komt in Centraal Afzie maar in een eng begrensd gebied voor, namelijk in Samarkand gebergte. Het is waarschijnlijk een van de meest grootbloemige botanische soorten met bloemen grote dan welke cultuurvariëteit ook. Met haar selecties bloeit ze later dan greigii en kaufmanniana, eind april. In het wild komen veel natuurlijke variëteiten voor waar de kwekers een aantal bijzonder opvallende typen uit hebben geselecteerd. Wordt 25-30cm hoog.

Vormen.

Bloeit begin april, hoogte 20-45cm. Kruising tussen Tulipa fosteriana, Tulipa greigii of Tulipa kaufmanniana. De bekendste is ‘Madame Lefeber’, van 35cm hoogte heeft zeer grote, de grootste lichtend rode bloemen van alle tulpen met een zwarte basale vlek binnenin met gele rand. Waarschijnlijk vanwege de krachtige bloem heeft men zijn geslacht veranderd en wordt deze tulp in Duitsland ‘Roter Kaiser’ genoemd zo ook in het Engelse ‘Red Emperor’. Het blijft toch de moeder van de Darwinhybriden. Wat windgevoelig. Uit Turkestan ingevoerd door C.G. van Tubergen en in de handel gebracht door D.W. Lefeber & Co, uit Lisse.

Steviger is de iets lager blijvende en iets later bloeiende ‘Princeps’. Fijne en grote rode bloemen verschijnen op korte stengels, is mooi voor rotswerk.

Tulipa ingens J. Hoog. (enorm) uit Bokhora wordt 25-40cm hoog met 3-4 bladeren die breed lancetvormig zijn, toegespitst en gegolfd, grijs/groen, zeer grote bloem is scharlaken/rood en aan de buitenkant met geelachtige streep, bloemdekslippen langwerpig/eivormig en stomp. Spitspuntig, aan de voet met zwarte niet geel gerande vlek, buitenste slippen aan de achterkant bij de voet geelachtig/groen in april/mei. Verzameld door Paul Graeber in 1901 in Centraal Azië.

Vooral werd ze bekend vanwege de kruisingen met de Darwins. Omgekeerd, namelijk uit fosteriana x darwins zijn de fosteriana hybriden ontstaan.

Fosteriana-hybriden zijn statige planten van 35-40cm hoog met grote, heldere bloemen. De buitenste bloembladen zijn spits, van binnen wat breder en wat afgestompt en zijn er in intensieve kleuren rood, geel en wit, hoewel rood overheerst. Hiervan zijn kruisingen met T. greigii.

Uit; http://www.alamy.com/stock-photo-tulipa-ingens-jhoog-an-illustration-from-the-book-species-of-flowers-102123920.html

Candela’, van 20cm. is puur geel met grote ovale bloemen en zwarte meeldraden.

Concerto, Easter Parade, Feu Superbe, Galata, Golden Eagle, Golden Emperor, Grand Prix, Hit Parade, Humoresque, Juan, Orange Emperor, Pinkeen, Polo, Purissima, Rockery Beauty, Spring Pearl, Summit, Sweetheart, Toulon, Yellow Empress, Yellow Purissima, Zombie.

Uit L.van Houtte.

=Tulipa greigii, variëteiten en hybriden.

Tulipa greigii, Regel. (Samuël Alexejowitch Greig, voorzitter van de keizerlijke Russische Tuinbouwvereniging te St. Peterburg in de tweede helft van de 19de eeuw)

Stengel is 6-20cm lang en behaard.

De 3-5 bladeren zijn ei/lancetvormig en gegolfd met wat kraakbeenachtige rand, groen en bruin gevlekt, soms gewimperd.

Wijdgeopende bloem is tot 12cm in doorsnede en vermiljoen/rood met stompe bloemdekslippen die spitspuntig zijn en aan de voet met een smal langwerpige, zwarte en geel gerande vlek, purper/zwarte meeldraden en helmknoppen in maart/april.

Deze fraaie tulp is direct van anderen te onderscheiden door de donkere strepen en vlekken op de bladeren. De eveneens grote bloemen ontplooien zich tot de karakteristieke vorm voor deze soort, vrij vlak met bloemdekbladen die in een punt uitlopen waardoor de bloem wel stervormig lijkt.

Bolhuid is van binnen behaard.

Is in 1877 ontdekt en beschreven door Regel die haar de koningin der tulpen noemde. Hij vond deze tulp in Turkestan en noemde die naar S. A. Greig. Greig’s tulip of Turkestan tulip

Ook greigii is in de natuur vrij variabel. Er zijn vele var. bekend die afwijken in kleur, gebloktheid afwijkende bloemvorm en steellengte.

Planten.

Deze hybriden worden 20-40cm hoog. De bloei valt vrij laat, eind april, begin mei. Dit is een populaire en magnifieke groep van tuintulpen. Prachtige kleurcombinaties kunnen gemaakt worden door ze te beplanten met blauwe druifjes, Chionodoxa en triandrus narcissen. Vanwege de grote en opvallende bloemen, hun planthoogte, bloeitijd, zijn ze ideaal voor de tuinbeplanting, borders en in de rotstuin.

De bloemen zijn breedklokkig, de binnenste bloembladen zijn wat groter dan de buitenste. Het spits uitlopend loof is vaak gegolfd en meer of minder purper tot roodbruin gestreept of gesprenkeld.

Hybriden zijn ontstaan vooral van kruisingen tussen Tulipa kaufmanniana en Tulipa greigii. Ze werden vroeger Tulipa harlemensis x genoemd omdat ze gewonnen zijn door C.G. van Tubergen Ltd., kwekers uit Haarlem. Wordt greigii als moederplant gebruikt spreken we van Tulipa Greigii-hybriden, is de moederplant een Tulipa kaufmanniana dan krijgt men een Tulipa Kaufmanniana-hybride. Het gevolg is dat het onderscheid tussen beiden moeilijk wordt. Soms is de typische bladtekening een aanwijzing dat we te maken hebben met een greigii, maar vaak vertonen dezelfde planten de bloemvorm van kaufmanniana. Vele hybriden hebben namen gekregen van grote kunstenaars, vooral musici, als ‘Johann Straus’, ‘Johann Sebastiaan Bach’, ‘Guiseppe Verdi’, ‘Gluck’, ‘Cesar Frank’, en ‘Shakespeare’. Vele hybriden zijn later gewonnen door G. Kieft uit Schoorl die zijn bedrijf Hybrida noemde.

Roodkapje’ of ‘Red Riding Hood’ of ‘’Rottkappchen’’, 25cm. is een van de mooiste met helderrode bloemen. Vooral de bloembouw is opvallend en echt een rood kapje. Mooie gevlekte bladeren.

’Cape Cod’’ is 20cm. hoog, met abrikoosrode vlammen en een gele rand en gevlekte bladeren.

’Margaret Herbst’’ (‘’Royal Splendour’’) is 45cm. groot met enorm grote en donkerrode bloemen op stevige stengels en gevlekte bladeren. Een grote en schitterende tulp van nobele afmetingen.

Oratorio’ van 20cm is roze met gevlekte bladeren.

Oriental Beauty’ is vrijwel gelijk met de vorige, karmijnrode bloemen, zelfde kwekers en registratie als vorige en volgende 2, ‘Pandour’ van 20cm is een attractieve var. met licht crème gele bloemen, gestreept en omfloerst met karmijnrood, het blad is gespikkeld. ‘Plaisir’ van 15cm is favoriet voor perken vanwege de helder crème gele bloemen die vermiljoen roze geveerd en gevlamd zijn, het blad is gevlekt.

Toronto’ is jasper/rood met gevlekte bladeren. Deze prachtig gevormde tulp draagt 2-3 bloemen per steel, een extraatje.

Addis, Ali Baba, Calypso, China Lady, Corsage, Diantha, Donna Bella, Dreamboat, Easter Surprise, Engadin, Fresco, Graceful, Jockey Cap, Large Copper, Longfellow, March of Time, Mary Ann, Orange Elite, Orange Toronto, Oriental Splendour, Perlina, Princess Charmante, Queen Ingrid, Red Surprise, Rockery Master, Rockery Wonder, Safari, Sparkling Fire, Sweet Lady, Tango, Teenager, Towa, Trinket, Yellow Dawn, Zampa.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa kaufmanniana, variëteiten en hybriden.

=Tulipa kaufmanniana, Regel. (K. Kaufmann, gouverneur van Turkestan, 1818-1882)

Stengel is 15-20cm lang en fijn behaard.

De 2-4 bladeren zijn opstaand en langwerpig/lancetvormig, vlak en bleek blauwachtig/groen, fijn gewimperd.

Bloem is 6-7.5cm lang en 7-10cm in doorsnede, breed klokvormig, elliptische bloemdekslippen zijn elliptisch en stomp, roomwit met gele voet, aan de buitenkant roodachtig, donkergele meeldraden en citroen/gele helmknoppen in maart.

Bolhuid is van binnen dicht behaard.

Uit Turkestan.

De soort varieert sterk daarom zijn er talrijke soorten, verder zijn er vele kruisingen. Kruisingen met T. greigii geven een karakteristieke loofkleuring. Dit zijn lage tulpen, nauwelijks 20cm. hoog. Op de korte stelen zitten magnifieke bloemkleuren en zeer geschikt om de tuin in het vroege voorjaar op te fleuren. De bloembladen zijn bij zonneschijn sterk teruggeslagen.

Naam.

Water lily tulip en Duitse Nymphaeentulpe.

Vormen.

Bloeitijd vanaf midden maart, hoogte 15-25cm.

‘Giuseppe Verdi’ is aan de buitenkant karmijnrood met een gele rand en geblokte bladeren

‘Heart’s Delight’ is ook karmijnrood aan de buitenkant met een licht roze rand. De bladeren hiervan zijn ook gevlekt.

‘Showwinner’ is diep kardinaalrood met een boterbloemgeel hart. De bladeren zijn op een aparte manier gestreept.

Stresa’ is een vrij grote in deze groep, 30cm. van buiten helderrood met gele randen. Het loof is geblokt. Een van de mooiste uit deze groep.

Alfred Cortot, Ancilla, Berlioz, Cesar Franck, Chopin, Corona, Daylight, Early Harvest, Fair Lady, Fashion, Franz Lehar, Fritz Kreisler, Gaiety, Gluck, Goudstuk, Jeantine, Johann Strauss, Love Song, Scarlett Baby, Shakespeare, The First, Vivaldi.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulpenspecies, soorten en variëteiten, bijvoorbeeld van Tulipa praestans.

Tulipa praestans, Hoog. (in de rij voor aan stand of voortreffelijk) Stengel 25-40cm lang en meestal behaard met 2-4 bloemen.

De 4-6 bladeren zijn langwerpig/lancetvormig en gewimperd, blauw/groen.

Bloem varieert in scharlaken/rode tinten, bloemdekslippen zijn allen ongeveer even groot en kort toegespitst, meestal zonder vlek aan de voet, buitenste slippen zijn aan de buitenkant bij de voet wat geelachtig, donkerrode meeldraden en purperen helmknoppen in april

Bolhuid is van binnen niet behaard.

Uit Bokhora is beschreven in 1903.

Vormen.

Dit zijn kleine planten die nauwelijks 25cm. halen, vaak met verscheidene bloemen aan een enkele stengel, meestal van een scharlakenrode kleur en beker- tot klokvormig. ‘Fusilier’ haalt 25cm. met compact groei en geeft meer plezier door de 3-5 intens rood/oranje bloemen per plant in maart. Een oplichtende tulp voor rotspartijen en kleine perken.

Overige soorten.

Uit dick-smit.nl, lijkt veel op Tulipa gesneriana Cornuta.

=Tulipa acuminata, Link. (toegespitst) Meestal zijn er 3 blauw/groene bladeren die langwerpig/lancetvormig zijn en toegespitst, gegolfd.

Opstaande bloem is wijd klokvormig en 7-10cm lang, heldergeel en rood gestreept, bloemdekslippen zijn even groot en lancetvormig, lang toegespitst met omgekrulde en vaak gegolfde randen en omgebogen top, gele meeldraden en helmknoppen in april.

Bolhuid is van binnen niet behaard, ook de stengels zijn niet behaard.

Vaderland is onbekend, mogelijk uit Tulipa bithynica ontstaan, wordt 30-45cm hoog. Is beschreven in 1810. Een van de oudste vormen.

Horned tulip of Turkish tulip.

Uit; https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Tulipa_agenensis_in_Les_liliacees.jpg

Tulipa agenensis DC. Komt uit Turkije, Iran Cyprus, Israël.

Bladeren 2-3cm breed, glanzend en wasachtig, lijnvormig met wuivende randen.

Dieprode bloemen van 4-6cm lang met zwart hart waaromheen gele randen, 15-40cm, maart-april.

Sharon tulp.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa altaica Pall. ex Spreng. var. altaica (uit het Altai gebied) (=Tulipa kolpakowskiana, Regel. (Gerasim Alexjewitsch Kolpakowski, gouverneur van Smeriretschenskaja in Turkestan, tweede helft van de 19de eeuw) Stengel van 15-25cm lang

Meestal 3 bladeren zijn blauwachtig/groen.

Opstaande bloem (soms 1-3) is klokvormig, bloemdekslippen zijn elliptisch/lancetvormig en spits, fijn gewimperd, geel en niet gevlekt, aan de buitenkant roodachtig, buitenste bloemdekslippen zijn wat breder dan de binnenste, gele meeldraden en helmknoppen in april.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Uit Turkestan en is beschreven in 1877.

Kolpakowsky’s tulip.

Uit en.wikipedia.org

=Tulipa biebersteiniana Schult. & Schult. f. (Friedrich August Marschall von Bieberstein, Duitse botanicus, 1768-1826) uit midden en Z. Rusland, Kaukasus en Turkestan verschilt van de wilde tulp door de kortere stengels en kleinere bloemen terwijl de meeldraden aan de voet minder dicht behaard zijn.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa biflora Pall. (2bloemig (Tulipa polychroma, Stapf. )(veel geelkleurig) Stengel is 7-12cm lang met 1-3 bloemen.

Langwerpig/lancetvormige bladeren zijn 5-10cm lang en gekield, blauw/groen.

Buitenste bloemdekslippen zijn elliptisch/lancetvormig en 2-3cm lang en 5-7mm breed, wit met gele voet, aan de buitenkant roodachtig, binnenste slippen breed elliptisch en 2-3.5cm lang en 12-14mm breed, aan de top gewimperd en wit met gele voet, gele meeldraden met afgeplatte, behaarde voet in maart/april.

Bolhuid is van binnen dicht wollige behaard.

Uit Z. Rusland, Kaukasus en midden Siberië, N. W. Perzië. Is beschreven in 1806.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa billietiana Jord (Billiet’s ) heeft bredere bladeren en een bloem van 7-8cm lang die donkergeel is en later meer oranje/rood met een zeer kleine vlek aan de voet van de bloemdekslippen, gele meeldraden en helmknoppen. Nauw verwant aan Tulipa didieri.

Uit Edwards botanical register.

=Tulipa boeotica Boiss. & Heldr. (uit Boetië) (=Tulipa undulatifolia), Reb.) (verstopt) (Tulipa euanthiae Orph., Tulipa oculus-solis Heldr. ex Baker) Stengel is 20-30cm lang en wat behaard.

De 3-5 bladeren zijn opgericht en lancetvormig, gegolfd en blauw/groen, wat gewimperd

Opstaande bloem van 4-8cm lang geurt en is karmijn/rood, langwerpige bloemdekslippen zijn spits en aan de voet met een blauw/zwarte, soms geel gerande vlek, binnenste slippen omgekeerd eivormig, stomp en spitspuntig in maart/april.

Bol met uitlopers.

Bolhuid is van binnen niet behaard.

Uit Italië.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa eichleri, Rgl. (Wilhelm Eichler, Russische plantenliefhebber in de tweede helft van de 19de eeuw, directeur van de botanische tuin te Berlijn die deze plant heeft gevonden)

Behaarde stengel van 30-40cm lang.

De 3 bladeren staan uitgespreid en zijn langer dan de stengel, lijn/lancetvormig en toegespitst, grijs/groen met behaarde bovenkant.

Opstaande bloem is zeer groot en wijd geopend, karmijn, scharlaken, langwerpig/lancetvormige bloemdekslippen zijn spits met bijna ronde, glanzend zwarte en geel gerande vlek aan de voet, purper/zwarte meeldraden zijn niet behaard, helmknoppen purper/rood in april.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Stamt uit de Kaukasus, Pamir en Altai gebergte.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa clusiana, DC. ( Charles de l’Ecluse, in Latijn Clusius, Vlaamse kruidkundige, 1525-1609) Ter eren van Clusius is een tulp naar hen genoemd, de in 1636 ontdekte Tulipa clusiana, Vent. Clusius had hem zelf gekregen van de Florentijn C. Caccini en kwam in 1607 in bloei.

De 4-6 bladeren zijn lijn/lancetvormig en toegespitst, gekield tot vlak en blauwachtig/groen

Opstaande bloem met lancetvormige bloemdekslippen die 3.5cm lang zijn, wit met purper/rode voet en aan de buitenkant karmozijn/roze, de buitenste spits en de binnenste meer stomp, donker purperen meeldraden zijn niet behaard, purperen helmknoppen in maart/april.

Bol met uitlopers, bolhuid is van binnen dicht bruin behaard.

Een zeer aardig tulpje die geschikt is voor verwildering op een beschutte en warme plaats.

Uit Z.W. Frankrijk, Italië en Spanje wordt 20-40cm hoog.

Tulipa clusiana var. Lak van Rhyn uit L. van Houtte.

Naam.

Bij de Engelsen wordt ze painted lady tulip of lady tulp genoemd, dames tulp, ook Clusius’s tulip.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa clusiana DC. forma stellata (Hook.) S. Dasgupta & Deb, (stervormig) uit Afghanistan en W. Himalaya heeft de bolhuid van binnen grijsachtig wollig behaard, stengel van 10-20cm met 3-6 bladeren die smal lijnvormig zijn, toegespitst en gekield, vaak gegolfd en blauw/groen, bloem van 5cm lang is stervormig geopend, bloemdekslippen zijn omgekeerd lancetvormig en stomp, de binnenste geheel donkergeel en breder en langer dan de buitenste, de buitenste is witachtig met donker gele vlek aan de voet, aan de buitenkant zacht roze/rood met smalle, gele rand, gele helmknoppen.

Star flowered tulip.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa didieri Jordan. (E. Didier, Zuid Franse rechter en botanicus, 1810-1889) (Tulipa marjolettii, Perr. & Song.) (genoemd naar Joseph Marie Marjolett, notaris en plantenliefhebber in Savoie, 1823-1894) .

Stengel van 25-30cm lang.

De 2-3 bladeren zijn korter dan de stengel, lancetvormig en toegespitst, sterk gegolfd en blauw/groen, wat gewimperd.

Opstaande bloem is 5-6cm lang en eerst bleekgeel, later aan de randen en in het midden van de slippen wit of roze gekleurd met blauwachtige vlek aan de voet, buitenste bloemdekslippen zijn elliptisch en min of meer spits, de binnenste omgekeerd eivormig, stomp en wat spitspuntig, witte meeldraden zijn boven aan blauw/zwart en gele helmknoppen in mei.

Bolhuid is niet tot zwak behaard. Is beschreven in 1882.

Uit Savoie.

Didier’s tulip.

Uit E. Step en de tweede uit Edwards botanical register.

=Tulipa gesneriana Hayek. (K. von Gessner, Zwitserse arts en kruidkundig, 1516-1565) (Tulipa suaveolens, Roth. )(zoet geurend) Stengel 8-15cm lang en behaard.

De 3-4 bladeren zijn elliptisch/lancetvormig en vlak, blauw/groen.

Opstaande, klokvormige en geurende rode bloemen met omgekeerd eivormige tot elliptische bloemdekslippen zijn stomp met gele voet, buitenste slippen toegespitst en langer en smaller dan de binnenste, gele meeldraden en helmknoppen in maart/april.

Hiertoe behoren de Duc van Tol tulpen.

Uit Curtis botanical magazine.

=Var. schrenckii (A. Schrenk, Russische botanicus in de eerste helft van de 19de eeuw) verschilt doordat de bloemdekslippen aan de top geel gerand of gestreept zijn, verder is de bolhuid van binnen sterker behaard.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Uit Z. Rusland en Kaukasus, Thracië. Is beschreven in 1603. (Tulipa schrenckii Regel) Schrenck’ s tulip.

Uit Redoute, Tulipa gesneriana als var dracontia en Tulipa gesneriana als Tulipa cornuta.

=Tulipa x gesneriana, L. (K. von Gessner, Zwitserse arts en kruidkundig, 1516-1565) (Synoniem Tulipa turcarum) (Turks)

Stengels 20-65cm lang met 1 bloem.

De 3-5 bladeren zijn breed lancetvormig, vlak tot wat gegolfd en blauw/groen

Opstaande bloem is klokvormig, bij de vorm die als het type wordt aangenomen zijn de bloemen scharlaken/rood, langwerpig/eivormige bloemdekslippen zijn min of meer stomp en aan de top vaak wat gewimperd, aan de voet met een vrijwel ronde, blauw/zwarte vlek, buitenste slippen wat langer en spitser dan de binnenste, meeldraden purper/zwart en niet behaard met afgeplatte voet, purper/zwarte helmknoppen.

Tulipa gesneriana is een feite een verzamelnaam waartoe de meeste zogenaamde tuintulpen behoren waarvan het aantal vormen enorm groot is, vroege of late bloei, hoof of laag, eenkleurig, gevlekt, gestreept, tweekleurig of veel kleurig kunnen zijn en dat in vrijwel alle kleuren. Die zijn in voor vermelde groepen ingedeeld.

Bolhuid is van binnen kaal tot zwak behaard.

Is beschreven in 1577. Zeer oude cultuurplant die uit Turkije afkomstig is, van onbekende herkomst en is waarschijnlijk door kruising ontstaan.

Naam.

Duitse Gartentulpe, Franse tulipe des fleuristes.

Uit www.botanischergarten.ch

=Tulipa grengiolensis Thommen (groeit in Grengiols, Kanton Wallis, Zwitserland) afkomst is echter onduidelijk. Men gelooft dat deze tulp door de Romeinen de weg naar Grengiol gevonden heeft omdat er vroeger een Romeinse weg doorheen voerde.

Deze tulp is er in 2 vormen, een met gele, omnino-lutea, en een met rood gestreepte of gerande bloemen, rubro-variegata. Bloemen zijn 4-5cm lang.

Wordt 30-65 cm hoog met 4-5 bladeren van 20cm lang en 3.5cm breed,

Groeide op de Wallische roggenakkers.

Is in 1946 door de botanist Eduard Thommen ontdekt die het naar de vindplaats Grengiols noemde.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa humilis, Herb. (nederig) (=Tulipa pulchella Fenzl et Regel )(fraai of mooi) Stengel is 10-20cm lang.

De 2-4 bladeren zijn lijnvormig en wat gekield, donkergroen, 1015cm lang.

Kleine en min of meer knikkende bloem varieert van nagellak, licht lila tot purper/roze met goud/gele voet, aan de buitenkant vaak dieper van kleur, buitenste bloemdekslippen zijn lancetvormig en spits, binnenste omgekeerd eivormig en spits, even lang als de buitenste maar breder en aan de voet gewimperd, gele meeldraden met gewimperde voet en gele helmknoppen in mei.

Bolhuid is van binnen wat behaard, bol van 1-2cm

Uit N. Perzië, Cilische Taurus. Is beschreven in 1840.

‘Persian Pearl’.

Uit www.kew.org

=Tulipa julia Koch (naar Julia Farnesse, 1850?) uit Kaukasus en Turkestan heeft de bolhuid van binnen bruinachtig wollige behaard, stengel 6-10cm lang, 3-4 bladeren zijn lijn/lancetvormig en meestal gegolfd, purper/rode bloem met omgekeerd eivormige bloemdekslippen, stomp tot kort toegespitst met blauw/zwarte vlek aan de voet, donkerblauwe meeldraden.

Julian tulip.

Tulipa korolkowii Regel. (N. I. Korolkow, gouverneur van Fergana, Turkestan) tulp van 20cm hoog.

Drie lijnvormige bladeren, sterk blauwachtig. In het wild 1 bloem en in cultivatie soms meer van 5cm lang, rood, geel of tweekleurig met een donkere vlek binnenin. (naam is omstreden)

Var. Rosea.

Uit www.amazon.co.uk

=Tulipa kuschkensis, B. Fedtsch. (genoemd naar Kusch Post, plaatst in Russisch Turkestan waar deze plant werd gevonden) Stengel is 20-35cm lang, vrijwel niet behaard.

De 4 bladeren zijn smal lancetvormig en spits, blauw/groen, de randen wat gewimperd.

Bloem van 5.5-7.5cm lang is vermiljoen/rood met omgekeerd eivormige bloemdekslippen met wigvormige voet en onderaan een zwarte, smal geel gerande vlek, de binnenste slippen wat langer dan de buitenste, bijna zwarte meeldraden zijn aan de top en voet witachtig, bijna zwarte helmknoppen in april.

Bolhuid is van binnen dicht wollig behaard.

Uit Turkestan.

Uit www.studiobotanika.com

=Tulipa lanata, Regel. (woldragend) Stengel is 25-50cm lang en wat behaard.

De 3-4 bladeren zijn lancetvormig en min of meer gegolfd en met smal kraakbeenachtige rand, wat blauwachtig/groen, wat gewimperd.

Bloem van 10-15cm in doorsnede is scharlaken/purper/rood, omgekeerd eivormige bloemdekslippen zijn min of meer toegespitst en gewimperd, aan de voet met een grote zwarte, geel gerande vlek, de binnenste slippen zijn wat breder en meer stomp dan de buitenste, violet/zwarte meeldraden en helmknoppen in april/mei.

Bol met uitlopers, bolhuid van binnen dicht bruinachtig wollig behaard.

Uit Midden-Azië, Bokhora.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa linifolia Regel (lijnvormig) uit Bokhora heeft de bolhuid van binnen bruinachtig wollig, kort behaard, stengel van 15-25cm lang, 5-7 bladeren zijn smal/lijnvormig, kleine bloem met ei/lancetvormige bloemdekslippen zijn toegespitst en helderrood, aan de voet met kleine, blauw/zwarte, geelachtige gerande vlek, binnenste slippen zijn smaller dan de buitenste, meeldraden zijn blauw/zwart en helmknoppen roodachtig.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa linifolia f. chrysantha (Boiss.) Raamsd (goudgele bloemen) (Tulipa batalinii Regel) (A. F. Batalin, Russische botanicus, 1847-1896) uit O. Bokhora wordt 10-15cm hoog met meestal 5 bladeren die lijn/lancetvormig zijn en toegespitsts, vlak tot gegolfd, groen.

Gele bloemen met langwerpige tot omgekeerd eivormige bloemdekslippen die stomp zijn en soms bovenaan ingesneden, buitenste slippen zijn iets langer dan de binnenste, lijnvormige, ronde en gele meeldraden en gele helmknoppen, kleine licht bruine vlek aan de voet, midden aprilt.

Bolhuid is aan de binnenkant dicht geelachtig, wollig behaard.

Uit Iran, Turkestan.

‘Apricot Jewel’, ‘Bright Gem’, ‘Bronze Charm’, ‘Red Gem’, and ‘Yellow Jewel’.

Uit www.studiobotanika.com

=Tulipa linifolia Regel forma linifolia (Var. maximowiczii Regel) ( Carl Ivanovitsj Maximowicx Russische botanicus, 1827-1891) uit O. Bokhora heeft een stengel van 20-25cm met 3-4 bladeren die lijnvormig en vlak zijn, blauwachtig/groen en roodachtig gerand, fijn gewimperd, glanzend scharlaken bloem met blauw/zwarte en wat wit gerande vlek aan de voet, bloemdekslippen zijn langwerpig/eivormig en kort toegespitst, ronde meeldraden zijn donker blauw en purper/rode helmknoppen in mei.

Uit www.studiobotanika.com

=Tulipa micheliana Hoog ( genoemd naar Marc Micheli, Zwitserse plantenliefhebber in de tweede helft van de 19de eeuw) Stengels zijn 30-40cm lang en behaard.

Meestal 4 bladeren zijn lancetvormig en toegespitst, sterk gegolfd en gewimperd, grijs, groen en bruin gestreept.

Bloem is 6-8cm lang en scharlaken/rood, aan de buitenkant lila, bloemdekslippen met gewimperde top en aan de voet een grote lancetvormige, zwart/rode wat geel gerande vlek, binnenste slippen omgekeerd eivormig en spitspuntig, de buitenste langwerpig eivormig en kort toegespitst, zwart/purperen meeldraden en helmknoppen in april/mei.

Bolhuid is van binnen bruinachtig behaard.

Uit Transcaspie. Perzië. Is beschreven in 1901.

Uit botanical register.

=Tulipa montana, Lindl. (van de bergen) Stengel 8-15cm lang. (var. Wilsoniana) (G.F. Wilson, industrieel en plantenliefhebber te Weybridge, Engeland, 1822-1902)

De 3-5 bladeren zijn langwerpig/lancetvormig en gegolfd, grijs/groen met vaak roodachtige achterkant.

Opstaande bloem is klokvormig en 4-5cm lang, donker vermiljoen/scharlaken, aan de buitenkant bleker, buitenste bloemdekslippen zijn eivormig en kort toegespitst, aan de voet met een kleine, zwarte en min of meer driehoekige, geel gerande vlek, donker purperen meeldraden en gele helmknoppen in april/mei.

Bolhuid is van binnen dicht grijs wollig behaard.

Uit M. Zee, Klein Azië en Perzië. Is beschreven in 1827, 5-10cm.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa orphanidea Boiss. ex Heldr. (Theodoros Georgios Orphanides, Griekse botanicus, 1817-1886) (Tulipa hageri, Heldr.) (Friedrich Hager, Duitse koopman en plantenverzamelaar in de tweede helft van de 19de eeuw die deze plant samen met de auteur Heldrich vond)

Stengel 15-30cm lang.

De 3-5 bladeren zijn opstaand en steken boven de bloem uit, lijn/lancetvormig en gekield, spits en wat gegolfd, groen.

Klokvormige bloem is 3.5-5cm lang en 5cm in doorsnede en koper/rood, aan de buitenkant geelachtig/rood, elliptische bloemdekslippen zijn spits en aan de top gewimperd, aan de voet met een kleine driehoekige, donker/rode, geel gerande vlek, buitenste bloemdekslippen zijn veel smaller dan de binnenste, donkerblauwe meeldraden zijn gewimperd, blauwzwarte helmknoppen in april.

Bol met uitlopers. Bolhuid is van binnen zijdeachtig.

Uit Griekenland en Balkan, = kruising van hageri x australis. Is beschreven in 1862.

Orphanide’s tulip, orange wild tulip.

Hager’s tulip.

Var. whittallii uit www.studiobotanika.com

Tulipa whittallii (genoemd naar Edward Whittall die een kwekerij had in de buurt van Izmir rond 1929) stervormige bloemen zijn beige geel met een groene gloed en van binnen helder oranje. 20cm. Bijna zwarte helmknoppen. Uit west Turkije.

Uit www.studiobotanika.com

=Tulipa praecox, Ten. (vroeg) Stengel is 25-40cm lang.

De 3-5 bladeren zijn langwerpig/lancetvormig en toegespitst, gekield en gegolfd, wat blauwachtig/groen.

Opstaande bloem is 5-8cm lang en helder vermiljoen/rood, bloemdekslippen vallen met de randen over elkaar en zijn aan de top behaard, aan de voet met langwerpige, purper/zwarte en geel gerande vlek, buitenste slippen spits en binnenste korter en smaller, meeldraden en helmknoppen purper/bruin in maart.

Bolhuid is van binnen dicht grijs wollige behaard.

Uit Z. Frankrijk, Italië, Balkan en Klein Azië. Is beschreven in 1825. Belangrijke kruisingsouder, heeft een zeer korte koude periode nodig voor forcering met een betrekkelijk korte trek duur. Bovendien is de soort van belang wat betreft zijn houdbaarheid.

Large sun’s eye tulip.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa primulina Baker (Primula-achtig) is 15cm lang met 3-6 bladeren die lijnvormig zijn, opstaande bloem geurt en is licht geel, spitse bloemdekslippen, de buitenste aan de buitenkant licht groen met zachtroze randen, de binnenste wat langer dan de buitenste met gewimperde en donkerder gele voet.

Warme en beschutte plaats.

Tulipa elegans, Tulipa viridiflora en Tulipa retroflexa uit “The Garden’.

Tulipa x retroflexa, Bak. (naar achteren gebogen of terug gebogen) = waarschijnlijk een kruising van gesneriana x acuminata. Is beschreven in 1874.

Stengel van 30-50cm lang.

Langwerpig/lancetvormige bladeren zijn vlak en wat gewimperd.

Bloemknop knikkend, bloem breed klokvormig en 6-8cm lang, bloemdekslippen zijn ongeveer even groot en langwerpig/lancetvormig, toegespitst en gegolfd, sterk omgebogen en aan beide kanten eenkleurig geel, afgeplatte meeldraden zijn geel, ook zo de helmknoppen in mei. Een van de eerste vormen met wat lelieachtige bloemen.

Hiertoe behoren verschillende tuinvormen.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa saxatilis, Sieb. (op rotsen groeiend) Stengel is 25-35cm lang met 1-3 bloemen.

De 2-4 bladeren zijn langwerpig/lancetvormig en gegolfd, glanzend donkergroen en omgebogen.

Trechtervormige bloemen van 3-5cm lang en tot 7.5cm in doorsnede, bloemdekslippen zijn aan beide kanten lila/roze en aan de voet donkergeel, stompe slippen zijn aan de voet behaard, de binnenste is breder dan de buitenste, oranje/gele meeldraden met vlakke en dicht behaarde voet, donker purperen helmknoppen in mei.

Bolhuid is van binnen niet behaard.

Uit Kreta (Candia). Is beschreven in 1827.

Candia tulip.

Uit www.art4arnold.com

=Tulipa sprengeri, Baker. ( K. L. Sprenger, Duitse kweker en botanicus te Vomero bij Napels, Italië, 1846-1917) Stengels zijn 25-40cm lang.

De 4-5 bladeren zijn stijf en lijn/lancetvormig, vlak en olijf/groen, gewimperd

Wijd klokvormige bloemen zijn 5cm lang en donker oranje/scharlaken, bloemdekslippen zijn stervormig uitgespreid en langwerpig/eivormig, spitspuntig en aan de top fijn gewimperd, aan de voet met bruinachtige, oranje/gele gerande vlek, olijf/bruine meeldraden en gele helmknoppen in juni. De laatste bloeiende.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Uit Armenië. Is beschreven in 1891.

Uit www.tulipessauvages.org

=Tulipa stapfii, Turrill. (Otto Stapf, Oostenrijkse botanicus en tulpenkenner, 1857-1933) Stengel is 25-30cm lang, kaal tot behaard.

Lancet tot lijn/lancetvormige bladeren zijn spits en blauwachtig/groen, wat gewimperd en met smal kraakbeenachtige rand.

Bloem varieert in scharlakenrode kleuren, bloemdekslippen met gewimperde top en violet/zwarte, smal geel gerande vlek aan de voet, buitenste slippen breed elliptisch en 7cm lang, 4.5cm breed, spitspuntig, binnenste omgekeerd eivormig en tot 6cm lang en 2.5cm breed met afgeronde tot afgeknotte, kort spitspuntige top, meeldraden met brede voet en in het midden donker violet, aan de voet en top geelachtig in april.

Bolhuid is van binnen dicht wollig behaard.

Uit N. W. Perzië, Irak.

Uit O. Thome.

=Tulipa sylvestris, L. (van het bos) (Florentina odorata( geurend) Stengel is 20-40cm lang.

De 2-3 bladeren zijn lijnvormig en spits, gekield en blauw/groen.

Knikkende bloemknop, opstaande bloem van 4-5cm lang die wat geurt is van binnen botergeel, toegespitste bloemdekslippen met behaarde top zijn aan de buitenkant groenachtig tot wat bruinachtig, binnenste slippen zijn aan de voet gewimperd en smaller en langer dan de buitenste, gele meeldraden met dicht behaarde voet in april/mei.

Bol met uitlopers.

Bolhuid is van binnen wat bruin behaard.

Uit Midden en Z. Europa de, met goudgele en geurende bloemen. De soort raakte hier verwildert en komt nog op enkele plaatsen voor op beschaduwde plaatsen. Bloeit niet sterk. Voor de wilde tuin is ze geschikt.

Naam.

Bostulp, Engelse wild tulip, Duitse Wilde Tulpe, Wald-Tulpe of Weinberg-Tulpe.

Uit The Garden.

Tulipa sylvestris subsp. australis, Lin. (zuidelijk) De 2-5 bladeren zijn opstaand tot omgebogen en lijn/lancetvormig, wat gekield en bijna vlak, blauw/groen.

Opstaande bloem is min of meer klokvormig en 2-4cm lang, bloemdekslippen zijn ongelijk van grootte, elliptisch/lancetvormig en toegespitst, buitenste bloemdekslippen lancetvormig en donker geel, op de rug wat roodachtig, binnenste bloemdekslippen ongeveer twee maal zo breed als de buitenste en geel, gele meeldraden met behaarde voet en gele helmknoppen in april

Bol met uitlopers, bolhuid is van binnen weinig of niet behaard.

Uit Z. Europa en Balkan wordt 15-30cm lang.

Tulipa sylvestris L. var persica (Perzisch) is waarschijnlijk een cultuurvorm en wordt 15cm lang, uitgespreide bladeren, wijd openstaande bloemen geuren en zijn oranje/geel, buitenste bloemdekslippen zijn aan de buitenkant groen/geel en rood gekleurd, meeldraden met brede voet. Persian tulip.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa tetraphylla Regel subsp. ostrowskiana (Regel) Raamsd.(vierbladig) (M. N. Ostrowsky, Russische beschermer van wetenschappen in de tweede helft van de 19de eeuw) Stengel is 20-25cm lang.

De 3-4 bladeren zijn smal lancetvormig en gekield, sterk gegolfd en blauwachtig/groen

Lak rode bloemen met elliptische bloemdekbladeren die kort toegespitst zijn en fijn gewimperd met een zwarte vlek onder aan de voet, purper/rode meeldraden met purper/zwarte helmknoppen.

Bolhuid is van binnen wat behaard.

Uit Turkestan. Is beschreven in 1884.

Uit www.eviragbolt.hu

=Tulipa tarda, Stapf. (laat) Stengel is 5-10cm hoog met 2-7bloemen, kaal tot fijn behaard,

Uitgespreide bladeren zijn lancetvormig en spits, min of meer gegolfd, soms wat gewimperd

Kleine gele bloem staan wijd open, bloemdekslippen zijn ongeveer even groot met witte rand en brede witte top, buitenste slippen zijn aan de buitenkant groen met purper gekleurd, gele meeldraden met behaarde voet en gele helmknoppen in april/mei,

Bolhuid is van binnen behaard.

Uit Turkestan.

Uit www.allposters.be

=Tulipa tubergeniana, Hoog. C.G. van Tubergen, kweker uit Haarlem, 1844-1919) (Var. hoogiana, (J.M.C Hoog, directeur van C.G. van Tubergen Ltd. uit Haarlem) (uit Bokhora werd in 1904 door J. Haberbauer naar Tubergen gestuurd. Wordt 25-40cm hoog met 4-6 bladeren die breed lancetvormig zijn, licht scharlaken/rode bloemen met bloemdekslippen die ongeveer even groot zijn, langwerpig/lancetvormig en kort toegespitst, aan de voet met zwarte, oranje gerande vlek die aan de buitenkant van de slippen geel is in mei.

‘Tubergeniana Emir’ is 20cm. en vroeg, met sierlijk slank blauwgroen blad, vaak 2 of 3 bloemen aan een stengel met rode stuifmeeldraden, de nerven zijn roodpurper.

Uit Curtis botanical magazine.

=Tulipa undulatifolia Boiss (gegolfd bladig) (=Tulipa oculus-solis, St. Mans. )(zonne-oog)(=Tulipa agenensis) Stengel 20-40cm lang.

De 3-4 bladeren zijn eivormig tot ei/lancetvormig, spits en gegolfd, donker groen en gewimperd

Opstaande bloem is klokvormig en 5-9cm lang, lak rood en aan de buitenkant bleker, eivormige bloemdekslippen zijn kort toegespitst en aan de voet met een smalle, lange purper/zwarte, geel gerande vlek, binnenste slippen wat smaller en korter dan de buitenste, purper/zwarte meeldraden en helmknoppen in april.

Bol met uitlopers.

Bolhuid is van binnen wollig behaard.

Uit Frankrijk, Zwitserland, Italië en Klein Azië, Syrië.

Suns’s eye tulip is beschreven in 1816.

Tulipa lortetii Jord (Franse arts en botanist Louis Charles Emile Lortet, 1836-1909) uit Z. Frankrijk verschilt door de bredere eivormige bloemdekslippen waarvan de zwarte vlek geen gele rand heeft.

Tulipa armena Boiss. var. lycica (Baker) Marais (uit Armenië en Lycië) uit Klein Azië en Lycië verschilt door de spitsere bloemdekslippen.

Sun’s eye tulip.

Uit www.bloembollencentrum.nl

=Tulipa turkestanica Regel (uit Turkestan) heeft 2-3 stengels (of meer) die groenachtig/purper zijn en licht gevlekt met 4-8bloemen, grijs/groene bladeren zijn fijn gewimperd, 12-25cm.

Geelachtig/witte bloemen met oranje voet, buitenste bloemdekslippen zijn aan de buitenkant groenachtig/wit met zacht roze randen, binnenste aan de buitenkant roomwit met groenachtige middenstreep, oranje meeldraden zijn meestal gewimperd en bruin/rode helmknoppen. Bloeit vroeg, eind maart, begin april.

Uit centraal Azië, Iran en Turkestan.

Turkestan-Tulpe of Turkestanische Tulpe, Engels two flowered tulip of Turkestan tulip.

Historie.

Groeiplaats.

In de Oost is de tulp zeer vereerd, dit in verbinding met zijn overdaad aan kleuren en zijn relatie met legenden. In Syrië groeit de tulp in zo’n overvloed dat vele schrijvers hier de lelie van de velden in zien waarnaar Christus verwijst. “Zie hoe de leliën groeien... “

Turkije is niet het vaderland van de tulp, althans niet van grote hoogstelige bekertulp. Dat blijkt hieruit dat er geen Grieks woord voor te vinden is ten bewijze van haar bekendheid ten tijde van de Griekse keizers in Constantinopel.

Het centrum van de tulpensoorten ligt in Iran, Kazachstan en Afghanistan, later ontdekten Aziatische nomadische Turken ze in tuinen van onder meer Iran. Later kwam ze naar Turkije waar het een populaire voorjaarsbloeier werd, voor hen het symbool van leven en vruchtbaarheid.

In Perzië groeide ze wild en was het teken van liefdesverklaring. De dichters prezen haar en de schilders verfden haar. De groot mogol Baber telde 330 verschillende soorten bij Kabul.

Naar een Perzische legende was ze natuurlijk, zoals alle bloemen, uit bloeddruppels ontstaan: “Zoals de tulp volgt de jongen de lente, de rode kelk verheven, daar stierf Ferhad uit liefde tot Schirin en verfde de woestijn rood met zijn hartstranen”.

Hafis vermeldt:

“Ziet, o ziet den tulpenstengel

O die stoute deugniet

Heft den bonte beker opwaarts

Vragend om een teugje wijn”. Elders zegt hij: “Het sidderen van een cipres, ja de roos mishaagt, als het meisje met haar tulpenschoon gezicht niet aanwezig is”.

De grote en schone grote tulp die door Hafis bezongen wordt is waarschijnlijk uit Perzië afkomstig en naar Taurie verhuisd en daar in de steden Kaffa en Karabe het eerst gekweekt en vandaar naar Constantinopel gebracht. De steppentulp is hoogrood en op de bodem van ieder blad met een zwarte vlek getekend. Daaruit blijkt dat de door Busbecq geziene tulp geen steppentulp was die Palls en Bieberstein in het wild in de Krim zagen groeien. Hij spreekt vooral van de verscheidenheid van kleuren en hun statige gedaante. De steppentulp is alleen met die tulpensoorten, die nog overal in Griekenland en Italië in het wild groeien te vergelijken, maar niet met die, die terstond na haar verschijning in Europa zo’n opgang maakte.

Bij de Turken werd de tulp al lang gekweekt voordat ze bij ons kwam. Ze had daar al een verandering ondergaan en in plaats van zes bloembladen, zoals de door Hafis bezongen beker bestond, kwamen er meer tevoorschijn. De zes zwarte stuifmeeldraden verbreedden zich tot bontgekleurde blaadjes zodat geleidelijk aan de gevulde tulp ontstond, de kleuren werden steeds rijker.

In de koninklijke tuinen van Hast Biniht in Tabriz werden tulpen gezien. Die waren al eeuwen beroemd en al voor de Hollandse tijd gekweekt en vereerd door de Turken in het grote Ottomaanse rijk. De tijd van Soliman II werd dan ook wel tulpentijd genoemd, ‘lale devri’. Door hun oude schrijvers werd de tulp al bewonderd. Een van die schrijvers is de Shakespeare van het oosten, de grote Hafis, 14de eeuw na Chr.:

“En het is niet alleen gedurende dit leven, dat het hart van Hafis in vlammen staat in zijn verlangen naar verenigen met u. Want van de eeuwigheid af, die geen aanvang heeft, is het overdekt met littekens en vlekken door liefde veroorzaakt en daardoor gelijkend op de wilde tulp van Shiraz”.

In de 13de eeuw beschrijft Musharif Saadi een denkbeeldig tuin waar rozen en tulpen een paradijs vormen voor een gelukkige eigenaar. ‘O. schenker, breng ons snel de wijn eer de tulpen verwelken’.

De tulp was in het Ottomaanse rijk een heilige bloem. Als de tulp bloeide stond werden er grote tuinfeesten gehouden. Door de Turken werden de tulpen als kostbare erfstukken behandeld en met grote liefde en zorg omringd. Een schoonheidsideaal was dat ze op een amandel moesten lijken en de bladeren dolkvormig moesten zijn.

Erotisch.

De tulpen weefden in hun paradijzen een kleurenrijkdom als een oosters tapijt. Ze flonkerden tussen het groen van het gazon alsof die met parels en robijnen bezet was. De tulp beweegt zich met gratie op het ritme van de wind. Dan buigt ze zich voorover als een onderdanige dienaar en buigt mee met de gezangen van de Koran. Ze schudt het hoofd met de rode fez bij de woorden van vroom gebed. Of ze wiegt met haar slanke leest als een bevallige haremdame. Na de dans staat ze roerloos, de rode kelk van haar mond staat tot aan de avond nog hijgend open, dan sluiten de rode lippen zich. De rode kelk staat bewonderend open in de streling van de zon en tegen de avond sluiten de rode lippen zich en spitst zich tot een droom, tot een brandende vlam, stil en vurig in de nacht. De betekenis van de tulp is boven alles... erotisch.

In India en Perzië is van af de vroegste tijden deze grandioze bloem bewonderd als verterende liefde.

Volgens een Hindoestaanse legende was de tulp, in een passie van jaloersheid en geïnspireerd door de exquisiete lippen van de hemelse fakir Bakawali, zelf veranderd in bloed en vandaar droeg hij de tulpenwond in zijn hart, de wond van een ongelukkige liefde.

De bloem is een gloeiend herkenningsteken van de Byzantijnse velden en als een tulband gloeit de bloem in het zonlicht. De zacht stralende bloembladen en het gloeiende hart lijken een signaal voor een schitterende gevangenneming, net zoals een geliefde zich vertoont, alsof ze zich vervaardigt om zich voor een moment te laten veroveren. Het zicht op haar zet zijn verstand in vuur en verandert zijn hart tot gloeiende kolen. Zo is voor de Turken en de Perzen de tulp het symbool van een verterende en een hartstochtelijke liefde, maar, helaas, een wispelturige.

Perzische jongelieden gaven in de 17de eeuw een meisje een tulp. Bij deze gave liet hij zien dat zijn buitenkant geheel in vuur en vlam voor haar stond, zoals deze bloem, en dat zijn hart tot as was geworden. Als je bij vele oude tulpen in het hart kijkt zie je dan ook de donkergrijze en asachtige basis.

Uit hortus eystettensis.

Symbolen.

Een rode tulp symboliseert een liefdesverklaring.

Een bonte tulp symboliseert prachtige ogen.

Een gele tulp symboliseert hopeloze liefde.

Tulp is het wapenbeeld van de Turkse sultan uit de tijd van het huis Osman.

Turkse tulpomanie.

Na de verovering van Constantinopel in de 15de eeuw werd er door Mehmet‑el‑Fatih al begonnen met tuinaanleg en tulpenkwekerijen. Sultan Mehmed II, 1451-1481, liet de stad vernieuwen en bouwde voor zichzelf een paleis, het Topkapi Saray, waar hij pleziertuinen liet aanleggen. Honderden tuinlieden waren nodig om zijn moestuinen, boomgaarden en lusthoven te onderhouden. Daar waren de heilige rozen bij die uit Mohammed zijn zweet waren ontsprongen, maar ook kleine narcissen, hyacinten, irissen en tulpen. Tijdens de veroveringen van Suleiman de Prachtlievende zullen ze steeds tulpen en andere gewassen gehaald hebben. Een opdracht bijvoorbeeld van het hof handelde over 50 000 tulpen. Ze kwamen dan ook steeds meer voor in hun kunstuitingen, aardewerk en gewaden. In die tijd waren ze nog meer ronder van vorm dan later, toen kwam de meer spitse vorm op. De era waarin het Ottomaanse rijk het weelderigst was wordt wel Tulip era genoemd of Lale Devri in Turks, 1718 tot 1730. Ze schilderen geen figuren maar steeds bloemmotieven of stenen.

Uit J. Grandeville.

In de 18de eeuw was er in Turkije een tulpomanie die meer op de rozengekte van de Romeinen dan op de tulpomanie van de Hollanders leek. Het kwam daar een 50 jaar achteraan. Duizend goudstukken werd voor een bol uit Perzië betaald, de Sultan beval toch de commandant van Constantinopel de prijs te controleren. De speculatie werd in toom gehouden en iedereen die een hogere prijs probeerde te krijgen werd uit de stad verbannen.

Men vierde in het Turkse hof onder Ahmed III (1703-1730) tulpenfeesten. De paleistuin bevatte een half miljoen tulpen en een geliefde tulpenzoeker van de Grootvizier, de sjeik Mohammed Lalezare (tulipist) registreerde 1323 verschillende soorten. Die laatste schreef ook de schoonheidsregels waaraan de tulp moest voldoen. Hij ontving van de Sultan, die een groot bloemenliefhebber was, de vleiende bijnaam van Perwere: bloemenkenner. De schoonheidsregels waren; langgerekte tulpen met een slank silhouet en evenwichtig. De bloem moest dolkvormige bloembladeren bezitten, stevig en glad. Bij een volmaakte bloem waren de meeldraden onzichtbaar. De bladeren mogen niet boven de bloem uitsteken.

Er waren verschillende soorten die net ons als bij ons op een bijzondere manier genaamd waren, ‘Peymanei Gulgun’ rooskleurige, ‘Nizei rummman’: granaatappelglans, Mihir Suleimani betekent Suleiman’s geliefde, Ferah efza is de vreugde verhogend etc.

De Franse gezant in Turkije beschreef in een brief van 24 april 1726 voor Lodewijk XV een tulpenfeest dat Ahmud’s grootvizier Ibrahim Pasja voor zijn heer gaf waarvoor niet minder dan 500 000 tulpen in de tuinen geplant waren. (Zijn tweede geschrift bevatte een systematische lijst van 1323 tulpen waarvan 74 uitvoerig zijn beschreven, er is dus duidelijk gekweekt.) Er werden zelfs tienduizenden bollen uit Holland gehaald, dus de omgekeerde richting. Het betekent ook dat de Hollandse kwekers de Turkse overvleugeld hadden en tot betere soorten waren gekomen.

“Als de tulpen bloeien en de grootvizier ze de sultan wil laten zien, dan worden eerst de plaatsen waar geen bloeiende tulpen voorkomen zorgvuldig door andere bloemen, die ze in vazen steken, verborgen. Naast elke vierde bloem staat een kaars en alle wegen worden sierlijk met vele soorten vogels versierd. De tafels zijn overdadig met bloemen gedecoreerd, voor een deel in flessen en worden door een ontelbaar aantal glaslampen verlicht. Deze bonte lampen werden ook in de takken van de bomen gehangen. De werking van deze kleuren en lichten die door talloze spiegels gereflecteerd worden is heerlijk. De illuminatie, begeleid door de luide klank van Turkse muziek, vindt elke avond plaats, zolang de tulpen bloeien. Tijdens deze weken woont de sultan bij de grootvizier op zijn kosten”.

Een grootvizier kwam eenmaal op de gedachte levende schildpadden als drager van zijn lampen te gebruiken. Ze wandelden langzaam tussen de tulpen.

In Turkije, in de tijd dat men de blauwe moskee bouwde in Constantinopel, vierde men enige weken het tulpenfeest, het feest bij de grootvizier was niet de enige. Men vierde ook feest bij de sultan waarbij zijn 5 vrouwen aanwezig waren, de concubines en de overige slaven van de keizerlijke harem zowel als de hoofd koffie kok die men beter als hoofdceremoniemeester van de koffie kan aanspreken, de hoofdmaarschalk en de hoofdkamerheer. Tussen de bloemen werd het eten geserveerd en elke gast kreeg als geschenk een schaal, een sierstuk of een tapijt. Ook hier was een bloemenwedstrijd waarbij de hoofdvizier als rechter gold en de kweker van de mooiste bloem feestelijk een diploma uitreikte, een Perzisch miniatuur met geschilderde bloemenguirlandes en met Arabische en Perzische schrift gesierd. De gasten moesten zich in gewaden steken die pasten bij de tulpen.

Onder Mohammed I werd in het hof van de grote Serails in Constantinopel een feest gevierd omdat de geboorte van een van zijn zonen in de tulpentijd viel.

Houtwerken werden opgericht waarop bloemen in vazen stonden en lampen en glaswerken met bont water en kanaries in kastjes. Tegen de avond werden de deuren gesloten, het kanon aan de Bosporus vuurde zijn schot af, de deuren van de Harems werden geopend en in het licht van duizenden zoet ruikende fakkels van de wachters fladderden de vrouwen aan alle kanten, terwijl het kanon weer vuurde en de eunuchentuinlieden schrille kreten uitstieten. De vrouwen, verzaligd over deze ruwe vrede, hadden hier toch een doel, namelijk de opmerkzaamheid van hun keizerlijke heer te bereiken. Als het laat wordt stelt de heerseres van de harem de sultan een meisje voor dat hem bevalt. De sultan werpt een zakdoek als teken dat hij alleen wenst te zijn. De tuin werd leeg en de vrouwen keerden met herinneringen aan deze avond naar hun kamers terug.

Er waren tulpenfeesten waarbij men danste en Chinese spelen speelden.

Ze werden bij voorkeur gekweekt door de vrouwen in het Serail en in hun jeugd mogelijk de enigste gezellin uit hun kindertijd, die daarin hun jeugd en vrijheid in herkenden en haar daarom teder beminden. Jaarlijks vierden de vrouwen van het Serail het tulpenfeest. De Sultan beschouwde het als het vleiendste bewijs van zijn liefde en toegenegenheid als de bewoonsters van de Harem ter zijner eren dit feest in hun tuinen geven. Het wordt met grote luister gevierd. De tuinen zijn schitterend verlicht, op afzonderlijke hoogtes ontdekt men amfitheatersgewijze een opgaand tulpenbed dat in rijkdom van kleuren een onovertroffen schouwspel oplevert. Tapijten liggen op de grond en welriekende geuren verspreiden zich in het rond, niet uit tulpen, want die bekoren de zinnen alleen door de mooie vorm en prachtige kleuren. Als alles gereed is halen de rijkversierde vrouwen de Sultan en brengen hem in een feestelijke optocht in de als een sprookje van Duizend en een nacht versierde tuinen. Hier laat men de zeldzaamste en schoonste tulpen zien die wel niet zijn naam dragen maar toch met hem in allegorische betrekking worden gebracht wanneer ze hem als “droom der zaligheid, verborgenheid van het eeuwige en elixer der liefde” worden aangewezen.

Als de Turken voor dit ‘meesterstuk der schepping” zelfs de zo geroemde roos voor een ogenblik kunnen vergeten en de tulp met een zekere dweepzucht konden vereren, dan lag er nog altijd een poëtische aandrift, de ideale verheerlijking van een bloem die zij als zinnebeeld van pracht en grootheid hadden uitverkoren.

Haar bekoorlijkheid ligt in de ineen smelting van kleuren en de altijd schone lijn van haar ovaal, ze geeft geel en rood en warme gloeiende kleurschakeringen. De tulp geeft in haar bouw van de kelk een juiste afbeelding van het vrouwelijk geslacht uit de 17de eeuw. Als je aan de tot boven de heupen opgetrokken en naar beneden afhangende kleren van de vrouwelijke modepoppen van die tijd denkt dan is er in de vergelijking veel waarheid.

De tulpenfeesten waren belangrijker dan de nationale feestdagen. Ze verstoorden het staatshuishouden en beschadigden de staatskas. Het leidde tot de ondergang van Ahmed III, zijn onderdanen kwamen in opstand vanwege de geweldige bedragen die hij jaarlijks uitgaf aan de tulpenfeesten. Na zijn bewind was het gedaan met de tulp.

Uit Matthiola.

Sagen.

Volgens de klassieke mythe was de tulp eens een mooie Dalmatische nimf die door haar zee-god vader begiftigd was met zijn liefde van heldere en veranderlijke kleuren. Op een zekere dag, toen de nimf bij haar moeders stroom, speelde zag Vertumnus, de god van het voorjaar, haar en aanbad het lieflijke kind en wilde haar bezitten. Hij vergat zijn goddelijkheid en wilde haar met kracht ontvoeren. Maar de nimf riep om krachtige helpers die haar in een bloem veranderden, de tulp van verschillende gedaantes. En zo, veranderd in een bloem, werd de nimf ‘s liefde voor kleuren verheerlijkt net als toen ze een kind was.

Een andere fabel over de verschillende bloemkleuren luidt aldus. “Er was eens een bloemenkoning die een kleine dochter had, viool geheten. Nu was deze koning zeer trots en zijn vrouw, de koningin, vanwege haar grote schoonheid zeer ijdel, zodat hun enigste wens was dat hun kleine dochter sierlijk en schoon zou opgroeien. Hun enigste zorg was hoe ze haar het best konden kleden en mooi maken. En om te zorgen dat dit foutloos zou gaan huurde de koning Madame Tulip als gouverneurs in, want deze lady was beroemd door het gehele bloemenrijk. Dan volgde er een harde tijd voor de arme prinses want Madame behartigde zelf de vorderingen van haar pupil. Zo frequent kwam de herinnering dat de koninklijke hoogheid altijd haar hoofd recht omhoog moest houden zo dat al gauw de knechten in het paleis haar woorden: “hoogheid hou je hoofd hoog, altijd hooghouden, onthielden en repeteerden. Zelfs de buxus en de taxus, als ze violet en haar gouverneur stijf als pokers zagen wandelen werden langer en meer formeel en zonder klachten lieten ze zich scheren en trimmen. Op den duur werd het hele hof stijf en trots en zo verheerlijkt was de koning met het resultaat van Madame’ s invloed dat hij haar onder de ene na de andere kleur bedolf. Zo werd haar gele kleed gestreept met vele tinten door de sjerpen waar ze mee gedecoreerd werd. Zo werd dit prachtige hof kleed een familie erfstuk en zelfs in tegenwoordige tijden is het galadres van Madame Tulip nog te bewonderen.

Deze opmerkelijke afbeelding komt een kopie van Cruydeboeck van R. Dodoens, 1554, www.BioLib.de,

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De nieuwe kruidbeschrijvers hebben deze bloem een vreemde of Turkse naam gegeven waarmee ze tegenwoordig overal bekend is, want ze noemen het zo wel in het Nederduits Tulipa als in de andere talen, maar die naam schijnt genomen te zijn van de gedaante van de mutsjes of hoedjes van de inwoners die tulipant, dulpant, tülbend of dulbent genoemd worden waarmee deze bloem enige gelijkenis heeft wanneer ze heel wijdt openstaat en uitgespreid is’.

De algemeen Europese naam van de tulp gaat door Turkse bemiddeling op Perzische dulband of turban terug. Dit stamt uit het Perzische dil: hart en band, (een woord dat afstamt van bastan: binden) zodat de betekenis hartverwarmend is.

De vergelijking met het rode hoofddeksel van de Mohammedaanse hoofdbedekking gaat duidelijk van de lichtend rode bloemen uit. De Vlaming, O. Ghiselin de Busbecq, zag in 1554 bij Adrianopel de bloemen: “quos Turcae tulipan vocant..tulipanti aut nullus aut exi exiguus odor”. etc. Busbecq noemde de tulp zo omdat zijn informant had opgemerkt dat de bloem op een tulband leek. Een kleine vergissing waardoor de tulp onder deze naam bekend werd. (Opvallend is ook dat er over meerdere tulpen gesproken wordt en geurende tulpen)

Reeds in 1549 wordt de Italiaanse naam tulipa waargenomen, waaruit het Portugese tulipa, de Engelse tulip en Franse tulipe stammen. Als leenwoord uit het Frans verschijnt in 1598 de Nederlandse tulp(e) waar vanuit ons land de verdere verspreiding van bol en naam kwam. De naam Tulpe komt in het Duits voor door Homburg in 1642.

Bij Lonicer’s krauterbuch in 1568 stond nog tulipan vermeld.

Deze naamgeving bewijst dat de tulp vanuit twee richtingen Europa bereikte. Er wordt verondersteld dat Busbecq zijn brieven pas later opstelde en dat de tulp toen al in Europa was. Dit door de Franse ontdekkingsreiziger Belon 1517-1564 die in zijn tuin bij Le Mans vele buitenlandse planten binnen bracht. Hij reisde hiervoor in 1546 naar het Oosten waar hij enige jaren gewassen verzamelde. In zijn ‘Les Observations de Plusieurs Singularites’ uit 1553 schrijft hij: ‘ le reply de leurs turbans. Les artisans ons communement plusieurs fleurs de diverses couleurs devant eux, dedans quelque vaisseau plein d’eau, pour les tenir fraichement en leur beaute’ verder dat de rode tulpen zo gewoon waren dat ze veel in de tuinen te zien waren. Hij beschrijft hun hartstocht voor de bloemen die overal in verwerkt werden. Hij vermeldt de Turkse gewoonte om een enkele tulp in een ‘laledans’, een speciale tulpenpot waar 1 tulp in past, gezet werden of om die in de windingen van de tulband te steken. Zo is mogelijk de tulipam verwarring ontstaan. Busbecq wees waarschijnlijk naar de bloem in de tulband waar zijn vertaler dacht dat hij niet de bloem maar het hoofddeksel bedoelde.

Bij de Engelse is de eerste vermelding van de tulip, tulipe in 1577. De Engelsman Lyte, 1578, vermeldt tulpia, tulipa en tulpian.

(b) ‘Welke naam deze bloem bij de ouders gehad mag hebben is ons noch heel onzeker. Dan men zou mogen vermoeden dat het Pytion van de ouders mag zijn waar het zaak dat de wortel goed om te eten was en geschikt om melk bijeen te halen en te rinnen of dik te maken. Want Pytion wordt van Theophrastus onder de eetbare bollen of uiachtige wortels gerekend en, naar het zeggen van Hesychius, is het een kruid waarmee het melk dik gemaakt wordt. Conradus Gesnerus schrijft, dat de Tulipa niets anders niet is dan het Satyrium dat de ouders met de toenaam Erythronium beschrijven en dat alleen omdat een soort van deze tulpen rode bloemen draagt of omdat die gans enige medesoort van Satyrium, door het uitwijzen van de gedaante, schijnt te wezen. Andere houden het voor de rode narcis van Plinius, andere voor de Cosmosandalos van de ouders. Men noemt ze ook in het Latijn Lilio-Narcissus en Tulipan Turcicum’.

Dodonaeus © ‘1. De grote soort die dikwijls zeer verschillend van kleur wordt bevonden is van ons grote Tulipa, in het Latijn eigenlijk Tulipa en Tulipa major genoemd’.

(Dodonaeus d) ‘De kleine soort die anders geen bloemen heeft dan geel van kleur is van ons kleine Tulipa van Narbonen, Tulipa van Languedoc en ook Tulipa van Bolognië genoemd, in het Latijn Tulipa minor Narbonensis. Sommige hebben dit geslacht van Tulipa tegen alle recht en reden Hermodactylus met gele bloemen willen noemen, want de beschrijving van de echte Hermodactylus betoont opmerkelijk genoeg dat hij gans geen medesoort van tulp is. Dan in Turkije heten de vroege caffa lale of cafe lalé en de late cavala lalé, naar de plaatsen daar ze groeien. De kleinste tulpen worden Tulipa pumilo genoemd, dat is naankes Tulipa’.

De Arabieren noemden de tulp laleh, lale, wat in het Perzisch een soort van lelie betekent. Zo heet ze nog in Perzië en is zo ook genoemd door de dichter Hafis. In Turkije zie je dit in de plaatsnaam Laleli, de plaats der tulpen. Opmerkelijk is dat het woord laleh nauw verwant is met de klank van Allah, een reden om de laleh veel af te beelden zodat we die zien op keramiek, muren van huizen en moskeeën. Ook de tulp verschijnt met de tulband op en evenals de Imam, naar het zonlicht gekeerd om het gebed Alah il Allah op de lippen te nemen.

Uit Matthiola, waar zijn deze dubbel bloemige soorten gebleven, ook bij Lobel in 1581 en de Engelsman Gerard worden ze zo in 1596 afgebeeld en in hortus eystettensis.

Uit Mathiol.

Uit hortus eystettensis als Tulipa polyanthus praecox rosea colore.

Bij Lobel in 1581 zijn er al verschillende soorten, dan nog vaak narcis genoemd:’ ‘Gele berg lelie narcis van Languedoc geheten in Nederland Tulipa van Montpellier. In Latijn Narbonensis Lilio-Narcissus luteus montanus en is de kleine Tulipa van Dodonaeus.

Deze narcis is uitgestoken boven op het gebergte de hof Gods genoemd van Sevene in Languedoc en hebben we jaren geleden naar Nederland aan onze goede vrienden van Antwerpen gezonden die deze eerste Tulipa geheten hebben, maar we bij avonturen wat te stout (gelijk we plegen tot beter onderscheid van de dingen) hebben die genoemd gele narcis lelie. De bloem komt insgelijks voort van elke bolletjes en op een steel die kleiner, teerder en delicater is dan die van de narcis, te weten een alleen die geel is en heeft zes bladeren gelijk en enigszins de bloemen van de lelie of eerder van de gele affodil lelie met gele uitstekende draden die uit het midden voortkomen. De bol is veel kleiner en zo groot als een langwerpig klister look en heeft dikwijls aan zich een andere onderste klister gelijk gewoonlijk alle jonge Tulipa van Constantinopel hebben die met een klein draadje eraan vastgegroeid zijn. Voorts heeft ze weinig dikachtige bladeren die midden aan de stelen voortkomen en die van de prei gelijk.

Gele lelie narcis van Bologna geheten Tulipa van Boloignien. In Latijn Bononiensis Lilio-Narcissus luteus sive Tulipa Boloniensis.

Die van Bologna is van bladeren, steel en bloem zeer gelijk die van Sevene, maar al zijn delen zijn grover en groter en heeft somtijds op een steel die in tweeën gedeeld is twee stervormige bloemen, ja soms drie met een lieflijke reuk die van de muurbloemen gelijk.

Turkse Tulipan of Cafe lale of zou het mogen wezen de rode narcis van Plinius? In Latijn Tulipan Turcicum sive Lilio-Narcissus sanguineus en Satyrion van sommige.

Het is lange tijd geleden dat we allereerst zagen te Venetië en Padua deze Griekse of Macedonische lelie die in Turkse taal Cafe lale en Tulipan geheten wordt vanwege de gelijkenis die de bloemen, die mooi purperkleurig zijn, hebben met de Turban of Tulba die de Turken op het hoofd dragen. Daarna hebben we die gezien te Florence en Genua met een gele en ook bruinrode bloem. De bol is die van de Colchicum gelijk en de bladeren effen groen gelijk die van de lelie en wat holachtig en gebogen met vlamvormige kanten. Voorts heeft ze een enkele steel van dertig cm hoog waarop voortkomt een mooie lelie bloem die blinkend bloedrood is, de bloem van de pioen van kleur gelijk en bijna zo groot als de rode lelie met zes dikke bladertjes die zich breed opent gelijk de bodem van een kelk of mariette (Campanula) bloem en heeft in het midden zes opstaande stijve draden gelijk de lelie. Het zaad groeit besloten in een velachtig blaasje en is kantachtig en wat plat gelijk dat van de Aristolochia clematidis. Zij bloeit in ons land in het midden van de lente en niet alleen in Italië maar ook in de hoven van Nederland en Frankrijk en komen allerbest in lichte goede aarde daar geen mest in is vanwege het rotten. Men verplant ze in juli en augustus als de bladeren en zaad vergaan zijn gelijk het meeste deel van alle andere bollen.

Diverse soorten van rode gele, overige, witte, purperen en violette vroeg lelie narcis.

Door overvloed en spel van de natuur hebben van de eerste hier in Nederland van deze soort veel zeer aardige diverse vormen van bloemen gehad de zeer edele en doorluchtige prins van Chimaey, mijnheer Kaerle van Croy en de edele en vermaarde mannen de heer Jan van Brancion, heer Jan Boisot, heer Jan vander Delft, juffrouw Marie de Brimeu de huisvrouw van Coenraedt Schetz, Joris Rye en Jan Mouton en naderhand van veel andere heren en juffrouwen die in de hoven zeer groot genoegen en verstand hebben zoals de zeer geleerde heer Philips de Marnix, heer van St. Aldegonde, mevrouw Catharine van Eekeren de huisvrouw van heer Jan Straele amant van Antwerpen, mevrouw Radegonde du Quesnoy de huisvrouw van heer Matthias Laurin de penningmeester generaal van Vlaanderen, mijnheer Willem Martini en mijnheer Jan van Hoboken de griffier van Antwerpen, Raphael Coxia, Frederick Genebello, Olivier Dries, Jan Coene en meer andere goede vrienden.

Negen verschillen van vroege of latere bruinrode lelie narcis of Tulipans in de bloemen.

De eerste is genoemd Eriophorus omdat de uiachtige velletjes daar de wortel mee bekleed is gevuld is met een zachte zijdeachtige vlok gelijk de kastanjes. De bloem is bruinrood gelijk de andere naast volgende waarvan de onderste bladeren zwart zijn en in het midden geel.

De tweede donkerrode Tulipa heeft het onderste van zijn bladeren geel en het middelste zwart.

De 3de heeft een gespikkeld blad en in het middel bruin of zwart.

De 4de is bloedrood met een geheel zwarte bodem.

De 5de geheel rood met een gele grond.

De 6de en 7de gans bruinrood met een zwarte grond die aan de drie hoeken wat geels heeft en is tweevormig, te weten met een welriekende bloem of ook zonder reuk.

De 8ste is mooi bruinrood met een mooie brede zwarte grond, zeer hups versierd rondom met een gele rand op de wijze van de rode vlinders of botervliegen.

De 9de wordt Pumilio Naenken genoemd is de voor vermelde gelijk alzo wel van onderste zwarte brede plekken zeer fraaie met geel bezet als van de gehele bloem die bruinrood is maar veel kleiner gelijk de gehele plant die nauwelijks een 10cm hoog groeit die ik nergens hier te lande gezien heb dan in de zeer lustige hof van mevrouw de Brimeu te Antwerpen onder een mooie menigte van andere Tulipans waar het al enige jaren gebloeid heeft en altijd klein in een vorm gebleven is.

Tulipan zeer mooi bruinrood met een zwarte grond en versierd met een gele rand. In Latijn Lilio-Narcissus sanguineus puniciusve octavus.

Van alle de voor vermelde het meest bruinrood van kleur met zwarte grond en bloeit het allerlaatste en blijft het langste goed waarvan sommige een zoete reuk hebben van de saffraan of narcis en andere zijn zonder reuk. Hetzelfde gebeurt ook bij de gele, vroege en late en desgelijks ook alle andere hetzij heldere en mooie rode of gemengde van kleuren. De late alzo wel als de vroege bloeien allerbest met een mooi heldere zonneschijn en duren het langste. Hoewel dat de bloemen van sommige van de vroege sneller opkomen de ene na de andere maar ze verdragen (gelijk uitermate veel andere bloemen) niet goed nevelachtig en regenachtig weer.

10de De purper bloedrode of granaatappel gekleurde met witte kanten en een wit met rood gemengde lijn die loopt langs de rug van de boem en het onderste van de bladeren geel.

11de Mooie purperlak rode met rode kanten en in het midden van de bladeren van buiten wit met plekjes, de onderste geelachtig en van boven tot in het midden mooi helder bloedrood met zwarte draden in het midden.

12de Donkerachtig purper bloedrood met de drie buitenste bladeren spits en de binnenste bot, mooi lak rood.

13de Doncker uitermate met gele draadjes en onder geel en mooi lak rood.

14de Purperviolet met witte kanten.

15de Helderrood met een open bloem, wat spits boven.

16de Mooi rood met wit gemengd blinkend en, met witte kanten. [164]

17de Vurig rood met een geelachtige rug.

18de Karmozijnrood met witte uiterste kanten. Open gespreid met brede bladeren maar boven spits.

19de Verstorven purper, boven wit en in het midden mooi rood.

20ste Onder en boven lustig geel in het midden bloedrood.

21ste Geel met rode gestreepte kanten.

22. Klein open en helderrood langs het midden van het blad, anderszins wit.

23ste Open helder la rood met witte kanten en zwarte draadjes in het midden.

24ste Geheel sneeuwwit dan de onderste puntjes geel zijn.

25ste Roodachtig of bleek inkarnaat met sneeuwwitte gestreepte kanten en gele draadjes in het midden.

26ste Sneeuwwit met rode uiterste kanten en vlamvormige bladeren aan de steel.

27ste Witte met gestreepte lieflijke rode kanten.

28ste Purperkleurig gespikkeld wit en rood van mooi licht en helder lak kleur.

29ste Van wit en rood tezamen gemengd en de kleur van een bleke vergane roos gelijk.

30 en 31ste Late en vroege gele Tulipan de donker bloedrode gelijk, van reuk van saffraan of narcis en ook zonder reuk.

32ste Gele met mooie rood gestreepte kanten.

33ste Van buiten bleekgeel langs de kanten met lak rood gestreept en van binnen mooi geel.

34ste Mooi geel wijd open met rood zoals de voorgaande gestreept en een bleke groene rug.

35ste Geelachtig oranje uit het bleke.

36ste Blij geel met oranje kanten.

37ste Geeloranje met geelgroene kanten en zeven zeer brede bladeren.

38ste Geel en oranje onder elkaar gemengd met blauwachtige draadjes en in het midden van de bladeren mooi rood oranje.

39ste Gele Tulipan of lelie narcis met brede botte bladeren en kanten oranje.

40ste Oranje of vlammende lelie narcis of Tulipa met gele boorden en een open bloem.

41ste Mooie roodoranje met gele kanten en zwarte draadjes in het midden. [165] [169]

Gele Tulipan of lelie narcis met botte brede bladeren en kanten.

De bloem heeft zes botte bladeren als die van de bloedrode lelie narcis. De wortel en steel is insgelijks die zeer gelijk waaraan voortkomen vier bladeren en somtijds meer die van de lelie of van de prei gelijk. We hebben ook somtijds gezien een klister gegroeid aan het blad in de hof van de heer Jan vander Delft zoals in de Moly van Homerus.

Lelie narcis vlammend van kleur met gele boorden en een open bloem.

Deze heeft een mooie open bloem waarvan de opperste en onderste kanten van de bladeren bleekgeel zijn en in het midden donker oranjerood, de kanten van de zaadhuisjes en halve kromming zijn van buiten geel, voorts zijn alle ander delen donker verstorven bloedrood, in het midden binnen staat een zwart tongetje met gele tongetjes bezet. Het zaad komt voort die platachtig is gelijk van alle anderen in een langwerpig driekantig of in drieën gedeeld velachtig blaasje en als die gezaaid worden krijgen ze enige veranderingen van kleur en dikwijls degenereert gelijk bij lange gewoonte zeer vlijtig heeft gemerkt die zeer edele heer Jan Boisot. Men zaait ze allerbest in november en december in potten en goede aarde omdat ze licht verloren gaan als men ze in de hoven zet. Want de eerste en tweede jaar blijven ze zeer klein. Men verplant ze uit de potten in het land het derde en vierde jaar en dragen alleen het vijfde en zesde jaar en vooral de allermooiste. De gele zijn meer gewillig en zijn de slechtste en gewoonste want als men vaak mooi oranje en andere fraaie kleuren zaait degenereren ze vaak in geel.

Heraldiek.

Deze bloem komt natuurlijk vrij laat in de heraldiek voor omdat ze pas laat ingevoerd is. Ze betekent voorzorg, bekoorlijkheid en waarheid, omdat zij in haar bloeiwijze de zeven hoofdkleuren van de regenboog vertegenwoordigt.

Verspreiding.

In de mythologie komt de tulp nergens voor, geen Griekse sage is bekend hoewel Tulipa cretica (Kreta) wel op de klassieke bodem van de berg Ida aangetroffen wordt en er de reden was tot de vraag of de herder Paris die niet zag eer hij als scheidsrechter over de drie godinnen optrad. Mogelijk dat ze toen een andere naam droeg. Plinius vermeldt wel een rode narcis wat wel op een tulp slaat. Lobel vermeldt de naam van Hemerocallus als een lelie naam als een die een dag opengaat en weer sluit wat wel op een tulp zal slaan: ‘Nochtans zal ik geenszins bevestigen dat de beste lelie van Calvarie zou zijn Lilium coronarium of Hemerocallus omdat ze wat van een vuile of venijnige reuk heeft. Maar dat de gasten van Athenaeus zouden gezegd hebben dat de bloem van deze verdwijnt als de zon ondergaat en met de opgang wederom uitspruit moet aldus verstaan worden dat ze niet geheel verdwijnt of vergaat maar dat door het aankomen van de vochtige en koudachtige nacht de bloemen weer ineen getrokken worden die de volgende dag met de zon weer opengaan en weer levend worden gelijk als de Tragopogon of morgenster Solsequim en chicorei en ander Heliotropium gebeurt.’

De tulpen groeien wild in het Turkse rijk dat toen veel groter was dan nu. Ze komen voor in Cappadocië, Turkestan en vooral Midden‑Azië, van Macedonië tot aan het Himalay gebergte. Door latere ontdekkingsreizigers zijn er dan ook vele mooie tulpen gevonden die vooral in de vorige eeuw gezorgd hebben voor een verbetering van het sortiment.

Uit die kwekerijen zijn ten tijde van Sultan Soliman II, ook wel Suleiman‑el‑Kanaai genoemd, veel planten naar Wenen en W. Europa verzonden door Angerius Ghislain von Busbecq die met de sultan als afgezant van Ferdinand I een wapenstilstand had gesloten en als ambassadeur in Constantinopel verbleef. Hij zag de tulp voor het eerst op zijn tocht van Adrianopel naar Constantinopel te Shaw in Syrië en te Chardin aan de noordelijke grenzen van Arabië waar hij ze in vereniging met hyacinten en narcissen in het midden van de winter tot zijn grote verbazing in volle bloei aantrof. Hij zag zowel de grote gele stamsoort als ook reeds in pracht en verscheidenheid van kleuren gekweekte tulpen waarover hij zich vol bewondering uitlaat.

Die eerste tulp zou de tulp der Turken zijn geweest en werd dan ook T. turcarum genoemd. Maar het is wat onduidelijk wie de eerste tulp naar Europa gebracht heeft. Het meest geaccepteerde verhaal is Busbecq. Hij schreef in een brief dat hij zag; ‘een overvloed van bloemen overal, Narcissus, hyacinthen en die in het Turks Lale genoemd worden en dat veel tot onze verbazing want het was vrijwel midden winter, een seizoen onvriendelijk voor bloemen’ (zie Busbecq, qtd. in Blunt, 7). Hier moet vermeld worden dat het woord voor Narcissus, Narges, en Lale (Laleh) een Perzische oorsprong hebben. In de Perzische literatuur wordt er speciale aandacht aan deze 2 bloemen gegeven, de verliefde ogen van Narges en een glas wijn voor die van Laleh.

Omdat hij ze in de winter zag en de bollen veel later gerooid worden, juni, en dan pas in de herfst weer geplant is het de vraag of hij ze meegenomen heeft, Gessner beschreef ze tenslotte in 1559 en Busbecq schreef de brief in maart 1558. Dan het transport per schip en planten zodat Gessner die het volgende jaar kon beschrijven. Maar er zijn ook vermeldingen dat hij ze in 1554 meenam. Dat zou nog uitgezocht moeten worden.

Een andere vermelding is die van Lopo Vaz de Sampayo, gouverneur van de Portugese bezittingen in India. Toen hij terugkwam nam hij tulpenbollen mee uit Sri Lanka. Wat ook ongeloofwaardig is omdat ze daar niet groeien.

In 1554 werd die opgestuurd en in 1559 zag Conrad Gessner, (1515-1565) ze bloeien te Augsburg bij Senator Heinrich Herwart. Hij beschreef deze tulp als een gloeiend scharlakenrode bloem met puntige bloemblaadjes op een tamelijk korte steel. De bloei viel in april, een opmerkelijke gebeurtenis, ze viel direct op tussen de krokussen, Scilla’s en sneeuwklokjes. De plant werd in houtsnede afgebeeld. Een paar jaar later zag Gessner ook tulpen bloeien in de tuin van de bankier Fugger in dezelfde stad. Die tulpen waren uit zaad gekweekt dat volgens sommigen uit Cappadocië, maar vermoedelijk door Busbecq vanuit Constantinopel ontvangen was. Ook Matthiolus gaf een tekening van een tulp in 1565. Toen lieten ook rijke Venetiërs tulpen halen uit Turkije.

In de Saksische bibliotheek bevindt zich in het kruidboek van J. Kentmann uit 1563 een tekening van Tulipa turcica waarbij het zich met grote waarschijnlijkheid om Tulipa sylvestris handelt. Kentmann was met Gessner bekend en uit Italië nam hij gegevens voor zijn kruidboek mee waaronder zich ook gele tulpen bevonden. Italiaanse kooplieden spraken over de bloemenhoven van 16deeeuwse Perzische tuinen. Ook is zeker dat de tulp in Griekenland en in Italië voor de 16de eeuw bekend was, tenminste enige soorten en meestal geelbloeiende die daar inlands zijn. Motieven in kunstzinnige uitingen wijzen daarop. Het is zeker mogelijk dat die aan de oriëntaalse cultuur ontleend zijn.

(In 1753 groepeerde Linnaeus alle tulpen die hij kende onder de naam Tulipa gesneriana, L. (Gesner’s) om hem te eren.

Daarmee is duidelijk bewezen dat er twee wegen waren die de tulp naar midden Europa brachten, in 1554 kwam de rode naar Wenen terwijl mogelijk daarvoor minstens de gele tulp uit Italië naar het noorden kwam.

Naar Italië was de tulp al vroeg gekomen, maar bracht daar de hoofden niet op hol, hoewel men haar daar zeer waardeerde als het gevierde kind van haar tijd. De Venetiaan Pietro Michiel, 1510-1566, schreef een kruidboekje ‘I cinque libri di pianti” waarin tekeningen van tulpen waren opgenomen. De hertog van Sermoneta ging er prat op dat hij 15 000 tulpen in zijn tuin had.

Doordat de botanisten onderling met elkaar verboden waren door brieven en vaak dezelfde opleiding kregen en dezelfde boeken gebruikten, werden ze door hen verspreid. Men zocht naar medische en bijzondere planten. Zo’n plant te kennen gaf je aanzien, dan kon je ook onderzoeken en kreeg je steun.

In 1562 te Antwerpen en in 1570 bloeiden ze te Mechelen, in 1577 bloeide de eerste rode tulp in Brussel. Engeland kreeg de Claremont tulp, de moeder van de vroege tulpen in 1577, mogelijk door Clusius en in 1582 een strogele en een witte met licht roze. Ze werden door James Garnett in Engeland geïntroduceerd en gekweekt. Hier werd ze gunstig ontvangen, hoewel ze geen overdreven hartstocht wekte.

In 1598 vindt men de eerste tulpen in Montpellier. In 1610 zou de tulp door het parlementslid Peirex uit Doornik verder Frankrijk zijn ingevoerd die ze uitzaaide en ervoor zorgde dat er verschillende tulpenliefhebbers bij kwamen, fou‑tulipers genoemd.

In 1599 werd er een roodbloeiende soort in Luzerne gecultiveerd en in 1594 waren er in een tuin te Breslau al meerdere soorten met verschillende kleuren.

Bloemvormen.

Bij de Turken was een smalle bloem in de gunst, terwijl de westerse smaak meer ronde vormen prefereerde. De Turken leken tevreden te zijn met rood en geel en de eerste zaailingen gaven meestal deze kleuren te zien. Een bloem van die kleur, te midden van de toen bekende meest gele en witte bolgewassen, viel enorm op. Maar die kleuren waren eigenlijk nog te gewoon zodat alle kracht werd gebruikt om zeldzame witte ondergrond te krijgen met fijne en gemarkeerde strepen en lijnen, die met een helderrood waren favoriet. Dit is ook te zien in de oude afbeeldingen waar alleen de vreemde vormen afgeschilderd werden (Soms-Laubach) Al de vroege tulpen hadden spitse en min of meer smalle bloemblaadjes, in alle oude afbeeldingen van Pena en Lobel, 1570, Clusius, 1576, Dodonaeus 1567, en Besler 1613, worden geen ronde bloembladen gevonden. In Besler’s werk, Hortus Eystettensis, kwamen vele kopergravures van planten voor. Dat was voor het eerst dat dit gebeurde in een plantenboek. In sommige afbeeldingen zijn de platen schitterend gekleurd. De 53 gravures van tulpen bewijzen hoe wijd verspreid de tulp al was. In deze en Parkinsons Paradisus terrestris, 1629, zijn er velen afgebeeld waarvan de binnenste delen afgerond zijn en van buiten nog scherp. De ronde vormen zijn door de Hollanders ontwikkeld voor de tulpenmania.

Papegaai-tulpen.

Tulipa gesneriana var monstruosa uit Annales de flore et de pomone.

Een van de mooiste, ‘Keyzerscroon’, stamt uit 1680 en de papegaaitulp uit 1620. Parrottulpen (papegaaitulpen) waren op het eind van de 17de eeuw bekend. Ze werden vaak als monstruositeiten gezien en werden zo afgebeeld. In oude Hollandse boeken komen ze niet voor. Ze werden waarschijnlijk door de Fransen ontwikkeld die de rode en gele vormen niet minachtten. Op zekere tijd werd het een afgescheiden soort, Tulipa turcica, (Turks) Volgens anderen zou het om een hybride handelen tussen Tulipa acuminata, (toegespitst) en Tulipa sylvestris, (bos) Volgens weer anderen tussen Tulipa gesneriana, (Gessner ‘s) en Tulipa suaveolens, (zoet ruikend) Dat de Parrots hybriden zijn is mogelijk, de ouderschap vast te stellen lijkt vrijwel onmogelijk want in 1613, in de Hortus Eystettensis, wordt een tulp afgebeeld met wat kantwerk in de bloembladen en die zou mogelijk het origineel geweest zijn van de later gefranjerde tulpen.

Zoet geurend.

De tuintulpen zouden ontstaan zijn uit kruisingen tussen Tulipa gesneriana (Gesner’s) en Tulipa suaveolens, (zoet ruikend) Bij de laatste dateert de naam van 1797 en staat voor een tulp die wild ontdekt is in Z. Europa, al lang voor die tijd. Waarschijnlijk was die niet wild maar uit tuinen ontsnapt.

Uit de eerste vermeldingen blijkt dat er geurende tulpen waren “..aut exi exiguus odor” die uit Turkije ontvangen zijn. Ook Gessner rept van zijn sensuele geur. Dit is 1 van de redenen om aan te nemen dat de plant niet uit Z. Europa stamt. In 1799 onderscheidde die zich van andere tulpen vanwege de heerlijke geur van de bloemen, zijn vroege bloei en niet te grote vorm. Duidelijk is wel dat T. suaveolens een belangrijk aandeel heeft gehad in de evolutie van de tuintulp en de Duc van Toll groep is waarschijnlijk aan deze bron toe te schrijven. Van Thol Tulip.

Uit hortus eystettensis.

Dubbele tulpen.

Dubbele tulpen lijken hun opwachting al vroeg gemaakt te hebben. In Hortus Eystettensis komen vier vormen voor waarvan 1 geheel opgevuld lijkt te zijn met schutblaadjes en wordt beschreven als geheel kruidachtig en groen. De andere drie waren een rode, een gele en een met wit kastanjebruine randen. Toch lijken de eerste geheel dubbelen zich pas in 1665 ontwikkeld te hebben, “Tulipa lutea centifolia le monstre jaune double”. Bloemen met meer dan 200 bloemblaadjes werden bedoeld. Een dubbele vorm van Tulipa serotina, (laat) was bekend in 1701 en een dubbele vorm van Tulipa sylvestris, (bos) is beschreven.

Clusius.

Een van de eerste enthousiastelingen was een Belg, de herbarist Clusius die door keizer Maximiliaan II als ho fbotanist en Praefect van de keizerlijke Medicinale kruidentuin naar Wenen was gehaald, 1552-1592. In 1573 kreeg Clusius zaden en bollen van Busbecq die hij in zijn eerste jaar als praefectus ontmoette. Hij was een van de eerste die de bollen op vrij grote schaal kweekte. Het was de bedoeling dat hij daar geld mee verdiende. Hij verzamelde ijverig de toen alle bekende soorten die reeds met een bonte kleurenpracht prijkten en beschouwde ze als afkomstig van het eiland Krim.

Volgens sommige berichten zouden de tulpen hier te lande niet door Clusius geïntroduceerd zijn, maar zijn beschrijvingen in 1591 stimuleerde wel de belangstelling ervoor in ons land.

De beste van Clusius planten zouden gestolen zijn, het zou om 100 bollen gehandeld hebben, omdat men niet bereid was de hoge prijzen te betalen die hij ervoor vroeg. Na die diefstal zou die teelt zich in ons land snel verspreid hebben! In 1590 kwam de tulp pas in Leiden voor bij Joh. Van Hoghelande.

Volgens andere berichten zou Clusius ze vanuit Leiden verspreid hebben toen hij na de dood van Maximiliaan II en de daaropvolgende godsdiensttwisten genoodzaakt werd het land te verlaten en in 1592 als Prefect bij de Hortus medicus te Leyden benoemd werd.

De eerste tulp zou te Amsterdam te zien zijn geweest bij de apotheker Walich Ziwertsz. Dat wekte grote bewondering. Welk jaar dat was is niet duidelijk maar valt vermoedelijk voor de verspreiding van Clusius sinds 1573. Een ander verhaal dat zich voor 1570 afspeelt en van Clusius zelf afkomstig is, vermeldt dat een koopman uit Antwerpen die bollen uit Constantinopel ontvangen had en ze als uien behandelde en het afval in zijn tuin wierp. Hieruit werden ze gered door Joris Rye, een koopman uit Mechelen die veel belangstelling had voor botanie. Hij wist er fraaie tulpen van te kweken. Ook in Clusius geschriften van 1576 en 1583 wordt de tulp vermeld, maar uitvoeriger in zijn Rariorum Plantarum Historia die in 1601 verscheen.

Maar zijn vriend en niet minder vermaarde vakgenoot Dodonaeus, 1517-1585, gaf al een beschrijving van de tulp in een 1567 verschenen werkje. De tweede druk van zijn bekende kruidboek in 1563 zweeg nog over deze plant hoewel die via Gessner’ s aankondiging toch bekend moet zijn geweest. De tulp van Dodonaeus bloeide in april, was geel van kleur in rood overgaand maar met een geel hart. Ook had die een zoete lichte geur die wel snel verdween. Toen 11 jaar later de Engelse vertaling van Dodonaeus kruidboek verscheen werd daarin dezelfde afbeelding opgenomen. Inmiddels waren er echter talrijke verscheidenheden van de meest uiteenlopende kleuren bekend geworden, geel, wit, helder purper, dieprood, soms met gele, witte of rode randen, maar in ‘t hart geel of zwart of zwartgevlekt en ook wel gemengd met wit en rood en meestal reukloos. Uit deze grote variatie van kleuren en basisvlekken blijkt wel dat deze afwijkende vormen niet van Dodonaeus eerste tulp afkomstig kunnen zijn.

Inderdaad waren inmiddels de door Clusius aan zijn Vlaamse vrienden gezonden tulpen in hun tuinen tot hun recht gekomen waar ze terstond opzien baarden. In zijn laatste werk verdeelde hij ze in vroege, middelvroege en late.

De eerste die vroeg bloeyt, de andere bloeit spaede en de derde, die noch vroeg noch spaede bloeyt. Wat waarschijnlijk betekent dat er al meer soorten geïmporteerd waren. Het tijdstip van bloei is namelijk afhankelijk van het land van oorsprong. De wilde soorten, thans bekend als Tulipa suaveolens, Tulipa clusiana, Tulipa sylvestris en Tulipa praecox zijn gemakkelijk te herkennen naar zijn beschrijvingen en afbeeldingen, maar het schijnt vrijwel onmogelijk aan de vele andere de juiste soort toe te kennen. Bovendien vermeldt hij talrijke kleurvariaties van bepaalde soorten, kennelijk waren er tal van gekweekte soorten onder. Hij kende eenkleurige, zowel gestreepte en gevlamde bloemen in grote verscheidenheid.

In 1576 beschrijft Clusius tulpen vooral vroege tulpen in de kleuren rood, geel, wit en purper, ook vermeldde hij gele en rode late tulpen. In 1583 beschrijft hij al 34 verschillende tulpen waaronder nu ook middelvroege. Deze rijkdom aan verscheidenheden kan alleen verklaard worden uit het feit dat de tulp reeds lang gekweekt werd door de Perzen en de Turken, voordat deze bloem in Europa bekend werd. Vast staat dat ze hun collecties door zaaiing geregeld hebben uitgebreid en dat ze de voorkeur gaven aan gestreepte en gevlamde bloemen van twee of meer kleuren. Dat ze bloemen met puntige bloemblaadjes het meest volmaakt vonden blijkt niet alleen aan het grote aantal van dergelijke verscheidenheden die in de eerste tijd hier werden gekweekt, maar ook uit de beschrijving van de eisen waaraan de ideale tulp bij de Turken aan moest voldoen.

De oorspronkelijke tulp was dus de stamvader van onze latere tulpen en onder de handen van de kwekers, in het begin geholpen door de natuur, ontstonden er talrijke afwisselingen in kleur, vormen, bloeitijden, dubbelen of enkele, ook misvormingen met spoorachtige verlengsels, zogenaamde papegaai tulpen.

Petrus Hondius 1621, is getroffen door haar grote verscheidenheid:

“Laet de schilders al te mael

Vrij haer best doen in haer tael,

Om alleen maer dese bloemen

Met haar verwen te benoemen.

Al haer conste licht in d’assen,

Want in mijnen hof alleen

Aen dees bloem meer verwen wassen

Dat sy connen onderscheen”.

Vlaanderen/ Frankrijk.

Eerst waren het de adel en het patriciaat in Vlaanderen die de bekoring van de exotische gast in hun tuinen ondergingen. De vele betrekkingen van Clusius met zijn Belgische vrienden maakte de uitbreiding van hun collecties mogelijk. De Prins van Chimay, Karel van Croy, Jan van Brancion, Jan Boisot, Jan van der Delft, Marie de Brimeu, vrouw van Coenraad Schetz, Joris Rije en Jan Mouton worden in 1582 genoemd als pioniers-tulpenliefhebbers. Later worden ze gevolgd door Philips Marnix van St. Aldegonde en tal van anderen. De Vlamingen hadden al een soort tulpen gekweekt die duidelijk verschilde van de eerst bekende. Toen kwamen de Hollanders. De eerste kwekerijen zag je ten zuiden van Haarlem, aan de Kleine Houtweg. Het ging hun goed en de tulpen werden steeds duurder. Ze kochten vrijwel alle bollen op zodat we hier een soort monopolie kregen en de Vlamingen vergeten werden.

La Chesnee Monstereuil schreef in 1654 een monografie over de tulp, die, ondanks bescherming van het koninklijk privilege, herhaaldelijk door anderen werd over gedrukt. Dat ze in Frankrijk belangrijk is geweest is te zien aan de enorme hoeveelheid boekwerken waarin tulpen zijn opgenomen.

Waarschijnlijk door de kruistochten tegen de Hugenoten verdwenen de eerste bollentelers uit Vlaanderen en werden meegenomen naar het noorden en Engeland. Vele van hen waren wevers die zich in Norwich vestigden. De Vlaamse plantkundige M. de Lobel kwam in 1570 naar Londen. Zijn buurman in de Lime Street was de apotheker James Garret, ook een Vlaming.

In de eerste helft van de 19de eeuw hielden zowel in Frankrijk en Engeland speciale verenigingen van tulpenvrienden jaarlijks tentoonstellingen en inspectie van collecties in de tuinen waarbij zeer begeerde ereprijzen werden toegekend.

Uit Hortus Eystettensis Tulipa globosa serotina.

Engeland.

De introductie van de tulpen in Engeland is ook te danken aan Clusius omstreeks 1557. De tulp werd in Engeland geïntroduceerd onder de Perzische naam thoulyban of turban flower. De botanist Gerard, die zijn opleiding in ons land heeft ontvangen, schrijft over de tulp in 1596. “Tulipa of Dalmatian cap. Hiervan zijn twee soorten, de Praecox en Serotina, de vroege en laatbloeiende”. Hij wil er nog een soort aan toevoegen, de Media, die tussen beide inbloeit. “Hiervan komen alle soorten die vrijwel onmogelijk te tellen zijn. Mijn vriend Mr. James Garret, een apotheker, heeft die soorten gezaaid en geplant, zo ook van anderen die hij al een 20 jaar lang ontvangen had van overzee. Hij is nog lang niet aan het eind van zijn soorten want elk jaar komen er nieuwe planten met zonnige kleuren bij die hij nog nooit gezien heeft. Om die allen te beschrijven is net als Sisiphus de steen te rollen of zand te tellen. De natuur schijnt meer met deze bloem te spelen dan met welke bloem dan ook”. Zo beschrijft hij dan 1 soort en laat de rest aan een ander over om daar een boek mee te vullen. “De tulp van Bolonia heeft dikke, vette en grote bladeren, eerst wat rood en later witachtig groen. In het midden rijst een naakte stengel omhoog met aan de top een of twee gele bloemen en soms drie of meer. Nadat ze een paar dagen gebloeid hebben buigen de bloembladen naar achteren als een Dalmatische of Turkse muts die Tulipan, Tolepan, Turban en Turfan genoemd worden waarvan die zijn naam heeft. De bloem heeft een aangename reuk, anderen van zijn soort hebben vrijwel geen geur. Ze groeit wild in Thracië, Cappadocië en Italië, Byzantië rond Constantinopel, te Tripolis en Aleppo in Syrië. Ze zijn nu gewoon in alle Engelse mooie bloementuinen. Ze bloeien vanaf eind februari tot begin mei en soms nog daarna, ofschoon Busbecq ze op zijn reizen midden in de winter zag”.

Ze worden echter niet genoemd door Shakespeare die veel met Gerard samenwerkt wat botanie betrof. Op 3 januari stuurde John Tradescant een rekening naar zijn graaf, dat hij bollen gekocht had in Nederland. Daar waren rozen, anemonen en wel 800 tulpen bij voor tien shilling per honderd stuks.

John Parkinson, 1629, meld in ‘Paradisi in Sole Paradisius Terrestris’ over de hoeveelheid kleur: “besides this glory of variety in colors that these flowers have, they carry so stately and delightfull a forme, and do abide so long in their bravery (duurde vanaf de eerste tot de laatste bloei drie maanden) that there is no lady or gentlewoman of any worth that is not caught with this delight or not delighted with these flowers” In Engeland waren er in 1629 al 140 var. In de jaren 1634‑1640 waren er in ons land al 500 geclassificeerde var.

Ook hier kwamen de ‘floristen’ op. Dat waren kwekers van bepaalde bloemen die goed zaden gaven en tot een verdere verbetering konden komen. Dat waren anemonen, de verschillende primula’s, anjers, viool, ranonkel en de tulp. Hiertoe behoorden ook vele vrouwen, hoewel de meeste mannelijk waren. Ze kwamen wel in aanvaring met de Puriteinen, vooral omdat hun feesten aan de heidense Flora waren opgedragen.

Zo werden ze hoog gewaardeerd in de rijke Engelse tuinen tot het begin van de 18de eeuw, rond 1730, toen werden ze niet meer aangekeken door de rijken vanwege de geweldige vloed van nieuwe planten uit Amerika en omdat ze uit ‘Frankrijk’ stamden. Voor een tijdje was het maar een arme man’ s bloem, toch had het gewas nog veel aanbidders in de upper-clas. Er ontstonden talrijke verenigingen, honderden, die onderzoekend en wetenschappelijk waren. Men begon te onderzoeken en zich af te vragen waarom een bloem zo groeit, kleurt, hoe te telen etc. Prijzen werden uitgeloofd voor de mooiste bloem en bloemenshows verschenen. Zo waren er al snel tulpententoonstellingen In Norwich was er de ‘Norwich Florists Society’. Er waren honderden Society’s niet alleen van tulpen, ook van andere bloemen, primula’s en anjers. Die verenigingen zag je vaak in de pub. Dat diende twee zaken, er kwamen klanten die de planten zagen en de eigenaar zag zijn omzet omhooggaan. Vaak kwamen ze door Vlaamse hugenoten, wevers, het land binnen. Er werden tulpen van het vaste land gekocht of men zaaide zelf. Zo ontstond er vanzelf een code waar ze aan moesten voldoen. Meestal waren het ronde tulpen met wijduitstaande bloemkelken, een halve bol. Ook zijn ze vaak lang, tegen een meter, wat een overblijfsel was van de stevige Vlaamse baguet. Het geheel moest symmetrische zijn, de steel moest soepel zijn die toch goed de kelk kon dragen. De bloemrand moest gaaf zijn en de kleuren helder en glanzend, van gelijke lengte en rond. Ze worden verdeeld in drie groepen

a) de bizar tulpen met rode of donkerpaarse vlekken op een gele ondergrond.

b) roos tulpen, geaderde witte tulpen die wat gevlamd waren.

c) bijbloem tulpen, wat witte tulpen waren die gestreept waren met mauve, paars of zwart.

Al gauw kwamen er tulpen die niet meer leken op de Hollandse of Vlaamse voorouders.

James Maddock had nog een 800 soorten in 1777 die meestal van ons afkomstig waren. Een 15 jaar alter zie je al verscheidene Engelse soorten in zijn lijst staan. Door de oorlog tegen Frankrijk rond 1800 was het een tijdlang minder interessant om tulpen te kweken. De hoge heren hadden weinig geld meer.

In 1820 vinden we in een catalogus van Mason, 6 vroege, 4 papegaaien, 22 dubbele en 600 late tulpsoorten staan. Tulpen werden ook hier duur en 100 pond voor 1 tulp kwam geregeld voor

Een van de eerste kwekers van de nieuwe tijd was de dominee W. Wood. Zeer beroemde soorten werden van 1850 tot 1860 door Tom Storer, een Engelse machinist in Derby gekweekt. Omdat hij geen tuin had kweekte hij ze langs de spoorlijn naar Derbyshire. John Slater uit Manchester kweekte de rood en wit geaderde ‘Julia Farnes’. De handwerkslui en arbeiders gaven veel geld uit voor nieuwe bloemensoorten. Zo is er de geschiedenis van een arbeider die in 1847 bij sterke vorst zijn armzalige beddendeken op zijn tulpen legde en zich daardoor een vroege dood op de hals haalde. Halfweg die eeuw veranderde de tuinaanleg en mode en zakte de prijs geweldig. Op het einde van die eeuw kwamen andere bloemen in de mode, chrysant en dahlia en verdween de tulp.

De Engelse tulpen zijn nog steeds wat apart en hebben in latere tijd geen opgang meer gemaakt

Wij begonnen ze in massa te kweken.

In 1945 stuurde ons land een miljoen bollen naar Engeland als dank voor de bevrijding.

Engelse folklore.

Ze werden al snel aanbevolen door de Engelse elven die niet alleen veel belangstelling hadden voor alle tulpen, maar ook diegenen beschermden die deze planten liefhadden en kweekten. Een aardige legende vertelt ons dat, “once upon a time, een oude vrouw leefde die een cottage bezat en een kleine tuin in een gedeelte waar ze deze elvenbloemen kweekte. De elven waren hier zo blij mee dat ze hun kinderen daar heen brachten en tot de rest zongen. Vaak was er in het dode uur van de nacht het zoete lullaby te horen en klanken van vreemde, melodieuze muziek drong door de lucht, het leek hun oorsprong te hebben in niets anders dan de mooie tulpen zelf. Als de bloemen hun hoofden wuifden in de avondbries leek het alsof ze de tijd markeerden van hun gezang. Zo gauw als de baby’s in slaap gewiegd waren gingen de elven naar het naburige veld voor hun gebruikelijke dansen. Bij het aanbreken van de dag zochten de wakkere elven hun baby’s weer op in de tulpen, en toch hoewel ze onzichtbaar waren, kon je ze de baby’s horen kussen en knuffelen. Doordat de tulpen favoriet waren bij de elven werd hun schoonheid groter dan alle andere bloemen in de tuin en, in tegenstelling tot hun natuur, begonnen ze te geuren als rozen. Dit was zo heerlijk dat de oude vrouw nooit een tulp durfde te plukken uit haar tuin. Toen ze stierf verzorgden de elven de grond op haar graf en huilden en zongen droevige liederen. Geen onkruid werd er ooit gezien en de lieflijkste bloemen groeiden op uit haar graf zonder dat er ooit gezaaid of geplant werd door sterfelijke handen”.

Toen ze stierf erfde een aardling haar cottage, een harde en geld makende man. Een van zijn eerste daden was de tuin te vernietigen als zijnde geen nut hebbende, en plantte peterselie waar eerst bloemen de bloeiden. Dit was tegen het zere been van de elven en elke nacht, als het donker werd, kwamen ze bij de groente en hakten en stookten in het blad, gooiden stof in de bloemen zodat er jaren niets wilde groeien op dat land, de peterseliebladen bleven verwrongen en verhakt zoals je ze nu nog ziet. Maar het graf waar de vrouw was begraven hielden ze schoon en mooi. Aan het hoofd groeiden tulpen, prachtig van kleur, zoet van geur en bloeiden nog lang nadat alle andere bloemen vergaan waren.

In de daaropvolgende tijd kwamen er mannen zonder oog voor schoonheid en zo verdwenen de wouden, het graf werd vertrapt door passerende voeten, de bloemen waren gebroken en de elfjes waren naar de heuvels verdreven. Van af die tijd verloren de tulpen hun grootte, kleur en geur maar waren nog mooi genoeg voor elke tuinier.

Hongarije.

De tulp wordt al eeuwen door de Hongaren vereerd als nationale bloem. De tulp dient in de volkskunst vaak als motief. Het staat echter vast dat alle voortbrengselen van dien aard stammen uit de tijd na de invoer van de tulp in W. Europa. Hongarije leerde de tulp niet kennen via Turkije, maar via Nederland.

Duitsland.

De rijke bloemenliefhebbers van Wenen lieten zich ten koste van grote geldsommen tulpenbollen uit Turkije halen om daarmee hun tuinen te versieren. Men wedijverde daarin zo sterk als mogelijk was. De tulp was een succes door haar onuitputtelijke verscheidenheid die aansprakelijk was voor haar succes als tuinbloem. Hoe meer soorten, hoe meer kleuren en hoe meer nieuwigheden, hoe meer aanzien en verdienste. De naijver van de ene bezitter tot de andere en zodra er een nieuwe kleur verschenen was bezorgde men de anderen vele slapeloze nachten.

Al gauw werd de Oostenrijkse schone het gevierde troetelkind van alle kwekerijen in Duitsland. Ook te Berlijn maakte haar verschijning opgang. Reeds in het begin van de 17de eeuw wist Elsholz in zijn “tuinbouwkunst’ 216 verschillende soorten te vermelden. Wie nieuwe kleuren en vormen verkreeg werd met opdrachten en aanvragen bestormd. De prijs was bijzaak, als slechts zeldzame tinten, mooie vormen en een fantastische naam ze niet versierden. Ook gekroonde hoofden stelden belang in deze bloem.

Op bevel van de grote Kurfurst, Frederik Willem van Brandenburg, moest diens lijfarts, de al vermelde Johann Sigismund Elsholz, hem 71 afbeeldingen van de meest gezochte en kostbaarste tulpen leveren in 1661. Zij bevinden zich in de koninklijke bibliotheek van Berlijn en dragen de titel:”Theatrum Tuliparum ad mandatum Sereniss, Electoris Brand, Frederci Guilielmi”. Elsholz wilde daardoor aan de tulpen hun jubileum in Duitsland verzekeren.

Andere vorstelijke personen bleven in de cultuur van tulpen niet achter. Zo had de hartstochtelijke minnaar van deze bloem, de markgraaf Karel Willem van Baden-Durlach, 1709-1738, reeds 3000 afbeeldingen van verschillende soorten verzameld. Hij had een tulpencollectie van meer dan 4000 verscheidenheden waarvan jaarlijks een gedrukte catalogus werd uitgegeven. Dit met vermelding van de namen van leveranciers in Nederland, Brussel, Rijsel en Hamburg. Er wordt van hem verhaald dat hij elk jaar in Haarlem in een voor hem gehuurd en ingericht huis verbleef om daar tulpen in te kopen. Hij besteedde elk seizoen meer dan duizend florijnen aan bollen, een vijftigmaal het loon van een wasvrouw van die tijd.

De verschijning van “Die Tulpe zum Ruhm ihres Schopfers und Vergnugung edler Gemuther, beschrieben von dem Verfasser derer gedancken uber das reich derer Blumen” in 1741 bewijst dat de tulp ook in Duitsland een blijvende plaats onder de bloemenliefhebbers heeft veroverd.

Ook gekroonde hoofden gaven zich met de cultuur van de verafgode bloem af. Gelijk eens de grote Conde, toen hij in Vincennes gevangen zat, zijn tijd met anjelieren kortte, zo hield de uit Lissabon gevluchte koning Alfons I, die naar het eiland Terceira gevlucht was, met tulpencultuur bezig en vergat daardoor urenlang dat hij kroon en scepter verloren had.

In de tuin van de graaf van Poppenheim moeten 5000 tulpensoorten bijeen geweest zijn. De waardering van de gezochte bloem bracht het natuurlijk mee dat men aan nieuwe soorten namen van beroemde en geliefde personen gaf of ze naar steden of in zwang zijnde dingen en zeldzaamheden noemde. Men maakte afbeeldingen van de zeldzaamste exemplaren om ze op bloemenmarkten te kunnen verkopen en nauwelijks had een bloemist van een rijk heer ze voor veel geld in zijn bezit gekregen, of ze werden vermeerderd om er nog meer winst mee te doen.

Ook in Duitsland was een belangrijke bollencultuur. Vooral de omgeving van Berlijn was beroemd. Al in 1760 verstuurde de Berlijnse kwekers, naar Hollands voorbeeld, catalogi over vele soorten bollen. Men bood zowel tulpen als hyacinten, krokus en keizerskronen aan. In 1837 exporteerde bijvoorbeeld de Berlijnse kweker Krause anderhalf miljoen hyacinten en daaronder 6000 stuks van een nieuwigheid ‘Henry Le Grand’, die naar Holland gingen. Vijf jaar later was zijn collega Moewes de bollenkoning met een export van 2 500 000 bollen, hij bood 357 Hyacinten- en honderd tulpensoorten aan. Ze noemden zich “Kunstgartner” ter onderscheiding van de Gemuseanbauern. Dat waren een 200 bedrijven. Velen werden daaruit vermogende mensen en enkele zelfs miljonair die zich een paard en wagen veroorloofden en als hoofddeksel uitsluitend een hoge hoed droegen. In 1840 gaven ze een schitterende tentoonstelling van hun producten zodat het hof die meermalen bezichtigen kwam. Ook in de volgende jaren vonden zulke tentoonstellingen plaats, het bezoekersaantal was groot en voor allen kosteloos, totdat een heldere kop de inval had dit met de horeca en concerten te koppelen en de bloemenshow in hun dienst te stellen. Als entree vorderde de waard 5 silvergroschen, wat niemand afschrikte en na enkele dagen waren er zoveel kijkers en bezoekers dat de kassiers niet eenmaal de tijd hadden de verzamelde munten te tellen en het geld zonder dit korfbewijs over moesten dragen.

Uit Redoute.

Sage.

Zelfs verschijnt de tulp in de Duitse volkssagen. Net als de sleutelbloem ontsluit die een onderaardse schat, maar men moet buiten het goud de bloem niet vergeten. “Een man werd door een witte jonkvrouw gevraagd mee te komen, haar te volgen en hem en haar gelukkig te maken. Hij mocht niet omzien maar het beste mocht hij niet vergeten. Hij stemde toe en werd naar een onderaardse gang gevoerd die vele deuren had die zich vanzelf openden. Vaak riep men achter hem maar de man liet zich niet tot omdraaien verleiden. Eindelijk bereikten ze een gewelf waarin gouden en zilveren munten opgehoopt lagen en er stond een mooi bloeiende tulp. Gretig greep hij naar het geld en vulde zijn zakken. Dan gingen ze weer weg en kwamen in de vrije lucht. Dan begon de jonkvrouw te huilen over de mislukte tocht, hij was het beste vergeten, de tulp. Daarop verhief ze zich in de lucht en verdween.

Ontwikkeling van tulpen uit Dodonaeus en van Ravelingen.

(Dodonaeus) ‘Men vindt tegenwoordig bijna ontelbare soorten van tulpen die allen van de hooggeleerde Clusius in drie geslachten begrepen zijn geweest, behalve de soorten die in Italië, Frankrijk en Spanje in het wild gevonden worden.

Van deze drie buitenlandse en meest geachte soorten is de eerste die vroeg bloeit, de ander bloeit laat en de derde is die noch laat noch vroeg bloeit.

Voorts zo worden ze in alle landen veel geacht om de netheid van haar bladeren en om de verschillende kleuren die de bloemen hebben en ook om dat ze zo vroeg in het jaar bloeien en omdat ze zo lang bloeien blijven. Enige volkeren van Azië achten de witte meest als er wat roods bij is, andere achten diegene die meest rood zijn, ja andere verwerpen al diegene daar geen geel bij is. Hier te lande acht men de gevlamde, gevleugelde, gespikkelde, gehakkelde of gesnipperde en met de meest verschillende kleuren, maar die het zeldzaamst te vinden zijn of die een meester hebben die ze hoog prijzen of in waarde houden kan.

Geslachten van vroege tulpen.

Men zou de vroege tulpen wat uitvoeriger kunnen beschrijven, maar om niet te lang te vallen zullen we de geslachten ervan alleen vermanen. Dan nochtans is in hun wortel een zaak te aanmerken dat ze soms van buiten bekleed is met een rosachtige, maar meestal zwartachtige schors die van binnen wolachtig en zacht ruig is als de schillen van kastanje en daarom hebben sommige dat geslacht van Tulipa de toenaam Eriophorus gegeven al of men zei Tulipa met wolachtige wortel. Het binnenste van de wortel is vast en stevig en het wit een ei dat goed gekookt is of hard geworden goed gelijkende van gedaante en van kleur, van smaak zoet of immers niet onlieflijk.

Aangaande de geslachten en veranderingen of verschillen van deze vroege tulpen is het voor allen te weten dat we hier geen verschil zullen maken van de breedte der bladeren die soms smal, soms een tien cm breed en zeer lang zijn, noch ook van de kleur van de bladeren, noch ook van de vorm van de bloemen die meestal van zes bladeren verzameld zijn en soms meer, maar nimmermeer minder dan zes. Het is ons genoeg dat men weet dat zowel deze vroege als alle andere soorten van tulpen de zes bladeren van de bloemen spits van voren hebben of alle zes rond en bot of de drie uiterste spits en de drie binnenste rond of de buitenste rond en bot en de binnenste spits. Ook is er zeer groot verschil in de draadjes of nopjes die in de bloemen staan en noch meer verschil is er in de eindjes of gronden van die bloemen. Dan alle deze aanmerkingen zullen we ter zijde stellen en alleen van de verandering der kleuren van deze bloemen wat vermanen, want onder alle bloemen die tegenwoordig bekend zijn vindt men geen die meer verandering in hun kleur en gedaante heeft dan deze vroege soort van tulpen, tenzij alleen de heul, want men vindt elk jaar er enige verschillende en nooit tevoren geziene soorten van. Ze is geel, rood, wit, purper en (als sommige verzekeren) blauw of twee of drie van die voor vermelde kleuren zijn in een bloem gemengd, te weten in de midden, aan de kanten of aan de ene of aan de andere zijde van de bladeren, met spikkels, strepen, of plekken en die zeer aardig versieren, soms zijn die strepen als vlammen of vleugels als vederbossen of pluimen, soms schijnt de ene kleur door de andere, dat is de witte en de gele hebben wat roods door schijnend, enige lijken gouden laken, enige zilver laken, de randen en ook de snippels van de kanten geven deze bloemen ook veel bevalligheid als ze verschillende kleuren van de ganse bloem hebben, men ziet de groene kleur daar ook dikwijls tussen lopen, hoewel dat die er soms eerder door misval dan door eigen aard van de bloem plag bij te komen.

Gele vroege tulp met haar veranderingen. Deze komt bij de rosheid van het goud of bij de geelheid van saffraan of bij de bleekheid van de citroenen of ze lijkt de kleur van de oranjeappelen, soms schijnen ze eerst geel en daarna vertonen ze er enige andere kleur bij, soms hebben ze enige plekken, strepen, stralen, aan de kanten, in het midden of onderaan het binnenste of het buitenste van de uiterste of binnenste bladeren, van vermiljoen, bloedrode of ander donkere of lichte kleuren zodat men in een bloem de geelheid wel meest ziet, maar de andere kleuren die er tussen lopen maken haar zo behaaglijk dat men al die veranderingen niet bevroeden of tellen kan. De nopjes, draadjes en eindjes zijn soms geel en soms bruin. Sommige zijn goed van reuk, sommige hebben geen of onlieflijke reuk wat van alle soorten van tulpen ook te verstaan is.

Rode vroege tulp. Deze zijn doorgaans rood of trekken naar het rode, dat is donker rood, mooi licht of diep rood, oranje rood, menie rood of vermiljoen rood, bloed rood, karmozijn rood, inkarnaat of vleeskleurig, lieflijk rood en verstorven of onlieflijk rood of bruinachtig, soms zijn al deze kleuren met geel of met wit of andere kleuren die naar de violette of blauwe trekken gemengd, hoe meer verschillend, hoe mooier dat de bloemen zijn, want met ziet deze soorten van rode tulpen met goudkleurige, gele, witte of donkerder of lichter rode en ook groene en violette randen, strepen, stralen, plekken of zenuwen van binnen of van buiten aan de randen, aan de rug en omtrent het midden langs en dwars versiert en doorregen, voorts zo glinstert de ene kleur veel meer dan de andere en de ene schijnt ook voor de andere. Welke verschillen meer te verwonderen dan te beschrijven staan. De eindjes van deze soort zijn meest geel met zwarte plekken, dan ook wel anders gekleurd. Ze rieken dikwijls goed, dikwijls niet en dikwijls stinken ze als heul.

Witte vroege tulp met zijn veranderingen. Deze tulpen plegen voor alle andere geslachten van tulpen te bloeien, maar ze kunnen het minst tegen de koude, tenzij dat men ze heel diep in de aarde steekt. Ze zijn alle meest wit, maar soms van buiten of van binnen met vleeskleurige of roodachtige of purperen randen, strepen, stralen of plekken versierd, soms zijn ze heel sneeuwwit, soms wat bleek van buiten of van binnen, maar anders meestal wit doch met rood versiert of met violette plekjes of half wit, half rood of van wit en rood tezamen gemengd, de kleur van een bleke vergaande roos gelijk, ook zijn de binnenste bladeren soms vleeskleurig, men vindt ze ook die in alle haar bladeren de vleeskleur en de witte en ook de askleur vermengd hebben en zilverkleurig schijnen te zijn.

Purperen vroege tulp met haar veranderingen. Deze is soms donkerder en violetkleurig, soms bleker rood als de Provence rozen, soms zo bleek dat ze bijna wit schijnt te wezen, soms uit de purperen zwartachtig, andere zijn purper violet, andere purper bloedrood of granaatappel kleurig, andere purperlak rood met rode kanten, andere verstorven purper en boven wit en in het midden mooi rood, andere purper violet met witte kanten. Van deze zijn er meer dan tien verschillende soorten van Clusius en andere aangetekend. Ze lijken soms van kleur de dubbele pioenen en zijn zeer groot, aan de kanten uit de purperen witachtig, soms zijn de bladeren van buiten of van binnen purper of aan de ene zijde purper en aan de andere vleeskleurig, soms hebben ze wat geels of bleeks van binnen of aan de kanten. Deze hebben meest alle heel weinig reuk.

Geslachten van tulpen die noch heel vroeg noch heel laat bloeien. Deze middensoorten of twijfelachtige soort van tulpen doen hun bloemen eerst open wanneer die van de vroege tulpen beginnen te verflensen en als de late beginnen te bloeien dan beginnen deze te vergaan, ja soms bloeien ze met de late. Daarom noemt Clusius ze Tulipa dubia in het Latijn. Van deze zijn sommige groot en hebben meer dan negen medesoorten die van Clusius en andere aangetekend zijn, waarvan ettelijke geel zijn of bleek of goudgeel of ze hebben oranje, rode of vermiljoenkleurige randen, strepen of plekken aan het buitenste of binnenste, middelste, opperste of onderste van de bladeren, ettelijke zijn vermiljoenrood, purper of vleeskleurig, donker purper, appelbloemig, kriekkleurig, bleek, wit, witachtig en van meer andere kleuren, versiert aan de kanten of aan de buitenste of binnenste bladeren met rode of witte randen, strepen of aderen. De grond is soms geel, soms groenachtig, soms blauw of zwartachtig. Sommige worden niet zo hoog maar hebben nochtans zeer grote bloemen, geel of met geel en rood tezamen gemengd of heel zwavelachtig. Andere zijn zo groot als de vroege en soms wat groter dan die. Van deze zijn sommige meest geel of bleek (in alles meer dan tien medesoorten hebben) of wit dat naar de gele trekt of heel wit en eerst groen schijnt te wezen of purper of rood en van die kleur tezamen gemengd of met die door de andere schijnende versiert of hebben gele, rode, purper, witte of groene strepen of plekken aan de kanten of in het midden of langs en dwars de hele bloem door, of aan de ene zijde van de bladeren anders dan aan de andere gekleurd. Sommige van deze soorten zijn heel klein en nauwelijks dertig cm hoog en van buiten en van binnen rood, dan met groene kanten, soms goudkleurig, soms zijn ze geen tien cm hoog met een steeltje niet langer dan een duimbreed, de bloem is van buiten purperachtig en van binnen wit of bruinrood en rondom geel.

Beschrijving van late tulpen.

De late Tulipa wordt hoger en groter dan de vroege, de steel is sterker en dikker en soms zestig of negentig cm hoog en van buiten ook met korte ruigheid grijs, met beurten omvat van vijf of zes bladeren die sterker en stijver zijn dan die van de vroege tulpen en meestal overeind staan, soms zo binnenwaarts omgeslagen dat ze bijna gevouwen schijnen te wezen, dan sommige er van zijn in alles de vroege gelijk. Op het opperste van de steel (die soms ook dertig of vijf en veertig cm hoog boven de bladeren op rijst, heel kaal en bloot zonder enige bladeren) groeit een grote lange bloem die hol is als een beker of kroes en van zes bladeren gemaakt. Het zaadhuisje is meestal dikker dan dat van de vroege. Het zaad is groter en de wortel is ook meestal langer en groter. Deze had eertijds niet zoveel verschillende soorten van kleuren als de vroege. Maar de tijd en teelt heeft naderhand anders geleerd.

Gele late Tulipa lijkt van kleur op de vroege bijna, dan is bleekgeel of diep geel of goudkleurig blinkend of aan de kanten met bloedkleurige druppen versierd.

Rode late Tulipa is meestal donkerrood en bijna zwartachtig, soms bleker rood en zeer fraai om te zien. In deze soort zijn de onderste eindjes of gronden van de bloemen heel geel of heel zwart die als ze van de zon beschenen zijn er wat blauws bij vermengt schijnen te hebben of zijn met een zwarte plek in een gele of gouden ring staande versierd. Deze plek schijnt soms de gedaante van een oog te hebben en daarom hebben sommige deze soort op het Italiaanse occhio di sole, dat is zonnen oog, genoemd. Ze heeft soms zo’n lieflijke reuk dat ze daarin de lelietjes van dalen of de meibloempjes schijnt te gelijken.

Late groene Tulipa met bleke en witte randen komt van zaad voort.

Late groene dubbele Tulipa heeft zeer grote groene bladeren in haar bloem waarbinnen noch zes andere kleine dikke blaadjes groeien die om een hoofdje staan als een kleine bloemkool

Late Tulipa met verschillende takken. De late tulpen krijgen soms uit de schoot van het onderste blad een ander zijsteeltje van dertig cm hoog en uit de schoot van het opperste blad spruit noch een andere steel die bijna zo dik is als de middelste steel en zo hoog als die. Op elk ervan staat een aparte bloem. Soms heeft men ze zes stelen en zoveel bloemen zien voortbrengen en dan zijn de bloemen niet allen volkomen, maar sommige onvolmaakt. Dit gebeurt zeer zelden, want meestal hebben ze maar een steel en een bloem.

Deze late tulpen die gezaaid zijn plegen geen verandering te hebben, dan alleen dat het zaad van de rode soms gele voortgebracht heeft en van de gele rode tulpen gekomen zijn. Dan zoals gezegd is heeft men nu immers zo’n grote, ja soms meer verandering gevonden als in de zaailingen van de vroege.

Uit hortus eystettensis.

Beschrijving van andere soorten van tulpen.

Deze soorten die we nu beschrijven zullen zijn medesoorten van de kleine tulpen daar Dodonaeus van vermaant en zijn meest uit Italië, Frankrijk en Spanje gebracht, hoewel dat sommige ook uit Turkije komen.

1. Gele Tulipa van de Apennijnen bergen is van Clusius Tulipa Apenninaea en van andere Tulipa Bononiensis, dat is Tulipa van Bolognië genoemd want ze groeit meestal op de Apennijnen van Italië en vandaar te Bologna gebracht is hier te lande en elders verzonden. Ze bloeit met de late tulpen of wat later. De steel wordt een dertig of vijf en veertig cm hoog en is soms in twee of drie takken verdeeld die elk een aparte bloem voortbrengen die gewoonlijk van zes en soms van acht bladeren gemaakt is, van buiten wat groenachtig en van binnen geel, in het midden een driehoekig uitstekend hoofdje hebben die langwerpig is en met vele gele draadjes omringd is en trekt naar de reuk van de steenviolieren. Ze staat gewoonlijk wijder open dan die van de andere soorten van tulpen en meest van na de middag tot de avond toe. De bladeren zijn drie of vier in het getal en smaller dan die van de andere soorten van tulpen, wat askleurig als ook is den steel. Het zaad is kleiner dan dat van de andere soorten. De wortel is met een kastanjebruine schors bekleed die elk jaar twee of meer jonge worteltjes aan haar zijde afzet die het jaar daarna ook bloeien, dan als ze noch nooit gebloeid heeft dan spreidt ze sommige worteltjes ter zijde uit die met lange vezels aan de middelwortel vast zijn en niet diep in de aarde zinken, anders dan in de andere tulpen gebeurt.

2. Rode Tulipa van de Apennijnen bergen of van Bologna lijkt van steel, bladeren (die nochtans wat groener zijn) en gedaante van de bloemen de voorgaande veel, noch ook van wortels, dan de bloem is vol rood en tamelijk welriekende, zesbladig en met zwarte eindjes die met geel omringd zijn. De drie binnenste bladeren eindigen van binnen in drie spitse stralen en hebben wat geels omtrent de eindjes, de drie buitenste bladeren zijn niet spits, maar rond en bot van voren en buiten was geelachtig. In het midden van de bloem staat een driehoekig langwerpig roodachtig hoofdje. Ze bloeit in april.

3. Tulipa van Montpellier is van de hooggeleerde wijdt vermaarde Lobel eerst beschreven geweest en groeit in het wild op het gebergte van Languedoc. Daarna noemt hij de gele berglelienarcis van Languedoc, in het Latijn Narbonensis Lilio-Narcissus lueteus montanus. Ze is de kleine Tulipa van Dodonaeus en wordt Tulipa van Narbonne van andere genoemd. Ze lijkt op de Tulipa van Bologna zeer goed, dan is in alles kleiner dan die, de bloemen zijn van buiten groener van kleur en van binnen geel, noch lieflijker van reuk dan de steenviolieren en staan elk op een steel met gele uitstekende draden die uit het midden voortkomen. De bol is zo groot als een langwerpige klister look en heeft dikwijls aan zich een andere onderklister dat met een klein draadjes daaraan vastgegroeid is. Voorts heeft ze weinig dikachtige bladeren en die van de prei gelijk die aan de steel groeien. Ze bloeit bijna met de middensoort van tulpen.

4. Spaanse Tulipa groeit op een berg van Spanje niet ver van Aranjoes gelegen en is wat kleiner dan die van Narbonne, de bloem lijkt op die van Narbonen ook gans, dan de uiterste bladeren zijn van buiten niet heel groen, maar met wat purperkleurigs besproeid.

5. Andere Tulipa van Constantinopel, in het Latijn Tulipa Byzantina altera (aldus genoemd tot verschil van de gewone soorten van tulpen die hier te lande eerst uit Constantinopel gezonden zijn) heeft een steel omtrent dertig cm hoog, groen, rond en meestal met twee lelieachtige bladeren begroeid, doch bleker groen en blinkend als de bladeren van de lelie van Perzië. Op de top van deze steel staat een bloem die van gedaante en grootte de Tulipa van Bologna lijkt en van zes spitse bladeren gemaakt is waarvan de drie uiterste wat smaller zijn. De drie binnenste wat breder en van buiten witachtig van kleur daar nochtans wat groens met wat purperachtigs tezamen gemengd bij gevoegd is, van binnen zijn ze wat roodachtig of bleek vleeskleurig met gele eindjes en draadjes en met zwartachtige nopjes en hebben wat reuk. Daarin steekt een driehoekig hoofdje. De wortel is die van de Tulipa van Bologna ook gelijk en wat gevezeld die sommige andere worteltjes terzijde uitspreidt. Ze bloeit in april en krijgt soms noch een andere bloem uit de schoot van het bovenste blad die met haar eigen steeltje voortkomt. Wat zo dikwijls gebeurt dat ze daarvan de naam van lalé di duos fiori, dat is Tulipa met twee bloemen, bij de Italianen die het uit Constantinopel gezonden hebben gekregen heeft. Een medesoort hiervan is diegene die anders Tulipa Cretica, dat is Tulipa van Kreta, noemen. Haar bladeren zijn breder dan de leliebladeren, de bloem staat zeer fraai gemengd met een saffraangele grond en bruine draadjes.

Uit hortus eystettensis.

Zijde Tulipa of Tulipa bombycina van sommige heeft mooi blij rode bloemen met witachtige kanten en is uit Italië en, zoals andere zeggen, ook uit Kreta gebracht en lijkt op die van Narbonne anders van gedaante, dan de bladeren zijn wat ruigachtig en de wortels hebben ook wat wolligs in.

Tulipa van Perzië is van Clusius beschreven en Tulipa Persica genoemd, bloeit met de vroegste tulpen. De steel is dertig cm hoog en tamelijk dun met vier bladeren die niet breder zijn dan die van Narbonen Tulipa, doch niet zo groen, uitgehold en op de top van de steel komt een tere bloem die wat groter is dan die van Narbonen of Spaanse Tulipa en is gemaakt van zes bladeren van twee duimbreed lang waarvan de drie uiterste langachtig zijn en spits en van buiten blij mooi rood, doch met witte randen en van binnen geheel wit, de drie binnenste bladeren zijn wat korter met een rondachtige spits, gans sneeuwwit, doch de navels of gronden van alle zes hebben een paarse plek, de draden en noppen zijn zwart, de schors van de bol is buiten zwart of bruin en van binnen met zachte bruine ruigheid bezet zoals de vroege gewone tulpen ook soms hebben.

Daar is noch een andere soort van de Perzische Tulipa met een langwerpiger wortel, dan die heeft hier te lande noch niet gebloeid, doch ze wordt in Turkije duurder verkocht dan de voorgaande. Een soort is heel klein en de wortel is niet groter dan een hazelnoot en de bloem is kleiner dan enige kleine Tulipa mag wezen en wordt nimmermeer groter, al is ze heel oud.

Andere kleine Tulipa, in het Latijn Tulipa pumila, is de kleinste van de smalbladige tulpen, de bloem is wat geelachtig en fraai, met rode streepjes of draadjes, met menierode aderen en nagels, anders die van Narbonen vrij gelijk.

Tulipa met meer dan zes bladeren, Clusius heeft ergens een Tulipa gezien die twaalf bladeren had, dan het volgende jaar had ze er maar zes. Hondius heeft er gezien met negen bladeren en een andere met elf bladeren die in de ronde staan en elkaar niet omvatten of besluiten, beide oranjekleurig, doch de ene bleker en elk met negen draadjes van binnen. Soms ziet men, behalve de zes buitenste, drie, vier of vijf binnenste bladeren tussen de middeldraden. In de hof van Hondius is er een met dertien smalle gele bloembladeren voortgekomen die zo zes jaar lang bleef totdat de wortel verging, anders had ze de gedaante van een Narbonense Tulipa met de grond zwart.

Tulipa van twee kleuren, in het Latijn Tulipa bicolor, is een Cretische Tulipa met donkergroene, smalle bladeren die niet breder is dan hyacintbladeren, de drie bladeren van de bloem zijn rood, de drie andere geel om beurten en mooi om te zien. En zulks is ze altijd, zonder te veranderen. Dan de kleine Tulipa van Perzië zou ook Tulipa Persica bicolor mogen heten omdat drie bladeren wit en de anderen rood zijn.

Tulipa met drie kleuren, in het Latijn Tulipa tricolor, is wit met wat zwavelkleurigs gemengd en met brede rode karmozijn vlammen en kleine rode strepen.

Eigenschappen van Tulipa en haar menigvuldige verandering.

Alle soorten van Tulipa krijgen soms tussen de schoot van de bladeren een klein uiachtig bolletje of worteltje en dan heten ze Tulipa bulbifera.

Als de tulpen uit de aarde spruiten dan hebben ze maar een dun biesachtig blad wat geleidelijk aan breder wordt en zo lang als ze noch geen bloemen dragen krijgen ze niet meer dan dat enige blad, maar als men in het uitspruiten van dat blad daar noch een ander blad in besloten vindt dan is het te hopen dat ze dat jaar bloeien zal.

De steel pleegt uit het midden van de wortel te spruiten, dan indien men, nadat hij met de bladeren verflenst en verdroogd is, de wortel uit de aarde haalt dan zal men bevinden dat hij niet uit het midden, maar aan de zijde van de wortel groeit. Daaronder groeit geleidelijk aan een nieuwe wortel die al het sap en de kracht van dit hele gewas naar zich trekt en dan zal men de wortel allerbeste uit de aarde nemen en lange tijd zonder schade bewaren of in verre landen verspreiden om te verplanten.

Het is te weten dat alle deze zeer mooie soorten van tulpen niet even lange tijd hun fraaiheid en mooie kleur behouden, maar sommige laten hun bladeren gauw vallen en verflensen op korte tijd, sommige behouden hun bladeren vaster en vooral de late en middensoorten van de tulpen. Maar allen plegen zichzelf in te trekken en te sluiten als de lucht betrokken en het weer nevelachtig of onlustig is, dan als het regenachtig weer is vergaan ze dikwijls eer ze opengaan. Ook als de zon te heet is, dan vergaan ze zeer gauw.

De tulpen die verschillende kleuren in hun bloemen hebben plegen die kleur niet elk jaar te behouden zodat iemand het ene jaar een over mooie bloem heeft en het volgende jaar die dikwijls verandert en verergert vindt. (virus). Ook ziet men soms gebeuren (wat Clusius zeer goed vermaant) dat een Tulipa die vele jaren achtereen geel of rode tamelijke mooie bloemen voortgebracht heeft op enig jaar daarna een uitermate mooie bloem krijgt die haar meester een korte blijdschap aandoet, want ze plag dan gewoonlijk het volgende jaar te vergaan al of ze van haar meester een vriendelijk mooi afscheid had willen nemen. Wat zeer verwondert, maar nochtans waar is. Alle tulpen eer ze volwassen zijn plegen voordat ze beginnen te bloeien gewoonlijk alle jaren recht in de aarde met de diepte van een tien of zeventien cm te zinken, uitgezonderd de tulpen van de Apennijnen die kleine worteltjes met lange vezels die terzijde afhangen wijdt uitspreiden. Dan de late en middelsoorten van tulpen plegen soms in de oude schillen van hun wortels wat van de eerste bol te behouden en zo ettelijke worteltjes die wat ver boven de andere staan in de aarde te zenden zodat als men de ene neerzinkende wortel gevonden heeft en de aarde noch dieper uithaalt gewoonlijk veel meer andere klistertjes plag te vinden als of ze als ketens aan de andere vast waren. Dan de rode late tulpen plegen hun kindertjes soms terzijde ook uit te spreiden als die van Bologna of Italiaanse tulpen. Maar de vroege rode en witte geven hun bijbollen terzijde uit als ze nauwelijks twee jaar oud zijn.

Al is het zaak dat het zaad van alle tulpen, van hoedanig kleur die ook mogen wezen, in de aarde gevallen of gezaaid zijn uit plegen te botten, nochtans moet men weten dat de bloemen die daarvan komen zullen niet allen op hun moeders van kleur gelijk worden, maar dikwijls gans andere kleur aannemen en vooral de zaden van de witte tulpen. Want Clusius betuigt dat hij van de zaden die hij uit een zaadhuisje genomen en op een plaats en op dezelfde tijd en uur in de herfst gezaaid had in de volgende lente verschillende scheutjes gekregen heeft die het vijfde, zesde, zevende en ook achtste, negende en tiende jaar daarna bloemen voortgebracht hebben waarvan sommige wit van kleur waren zoals de bloem daar ze van kwamen, sommige wit met andere kleuren gemengd, sommige geel en geel met enige andere kleuren, sommige rood en rood met andere kleuren er bij, sommige purperen of purper met witte randen versierd.

Zoveel de rode en gele, dat zijn de gewoonste soorten van Tulipa aangaat is het te weten dat als ze gezaaid zijn meestal op die bloem lijken daar ze van gekomen zijn, maar dikwijls ziet men ze ook verschillende kleuren krijgen.

Van het zaad van de vroege tulpen heeft men soms late zien voortkomen en vroege van de late.

Teelt en zaaien van de tulpen.

Aangaande de tijd wanneer men de tulpen allerbest zaaien zal is het te weten dat er geen betere tijd is dan de herfst en niet de lente of voorjaar want dan zullen de bloemen beter aarden en gewilliger voortkomen. Dan omdat deze worteltjes zeer lang zijn eer ze bloeien zal men die in de potten of bakken zaaien zodat ze niet verloren gaan omdat ze de eerste jaren zeer klein blijven en in het derde of vierde jaar als men ze uit de potten of bakken neemt en verplant, ze dragen meest alleen het vijfde en zesde jaar en zelden het vierde en noch zeldzamer het derde.

Ze komen allerbest voort in lichte en goede aarde daar geen mest in is vanwege het rottingsgevaar.

Om mooie tulpen en verschillende kleuren te hebben zal men het zaad van de witte Tulipa kiezen of dat van de rode gespikkelde Tulipa waarvan zeer mooie bloemen plegen voort te komen, maar men zal het zaad van de gele tulpen niet nemen als men dat van de witte krijgen kan, want behalve dat de gele de aller slechtste soorten van tulpen zijn, zo zal men daar zeer zelden andere dan gele bloemen van krijgen, zelfs het gebeurt zeer dikwijls dat men mooie oranje en andere fraaie kleuren zaait en dat er geen andere bloemen van komen dan die geheel geel zijn, zonder enige andere kleur er bij.

Dan de vermenigvuldiging die door het zaaien komt is zeer langzaam en onzeker en vooral van de vroege en middensoorten, maar de late plegen meestal zodanige bloemen te krijgen als hun moeders hadden wat zeer zelden mist.

De allermooiste zijn aller slechtste om te vermenigvuldigen, want naast dat sommige maar een jaar mooi zijn en het volgende sterven, zoals boven vermaand is, zo bevindt men dat het zaad van de uitgelezenste en mooiste tulpen meestal gele of rode bloemen voortbrengen en het is een groot wonder als ze op hun moeders lijken.

Daarom zal men de tulpen veel zekerder en veel beter van hun bijbollen vermenigvuldigen of ook van de worteltjes die in de schoot van het onderste blad van de tulpen soms groeien, want als die in de aarde gestoken worden bloeien ze het volgende jaar met hun moeders en vertonen eenzelfde kleur in hun bloemen die hun moeders hadden wat de bijbollen terzijde van de wortels ook doen.

Sommige nemen om beters wille de wortels van de tulpen uit de aarde nadat ze gebloeid hebben en voornamelijk als de tijd van het jaar tegen de gewone loop al te vochtig is, want de vochtigheid is deze wortels zeer hinderlijk.

Plaats.

Tot nu toe zijn ons de mooiste tulpen uit Constantinopel gezonden geweest, te weten de vroege uit het landschap omtrent Cassa bij de Zwarte Zee gelegen en de late van Cavalla wat een stad is die aan de zeekant van Macedonië ligt. De kleine soorten van Dodonaeus met de andere die getakte stelen hebben groeien in Italië op de Apennijnen bergen en voorts ook in Frankrijk en in Spanje.

Gebruik.

Men kan de wortels van de tulpen in de salade met olie en azijn gebruiken als de ui, want ze zijn goed van smaak of immers niet walgelijk. Anderen houden ze niet alleen geschikt om als spijs voor voedsel te gebruiken, maar willen ook verzekeren dat men die zeer krachtig bevinden zal en bekwaam om de krachten van het lichaam en de lust van bijslapen te vermeerderen, min of meer als de wortels van het Satyrion in oude tijden tot hetzelfde doel gebruikt plegen te zijn van diegene die meer lust dan macht om bijslapen hadden en hoopten daarom hun nieren met deze wortel te versterken.

De al eerder vermelde Clusius testte de tulp op zijn gebruiken waarbij de medische doeleinden zeker de belangrijkste waren.

Ook probeerde hij er een culinaris plant van te maken, hij liet een apotheker de bollen in suiker inmaken en vond dat ze veel beter smaakten dan de orchideeknollen. Clusius had van Busbecq een grote hoop bollen gekregen en dacht, dit wordt niks, ze zijn oud en zette ze in een grote hoop in de aarde en hij kreeg vele bloemen. Honderd gaf hij aan een apotheker in Wenen die ze in suiker inmaakte, een Antwerper koopman braadde ze en at ze met azijn en olie. Deze lekkernij raakte echter niet ingeburgerd bij de edelen. Mensen die de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben vertellen ook dat zij tulpen gegeten hebben, meestal met enig afgrijzen, mogelijk hebben ze het verkeerde soort gegeten.

Oude vormen.

Bizarren.

De eenkleurige zijn de beroemde moeder- of broed-, breedertulpen, de Duitse Mutter Tulpen uit die tijd die men scheidde van de bonte en geveerde. Men verwachtte hier mooie nieuwe soorten uit te winnen en hun vermogen om te breken dus andere kleuren te geven.

De gebroken tulpen waren van 3 verschillende soorten.

1. Die met een witte ondergrond of onderkleur en lila of purperen markeringen waren “bybloemen of bybloems”.

2. Die met een gele grondkleur en rood tot bruin waren zijn bekend als bizarren.

3. Rosen zijn alle verscheidenheden die enige nuance van rood of roze op een witte ondergrond vertoonden.

Het mysterieuze proces waardoor een gewone tulp kon veranderen in een schitterende en veelkleurige bloem die vlamde in contrasterende kleuren was onbekend. De bloem moest glanzen en gelijkmatig verdeeld zijn, van binnen als van buiten. Elke streep of vlam behoorde aan de voet te beginnen en tot bovenaan door te lopen. Verder waren bepaalde kleuren belangrijk. De mooist gestreepte werden Kronen genoemd, rood met wit. Agaten waren met twee kleuren gestreept en Agatines zelfs met drie kleuren.

Iedereen wilde tulpen in zijn tuin hebben, maar geen gewone eenkleurige, het liefst rariteiten, de meerkleurige, de “fijne” of gebroken bontstrepige tulpen. (virustulpen)

Er waren duidelijk geformuleerde regels die werden vastgesteld waaraan een “fijne” tulp, op straffe van waardeloosheid, moest voldoen. Soms drie kwaliteiten (en prijzen) van fijnheid dat bekroond werd door het non plus ultra dat men als superfijn aanbood. Deze laatste term werd toegepast als de oorspronkelijke kleur in de gebroken tulp zich tot een smal randje langs de witte of gele bloembladen beperkte. Ongelukkigerwijze bestond er niet de geringste zekerheid dat de bol elk jaar weer even fijne bloemen zou voortbrengen en vaak “vergrofde” ze weer en verloor daardoor haar waarde. Dat had tot gevolg, dat toen de bollen buiten de bloeitijd verkocht werden, men zich niet overtuigen kon van de kleur van de ‘Viceroi’, ‘Gouda’, ‘Roosje’ en andere soorten “welcke qualijck een dobbele coleur verstreckten” maar op de naam afgaande de hoogste prijs kregen. Zelfs de bollen die bij de laatste waarnemingen benaamd waren brachten soms zulke slechte bloemen voort, dus de vergrofde die weinig of niet gestreept waren, dat ze niet te herkennen zijn. Dat ze zwakker waren kwam door het virus, de oorzaak die ze niet kenden, omdat die gestreepte bloem niet sterk genoeg was om zijn kleuren tot bovenaan te trekken.

Het zal duidelijk zijn dat de naamgeving ook zeer moeilijk was. De vele gelijkwaardige tulpen als de Admiraels, de Brabansons, Generaels die alleen naar de plaats of eigenaar in naam onderscheiden werden, zijn wel een ernstig beletsel geweest voor de soortenkennis. Het zal ook moeilijk geweest zijn om een uitgebreide collectie streepbloemige zuiver op naam te houden omdat de strepen en vlammen in de bloemen van dezelfde verscheidenheid sterk varieerden. Er werd veel geklaagd over dergelijk bedrog. Het stempel van onkunde en roekeloosheid werd volledig op de tulpenhandel gezet toen volkomen ondeskundige mensen, vooral de onontwikkelde volksklasse, zich als speculanten in tulpen opwierpen. Het vereist een scherpe kijk op de eigenschappen van een verscheidenheid om tot een juist oordeel te komen. Niet alleen de uiterlijke kenmerken komen in aanmerking maar ook de onzichtbare, de voort kweking, weerstand tegen ziektes en tegenwoordig ook de broei-eigenschappen. Alleen ‘goede kwekers’ waren in staat om van die bijzondere bloemen te kweken. Zij konden de tulp tot volmaaktheid brengen. Dat waren dan ook vooral de rijken die dit verstonden.

Nog heden ten dage wordt er met bollen gespeculeerd. Het succes hiervan hangt helemaal af van hun vakkundig inzicht. Zo ook in de vette jaren van 1925-1931 waren het voor de nieuwigheden hoogtijdagen, maar dit bleef beperkt tot de vaklieden. Zo heeft Voorhelm in 1752 de bewering moeten neerleggen dat men wel niet bij zijn hoofd moet zijn om een hyacint van f 1000 te kopen. De koper berekent dat de hyacint hem 20 nieuwe bollen oplevert die bij verkoop voor slechts f 100, - per stuk zijn kapitaal verdubbelen. Lukt dit niet dan plant hij ze weer op en krijgt er vervolgens 2 a 300 die dan maar voor f 10 verkocht moeten worden. Na jaren heeft hij een geweldig fonds in zijn kwekerij waaruit hij lange tijdwinst kan halen. Mits het een goed soort is.

Oude tulpennamen.

Met de vraag steeg ook de prijs. De tulpen werden tot een prestige of statussymbool. Rijke kooplieden betaalden grote sommen voor een bol en hoe meer de bloem gestreept was, hoe hoger de waarde.

Het was een van de meest exclusieve gewassen uit die jaren. De gewone tulp gold in die dagen voor “vodderije”.

Aanvankelijk onderscheidde men tulpen met de Latijnse benamingen als Tulipa latifolia albo flore cocinneis lineis ac flammis, ‘een breedbladige witte bloem met rode lijnen en vlammen,’ waarin de bloem en blad beschreven werd. Al gauw ging men ze naar de eigenaar of winner noemen. ‘T. Honesti’ naar een in Leiden wonende bloemenliefhebber, ‘T. Semmi’ naar Johannes Sem uit Utrecht.

Of naar eigenschappen waarmee de bloemen werden aangeduid, ‘Lap-rock’ die deels geel en deels rood gevlamd was, ‘Goude lakens’.

De baljuw van Kennemerland had een uitzonderlijk mooie tulp gewonnen die regelmatig rood op een witte grond was en de naam van ‘Admirael’ kreeg. Deze naam kreeg daardoor de betekenis van het hoogst bereikbare in de tulpenhandel en werd een groepsnaam voor alle verscheidenheden van hetzelfde type. Zo ontstond wel een reeks van 50 Admirael tulpen

Naar analogie hiervan ontstond ook een serie Generael-tulpen. Hiervan was in de jaren van de windhandel ‘Generael der Generaelen van Gouda’, of kortweg Gouda, een forse bloem met vurige scharlaken strepen op witte grond, de beroemdste.

De naam Paragon werd aan een dertigtal soortnamen toegevoegd als aanduiding van een verbetering van een bestaande vorm, hetzij door groter of fraaiere vorm, hetzij door een mooiere kleur en tekening.

Dan waren er ook nog een tiental Brabansons van verschillende kleurnuancen, verder acht Lacken, zeven ghemarmerde, vijf Merveilles, vier Morillons, zeven Tournays, vijf bruyn purpers etc. die onderling onderscheiden werden door toevoeging van de naam van de winner of bezitter. Op die manier zijn nog verscheidene tulipisten te achter halen. Het is als een gedenkteken.

Zo had een Aerssen vermoedelijk uit Den Haag een ‘Admirael’, ‘Generael’ en ‘Paragon’ in het bezit of gekweekt. Pieter Bol uit Haarlem een ‘Anvers’, ‘Brabanson’, ‘Generael’ en ‘Sayblom’. Abraham Catolyn uit Amsterdam een ‘Admirael’, ‘Gery’, ‘Roosje’, ‘Root en Geel’ en ‘Witroos’.

Sommige soorten droegen de namen van hun winners zonder verdere toevoeging als: ‘Boterman’, ‘Grebbers’, ‘Latour’, ‘Pottebacker’, ‘Rotgans’, ‘Schilder’, ‘Secretaris’, ‘Victor’. De ‘Admirael’- en ‘Generael’. De namen hebben vooral in het buitenland aanleiding gegeven tot de opvatting dat we onze tulpen naar onze veldheren genoemd hebben, van wie er dus geen enkele in de tulpennamen vereeuwigd is. Generaal Bol was genoemd naar een tulpenkweker Pieter Bol. Admiraal Pottebacker was zo genoemd naar Henrik Pottebacker uit Gouda.

De spelling van de namen is dikwijls zeer onnauwkeurig, vermoedelijk door de mindere ontwikkeling van vele belanghebbenden. ‘Kattelyn’ naast ‘Catolijn’ en ‘Catelijn’, ‘Butterman’ naast ‘Boterman’, ‘Vestjens’ naast ‘Vestus’. ‘Gery’, ‘Jory’, ‘Sery’, ‘Sory’ en ‘Jury’ worden afwisselend gebruikt voor een en hetzelfde begrip, namelijk een soort van zijde waarnaar de tulp ‘Sery Naeby’ (Latijn serica: zijde) genoemd is om uit te drukken dat de bloem bijna de glans van zijde heeft.

Naeby is een toevoeging zoals ook “beste” en “late”. Bij sommige woorden werd die toevoeging in latere tijd niet meer begrepen en veranderde. Zo werd ‘Wit en Rood Boode’, waarin het laatste woord de winner aanduidde, veranderd in ‘Wit en rood borde’ toen de man vergeten was en kreeg je een vermenging van Frans en Nederlands in een naam.

Een bekende tulp van de windhandel was ‘Tulipa non plus ultra’, dit naar Job 38:11: “Tot hiertoe zult gij komen”, een uitdrukking voor iets dat niet overtroffen kan worden.

Uit de lijsten is na te gaan dat er in de tijd van de windhandel een 500 verschillende verscheidenheden in cultuur waren, van een 80% heeft men afbeeldingen.

In de ‘’samenspraecken’’ vraagt Warmondt hoe tulpen toch aan de vreemde namen komen. Gaergoedt legt hem uit dat je bij een van kleur veranderende tulp naar een florist gaat en het hem vertelt, dan wordt het snel bekend zodat iedereen er over spreekt. Iedereen komt en verdringt zich om die bloem en geeft zijn mening. Hij wordt met deze en gene bloem vergeleken. Als hij er uit ziet als een Admiraal, noem je hem Generaal of welke je naam je ook bevalt en schenk je de vrienden een glas wijn zodat ze eraan zullen denken en erover praten.

De naamgeving werd in het buitenland wel eens als een bezwaar gevoeld en zo werd in Engeland ‘Lac van Rijn’ tot ‘Lac Verine’, ‘Admirael Krijntjes’ tot ‘Admirael Crinki’, ‘Sweemende Jan Gerritz’ tot ‘Zweman John Garet’.

=Semper Augustus van 1637. Uit royal horticultural society.

Voorspel.

In het midden der 17de eeuw overtrof de handel van Holland die van alle andere landen. Daarheen vloeiden schatten van de beide Indien. Aanzienlijke kooplieden uit Genua bouwden naast de rijke Fuggers in Amsterdam paleizen en leefden daar als vorsten. Amsterdam werd het handelscentrum. Er kwam een handelsbeurs zodat goederen van hand tot hand konden gaan en een wisselbank om de vreemde valuta te verhandelen. Uit de havens van de Levant en Italië kwamen allerhande zeldzaamheden op de markt en ook vreemde planten. De anders zo rustige en bedaarde Hollander werd opeens door een waanzin voor bloemen aangegrepen, zoals nog in Spanje, nog in Portugal, ook zeevarende volkeren en bekend met de wonderen van de plantenwereld in verre gewesten, is voortgekomen. Alleen gold hier geen poëtische verering of idealistische trekken, maar was alles materieel en een openbaring van de handelsgeest. Het was een koorts die dan ook met recht de naam tulpenmanie heeft gekregen.

Al een 20 jaar voor die tijd, tussen 1610 en 1620 was de overdreven tulpenliefhebberij al een algemeen verschijnsel. In Roemer Visscher’ s Sinnepoppen van 1614 hekelt hij diegene die hun geld besteden aan schelpen als aan de tulpenvrienden. Bij een afbeelding van twee tulpenbloemen prijkt als bovenschrift:

“Een dwaas en zijn gelt zijn haest ghescheijden” en als onderschrift:

“De lust kost seker veel. Dus tuylighe bloemisten

Om een zoo teder waer, hun herde gelt verquiste”.

En hij voegt eraan toe:

...”een vreemt hoornken of nieuw bloemken, ‘t is niet den tyulery, maer den hoornsotten behoeven zoo groote spilpenningen of hoven niet te koopen of te onderhouden als de bloemisten”. Uitvoeriger trok Pieter de Hondt, of Peterus Hondius, 1578-1621 tegen de tulpisten te velde.

“Haren roem draeght nog een vlecke

Vergeselschapt met de schae

Daer ick altijts mede gecke

Als ick in de tulpe stae

Dat men hier in Nederlant

Soo veel sotten bij der hant

Vinden can, die in haer hoven

Dese bloem aleene loven.”

Over de tulpen die in zijn buiten te Moufeschans staan is hij vol geestdriftige bewondering

“....Al mijn conste en al mijn weten

Ware noch al veel te cleen

De coleuren af te meten

Van de tulipans alleen

Laet de schilders altemael

Vrij haer best doen in haer tael

Om alleen maer dese bloemen

Met haer verwen te benomen.”

In de tijd die aan de speculatie vooraf gingen zijn in notariële acties meestal geschillen te vinden.

Een koper die de gekochte bollen in de herfst in ontvangst neemt, weigert de overeengekomen schilderijen, op 1 na, in ruil daarvoor af te staan omdat hij eerst wil afwachten of de geleverde bollen wel de echte soort zijn.

Iemand die een arbeider in zijn tuin verdacht van diefstal van een zeer kostbare tulp en gedreigd had hem een mes in de ribben te duwen, moest die woorden voor de notaris intrekken.

Getuigen verklaren op verzoek van 2 kopers van tulpen dat ze in de tuin van de verkoper alleen maar “veele roode en geele tulpaden” gezien hebben en vele eenkleurige, maar geen gevlamde, behalve vier of vijf ‘Croonen’ en vijf of zes ‘Meterman’, zodat ze eenparig verklaren dat de hele voorraad tulpen in de tuin geen f 20, - waard is.

De notariële stukken, waarin tulpentransacties behandeld worden zijn talrijker naarmate we het jaar 1636 naderen. Uit die tijd dateren ook de meeste “briefjes” door koper of verkoper ondertekent waarin de koop met de daarbij overeengekomen voorwaarden omschreven werd.

Tulpenmanie. Tulpomanie.

Twintig jaar lang had de tulp haar vooraanstaande plaats als luxe modebloem weten te handhaven.

De voorname tulpenliefhebbers behaalden fraaie winsten wanneer ze het geluk hadden uitstekende zaailingen te winnen. De tijdgenoten van eenvoudiger stand zullen ook gemeend hebben dat dit altijd zo zou blijven en dat dit voor hen ook een waardevol artikel zou kunnen zijn.

De grote tulpomanie brak uit in 1634-1637, midden in de dertigjarige oorlog van het grote cultuurland Duitsland. Toen bloeide Holland, de tijd van de grote winsten en O.I.C. We waren grote liefhebbers van bloemen en het bloemenland bij uitstek. Sprak men in andere landen over juwelen, jacht en oorlog, bij ons over bloemen, “on causait fleurs” zoals een Fransman verhaalt. Men ging van bed tot bed, prijzen werden verdeeld en men besprak de waarde van een nieuwigheid. Wat de diamant was onder de edelstenen was de tulp onder de bloemen. Men deelde de grond in kleine tuintjes in, de Hollandse tuinkunst en van hier komt ook de tuinversiering, koralen en porselein figuren, bonte glas, lood, kachels, schelpen en buksbomen in allerhande vormen. Zo was de bodem gereed om tulpen te ontvangen.

Frankrijk was in de 16de eeuw in religiestrijd gewikkeld zoals Duitsland in de 17de eeuw en men interesseerde zich in Frankrijk niet voor tulpen tot de 17de eeuw. Ze is de bloem van de barok, de bloem van de tijd van Lodewijk XIII en Lodewijk XIV. Het was een tijdlang een gewoonte dat vrouwen zich met bloemen sierden als een bergwei in het voorjaar met bloemen versierd is. In 1610 staken de vrouwen tulpen in hun decolleté. Dat alles was een voorspel voor de tulpenmanie in Holland. In Frankrijk is dit echter begonnen.

In de eerste helft van de 17de eeuw werd de tulp in Frankrijk mode en mooie tulpen werden door de Franse dames op de borst gedragen in een klein kokertje gevuld met water. De tulp was alleen betaalbaar door de welgestelde die op die manier konden laten zien hoe welgesteld ze wel waren. Hoe vreemder of bijzonderder het soort was dat gedragen werd in het decolleté, des te duurder was de tulp en des te rijker was de betreffende dame.

Een jonge Française was verrukt toen ze als bruidsgift een zeldzame bol kreeg die ‘marriage de ma fille’ genoemd werd. Voor een tulpenbol, ‘Mere Brune’ gaf een molenaar zijn molen, en een brouwer zijn brouwerij voor ‘La Tulipe Brasserie’. Bij het huwelijk van Lodewijk XIII zag men tulpenbloemen ter waarde van diamanten. Ze waren daar dus duurder dan in de latere Hollandse tijd. Toen al waren de gebroken tulpen in trek, want die waren zeldzaam. Ook andere bloemen waren in trek, anemonen, hyacinten, oranjebomen, viooltjes en veel van deze bijzondere bloemen werden geleverd door de Parijse kweker P. Morin die overal betrekkingen had. Hij zou duizenden tulpen gehad hebben.

Ze kon, aldus een berichtgever “alleen de lievelingsbloem worden, waarin een geheel volk, evenals in een individu, de edele gevoelens ontbreken”. Daarmee wordt in Frankrijk gedoeld op Lodewijk XIII en XIV.

Haarlem was toen al het middelpunt van de bollenhandel en cultuur en door de grote Franse vraag ontstond de windhandel.

De eerste vermelding van de windhandel door een tijdgenoot dateert van 1633. Dat jaar, zegt Velius in zijn Chronijk van de stad Hoorn, begon de tulpenhandel zeer algemeen te worden, haast te woeden want het was een razernij die groot was voor Holland en West-Friesland, zelfs voor de grootste negotie van geheel Nederland gehouden werd.

Op de markten van Amsterdam, Haarlem, Utrecht, Leiden, Gouda, Hoorn, Enkhuizen, Alkmaar, Rotterdam, Vianen en elders was de tulp van 1634 tot 1637 een handelsartikel van de ergste soort. Dit waren de steden waar de oude liefhebbers al jaren daarvoor begonnen waren met tulpen te kweken. Diegene die daar mee ter markt kwamen waren geen tulpenkwekers, geen bloemisten, de meeste kopers waren ook geen dwepende bloemenliefhebbers die tot elke prijs een zeldzame plant in hun bezit wilde hebben om zich in hun schoonheid te verheugen. Nee, het was om niets anders te doen dan speculatie, waaraan de gehele bevolking het levendigste deelnam. Alles kocht en verkocht tulpenbollen, omdat ze zo gezocht waren en de vraag steeds hogere prijzen tevoorschijn riep. De vermogende liefhebbers, tot dan de enigste tulpenverzamelaars, konden een mogelijk verlies goed dragen en waren bovendien deskundig genoeg inzake de eigenschappen van de soorten om hun bollen met volle verantwoordelijkheid te kunnen verhandelen. De nieuwe tulpenhandelaars waren beginnelingen zonder voldoende ervaring van de teelt of behoorlijke kennis van de reeds talrijke soorten. Zij waren geen hartstochtelijke liefhebbers maar op voordeel bedachte speculanten die zich op elk ander artikel geworpen zou hebben die hun kans op winst bood. Zo was het blijkbaar in het begin. In de loop der jaren stak de gok zucht de gehele bevolking aan. Daaronder traden vooral de talrijke naar Nederland uitgeweken wevers op de voorgrond.

Algemeen gaf men toe dat geen bodem beter geschikt was dan die van Holland voor het telen van tulpen. Wel lieten in het begin Haarlemse bloemisten hun tulpenbollen voornamelijk uit Rijssel, toenmalig Frans Vlaanderen, komen waar de geestelijken zich in kloostertuinen het eerst met de tulpencultuur bezighielden en dit voortzetten tot aan de Franse omwenteling. Spoedig werden de Fransen in het kweken overtroffen en vonden de Haarlemmers een bijzondere goede bodem voor dit product dat tot op heden zijn roem heeft gehandhaafd. De handelsgeest dreef hen er vervolgens toe om de zaak in een soort papieren zwendelarij te veranderen, het eerste piramidespel. Men nam aan dat de tulpenhandel niet op zou houden, dat geheel Europa er mee begon en alle geld naar Holland zou vloeien.

Velen, die een zeldzame bol wilden kopen, kregen in plaats daarvan een verklaring dat ze daarvoor een contract hadden gesloten en verkochten dit papier weer voor een hogere prijs. Zo klom de som op tot het ongelofelijke. Vooral daarin was de zwendelarij gelegen dat de zogenaamde gekochte of verkochte bol dikwijls alleen in de verbeelding van beide partijen bestond. Daardoor waren sommigen zeer gelukkig. Zo lukte het een arme commies in Amsterdam op zo’n manier in vier maanden tijd een rijk man te worden.

Partijen, die zaken deden, sloten leveringen op tijd. Op een bepaalde dag zou de zaak voor een vastgestelde prijs gerealiseerd worden en mislukte dit, dan werden niet de tulpen, maar het verschil betaald. Op die manier kwamen zo veel bollen in de handel als alle bloemkwekers van Holland in geen 10 jaar hadden kunnen voortbrengen. In verschillende Hollandse steden zijn in die tijd 10 000 000 bollen op dergelijke wijze verhandeld. Iedereen wilde aan deze handel meedoen en zo spoedig mogelijk rijk worden. Tulpenbollen kweken, dat was niet zo moeilijk, dat kon en mocht iedereen en wie ze had kon er ook mee handelen. De bloempotten stegen zelfs in prijs want een tuin en een broeikas te bezitten behoorde tot de zeldzaamheden, ieder legde in zijn kamer een tulpenkwekerij aan, de aanzienlijken als de armen.

De droogkamer was in ieders huis het heilige der heiligen, die was streng gesloten en voor alle ongewijde ogen en voeten de toegang verboden.

Haarlem alleen al schreef een prijs van honderdduizend gulden uit voor het herstellen van zeer bijzondere kleuren en grootten. Ze vierde, als het lukte, in de bloeitijd van de tulpen een volksfeest waartoe men, zoals nu bij intochten van gekroonde hoofden, van nabij en verre stroomde om het wonder van de natuur en kunst met eigen ogen te zien en zijn roem verder door het ganse land te verspreiden.

Semper Augustus.

Niet alleen steeg de bol vanwege zijn handelswaarde, de pest ramp van 1635 en die van 1636 die onder andere te Haarlem duizenden slachtoffers maakte, ontwikkelde bij een deel van de bevolking een fatalistische zorgeloosheid die zich in een overgave aan het kansspel van de tulpenhandel uitte. Bollen werden een veiliger bezit geacht dan diamanten of parels, die werden vaak gestolen of gingen verloren, terwijl niemand, zelfs in oorlogstijd zich zou bekommeren om een in de tuin geplante tulpenbol, of droog gemakkelijk in de zak meegedragen kon worden. Tulpen hadden derhalve als veilige belegging de voorkeur.

Tevergeefs werd een bod gedaan van f 12 000, - voor 10 bollen ‘Semper Augustus’. Het volgende jaar steeg de prijs van ‘Semper Augustus’ tot f 1200, - per stuk (na een jaar groei heeft ze al meer bollen en zou de prijs moeten zakken) voor het enige daarvan bestaande dozijn bollen. Er zijn zelfs vermeldingen geweest van 13 000 florijnen voor een enkele bol. Die soort was oorspronkelijk in noord Frankrijk uit zaad gewonnen, maar de winnaar had haar waarde niet ingezien. Enige liefhebbers maakten er jacht op in Vlaanderen, Brabant en N. Frankrijk. Ze slaagden niet. Wel lukte het hen menig ander goed soort te verwerven als ‘Parem Augusto’. In 1625 was de kleine voorraad van ‘Semper Augustus’ nog steeds in een hand. De eigenaar weigerde aanbiedingen van f 2000, - en f 3000, - per bol. Die eigenaar was Adriaen Pauw, de raadspensionaris die ze op zijn landgoed in Heemstede kweekte. Hij verkocht 1 bol in het begin van de windhandel onder het beding dat de koper de tulp aan geen ander mocht verkopen zonder toestemming van de eerste eigenaar, A. Pauw dus.

Er zijn er die melden dat deze bol veelvuldig verhandeld werd. Deze tulp gold dan ook wel als de volmaaktste tulp, naar het ideaal van die tijd. De kleur wat wit met karmijn op een blauwe voet en met een ongebroken vlam tot aan de top. Uit alles blijkt dat die soort zich maar langzaam vermeerdert en slechts in enkele handen was. Dat was algemeen bekend en men vindt deze soort, in tegenstelling met andere hoog geprijsde soorten, bijna nooit in notariële of andere transacties vermeld.

Uit hortus eystettensis.

Azen.

De tulp was zo’n handelsobject dat de bol niet meer telde, alles werd op papier verhandeld en weer verhandeld, etc., een echt speculatieobject.

In december 1634 en mogelijk eerder, ging men de bij de bepaling van de prijs het gewicht in aanmerking te nemen. Toen de prijzen steeds meer begonnen op te lopen ging men de bollen als goudstaafjes behandelen. Ze werden gewogen met de gewichtseenheid van de goudsmeden, een aas, 20 azen is ongeveer gelijk aan 1 gram. Bij aflevering en in ontvangstneming moest je dus steeds een weegschaal bij de hand hebben. Als de bollen verkocht werden in de tijd dat ze nog in de grond zaten gold de volgende formule: een bol van zoveel azen geplant, het gewicht van de bol werd zo voor de planttijd genoteerd. In de planthoeken tekende de floristen het gewicht in azen van de geplante bollen aan, met vermelding van de folios van het boek waarin nauwkeurig de aan- of verkoop van de bollen was opgetekend. Doordat met gewicht verhandeld werd kon dit het hele jaar gebeuren, zonder dat de bollen zelf van eigenaar veranderden, het werd een soort termijnhandel.

Er werd veel aandacht besteed aan de “afsetten” ofwel jonge bollen, ook wel “avans” genoemd die de verkoper soms voorbehield om te behouden. Ze hebben dezelfde kenmerken als de ouders. Die waren in feite de rente op het kapitaal. De gewone soorten, ‘Cronen’, ‘Oudenaerders’, ‘Switzers’, ‘Centen’, werden per pond verhandeld. Hiernaast kwam ook de gewoonte op om per 1000 azen, ongeveer 50 gram, te verkopen wat vermoedelijk alleen de jonge bolletjes betrof omdat een grote bol al meer dan 50 gram kan wegen.

Meer dan twee en een halve eeuw is het de gewoonte gebleven om de bollen per stuk te verhandelen. Daarnaast kwam ook de verkoop per hectoliter in zwang. Dit meer voor plantgoed. Er wordt dan grote en kleine bollen gekocht, het zogenaamde mudgoed, die aflopend naar grootte wordt geplant. Later werden ze ook per kg. verkocht. De verkoop per pond en per 1000 azen zal dezelfde strekking gehad hebben als de mudgoed handel later. Je ziet de kritiek hierop in het pamflet “De verstoorde en noyt gestorven Flora” waarin Flora de verzuchting in de mond gelegd wordt:

“Soo wilt vooral doch staecken

Het aes en pondegoet, waerover ik soo gram

Eerstmael met mijne roe daerom beneden quam”.

Bij het planten was duidelijk omschreven hoe zwaar de bol was die de grond in ging. Maar omdat bollen uitdrogen na het rooien worden ze steeds lichter. Worden ze dan nog meerdere malen verkocht neemt het aantal azen steeds meer af. Wie daar niet op rekent krijgt steeds minder azen en minder geld.

Omdat de prijs niet per bol ging moesten de kopers en verkopers dus steeds de prijs per aas van die honderden soorten in hun hoofd of in hun zakboekje hebben.

Hoe dit er ongeveer uit zag zien we hieronder. De prijs is berekend naar het gewicht van sommige bollen te delen naar het bedrag dat ze opbrachten. Hoog geprijsde bollen van laag gewicht gaven zo de hoogste prijs per aas.

Soort per aas.

‘Admirael van Enckhuysen’.....f 28, -

‘Semper Augustus’....................27,50

‘Schilder’...........................…......15, -

‘Admirael Liefkens’ ..................11,80

‘Bruyn purper’..........................10,30

‘Gouda’...................................…7,50

‘Viceroi’.................................….7,30

‘Sjery Katolijn’......................….4,70

‘Admirael van der Eyck’........…4,50

‘Fama’....................................…..4,40

‘Vroege Blyenburgher’.........….3,50

‘Grebber’............................….….2,60

‘Paragon van Delft’.............…...2,20

‘Troyaen’...............................….1,80

‘Violet ghevlamt Rotgans’....…1,37

‘Wit en purper van Busscher’ 0.70

‘Gheel en root van Leyde’..... ..0,58

‘Witte Croon’........................... .0,27

‘Gele Croon’............................….0,09

Uit notariële protocollen blijkt ook hoe snel de prijzen in de jaren van 34 tot 36 opliepen.

per aas.

‘Gouda’, 1 december 1634....................30 stuivers

‘,, ‘winter 1635/36........................2 gulden, 2 stuiver

‘,, ‘mei 1636..................................3 gulden 15 stuiver

‘Admirael Liefkens’ juni 1636..............6 gulden 12 stuiver

‘Admirael van der Eijck’ 12 juli 1636...2 gulden 10 stuiver

Het was voor de handelaars moeilijk om een overzicht te krijgen van het aantal bollen. De afstanden tussen Alkmaar en Haarlem waren al groot. Een juist prijsinzicht te krijgen was moeilijk.

Hoe de prijzen met sprongen opliepen

zien we in het volgende staatje:

Per stuk.

Eerste prijs Latere prijs.

‘Gheel en root van Leyde’ (515 azen) .....f 45, - f 550, -

‘Gouda’ (4 azen)........................................20, - 225, -

‘Admirael de Man’ (130 azen)..................15, - 175,-

‘Generalissimo’ (10 azen)..........................95, - 900, -

Per pond

‘Gheele Croon’.........................................f 20-24,- f 1200,-

‘Switsers.’...................................................60,- 1800,-

‘Witte Croon’.............................................125,- 3600,-

De prijsstijging van de ‘Switsers’ kan nog in meer bijzonderheden worden nagegaan aan de hand van notariële protocollen. Daarin zijn verschillende transacties vastgelegd waaruit blijkt dat op onderstaande data de daarbij vermelde prijs voor 1 pond ‘Switsers’ werd betaald.

1637... 15 januari...................f 120, - (geweigerde vraagprijs)

23 ,, .............................385, -

1 februari....................1400, -

2 ,, ...........................1500, -

Daarna trad een daling in. Op 9 februari liep de prijs tot f 11000, - terug.

Per 1000 azen

Eerste prijs, latere prijs

‘Centen’.....................................f 40, - f 350, -

‘Coorenaerts’..............................60,- 450,-

‘Audenaerden’...........................70,- 600,-

‘Admirael de Man’.....................90,- 800,-

‘Gheel en root van Leyde’........100, - 750, -

‘Scipio’........................................800, - 2200, -

‘Viceroi’....................................3000, - 6700, -

Zelfs vroeger vrijwel waardeloos geachte soorten brachten hoge prijzen op. Per pond betaalde men voor de ‘Ghebiesde van Coorenaert’ f 250, - ‘Rattebeet’ f 300, -, ‘Goliath’ f 700, - en ‘Rijswijckers’ f 800, -. Wat men vroeger op de mestvaalt wierp zoals eenkleurige, werden nu per 1000 azen verkocht. Men verhaalt dat iemand te Amsterdam in 4 maanden tijd 60 000 gulden met die handel won en dat in een Hollandse stad voor 10 miljoen gulden werd omgezet.

Ga er dan ook vanuit dat het loon van een gemiddelde handswerkman in die tijd nog geen 400 gulden per jaar was.

Comparities.

Aanvankelijk werd koop en verkoop tussen de twee belanghebbende afgedaan en al of niet notarieel bevestigd. Bij de koopovereenkomst werden bepalingen omtrent leveringen en betaling vastgesteld en werd soms een arbitrageregeling daaraan verbonden, voor een eventueel uit de transactie voortvloeiend geschil.

Naarmate de zucht tot aankoop toenam en de handel een steeds meer speculatieve aard en door een steeds toenemend aantal personen bedreven werd, ontstond behoefte aan gelegenheden waar men elkaar over aanbod en vraag kon inlichten. Hiertoe werden in de voornaamste Hollandse steden colleges of comparities gehouden waar kopers en verkopers elkaar konden vinden. Het was als een beurs. Aardig om te vermelden is dat waarschijnlijk door de bollenspeculatie de naam “Beurs” ontstaan is. Dit omdat de tulpenspeculanten elkaar troffen in het huis van de adellijke familie van der Beurse te Brugge.

Deze bijeenkomsten werden tweemaal of driemaal in de week, ‘s avonds in herbergen gehouden en duurden in de tijd van de hevigste speculatie tot diep in de nacht. Meer en meer kregen ze het karakter van speelbanken die de bijkomstige aantrekkelijkheid van kosteloze vertering hadden. Iedereen kwam er, de bollebozen, de grote handelaren, graven, baronnen, dames, kooplieden, handwerkslieden boeren, schippers, dagloners, dienstmaagden, knechts, visvrouwen en kinderen. Alle standen en leeftijden waren door de epidemie der tulpenkoorts aangetast. Wie geen gereed geld had, dreef ruilhandel en gaf kostbare gereedschappen, kleren, sieraden, huizen, akkers, kudden etc. weg om slechts in het bezit van tulpenbollen te komen en die weer voor nog hogere prijs te verkopen. Men liep er in en uit en zelfs kinderen werden niet geweerd. Wie er toe in staat was bezocht geregeld die gelegenheden, ook in andere steden. In 1636 ontaardde ze in braspartijen die veel ergernis gaven.

De beste handel maakte de waard waar de tulipisten tezamen kwamen, de winst waar elke handel mee werd afgesloten ging in ieder geval contant over de bar. Hierdoor tooiden vele herbergiers in die tijd hun uithangbord met de tekst: “In de dry Tulpebollen”, na de windhandel, die duizenden berooid achterliet, werd door sommigen het opschrift veranderd; “In de dry Sottebollen.”

In alle Hollandse steden waren de herbergen in “beurzen” veranderd, daar waar de drinkebroer, net als anderen met het kaart- en dobbelspel, thans bij het tulpenspel zich opwonden. Ze zouden in hun hartstocht zelfs lijf en leden ingezet hebben om toch maar een tulpenbol machtig te worden. Was men in de herbergen het eens geworden en waren de contracten van leveringen op tijd gesloten, dan werden ze met schitterende feesten gevierd waarbij niemand betere zaken maakte dan de herbergier.

Zolang de waanzin duurde en allen bollen verlangde, en goud, parels, edelgesteente en dergelijke weggaf steeg natuurlijk de koers en won iedereen toch nog altijd een goede som. Alle stoffen moesten, zoals de beroemde Brabantse kant, van tulpenpatronen voorzien zijn als met er zeer hoge prijzen voor wilde halen.

Menig jongeman kreeg, door de aanstaande schoonvader een zeldzame tulpenbol te bezorgen, de hand van zijn geliefde.

Bollen werden niet meer tot ragout versneden uit angst de godheid te beledigen die zich” openlijk in de bloemen openbaren zou”. Er ontstond een nieuwe religie: “Het heet God te beledigen als je een bloem veracht”.

Uit A. Heeckle.

In ’t ootje.

Er waren twee verkoopmethoden, die “met de borden” of “schijven” en die “in het ootje”. In het eerste geval kon slechts datgene verhandeld worden dat te koop werd gevraagd. In het tweede geval hetgeen wat werd aangeboden. De beide verkoop wijzen vulden elkaar dus aan en werden in dezelfde comparitie in praktijk gebracht. In de comparities neemt een van de aanwezigen het secretariaat waar en schrijft de namen van de deelnemers op. Hij vervult de rol van de notaris op een veiling. Bij beide methoden van verkoop werd door de koper wijnkoopgeld genoten, een soort trekgeld dat vooral bedoeld was om de stemming en daardoor de kooplust te verhogen. Uit de wijnkoopgelden werden ook de kosten van de overvloedige verteringen betaald waarvan de aanwezigen zonder betaling konden genieten die weldra tot ongebondenheid en braspartijen zouden leiden.

De borden, houten plankjes, waarop de duizend-, honderd- en tientallen onder elkaar waren geschreven, worden rondgedeeld in de volgorde van hun naam op de lei. Wie nu een tulp van een bepaald soort wil kopen stelt zijn vraag op een van de borden. Hij die de soort heeft aan te bieden, krijgt ook een bord. Voor de koper en verkoper treden er nu twee, door ieder van hen 1 gekozen, scheidslieden op. De verkoper begint met zijn, natuurlijk hoge, vraagprijs te noemen, de koper biedt zoveel lager als de vraag te hoog is. De scheidslieden stellen dan uit aanbod en vraag de prijs vast en noteren die door op elk der borden een streepje te zetten achter de toepasselijke getallen. De prijs is daarmee onherroepelijk vastgesteld. Als beide partijen de streepjes laten staan is de koop tot stand gekomen. Wissen zij ze beide uit, dan gaat de koop niet door. Als slechts een van hen de streepjes laat staan dan wordt de ander door de secretaris een soort boete opgelegd, wisselend van 2 tot 6 stuivers.

Van elke tot stand gekomen koop betaalt de koper een halve stuiver van elke gulden, tot maximaal drie gulden, als wijnkoop, die aan de verkoper ten goede komt. De helft van het wijnkoopsgeld mocht later door de koper van de koopsom worden afgetrokken. De populaire benaming voor deze drie gulden was “drietjens”. “Ick maeckte wel ses oft zeven drietjens”, “de drietjens vielen als droppen waters van de rietdaecken als het gheregent heeft”. Je kreeg de drietjens ook als je iets verkocht zonder dat je iets bezat, geen mens controleerde dit.

Bij de verkoop “in ‘t ootje” gaan ook eerst de borden langs.

Wil nu iemand tulpen verkopen, bijvoorbeeld een ‘Gouda’ van 30 azen dan zet hij in ‘t ootje een aantal stuivers als premie voor de hoogste bieder. Het bedrag hiervan hangt af van de verwachting van de verkoper, wisselt van 2 tot 6 stuivers. De bieders noemen hun bod tot er geen hoger bod wordt gedaan. De secretaris vraagt: niemand meer, niemand niet? En zet dan drie streepjes op de lei waarom heen hij een 0 trekt. Na nogmaals te hebben gevraagd haalt hij een dwarsstreep door de drie streepjes. Als de verkoper de meestbiedende de koop gunt gaat die door, de koper mag de stuivers in ‘t ootje van de koopprijs aftrekken. Gaat de koop niet door dan houdt de hoogste bieder de penningen uit het ootje “om niet”. De koper geeft, als de koop tot stand komt, evenveel wijnkoop als bij de andere methode. Hij mag echter het halve wijnkoopsgeld niet meer van de koopsom aftrekken.

De hoogste bieder heeft dan koop, de anderen zijn in het ootje genomen. Bij sommige koopcontracten werd de manier, waarop de transactie tot stand kwam, vermeld.

Een paar voorbeelden.

Op 12 november 1636 verkocht aan N.N. een ‘Ghemarmerde de Goyer’, drie hondert seven en vijftich asen gheplant, voor de somma van tseventigh gulden, op de groey, staende in de thuyn van N.N. In ’t ootje.

Op de 8en december 1636 gekocht van N.N. een ‘Gheel ende Root van Leyden’, vijfhondert acht ende tseventich asen, gheplant, voor de somma van tweehondert ende tsestich gulden, staende in N.N. thuyn. Met de borden.

Samenspraecken.

Na de instorting maakte Adriaen Roman in 1637 een satirisch dialoog, de samenspraecken. Dit is een gesprek tussen twee wevers, Waermondt en Gaergoedt. Gaergoedt probeert de ander over te halen om met hem in tulpen te handelen. Hij moet eerst bekend worden in de rituelen. Eerst moet hij zich aansluiten bij een van de colleges, de floristengilden, die hun samenkomsten in verschillende herbergen hielden. ‘Omdat je een nieuwkomer bent, zullen sommige kwaken als een eend. Sommige zullen zeggen: Een nieuwe hoer in het bordeel en nog meer van die dingen, maar daar sla je geen acht op. Dat hoort er allemaal bij. Je naam wordt vervolgens op een lei geschreven. Na de opname kon hij uit twee manieren kiezen om te kopen, die met de borden of in het ootje.

“Ghy sult gaen in een herbergh, ick sou u wel eenighe noemen; daer sijnde, sult vraghen oft daer gheen Floristen zijn. Als ghy dan op haer kamer komt ende omdat ghy een nieuwelingh zijt, sullen sommighen wel quacken als een eend; maer daer moet ghy u niet aen seuren, dat gaet daermee deur. U naem wordt op een leye ghestelt, nu soo gaen de borden om, dat is, eenieder die in dit collegie is, moet de borden gheven, van boven aen die op de leye staen, ende die se heeft, moet naar eenigh goet vraghen. U goet mooght ghy niet veylen, al waer ‘t schoon oock dat ghy daermede verleeghen waert; maer soo ghy praetwijse u hetselve laet ontvallen, heeft daer yemandt gadinghe in, het sal welhaest u afghemijnt werden, oft ghy sult de borden daerop krijghen. Als nu de borden daerop ghegeven werden, zoo kiest elck een man, den coopen er den verkooper; den verkooper gaet eerst bij de mannen ende eyscht voor sijn goet, in maniere van spreecken, soo ‘t hondert waert is, hij eischt tweehondert, dan komt den cooper, ende als hy hoort den eysch, hout hem heel qualijck, biet sooveel te leegh als hij te hoogh heeft gheeischt. De mannen vinden de waardije, elck krijght een schreefken op de schijven. De mannen spreecken de prys uyt; soo het naer u sin ghevonden hebben, ghy laet u schreefken op u bordeken oft schijven staen, ende soo den cooper ende verkooper alle beyde de schreefkens hebben laten staen, is ‘t koop; soo ter contrarie alle beyde uytghewist is, is’t af; soo oock een van beyden daarop laet staen, wordt alleene dengheenen aengheteekent die uytghewischt heeft, ende dat sooveel als ‘t eerst by ‘t collegie bestemt is: op sommige plaetsen is ‘t twee stuyvers; op andere vijf, ja zes stuyvers. Ende oock soo ‘t koop is, zoo gheeft den cooper van de gulden een halve stuyver, ende soo de koop hondert en de twintigh gulden oft noch meerder bedraeght, drie gulden, jae al waer ‘t een koopmanschap van duyzend gulden oft meerder”.

De koper betaalde het wijngeld, wat gebruikt werd als een soort contributie waaruit brandstof, kaarsen maar ook tabak en wijn, bier, werd betaald. Gaergoedt verhaalt dat hij verschillende keren thuisgekomen was met meer geld dan hij van huis had meegenomen. Bovendien dat hij ook nog lekker gegeten en gedronken had, stoofpot en gebraad had gehad van de ochtend tot laat in de nacht. De drietjens vielen soms als ‘druppels van een strodak waanneer het heeft geregend’. Dat heeft vele naar de herberg gelokt om voor niets mee te eten. Dan is er nog veel te verdienen. Gaergoedt zegt dan ook dat Waermondt maar net tien procent winst maakt van zijn handel. Bij Flora is het dubbele, ja, zelfs toen op een, honderd op een en soms duizend op een. Zie, voor die tijd was een bol van Gheel ende Root van Leyden, met een gewicht van 515 azen, 46 gulden waard. Binnen een maand was die prijs gestegen tot 515 gulden. Lichtgele Switzers sprongen in prijs omhoog van 60 gulden per pond tot 1800 gulden. Zoals de rekeningen van Van Goyen laten zien werden de betalingen niet altijd in contanten gedaan. Een verkoper ruilde een enkele Vice Roy voor een kostuum en overjas die zo kostbaar mocht hij zijn als hij wilde. Hij was zo verstandig om de stof voor die jas dadelijk te laten knippen. De manchetten waren afgezet met goudstiksel, de panden met groen fluweel, de hele jas werd gevoerd. Gaergoedt had dan ook zelf een hypotheek op zijn huis genomen om bollen te kunnen kopen. Andere wevers beleenden hun weefgetouw.

Kwekers.

Over de echte bollenkwekers hoor je niet veel. Maar aan de vraag naar bollen werd voldaan door beroepskwekers.

Het kadaster van grondbezitters te Haarlem laat zien dat Claes Verwers een tuin van 76 roede had, een roede is 14m2, aan de Eerste Laen. Hendrick Vestens had 48 roede aan de Coninx Laen. Hendrick Swalmius had 17 roede aan de Boll Laen. Pieter van Dorp, Davidt de Milt en Guillaume de Milt hadden grond aan de Dorpen Laen. Jan de Smet, Francois van Engelant, Bartel Harmans, Pieter Maertz zaten aan de oostzijde van de Kleine Houtweg. Jan Jacobsz, Hendrick Joosten, Claes Hendricxz en Frans Markus aan de westzijde van die weg. Jan Casteleijn, die Admirael Katelijn en Parragon Kateleyn kweekte, werkte aan de zuidkant van de Campenslaen.

Van Barend Cardoes is bekend dat hij in 1605 geboren was. Na zijn leertijd bij Pier Bol werd hij zelfstandig en kweker te Haarlem. Hij werd herhaaldelijk als deskundige bij geschillen geraadpleegd. Hij behoorde tot de gecommitteerden die in 1637 een notarieel akkoord ondertekende voor de liquidatie van lopende tulpentransacties. De tulp ‘Duc Cardoes’ is van hem afkomstig. De zaak bestond nog in de eerste helft van de 18de eeuw.

Francisco Gomes da (of del) Costa, die ook tot de ondertekenaars van genoemd akkoord behoorde was een Portugees. Zijn naam is aan verscheidene tulpenaanwinsten verbonden. Het tulpenboek van Jacob van Frankenthal werd door hem van tulpennamen in fonetische spelling voorzien, cuy voor koe en dergelijke. Dit boek bevat een paar honderd prachtige portretten van tulpen in waterverf, geschilderd tussen 1636 en 1645. Da Costa was gevestigd te Vianen, hij kweekte vooral geel en rood gestreepte bizarren.

Het archief van de Haarlemse Weeskamer bevat de verantwoording van de nalatenschap van Jan van Damme, bloemist te Haarlem, wiens eigendom gelegen was aan de kleine Houtweg, toen al een centra van de bollentuin. In 1634 en 1635, waarschijnlijk al eerder, huurde hij gronden te Overveen van het St. Elisabeths Gasthuis te Haarlem. Zijn erfenis bedroeg f 42 000 voor wat tulpen betrof.

In een rekening van een andere boedel, nagelaten door Davidt de Mildt wiens tuin aan de kleine Houtweg, genaamd ‘t Hof van Flora, en later eigendom werd van Barend Cardoes, worden meermalen uitgaven voor bier vermeld als een toevoeging aan het weekloon van de arbeiders. Tijdens hun werk was het gebruikelijk hun bier te schenken.

Uit de rekeningen kan men opmaken dat tot de kwekers waarschijnlijk gerekend mogen worden:

Salomon Pieter Saeys van Haarlem, Bastiaan Heyndricxsen van Utrecht en Willem Willemsen van Amsterdam.

In een notariële acte van 20 juni 1637 wordt door 5 kwekers, waaronder Barend Cardoes een deskundige verklaring afgelegd over de liquidatie van tulpentransacties. Het zijn Davidt Clement, 53 jaar, Willem Gade, 37 jaar, Daniel Olthoff 37 jaar en Pieter Joosten de Sanger 48 jaar. Het is mogelijk dat er nog meer vakgenoten waren wier namen verloren zijn gegaan, maar in alle gevallen was hun aantal gering. Als de bollenteelt als beroep reeds van enig belang was geweest in die dagen zou dat in geschriften van tijdgenoten niet onopgemerkt zijn gebleven

Haarlem was het centrum, maar zowel naar het noorden als naar het zuiden heeft de tulp zich verspreid. Haarlem stak er echter bovenuit, ook in de dagen van de windhandel. De pamfletten van die tijd werden, behalve te Haarlem, gedrukt en uitgegeven in Enkhuizen, Hoorn, Gouda, Leiden en Amsterdam.

Van bollenteelt voor de handel was eerst nog weinig sprake. Het waren op enkele uitzonderingen na, burgers van alle rangen en standen die in hun eigen tuintje de tulp kweekten, aanvankelijk voor genoegen, of uit snobisme, en daarna op hoop van rijkdom en weelde.

Tulpenboeken.

Omdat de meeste transacties in de winter afgesloten werden, als de bollen in de grond zitten, en er geen bloemen beschikbaar waren, het broeien werd nog niet toegepast, had men behoefte aan afbeeldingen van bloeiende tulpen.

Van de zgn. tulpenboeken zijn er nog een 18 bekend waarvan een 16 uit de tijd van de windhandel met niet minder dan 450 afbeeldingen van verschillende vormen. Ze zijn allen in waterverf op papier of perkament uitgevoerd. Het formaat wisselt van klein kwarto tot folio, de uitvoering staat op zeer verschillend peil. Er zijn erbij van vermaarde kunstenaars als Judith Leyster, een leerlinge van Frans Hals. Jacob Marrel was van Duitse afkomst maar geboren te Utrecht en was een leerling van J. D. de Heem. Als weduwnaar huwde hij in 1651 te Frankfort an Main Johanna Sibylla, weduwe van de vermaarde graveur M. Merian. In 1664 keerde hij met zijn leerling Abraham Mignon naar Utrecht terug. Zijn stiefdochter Maria Sybille Merian, bekend om haar prachtige bloemen- en vruchtenafbeeldingen, was zijn leerlinge. Aan zijn tulpenboeken wist hij bijzondere bekoring te geven door die op te luisteren met insecten, vlinders en ander gedierte, schelpen, vruchten en bloempjes. Alles even nauwkeurig en zorgvuldig weer gegeven. De kop van een van de insecten heeft hij opvallend door een mannenhoofd vervangen, mogelijk een zelfportret. Hij maakte zijn boek voor Francesco Gomes da Costa van 1637 tot 1646. Het tulpenboek van de bloemist draagt het jaartal 1637, het boek: “Tot lof der eedele tulpen “1636.

Verder zijn er net zulke verdienstelijke uitgevoerde boeken waarvan de schilders niet bekend zijn. Een ervan trachtte de aantrekkelijkheid van zijn boek te verhogen door sommige tulpennamen aanschouwelijk voor te stellen. Bij zijn tekening van de tulp ‘Roosje van Catolyn’ heeft hij de naam vervangen door een rozentakje, de tulp ‘Spinnekop’ wordt door een spin in haar web voorgesteld. Ook zijn er mindere werken.

Uit de overeenkomst tussen de afbeeldingen van verschillende schilders kan je afleiden dat bepaalde schilders zich toelegden op het afleveren van tulpenboeken en daartoe naar de natuur geschilderde aquarellen in voorraad hadden. Hierna konden gegadigden hun keuze doen voor het samenstellen van hun eigen collectie. Vanwege het korte bloeiseizoen waren ze ook wel gedwongen om van elkaar te kopen of te kopiëren. De schilder moest van elke bloem de eigenaardigheden weergeven die vaak weinig van elkaar verschilden. Iedereen wenste in zijn tulpenboek ook de meest vermaarde verscheidenheden te bezitten, ook al had hij ze niet in zijn collectie. Een ‘Viceroi’ mocht gewoonweg niet ontbreken. Zo zijn er van die soort een vier kunstenaars bekend waarvan alle kopieën afstammen. Een ‘Admirael Bogaerdt’ is er in 1 afbeelding waar de rest kopieën van zijn. Een gevolg van de haast waarmee de schilders moesten werken, de paar weken bloeitijd, is dat aan de bladeren vrijwel geen aandacht is geschonken. Ook andere bijzonderheden, lengte van de steel, hoogte, stevigheid, groei en andere eigenschappen komen niet tot uitdrukking. Naar een van die tulpenboeken werd tot in de 18de eeuw gekopieerd. In 1781-84 verscheen een folio plaatwerk gewijd aan de bloemen en plantenverzamelingen van Marie Antoinette. Hierin komen 40 platen van tulpen voor, gravures die ontleend zijn aan de vorige eeuw. Wel hebben ze geheel nieuwe namen, typisch Frans. Er is nauwelijks een tijdperk op te noemen uit de geschiedenis van de bloementeelt waarin van enig plantengeslacht zo veel tekeningen zijn gemaakt.

Hij is in de kap.

De meeste van de belanghebbende bij de tulpenteelt waren de burgers van allerlei slag. Van een “Liedeken van de Kappisten”, een van de eerste liedjes die langs de straat gezongen werden, luidt het tweede couplet:

“Men siet dese blom verheffen

Van veel lieden wijs gheacht:

Groote kraghen, lange beffen

Hebben ‘t nu soo op haer kracht,

Dat Jan Hagel daer om lacht,

Hij wil de kap aentrecken

En speelen bar, oock de nar,

Als de groote gecken”.

Van diegene die zich met de tulpenhandel afgaf zei men: “Hij is in de kap”, die mensen zelf werden kappisten genoemd. De spotters ontleenden hieraan weldra het beeld van de gekskap, (narrekap) door Pieter Nolpe, 1613-1653, op een tekening vereeuwigd, die enige jaren later en opnieuw in de 18de eeuw door gravures verveelvoudigd werd.

Steven Teunisz van der Lust heeft niet minder dan 36 versregels nodig om een opsomming te geven van Flora’s “beste vrienden, doen zij sat in haer hooghste staet” en van de bedrijven en ambachten van wie “de sin en ‘t hooft is heel aen ‘t hollen, door de nietighe Tulpabollen” Het zijn wel een 80 ambachten en bedrijven. Daardoor geeft het vers een levendige suggestie van de algemeenheid der speculatie. De lijst loopt van alle denkbare handwerkslieden en wevers, over studenten, kooplieden, geneesheren naar “’t puyckste van stadt” met alle gezindten “Armynjanen, Geusen, Papisten, Vrijgeesten, Luyterschen, Mennisten, Vroom en Onvroom”;

“Troost voor de ghescheurde broederschap der rouw-dragende kap-broertjes, ofte Floraes staet-jonckers”.

Stemme:

Hoe legh ick hier in desen ellende, &c.

1. “Vol droefheydt is de heele werelt,

Een yder gaet schier in de rouw,

‘t Schijnt elck is met treurwee beperelt,

Door de kelder-sieckt van een vrouw

Die Flora heet, een vuyl thuyn-hoertjen,

Daerom treurt nu yder kap-broertjen.

2. Metselaers, timmerluy, houtsagers,

Lootgieters, glas-stoppers, thuyniers,

Deurwaerders, pachters, boere-plagers,

Komens, (kooplieden) kramers, vettewaeriers,

Uytdragers, snijers, smits, schoenlappers,

Roffejaens (bordeelhouders) waerden en wijntappers,

3. Dit waren van haer beste vrienden

Doen sy sat in haer hooghste staet

Die snachts haer met den buyck-godt dienden,

Bacchus en Serus kammeraet

Met bancket, snippen en velthoentjes,

Wijntje la la, ghebraen cappoentjens.

4. Veel wevers, pelsers, spoelders, treckers

Twijnders, beyckers, kuypers, portiers,

Studenten, comtoyr-knechts, penn’leckers,

Schoenmakers, schilders en barbiers,

Slepers, schuytvoerders, schoorsteenvagers

Straetweckers, kruyers, hondeslagers,

5. Ap’tekers, doctoors, backers, brouwers

Winckeliers, koopluy, makelaers

Vis-jagers, moutmakers, vleys-houwers,

Brouw-knechts, lintwevers, wagenaers,

Banckeroetiers, singneurs met sessen (faillieten)

Die noch staegh rijen met calessen,

6. Drooghscheerders, bontwerckers, huyvetters,

Kooperslagers, dominateurs,

Boeckbinders, druckers, lettersetters,

Plaetsnijders, klercken, procureurs,

Schoolmeesters, moolenaers, glas-schrijvers,

Opperluy, peuy’niers (puinsteen schuurders) varckedrijvers.

7. Beerstekers, lijndraeyers, nachtwakers,

Collecteurs, aanseggers van doon,

Koorendragers, meeters, scheepmakers,

Roedragers, oock reysende boon,

Brandewijn-branders, koorenkoopers,

Turfdragers ende meer straetloopers.

8, Armynjanen, geusen, papisten

Reed’rijckers en ‘t puyckste van de stadt,

Vrijgeesten, luyterschen, mennisten,

Sanders, wieldraeyers, stoelemat

Somma, straetjonckers, burgers, boeren,

Vroom en onvroom, boeven en hoeren.

9, Haerlemmers ende Amsterdammers,

Jae al wat lepel lecken kon,

Alckmaerders, Leydtsche wollekammers,

‘t Scheen yder aen de blom-koop won;

Maer siet nu de nacht-vliegend’uylen,

Hoe sy gaen in de rouw-kap druylen.

10, Veel kapbroers zijn schier uyt haer sinnen

En swellen nu van enckel spijt,

Sy meenden een rijckdom te winnen,

Maer zijn haer geldt en goedt meest quijt,

De sin en ‘t hooft is heel aan ‘t hollen

Door de nietighe Tulpa-bollen.”

Uit hortus eystettensis.

Windhandel.

De eerste sporen van de windhandel vinden we in 1633. Dit jaar is zeer befaamd door de zogenaamde actie- of windhandel, gepraktiseerd door een Engelsman genaamd Jan Law, en eerst in Frankrijk en vervolgens hier in de Zeven Provincies en wel voornamelijk in Holland tot zelfs hier in Alkmaar tot groot nadeel van de ingezetenen en schade in de publieke negotie zich voortgezet heeft, alle steden van Holland (Amsterdam, Haarlem, Leiden uitgezonderd) daartoe geconcentreerd, heeft deze windnegotie enkele gelukkig dog de meesten ongelukkig gemaakt.

Extreme prijzen ontstonden er voor tulpen, die windhandel begon in 1634 en hield 4 jaar vol toen het door regeringsingrijpen verboden werd. Dit was de “zwarte vrijdag” van 24 februari 1637.

In Hoorn werd een geheel huis verkocht voor 3 tulpen. Een pond ‘Franse Kroonbollen’, bloedrood met gele rand, ging voor 1200 florijnen. Een Amsterdams grachtenpand, met koetshuis en tuin, kostte toen een 10 000 florijnen.

Boven de hoge koopsommen werden dan nog allerlei zaken bedongen, rijtuigen, paarden en kostbare meubelen.

Een ‘Vice‑Roi’, lila met zacht rode strepen, voor 900 fl., maar later voor 1000 florijnen en een kleed verkocht.

Hier volgen enige voorbeelden:

Verkocht aan N.N. een vierendeel (van een pond) ‘Witte Kroonen’ voor de som van 525 gulden als de leverantie gheschiedt, ende vier koeyen ghereet, die men dadelijk van de stal sal moghen halen ende tot des verkoopers huyse leyden.

Gekocht van N.N. een pont ‘Gheele Kroonen’. Voor 800 guldens, midts hem vereerende laken tot een pack klederen met een mantel, waerdich naer alle kenders over de acht gulden elle.

Gekocht van N.N. een pond ‘Witte Kroonen’ voor 3200 gulden midts hem vereerende tweehondert gulden ende een silveren schael, waerdich gheacht sestich gulden

Overghedaen aen N.V. vijf pont ‘Gheele Kroonen’, welck ghekocht hadde 375 guldens ieder pont, dien hij tot zijnen laste neemt, ende mij ghereet geeft zijn paert met zijn cales, twee zilvere beeckers ende hondert vijftich guldens.

Verkocht aen N.N. ‘Brabanson Spoor’, van 370 asen geplant, voor seven hondert guldens, een kabinet kasken van ebbenhout ghewrocht, met een vermeenichvuldich spieghel daerin, ende noch een groot schilderij, zijnde een bloempot.

Een ‘Semper Augustus’ van 193 azen werd verkocht voor f 4600, - alsmede een nieuwe karos met twee appelschimmels, binnen vier weken te leveren; ook de koopsom moest terstond betaald worden, hoewel de bol pas later geleverd zou worden.

Een ‘Gouda’ van 111 azen werd voor f 700, - verkocht, te betalen bij aflevering van de bol, maar met onmiddellijke beschikbaarstelling van 4 rosenobles (=ongeveer 4 Engelse ponden) met een ijsslede en de uitrusting van een paard.

Een Amsterdammer, A. Pauw, verkocht aan een Haarlemmer enkele bollen van ‘Semper Augustus’ op voorwaarde dat geen van beiden ze zonder voorkennis van de ander zou verhandelen. De Amsterdammer werd echter een Spaans kabinet, waarvoor hij wel 10 000 over gehad zou hebben, om niet aangeboden mits hij maar 1 bol van ‘Semper Augustus’ voor f 3000, - wilde verkopen. Toen de Haarlemmer dit hoorde verkocht hij drie bollen van ‘Semper Augustus’ voor f 30 000, -. De Amsterdammer ontving een aanbod voor zijn tuin voor f 15 000, - om die gedurende 7 jaren te verhuren. Hij zou dan de daarin groeiende leverbare bollen zelf mogen houden, het enigste wat de huurder verlangde om over de jonge bolletjes, de kweek, te mogen beschikken.

Een ‘Admiraal van Enkhuizen’, rood geschakeerd met gele randen, kostte nog meer en naar gelang de tulpenwoede toenam stegen de prijzen. Men ging zover dat de 3 bollen van ‘Semper Augustus’ die voor 30 000 fl. werden verkocht later op een veiling te Alkmaar 90 000 deden, voor de erfgenamen van Wouter Bartholomeeuwsz, de overleden kastelein van de Ouden Schuttersdoelen. Voor een tulpenbol zou 12 morgen land geboden zijn in de Schermer.

Een honderd jaar geleden werd in Amsterdam in de Hoonstraat een nieuw huis gebouwd. Daarvoor moesten twee oude huizen wijken. Men vond een steen uit 1634 met het opschrift dat deze beide huizen indertijd voor 3 tulpenbollen verkocht waren.

In populaire artikelen over tulpenmanie leeft het verhaal voort van een transactie, waarbij een heel lijstje van de meest vreemde zaken tot een gezamenlijke waarde van f 2500, - of f 3000, - betaald zou zijn voor 1 bol van ‘Viceroi’. Dit verhaal komt ook vaak voor in buitenlandse werken.

De waarheid is echter dat dit te vinden is in een pamflet over de windhandel waarin als een wonder “tot ghedachtenisse van de nacomelinghen” wordt medegedeeld dat men in 1636 dit alles voor 1 bol kon kopen” alle deze navolghende parcelen om de weerde van een bloem”. Zo’n transactie heeft dus niet bestaan maar geeft een idee wat je met die f 2500 kon kopen.

2 lasten tarw................................448 gulden.

Vier lasten rogghe...............….......558,,

Vier vette ossen............................480,,

Acht verckens..............................240,,

Twaelf vette schapen...................120,,

Twee oxhoofden wijn....................70,,

Vier tonnen acht guldens bier........32,,

Twee tonnen boter.......................192,,

Duysent pont kaes.......................120,,

Een bedde met sijn toebehooren...100,,

Een pack kleeren............................80,,

Een silveren beecker......................60,,.

Somma in alles.......................... 2500 guldens.

Doet hier noch by een schip om alle dese waren te voeren weerdich 500 guldens, so hebt ghy 3000 guldensom welcke somme de beste tulp-bolle niet en is te koopen (soo de floristen segghen)”.

Zo kreeg de lezer een indruk van het bedrag dat voor een enkele bol werd besteed. Een latere na verteller voegde hieraan toe dat deze koop, die hij dus als afgesloten beschouwde, de tulp ‘Viceroi’ betrof. Waarschijnlijk omdat een bol van deze verscheidenheid f 3000, - opbracht. Het is deze aankoop die overal de pers haalt.

Meestal betrof het bij de verkoop enkele goederen waarvan de verkoper wist dat die in het bezit waren van de koper, of die hij graag zou bezitten. Nooit is er sprake van zo’n uitgebreide lijst geweest. Wat zou een stedeling met al die goederen moeten beginnen, vee e.d.?

Instorting.

In de herfst en winter van 1636 bereikte de tulpenhandel zijn hoogtepunt. Steeds meer speculanten waagden zich aan het kansspel dat de tulp hen bood. De deskundige liefhebbers sloegen hun slag en trokken voordeel uit de onervarenheid van de nieuwe kopers. Spionnen luisterden af wat er in de colleges om ging, wisten het vertrouwen te winnen van de nieuwe speculanten en wakkerden de speculatie aan door te helpen de prijzen op te jagen ten bate van hun lastgevers, de belanghebbende tulpenliefhebbers. Wel tienmaal op 1 dag veranderde dezelfde tulpenbol van eigenaar tegen steeds oplopende prijzen.

Hieruit ontsproten de meeste ongelukken. Zo lang allen, die aan deze ketting verbonden waren aan hun verplichtingen konden voldoen, liep de zaak nog, maar zodra er iemand in gebreke bleef konden ook de op hem volgende kopers en verkopers hun woord niet gestand doen en zakte het hele geval als een kaartenhuis in elkaar. De colleges, in nachtelijke slemppartijen ontaard, bedreigden het gezinsleven. Zelfs tot de kerken drong de speculatie door en sommige predikanten ontzagen zich niet er aan mee te doen. Geen enkele laag van de bevolking ontsnapte aan deze verleiding. Dit gold voor alle steden waar de tulpenmanie wortel had geschoten. Toch was de bevolking in haar geheel niet zo verdwaasd dat ze geen oog had voor deze wantoestand. Ze begon de pijlen van haar spot op de tulpenzotten af te vuren en vond daarbij steun in liedjes en spotgedichten die weldra in groten getale over de steden werd uitgegoten. Aanvankelijk waren dit vrij onschuldige spotliedjes die op bekende wijze op straat werden gezongen.

Spotliedjes.

Een omvangrijk pamflet, een brochure van 16 bladzijden, had op het eind van 1636 de rij geopend. Onder de titel “Clare ontdeckingh der dwaesheyt derghener, die haer tegenwoordig laten noemen Floristen” stak het de draak met de naam florist waarmee de tulpen speculanten zichzelf gesierd hadden. Dit was een niet Nederlands woord, stamt vermoedelijk uit Engeland waar het sinds 1623 bekend was en is mogelijk ontleend aan het Italiaanse florista. In Duitsland noemde men hen Tulipisten, in Frankrijk curieux, later tulipiers en fou-tulipiers, in Engeland in een latere periode tulip fanciers.

De tulpenmaniakken van 1636 noemden zich dus floristen en begrijpelijkerwijze wekte deze naam, waarop ze blijkbaar prijs stelden en die zelfs min of meer officiële erkenning kreeg door de vermelding in een notarieel akkoord van 25 februari 1637, de spotlust op. Het duurde niet lang of florist was een scheldnaam geworden. Te laat werd getracht door pamflettisten, in dienst van de floristen, het woord door bloemenhandelaar te laten vervangen.

Dankbaar maakten de tegenstanders gebruik van de afleiding van dit woord van de godin Flora die wegens haar lichtzinnige roep geheel paste in het kader van de bespotting van de speculatie. Flora werd bespot en met voortdurende toenemende smakeloosheid gehoond. In het eerste werd ging het nog idyllisch toe. Dit in een samenspraak tussen Flora en de bloemen die zich beklagen omdat ze veracht worden en achtergesteld worden bij de tulp Hoewel Flora aanvankelijk haar floristen verdedigt tegen de bezwaren die de bloemen tegen hen inbrengen, eindigt ze met de verzekering dat ze zal waken tegen misbruiken en de bloemen in hun eer zal herstellen mits die afzien van “te kallen van mijn floristen eel”.

In de winter van 1636 begonnen scherpzinnige opmerkers in te zien dat het met de tulpenhandel mis moest lopen. In zijn Nieu-jaers pestspiegel, een nieuwjaar vers van de rederijkerskamer de Wijngaardranken hield Steven Teunisz de floristen het afschrikwekkend voorbeeld van de Griekse stad Verdiza voor, waar volgend de door hem aangehaalde geschiedschrijvers in een week ruin dertigduizend mensen omgekomen waren als straffe Gods voor een mateloze bloemenhandel. In de spotliederen wordt eveneens de aanstaande val voorspeld. In een nieuw lied heet het:

“Maar als het radt van avontueren

Met Flora eens zal omme slaen

Soo sullen haer kooplieden treuren

En met Flora te gronde gaen

Soo hoogh als sy nu is geresen

Soo groot sal haren val dan wesen”.

De val.

De val kwam inderdaad binnen enkele weken of, op de dag af op dinsdag 3 februari 1637.

Die dag kwamen enige floristen in een herberg bijeen, die elkaar wat pondgoed te koop aanboden als marktverkenning omdat er al wat onraad in de lucht heerste. Een van hen zou inzetten mits hij een rijksdaalder trekgeld ontving. Hij zette in op een pond ‘Kronen of Zwitsers’ op f 1250, - en kreeg de koop toegewezen. Voor 2 rijksdaalders wilde hij de inzet herhalen en de koop werd hem voor f 1100, gegund. Voor de derde maal deed hij het voor drie rijksdaalders en kreeg de koop voor f 1000, -. Die gang van zaken veroorzaakte algemene verslagenheid. Als een lopend vuurtje ging dit verhaal door de hele stad, de volgende dag stond de gehele tulpenhandel stil en “een yder sach op den ander”.

Toch bereikte de markt enige dagen later, 5 februari, nog recordprijzen op een veiling te Alkmaar ten behoeve van de wezen van de overleden kastelein van de Ouden Schuttersdoelen. Van alle kanten waren de tulpenliefhebbers naar Alkmaar gekomen. Het zijn de prijzen van deze veiling die men overal in de tulpenboeken vindt. Een 70-tal bollen, 27 posten van 1000 azen elk en enig pondgoed die tezamen een bedrag van f 90 000, - opbrachten. (In tegenwoordige geldsom, ongeveer 15 000 000 gulden) De uitslag werd, op een vel plano gedrukt, verspreid en door voor- en tegenstanders van de speculatie in hun pamfletten afgedrukt, enerzijds als aanmoediging, anderzijds als afschrikwekkend voorbeeld.

Februari 1637 was een maand van spanning en onzekerheid. Men voelde overal wel aan dat het kaartenhuis in elkaar zou vallen en dat de talrijke minvermogende speculanten niet aan hun verplichtingen zouden kunnen voldoen. Iedereen wilde zo verkopen om zijn verlies beperkt te houden. Hierna zonk de kooplust, de prijzen vielen en steeds grotere partijen werden aangeboden zodat de markt nog meer zakte en in elkaar klapte. De verschuldigde kleinhandelaren zagen geen mogelijkheid meer om hun verplichtingen na te komen, de een wees op de ander en zei, als mijn koper betaalt kan ik jou betalen, maar van de eerste hoor ik niets meer e.d. De handel liet zich niet meer in een normale toestand terugvoeren, de paniek bleef, alle verkopers wilden geld zien, de kopers waren niet thuis of waren binnen de kortste keren failliet.

Lijsten van enige tulpen verkocht aan de meestbiedende op de 5de februari 1637 op de zaal van de Nieuwe Schutters Doelen in ‘t bijwezen van de edele heren weesmeesters en voogden gekomen van Wouter Bartelmiessen Winckel, in zijn leven kastelein van de Oude Schutters Doelen te Alkmaar. Als eerste;

Geplant op aren Guldens

Veranderde Butterman 563 263

Schipio 82 400

Parragon van Delft of Molswijck 354 605

Bruyne Purper 320 2025

Viceroy 410 3000

Monassier 510 830

Vroegen Bleijnburger 443 1300

Gouda 187 1330

Julius Caesar 82 650

Tulpa Kos 477 300

Botterman 400 405

Schaepensteyn 246 375

Bellaert 399 1520

Parragon van Delft of Molswijck 294 650

Admirael Liefkens 59 1051

Viceroy 658 4203

Monassier 542 920

Vroegen Bleijnburger 171 900

Gouda 244 1500

Tulpa Kos 485 305

Butterman (schoon) 246 250

Wit Purper Jeroen. 148 475

Parragon van Delft of Molswijck 123 475

Anvers Vestus 52 510

Sjery Catelijn van besten soort 619 2610

Admirael van der Eijck 446 1620

Grebber 95 615

Gouda 136 1165

Tulpa Kos 117 205

Parragon Schilder 106 1615

Le Roj 306 510

Sjery (naebij) 129 755

Fama 158 700

Dito 130 605

Sjery Catelijn bijbollen 206 1280

Somerschoon 368 1010

Admirael van der Eijck 214 1945

Paragon Catelijn 100 450

Gouda 125 1015

Admirael Catelijn 181 225

Gevlamde Jacot 100 94

Wit Purper van Buscher 134 110

Dito 315 245

Dito 481 295

Parragon Liefjes 348 730

Dito 300 705

Dito 200 500

Troyaen 470 720

Dito 252 500

Dito 165 400

Jan Gerritsz. 263 210

Swijmende Jan Gerritsz. 925 210

Dito 80 51

Bruyne blauwe Purper van Kouper 790 220

Landtmeter 277 365

Dito 71 175

Parragon de Man 148 260

Bruyne Lack van der Meer 365 215

Admirael van der Eijck 92 710

Fama 104 440

Brabanson Bol 524 975

Grebber 523 1485

Brabanson 542 1010

Dito 346 835

Schaepensteijn 95 235

Gouda 160 1165

Dito 82 765

Dito 63 635

Deze navolgende percelen zijn bij aren verkocht en te leveren als de bollen acht dagen uit de aarde zijn geweest.

Grooten geplumieerden 1000 280

Le grandes 780

Violette gevlamde Rotgansen 805

Anversen 930

Dito 905

Lanoys 500

Zaaibloemen van Casteleijn 1000

Lack van Rhijn 160

Zaaibloemen van de gewone soort 495

Niuwburgers 430

Dito 500 235

Jan Sijmonsz. 1000 140

Dito 500 70

Macx 1000 300

Dito 300

Rectors 310

Violetten gevlamde Rotgansen 725

Dito 500 375

Laeten Blijenburgers 1000 570

Petters 730

Uytroep 705

Dito 725

Petters 705

Tournay Casteleijn 705

Tournay Rijckers 345

Gevlamde Bransons de Nonvijl 500 130

Anvers 900

Oudenaerders 530

Dito 510

Deze bovengemelde bloemen of tulpen zijn verkocht ten profijt f.

Van de kinderen van Wouter Bartelmiessen voor genoemd en bedraagt de somma van 68533

Nog tevoren mondeling verkocht een Admirael van Enckhuijsen, met 5200

Een kleine bijbol van dezelfde tezamen voor Twee Brabansons voor 3800

Nog aan verschillende planten en pond goed 12467

Somma in ‘t geheel 90 000.

Februari.

In Utrecht kwamen de floristen, uit de belangrijkste steden van de tulpenhandel, voor het eerst in ‘t geweer. Op 7 februari kwamen 36 leden bijeen om bij notaris Verduyn drie gemachtigden aan te wijzen voor een in Amsterdam te houden bijeenkomst van belanghebbende bij de tulpenhandel. Onder de Utrechtse namen komt die van Jacob Morrel (lees Marrel), de schilder van tulpenboeken, voor.

In deze maand verschenen er een tiental pamfletten. De tegenstanders krijgen een steeds heftiger toon. De befaamde Jan Soet, bekend om zijn rake, maar dikwijls platte schimpdichten, wordt door de tegenstanders aan het werk gezet. In Zijn Noord-Hollands dialect verhaalt hij in “Floraes Swijmelsnicken” hoe twee malloten de hele stad aflopen om een dokter te vinden voor het zieke ”bloemhoertje” Flora. Die dokter zou een hele zak vol goud kunnen krijgen als hij haar wist te redden.

“Want zy het veul rijcke vriende

Die steeds wensen, nacht en dagh

Dat se weer gheneesen magh”.

Die lieten zich ook niet onbetuigd maar waren wel veel voorzichtiger geworden. Ze probeerden een onderscheid te maken tussen de gezonde bloemenliefhebberij en t’ misbruik van de speculatie in een gedicht: “Aenleidingh tot opmerck van ‘t misbruyck en rechte gebruyck der bloemen tot verbeteringhe der hedendaagsche ghebreken”.

Dit begint met een vermaning aan de spotters:

“Want als den eenen lacht en spot met de floristen,

Den and’ren in gedicht brenght alles aen den dach

Het gheen vast yeder leest en veylich koopen mach” dat leidt tot “wederwraeck” en allerlei onaangename zaken. Daartegenover stelt de schrijver:

“een dinck is nog te weghen

Waeraen een yder mensch ten hooghsten is geleghen

Dat is in desen deel ghelijck men voortijdts plach

Te houden middel maet, soo billich als men mach

Ick ben geen bloem-perty, die Flora wil verachten

Noch die mijn daegh-lijcks winst uyt bloemen derf verwaechten

Ick houd den bloem-tuyn waerd als die in ‘t bloeyen staet,

Waerom ick veeltijdts oock mij derwaerts vinden laet”.

Op een volgende plaats zegt hij:

“Gaet, koestert vrij u bloem, hebt daer vrij op het oogh

Maer wat ick bidden mach, en weeght hem niet te hoogh”.

Die vermaning was wel te laat, iedereen probeerde te redden wat er te redden was. De onzekerheid bleef, ook na de vergadering te Amsterdam. De papieren strijd werd met toenemende heftigheid voortgezet. “Blaest triumph Sparen-stadt, en ghy nabur’ge steden

Tot een danck-teycken, dat bloms boefjacht is vertreden” waarin van der Lust juich over de ondergang en er zich ook over verheugt, dat”

..Godt zij lof en danck, den Bael is ghevallen

De tempels zijn verwoest, de priesters met haer brallen.

Uit I. Weinmanno.

A. Munting beschrijft de teelt en windhandel in 1670;

‘Deze die in haar veelvoudige schoonheid van de veranderlijke en bezienswaardige kleuren andere ver overtreffende bolplant wordt in het Latijn zo wel als Frans Tulipa en in Hoogduits THUMPAL of TULPANT genoemd naar Turkse woord Dulpant of Tulipant wat een mutsje of hoedje betekent.

Hiervan zijn me, in haar aard en natuur meer dan 300 bijzonder aardige soorten bekend die alle hier na elkaar op te noemen onnodig is omdat ze alle van een en dezelfde cultuur zijn.

Ze beminnen alle een zandige goede gewone aarde die met een weinig veengrond en tweejarige paardenmest matig voorzien is, een open, vrije, luchtige en goede zonnige plaats met niet te veel vochtigheid. Ze zijn hard van naturen en winterhard. Bloeien in mei en geven hier gewoonlijk alle jaren volkomen zaad, maar die maar een blad uit de aarde brengen geven dat jaar geen bloemen en zaad.

Ze worden alle jaren begin juli uit de aarde opgenomen, uitgezonderd die waarvan men denkt zaad te winnen welke zo lang staan moeten tot het zaad volkomen geworden is en mogen dan mede opgenomen en op een droge plaats in huis bewaard worden. In september worden ze met een wassende of volle maan van haar buitenste bast en oude wortel gezuiverd en weer in frisse net gemeste zandige aarde gezet en alle jaren op een andere plaats, als iemand de gelegenheid heeft, omdat ze van naturen van verandering van grond houden en daarin voorspoediger groeien en ook betere bloemen voortbrengen. Ze worden 6 cm diep of wat meer geplant. Hoewel ze ook een of twee jaren kunnen overslaan maar dat wordt niet zo goed gehouden omdat ze dan gemakkelijk kunnen verrotten omdat de grond dan te zeer op elkaar gepakt wordt (zuur) en het water des te meer naar beneden doordringen mag. Ook zal men bedenken dat de aarde waaruit de bollen genomen zijn (indien ze weer in dezelfde gezet zullen worden) alle weken eens totdat ze daar weer in geplant worden omgeroerd of gespit moet worden zodat het fris en luchtig blijft en niet muffig, schimmelig of slecht begint te ruiken omdat de bollen daardoor bederven zouden. Moet ook dan dezelfde grond om het derde of vierde jaar ten langste met voorgenoemde mest en fris zand, geen zeezand, weer vernieuwd worden.

Ze wordt hier en in andere landen door twee bijzondere manieren vermeerderd, te weten: Eerst door zaad. Ten tweede door de aangegroeide bolletjes.

Het zaad heeft zijn volkomen perfectie als de knop of het huisje daar het in besloten zit haar groenheid verloren heeft en van elkaar barst, dan wordt ze afgesneden en op een droge plaats in huis gelegd en in september als het zaad eruit genomen is met een volle maan in een houten vat met aarde een cm diep gezaaid, dat vat wordt in de grond begraven en tot dezelfde hoogte gezet en met aarde gelijk gemaakt, op een donkerachtige en geen warme plaats. Het jaar erop komt het op en lijkt als gras of bieslook.

Deze jonge bolletjes neemt men niet op voordat ze daarin twee jaren gestaan hebben en ook niet eerder voordat het zacht loof en bladeren verwelkt zijn. Dan plant men ze eind augustus, omdat zodanige kleine en zachte bolletjes niet zo lang als de grote uit de aarde kunnen blijven, in een andere en warmere en ook alle jaren op een andere plaats weer in de grond. Dat gaat door totdat ze bloemen krijgen wat gewoonlijk met het zevende, achtste, negende en ook wel het tiende jaar geschiedt.

Hieruit worden veel veranderlijke en zeer mooie vermakelijke kleuren geteeld die ze niet alleen met hun eerste bloemen voortbrengen, maar ook van jaar tot jaar veranderen en de ene de andere in schoonheid te boven gaat en vooral zo ze uit zaad van een witte bloem met een sterke zwarte grond of paarse kleur voortgekomen zijn, die worden het beste om te zaaien gehouden.

Deze jonge bolletjes schieten vaak voordat ze een bloem gedragen hebben enige nieuwe bolletjes die zeer diep in de aarde zinken die men zinkers noemt en die worden doorgaans net zo groot als de ouden geweest zijn omdat ze het voedsel alleen naar zich trekken waardoor de ouden ten ene male verteren zodat ze niet meer dan een lege bast behouden gelijk daarvan de ervaring zelf getuigen kan.

Welke zinkers in het opnemen goed nagezocht moeten worden want als ze in de aarde blijven komen ze het volgende jaar zo diep te zinken dat ze daarna slecht gevonden worden. Het is daarom goed dat men het bed of plaats waar die geplant zijn van onderen met stenen of een houten vloer voorziet waardoor hen het zinken benomen wordt en beter gevonden en uitgenomen kunnen worden.

Ten tweeden geschiedt ook een vermeerdering door jonge aangegroeide bolletjes die uit de ouden voortspruiten waaronder mede vaak enige zinkers gevonden worden. Die worden uit de aarde genomen en van hun moeder gescheiden, wat gewoonlijk geschiedt, maar lang niet zo veel als die van zaad gekomen zijn. Ze bloeien ook eerder want ze geven het volgende jaar, het tweede en ook wel het derde jaar, afhankelijk van hun grootte, hun eerste bloem.

Tenslotte is het opvallend dat alle tulpen niet steeds even mooi blijven, maar gewoonlijk alle twee jaren veranderen. Want die de ene zomer zich boven mate mooi van kleur vertoond heeft zal het volgende voorjaar eenkleurig en van geen aanzien tevoorschijn komen, daarna wederom mooi en zo aangenaam van kleur zodat men nauwelijks geloven zou dat uit een en dezelfde bol zo’ n grote verandering gekomen is. Heb ook door ervaring vaak bevonden dat een bol hiervan die een bloem mooier dan ooit tevoren gegeven heeft terstond daarna vergaan is (virus) als wilde ze noch voor het laatste haar uiterste kracht en alvermogen der natuur te werk stellen de ogen van haar meesters met een opgehoopte schoonheid der aangename kleuren vermaken zodat ze in zijn gedachte te langer blijft en daarna loffelijker geroemd en hoger geacht te mogen worden.

Hierbij werd ik de toen ik bloemhandel van deze tulpen herinnerde die in het jaar van Onze Heer 1634, 1635, 1636 en 1637 in Holland zeer in zwang ging en toen voor de grootste koopmanschap geacht werd omdat daar veel mee gewonnen werd zodat sommige wevers hun touwen en verschillende gewone winkeliers hun waren verkochten en alleen de handel van tulpen aannamen die men beter dan goud en kostbaarder van parels of enig duur gesteente rekende. Want men kocht toen voor een Viceroy (wat een nietige bol was) deze volgende waren, te weten: [632]

Twee lasten tarwe, waard 448 Guldens.

Vier lasten rogge 558

Vier vette ossen 480

Acht vette varkens 240

Twaalf vette schapen 120

Twee okshoofden wijn 70

Vier tonnen acht guldens bier 32

Twee tonnen boter 192

Duizend pond kaas 120

Een bed met zijn toebehoren 100

Een pak klederen 80

Een zilveren beker 60

2500 guldens.

Wat van velen met recht te waard was om te noteren.

Doch hierbij is het niet gebleven. Want men verkocht naderhand tot meerder verwondering in het openbaar bij gewicht en elk naar zijn naam als volgt blijkt;

400 azen Admiraal Liefkens voor 4400 gulden. 59 azen van dezelfde voor 1015 gulden. 446 azen Admiraal van der Eyk voor 1620 gulden. 214 azen Grebber voor 1485 gulden. 106 azen Schilder voor 1615 gulden. 200 azen Semper Augustus voor 5500 guldens. 280 azen met een dubbele bloem voor 1200 gulden. 410 azen Viceroy voor 3000 gulden. 658 azen van dezelfde voor 4200 gulden. 1000 azen Gouda voor 3600 gulden. En veel meer andere, hier alle op te noemen onnodig.

Noch is verkocht aan N. N. Een vierendeel pond Witte Kroonen voor de somma van vijf honderd vijf en twintig gulden en vier koeien die zo gauw de leverantie geschied is gereed van de stal gehaald en in de verkoper huis geleid zouden worden.

Noch is overgenomen van N. N, twee pond Switzers welke hij gekocht had voor duizend twee honderd guldens, dit den overnemer tot zijn last nemende en daarboven zou de andere hebben een kwarteel pruimen, hem dadelijk te leveren en noch binnen veertien dagen duizend vierhonderd gulden, te tellen of in banco af te schrijven.

Is ook verkocht aan N. N. een pond Geele Kroonen voor achthonderd gulden mits hem vererende laken tot een pak klederen met een mantel, naar het oordeel van alle kenners meer dan acht gulden waard.

Is ook gekocht van N. N. een pond witte Kroonen, voor drieduizend en tweehonderd guldens, mits hem vererende tweehonderd guldens en een zilveren schaal die zestig gulden waard werd geacht.

Is ook overgedaan aan N. N. vijf pond Geele Kroonen van diegenen die ze gekocht had voor driehonderd vijf en zeventig guldens ieder pond die hij tot zijn last neemt en de ander geeft direct zijn paard met zijn kales, twee zilveren bekers en honderd en vijftig gulden.

Noch zijn tezamen overeengekomen N. N. en N. N. dat de ene zal aannemen zestien morgen land, waarde na taxatie van goede lieden zestien duizend gulden waarvoor den andere hem zal leveren zoveel tulpenbollen van die waarde mits dat de leverancier der tulpenbollen alle jaren zal moeten aannemen de bijbollen en de vervallen daarvan dat vijf jaar duurt tot een vijfde part van de kapitale somma.

Op dezelfde conditie is mede verkocht een huis, vierduizend vierhonderd guldens waard gerekend.

Is ook gekocht van N. N. een pond Centen voor een duizend achthonderd guldens, mits die gevende haar beste weerschijnen rok, een oude rozenobel ende een penninkje met een zilveren ketting om aan een kind hals te hangen.

Eenpersoon had gekocht een Viceroy van honderd en vijf en zeventig azen die in de aarde geplant waren voor negenhonderd guldens welke een ander van hem overnam, mits hem vererende een kleed met een mantel zo kostelijk als hij zelf wilde en noch daarboven als de leverantie zou geschieden duizend guldens. Het kleed werd hem dadelijk afgescheurd en liet het met gouden kant boorden, de panden met groen fluweel en de mantel geheel gevoerd.

Is ook verkocht aan N. N. een Brabanson Spoor, wegende driehonderd en zeventig azen die in de aarde geplant staat voor zeven honderd guldens, mits gereed gevende tweehonderd gulden, een kabinet kastje van ebbenhout gemaakt met een vermenigvuldigende spiegel daarin en noch een groot stuk schilderij die een bloempot voorstelde.

Is ook verkocht aan N. N. een Semper Augustus wegende honderd drie en negentig azen voor de somma van vierduizend zeshonderd guldens en daarboven noch een nieuws goed toegemaakte karos met twee appelgrauwe paarden en alles wat daartoe behoort welke in de tijd van vier weken zouden geleverd en het geld dadelijk in banco afgeschreven worden.

Is ook gekocht van N. N. een Gouda van honderd en elf azen voor zeven honderd guldens met de leverantie te betalen, gereed vier rosenobels met een ijsslee, zadel en toom en hetgeen tot een paard behoort.

Is ook verkocht een hof aan N. N. met de bloemen en de beplanting zoals het stond in zijn heining voor achtduizend guldens en te betalen als de bloemen in hun seizoen staan, doch zoude de verkoper enige bloemen die hij daaruit kiezen zou en die hem noemen [634] zo het de koper begeert, bedragende omtrent tweeduizend guldens.

Noch is overgenomen van N. N. een Verbeeterde Spinnekop van vierhonderd azen die reeds geplant zijn die hij voor zeven honderd gulden gekocht heeft, mits hem dadelijk vererende honderd scheepspond Edammer kaas.

Noch is verkocht een Semper Augustus van twee en negentig azen voor de somma van tweeduizend guldens welke dadelijk in de bank afgeschreven worden met deze restrictie dat hij die niet wederom zou mogen verkopen of verpanden zonder toestemming van waarvan hij die gekocht had.

Is mede aan de meestbiedende verkocht aan tulpen bollen op de 5de februari 1637 in de zaal van de nieuwe Schutters Doelen voor de erfgenamen van Wouter Bartholomeusz, in leven kastelein van de oude Schutters Doelen te Alkmaar, voor de somma van negentig duizend guldens.

In deze tijd zo ons getoond is uit de aantekeningen van een curieus liefhebber en lofwaardige getuige is zonder eisen voor een tulpenbol geboden twaalf morgen land gelegen in de Schermer.

Als gelijke dat een zekere voortreffelijke man te Amsterdam aan iemand te Haarlem de Semper Augustus verhandeld heeft met die verbintenis dat niemand van hun beiden die zonder elkanders kennis zoude mogen verhandelen. Zo werd toch de eerste zwak gemaakt door het aanbieden van een zekere zindelijk Spaans kabinet waar hij lang om gevrijd had en graag tien duizend gulden voor gegeven zou hebben. Dat werd hem gegeven met drie duizend gulden daarboven voor een Semper Augustus. De ander die zulks hoorde neemt ook zijn slag waar en verhandelt drie bollen van de Semper Augustus voor de somma van dertigduizend gulden in banco te trekken. Diezelfde heer te Amsterdam werd aangeboden vijftienduizend gulden jaarlijks voor zijn tuin te huur tot zeven op elkaar volgende jaren, (bedragende in die tijd de somma van honderd en vijfduizend gulden) onder verbintenis de kwaliteit en kwantiteit daarin te laten zodat de voordelen alleen zouden bestaan in de aanwas.

Hierdoor werd niet alleen dezen wonderbaarlijke koophandel, waaraan iedereen behagen had omdat alleen een persoon, zwijg van vele anderen wiens naam ik hier om reden niet verhaal, hierdoor in de tijd van vier maanden meer dan zestig duizend guldens gewonnen heeft. Ook door edellieden, burgerlijke staten, boeren, schippers, voerlieden, weversturfdragers, schootsteenvegers en anderen. Maar ook door vrouwen en dienstmeiden die van dag tot dag hoopten om in korte tijd rijk te worden, vermeerderd en hun zaak sterker gemaakt. Zodat eindelijk enige der voornaamste van deze handel dit voor geen echte koopmanschap langer hielden omdat ze daaruit meer schade voor sommigen kregen dan enige die reeds profijt daaruit getrokken hadden en meer andere inconvenienten onfeilbaar tegemoetzagen. Want enige die in hun op te brengen penningen begonnen te dralen, sommigen daartegen enig voordeel gedaan hadden die in hun eigen huis tevoren nauwelijks klein bier of meelbrij konden krijgen en nu niet wisten hoe ze zich aanstellen zouden. Want wijn was hen nauwelijks genoeg, men moest wijn brule, of hete wijn met suiker daarin, of tenminste Spaanse wijn, een hoentje gelaarsd en gespoord of andere delicatessen hebben en zo gingen velen de natuurlijke regel of manier van leven te buiten. Ze kochten wagens, kalessen, paarden en leefden heerlijk. Niemand wist hoe hoog hij zijn staat zetten zou, de ene was een grotere meester dan de andere en niemand wilde van elkaar wijken of iets toegeven. Daarom hebben de florristen de 24ste februari 1637 van alle Hollandse steden binnen Amsterdam vergaderd een akkoord gesloten dat alle kopen van tulpen die gedaan zijn zijn tot ultimo november 1636 toe inclusief tot de nieuwe stijl gehouden zullen moeten worden en de kopen die daarna zijn gebeurd zal de koper mogen nalaten, mits gevende aan de verkoper tien percent en in de maand maart duizend zes honderd zeven en dertig nieuwe stijl en de verkoper aanzeggen of hij de koop wil houden of niet.

Dit alzo gedaan bleven noch sommige in groot bedenken met vrees dat deze overeenkomst, niet tegenstaande getekend was en bij enige evenwel in het heimelijk en ook wel openbaar (omdat die van Amsterdam hun consent hierin niet gedragen hadden) noch te buiten gingen hebben ze daarom tot meerder bevestiging er van enige goedkeuringen aan de edele groot mogende, Heren Staten van Holland en Westfriesland in De Haag gepresenteerd en ingegeven. Die om meerder inconvenienten in deze razende koophandel te vermijden en tot meerder rust en welvaren van haar ingezetenen te bevorderen hebben de 27ste april duizend zeshonderd zeven en dertig een plakkaat in alle steden van Holland en Westfriesland laten publiceren en openlijk aanslaan waarin ze de planters van tulpen autoriseerden hun verkochte tulpen tot last van hun kopers hun gekochte tulpen te ontvangen en in gebreke bleven naar voorgaande behoorlijk insinuatie te behouden of verkopen om het kort daarna op dezelfde kopers te verhalen in geval verstaan zouden mogen worden dat die voorgeschreven kopen hun effect behoorden te sorteren. Blijvende ondertussen alle verdere contracten van tulpen in spanning en onzeker.

Hierdoor kreeg deze ongehoorde koophandel zo’ n haastige val en ondergang dat men kort daarna een bol voor vijftig guldens kocht die weinig weken tevoren over de vijfduizend gekost had. Waardoor men overal een algemene ontstellen der gemoederen van deze kooplieden opmerkelijk vernam omdat de ene de ander met deernis en grote mededogen aanzag en niet met hun waren tevoorschijn durfden te komen. Zodat enige na die tijd gerust in stilte hun leven stelden die daarbij rijk geworden waren. Daartegen waren er enige onnozel en slecht er af gekomen en konden dit ecliptisch schrikkeljaar in de donkerheid van hun beurzen niet verdragen en keerden daarom onvergenoegd wederom terug tot hun gewoonlijke weversspoel of vorige hantering met een bedroefd gezicht.

En indien deze met recht een tulpse of zottenhandel langer in staat gebleven was zou geheel Holland daardoor in haar koophandel bedorven geworden zijn want men kon voor de aller slechtste bol die men hiervoor en noch op de mesthoop werpt bekomen wat men dacht of wou, de betaling zou mede voortaan niet meer met geld, maar alleen met deze bloemen geschied zijn.

Heb ook verscheidene lofwaardige mannen gehoord die daarvan notitie gehouden hebben dat in een enkele stand van Holland in de tijd van drie jaren meer dan tien miljoen guldens aan deze bloemen verhandeld is.

Mijne vader had ook in duizend zeshonderd zes en dertig aan een van Alkmaar geboortig enige weinige bollen verkocht voor de somma van zeven duizend gulden met deze conditie dat zo ver in de tijd van zes maanden geen afslag kwam voort te vallen dan de koop vast zou blijven, maar indien ze binnen die tijd geschiedde tien percent geven zou. Wat alzo gebeurde, want de afslag gebeurde binnen die tijd en hij ontving derhalve zevenhonderd gulden en dat voor niets en behield zijn bollen die hij veel liever geleverd zou hebben.

Dit alles, beminde lezer, heb ik daarom niet verzwijgen willen opdat onze nakomelingen dit als in een spiegel zien en tot waarschuwing hieraan gedenken zouden en we ook zelf vermaand mogen worden tot zulke onbehoorlijke handel niet wederom te vervallen.

Die (mijn oordeel) uit Frankrijk zijn oorsprong eerst genomen schijnt te hebben. Want de groten aldaar en vooral binnen Parijs een weinig voor en om diezelfden tijd deze razernijen voor slechts een afgebroken tulp enige honderd, ja duizend guldens (naar ze mooi van kleur was) vereerden die ze aan hun maîtressen en andere mooie dames gaven om hun gunst te winnen. Die van hen aangenomen en aan de linkerzijde van het lichaam gehecht en vast gemaakt werden daar het hart onder verborgen ligt en waarmee ze praalden en die ze meer dan de mooiste diamant of parel van de wereld achtten.

Doch de Hollandse afslag van deze bloemen werd bij hen ook vernomen en werd ook deze grote achting met hun gauw vervallen schoonheid verminderd en verdween tezamen als rook.’

Floraas mallewagen.

In die spannende weken verscheen ook de beroemde, aan Chrispijn de Pas jr. toegeschreven spotprent “Floraas Mallewagen” een voorstelling die ook door H.G. Pot op zijn schilderij in het Frans Hals Museum te Haarlem is te zien. Op de zeilwagen troont Flora met drie tulpebollen in haar linkerhand, ‘Semper Augustus’, ‘Generaal Bol’ en ‘Admirael van Hoorn’. De wagen is verder bemand met drie mannen, getooid met de “kap” en aangeduid met Leegwagen, Graag-rijck en Leckerbaard. Ze zitten op een kluitje bijeen en zijn druk doende te bollen te wegen op een goudschaaltje. Op de boot zijn wapens of symbolen van herbergen aangebracht waarin in de verschillende steden de comparities werden gehouden. Verder met twee vrouwen, Vergaeral en Ydel Hope, de laatste heeft een afgebroken draad in de hand waaraan een vogel ontsnapt is die verderop vliegt met het bijschrift:”ydel hope ontflogen”. Links een stadsbeeld waar geen van de bij de speculaties betrokken steden is te herkennen. Rechts de zee die de “laetus vloet” voorstelt. In de mast een aap die op realistische wijze zijn minachting voor het gezelschap te kennen geeft. Op de prent rechts een groep vrouwen en mannen, wevers, die roepen “wij willen meevaeren”, terwijl ze hun weefgetouw onder de voet lopen. Op de voorgrond liggen een twintigtal losse tulpenbollen met vermelding van hun naam. In de vier hoeken staan afzonderlijke taferelen die de diverse stadia van de tulpenmania vertonen. Linksboven: Pottebackers hof, vermoedelijk in Gouda. Rechtsboven: de comparitie te Hoorn, links beneden die te Haarlem, rechts beneden: “Als is geschiet een sotte daet, zoo wordt gesocht een wysser raet” met een opschrift: “Wie had dit gemeend”.

Het bij de prent behorende vers geeft het gesprek tussen schout en zeeman weer die op het strand naar de zeilwagen staan te kijken. Ze spreken over de dwaasheden van de tulpenhandel zonder nieuwe gezichtspunten te openen:

“’t Was niet as yd’le wind

Die haer verheven heeft, en die haer weer verslind”.

De tegenstanders gaven hierop weer nieuwe prenten en pamfletten uit. Het is toch voor iedereen vrij om bloemenhandel te drijven evenals men zijn geld aan “toebacq” verkwisten kan. De gedachte waarvan alle verdedigers van Flora uitgaan is die dat de tulpenhandel wel ontaard is maar toch een gezonde kern bezit. Door die gedachte te propaganderen proberen ze het onheil af te wenden dat de hele handel wordt stopgezet of althans zeer beperkt zou worden en de liquidatie voor de beter gesitueerden nadelig zou uitvallen.

Nu daalden de bollen sneller dan ze vroeger gestegen waren. Opeens begreep men dat de duizenden guldens, landerijen, huizen e.d. toch meer waard waren dan enkele tulpenbollen. De slimme hadden nu het geld, de domme de bollen.

De ijverige tulpenhandelaars, die van ver en dichtbij gekomen waren, om met de dwaasheid van een heel volk hun voordeel te doen, verlieten nu lachend en in grote haast het toneel van hun bedrijvigheden.

Afspraken.

Zo naderde de 24ste februari waarop de afgevaardigden van de floristen in Amsterdam bijeen zouden komen.

Van deze vergadering is door notaris P. Barchman een acte opgemaakt waaruit blijkt dat daar de volgende afgevaardigden waren:

1. Haarlem: Willem Schoneus, J. van Vlarenbeeck, Pieter Gerritsz, Cornelis de Bruyn, Barendt Cardoes.

2. Delft: Gerart Willemsz van Sassen, W.J. Sloting.

3. Leiden: Jaques Baelde, Bruyn, Dircksz.

4. Gouda” Cornelis Rotteval (op Welbehagen)

5. Vianna: Frans Gomez da Costa, Isaac Cornelisz.

6. Alcmaer: Cornelis de Haes, Gerrit Adriaensz.

7. Utrecht: Sr. Francoys Sweert, Sebastiaen Hendricksz van Gaersberghen en Anthony Verbeeck.

8. Enkhuizen en Medemblik: Dirck Jansz. Uyl, Hendrick Pitersz. Beelthouwer, Gerrit Barentz Spylleman.

9. Hoorn: Adriaen Jansz. Spranger, Mr. Jacob Chirurgijn.

10. De Streek: Thys Warnaertsz, Claes Heertgens.

11. Rotterdam was niet vertegenwoordigd maar had tevoren schriftelijk te kennen gegeven dat ze zich aan de meerderheid zou onderwerpen.

Het streven naar een gemeenschappelijke regeling lukte maar ten dele. Hierin werd voorgesteld dat alle kopen, afgesloten tot en met 30 november 1636, zouden worden nagekomen. De daarna afgesloten kopen mochten ongedaan gemaakt worden mits ze aan de verkoper toen procent van de koopprijs betaalden en in maart zouden mededelen of ze het koopcontract wilden nakomen of niet.

De voorgestelde resolutie werd door de afvaardiging van Amsterdam niet aanvaard. Enkhuizen, Medemblik en Hoorn gaven goedkeuring onder voorbehoud van goedkeuring door hun lastgevers.

De toepassing hing tenslotte ook af van de welwillendheid van de belanghebbende en kon niet afgedwongen worden. Dit kon alleen door bindende maatregelen van de overheid. De onzekerheid bleef bestaan. De twee stromingen onder de belanghebbende probeerden door een nieuwe reeks pamfletten de openbare mening te bewerken en zo mogelijk een overheidsbesluit in hun voordeel uit te lokken. Die pamfletten waren weinig bevorderlijk voor de rust die in die dagen zou welkom zouden zijn.

Staten van Holland.

Burgemeester en regeerders van Haarlem besloten dan ook op 7 maart dat de spotschriften en liedjes over de tulpenhandel verboden werden op “arbitrale correctie”. Toch bleef de stroom aanhouden tot april toen een resolutie van de Staten van Holland afkwam. Op 7 maart is er ook een verklaring van het Haarlemse stadsbestuur om alle transacties te annuleren sinds oktober 1636. Verscheidene andere steden zonden rekesten aan de Staten van Holland waarin ze om maatregelen verzochten om “verscheidene ingezetenen voor hare ruïne te conserveren”. De Staten zonden deze rekesten om advies aan het Hof van Holland op 15 april.

Het Hof van Holland was op 25 april met zijn advies voor de Staten gereed. Ondanks het verzoek van Haarlem nam het Hof een ander standpunt in. Het achtte de ontvangen gegevens onvoldoende voor een definitieve conclusie en vroeg nieuwe inlichtingen, bij voorkeur in te winnen door de stadsbesturen. Die zouden verder moeten proberen bij de partijen, waar geschillen bestonden, op grond van de tot beschikking staande gegevens hen tot elkaar te brengen. Als dit niet mogelijk bleek wenste het Hof de verkregen inlichtingen te ontvangen. In afwachting hiervan gaf het Hof de tulpenplanters het advies om de door hen verkochte bollen voor risico van de in gebreke blijvende kopers, na voorafgaande sommatie, te behouden of te verkopen. (Dat had iedereen kunnen bedenken) Indien de Staten later zouden bepalen dat de afgesloten overeenkomsten gehandhaafd zouden blijven, dan zouden de verkopers hun vorderingen op de kopers kunnen verhalen. Tot zolang zouden alle verdere contracten geschorst blijven. Al twee dagen daarna, op 27 april 1637, namen de Staten hun resolutie aan waarin het advies van het Hof geheel gevolgd werd. Dit was gunstiger voor de verkopers van de door de floristen zelfgemaakte regeling van 24 februari. De tulpencontracten waren even bindend verklaard als iedere andere overeenkomst.

Uit hortus eystettensis.

Rechtbanken.

Aanvankelijk weigerden de rechtbanken, al voordat de Staten erin betrokken waren, om de talloze geschillen te behandelen. Door die weigering verklaarden ze de gehele handel voor ongeldig. Ze schenen er verboden spelcontracten in te zien die volgens het Romeinse recht nietig zouden zijn. De Staten lieten zich niet uit over de rechtsvraag of het koopcontract nietig verklaard moest worden en liet kennelijk opzettelijk, de rechtszekerheid van de partijen voortduren. Ze vermeed ruw ingrijpen waardoor meestal slechts een deel der misstanden wordt opgeruimd en andere, misschien nog ergere moeilijkheden, ontstaan. In plaats daarvan beïnvloedde de resolutie zeer doeltreffend en matigde de stemming der belanghebbende die vrij bleven in de oplossing van hun moeilijkheden. Aan beide zijden verging de lust om hun geschillen, die vaak een bedenkelijk karakter hadden, voor de rechter te brengen. Immers meestal bezat de verkoper geen bollen om te leveren. Als hij die wel had kwam hij met verwijzing naar de werkelijke levering niet verder. Hij kon evenmin de koper dwingen om de bollen te aanvaarden, hij mocht ze volgens de resolutie ook zelf houden. Zo kwam het dan meestal tot onderlinge regelingen waarbij het contract op 5 of 10% van de koopsom werd bepaald.

Ook werd wel gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de bollen voor risico van de koper te verkopen waarbij het ontbrekende op henzelf en hun goederen verhaald kon worden. Meestal werd het onderling geregeld, soms enkele procenten, soms zelfs zonder enige betaling. De Staten lieten zo de verdere gang van zaken aan de steden over. Slechts een enkel geval is bekend van een actie vaan haar kant.

Geschilcommissie.

Ongetwijfeld kwamen zo toch vele liquidaties tot stand en was de toestand toch nog niet in alle opzichten bevredigend omdat er nog steeds hangende geschillen op een oplossing Daartoe stelde op herhaalde aandrang uit de burgerij de burgemeester en regeerders van Haarlem in januari 1638 een instructie vast voor: “Commissarissen op de questien, gesprooten uyt saecke van den blomhandel” De taak van de commissie was om de partijen hun geschillen te vergemakkelijken en te laten regelen. Op 28 mei 1638 werd de bevoegdheid van de commissie vergroot door de aan haar gegeven uitspraken voortaan een beslissend karakter te geven. De vaste afkoopsom voor de contracten werd voortaan op 3 ½% vastgesteld waarbij de verkoper zijn bollen behield.

De liquidatie van de crisis was, dankzij het nuchtere en verstandige besluit van de Staten, zonder ernstige schokken verlopen. Er waren verliezen geleden en de snel opgekomen een dag rijken keerden weer tot hun eenvoudige levensstaat terug. Er waren talloze teleurgestelde die hun illusie van gemakkelijk verworven geld in rook zagen vervliegen Een man die 60000 gulden jaarlijks ontvangen had was in 4 jaar tot bedelaar geworden. Maar een algemene financiële instorting, een plaatselijke of provinciale ramp bleef uit.

Vervolg.

In Duitsland wilde men van de kostbare tulp niets meer weten en men beschouwde de onschuldige bloem als een misdadiger die duizenden in het ongeluk had gestort. Velen meenden in de eerste tijd nog door reclame in het buitenland de markt te doen herleven. Men liet in het buitenland aanprijzingen schrijven en bracht bijzonder kostbare tulpen te koop, maar de betovering was verdwenen, alleen de vertwijfeling bracht vele verarmden tot nieuwe dwaasheden. Men hield openbare vergaderingen, hield hoogdravende redevoeringen met onbewimpelde hoon over de bekrompenen en diegenen die konden geloven dat een zo kostbaar voortbrengsel der plantenwereld op den duur zijn waarde kon verliezen. Ja, men wist haarfijn te bewijzen dat de bloem altijd de koningin der tuinproducten zou blijven en daarom veel meer waard was dan goud of edelgesteente. Er was echter niemand meer die dat geloofde.

De tulp was niet dood door zoals de spotdichters in 1637 hadden aangekondigd. Een merkwaardig staaltje van het tegendeel is een transactie op 17 maart 1637, op een tijdstip toen de crisis reeds 6 weken had geduurd en men vast overtuigd was dat er door de Overheid ingegrepen zou worden.

Naar een notarieel protocol verkocht de Haarlemmer Dirck Boortens aan Pieter Gerritsz van Welsem een partij tulpen, waarvan de naamlijst ontbreekt, alle geplant staande in Boortens tuin met uitzondering van 1 ‘Admirael Liefkens’ in de tuin van Sr. Pieter Bol en 1 ‘Sayblom’ in de tuin van Guillaume Storm voor een totaal bedrag van f 11 700,-. Omdat na bezichtiging er enkele “niet al te gesont” uit zagen werd de koopsom met f 300, - verminderd. Ook dat de al verkochte bollen door Boortens behandeld zouden worden, ook door ‘groote ende extreme val” met die kopers in overeenstemming moet komen of te houden.

Tenslotte kwamen ze overeen dat, naar aanleiding van de te verwachten besluiten van de Staten waarvan “vastelijck wort gelooft” dat ze zich daaraan niet zullen storen maar hun overeenkomst gestand zullen doen. Hieruit blijkt dat er toch nog voldoende vertrouwen in de tulp was en blijkt dat de tulp na de val niet helemaal waardeloos geworden is.

Dit is ook te zien aan het aantal tulpenboeken. De tekeningen van Judith Leyster en Jacob Marrel laten, door de jaartallen, zien dat ze nog van 1636 tot 1646 vervaardigd zijn. Een bewijs van de waarde van de tulp. Een anoniem schilderij uit 1640 toont Flora die een weegschaal vasthoudt met aan de ene kant een edelsteen en in de ander een tulpenbom, de bol weegt zwaarder.

Ze handhaafde haar plaats onder de tuinbloemen en binnen- en buitenland. De tulp bleef een lonend bedrijf. De verhalen over de windhandel, die ook het buitenland bereikten, deden daar de belangstelling voor de tulp stijgen.

In alle plantenboeken uit die tijd, tweede helft van de 17de eeuw, en in alle talen komen uitgebreide beschrijvingen en naamlijsten van de tulp voor. De bloembollenexport werd toen een goed lopend bedrijf. De teelt was maar in een paar handen, de hoeveelheid was laag omdat men verzamelingen had van zoveel mogelijk variëteiten, 1 bol per soort.

Uit I. Weinmanno.

Vlaanderen.

In Vlaanderen en Frankrijk werden tulpen geteeld rond Gent, Valenciennes en Rijsel. De tulp van Vlaanderen, N. Frankrijk, begon al in de 17de eeuw te verschillen van de in Nederland gekweekte verscheidenheden. Ze gaven de voorkeur aan ronde bloemen op stevige lange stengels. Ook legden ze zich toe op het verkrijgen van kleurcombinaties op een lichtgele grond die men toen “bizarden” begon te noemen. Deze tulpen overtroffen naar alle waarschijnlijkheid die van de in ons land geteelde tulp in schoonheid en sierlijkheid. De Haarlemse bloemisten van de 18de eeuw vulden hun sortiment ook geregeld met de beste Vlaamse aanwinsten aan. Er is daar een ontwikkeling uitgegaan die invloed heeft gehad op ontwikkeling van de tulp die nog in de Darwintulpen te bespeuren valt. Het zijn de breeders of de moedertulpen die de basis vormden van de Darwin’s. De beste van de Vlaamse tulpen werden in een afzonderlijke klasse, die der baguetten, gerangschikt. Die waren alom gezocht tegen zeer hoge prijzen.

De gegoede burgers uit Den Haag, Rotterdam en andere plaatsen wedijverden met elkaar in het aanhouden van uitgebreide tulpencollecties die in bakken waren geplaatst. De uit Frankrijk ingevoerde baguetten waren daaronder de kostbaarste, de prijzen hiervan wisselden van f 10, - tot f350, - per bol. Vermenigvuldig die prijzen met 200, dan heb je ongeveer de hedendaagse prijzen.

De collectie van de advocaat Bartholomeus van Leeuwen uit Den Haag werd geveild op 17 mei 1707. “Lijste van het beste bedt Tulpanen, soo als de selve genumbert opgeveylt en verkocht sullen werden etc.” De 130 aangeboden bollen werden verkocht voor f 3858, - of gemiddeld f 30, - per bol. De hoogste prijs was voor de baguet ‘Veldmaarschalk Averquerq’ die 321 gulden opbracht. Een van de bekende Haarlemse bloemisten, Voorhelm, gaf f 195, - voor de baguet ‘Schoon Aethiopia’. Diezelfde dag werd op die veiling nog een bed met 120 jonge bollen verkocht voor f 358, -. Het bed bestond uit 20 rijen, elk van 6 bollen, soms allen verschillend, terwijl op andere rijen 2 tot 6 bollen van dezelfde verscheidenheid waren geplant. Elke rij werd afzonderlijk geveild.

De Rotterdamse koopman Henricus van der Heym veilde op 16 mei 1708 twee bedden tulpen waarin 240 bollen geplant waren. De opbrengst was f 8662, - of gemiddeld f 36, - per bol. De hoogste prijs bracht de baguet ‘L’imperilae of Frere no. 1’ op waarvan vier bollen resp. voor f 140, -, f 336, -, f 204, - en f 276, - werden verkocht. Dit was na de tulpenmania waarin de bollen dus ook goede prijzen opbrachten. Dit waren echte bloemenliefhebbers die de schoonheid van de bloem bewonderden. Dit was zo nog tot het einde van de 18de eeuw. Lodewijk XIV zette bij Versailles dan ook weer volop tulpen. Ook narcissen en de toen dure hyacinten. Zijn opvolger Lodewijk XV was een echte plantenliefhebber, het opzichtige van zijn voorganger verdween en er kwamen meer exotische planten, de tulp verdween geleidelijk aan.

De beroemde ‘Louis XVI’ tulp was in 1776 door een liefhebber gewonnen. Hij had de waarde van die bol niet goed ingezien en verkocht het aan een handelskweker wiens collectie in de handen kwam van de herbergier Delezennes uit Duinkerken. Bij ons werd de bol voor het eerst aangeboden door de bloemist M. van Nieuwkerken uit Haarlem voor f 250, - per bol, 1789. In het volgende voorjaar nodigde hij zijn vakgenoten voor bezichtiging uit. Zelfs Schneevoogt en Kreps, die de beste tulpencollecties van Nederland bezaten, moesten de pracht van deze tulp erkennen. Schneevoogt schreef aan twee mannen die voor gezamenlijke rekening tulpen kweekten. Ze kochten voor f 600, - een bol van Delezennes die ze naar Nederland stuurden en een tweede voor zichzelf. Pas had hij de ‘Louis XVI’ bol ontvangen of hij werd bezocht door een Fransman, vermoedelijk Delezennes, die hem een bol aanbood. Dezelfde dag kreeg hij een aanvraag van een Londense bloemist die van de zeldzame bloem gehoord had en 20 guineas voor een bol bood. Schneevoogt kocht terstond de bol tegen contante betaling maar weigerde het bod uit Londen. Het volgende jaar was van Nieuwkerken genoodzaakt zijn hele voorraad te verkopen en kocht Schneevoogt zijn ‘Louis XVI’ voor f 150, - en stuurde die naar Engeland. In 1800 zag zijn zoon op reis die tulp in een collectie, de prijs was toen 20 guineas en in 1821 was de prijs gezakt tot 12 guineas. Omdat ze langzaam groeit bleef de prijs een lange tijd hoog tot ze de gunst van de liefhebbers verloor. Onder de violetten werd ze als ideaal beschouwd maar men kon niet vertrouwen op de standvastigheid van de bloemen. Dezelfde bol die pas nog door het oog van de kenners tot volmaaktste bloem was uitgeroepen leverde het jaar erop een volkomen minderwaardige bloem (virus) In het begin van de 18de eeuw was er in Frankrijk/Vlaanderen dan ook een bloeiende exporthandel van tulpen. Na 1820 werd er minder commercieel gekweekt en meer door liefhebbers. Dat werd door ons land weer opgenomen. De Hollanders begonnen meer te reizen, bijvoorbeeld naar Amerika. Daardoor ontwikkelde de tulpenteelt zich weer snel in ons land. Mogelijk waren de soorten in Engeland beter en in ieder geval anders, maar die verkochten niet. De laatste verkoop in Vlaanderen was in 1885, de Lenglart-veiling. Dat omvatte een 800 vormen die totaal een 10 000 bolleb besloeg. Er waren geen kopers zodat alles tenslotte naar E.H. Krelage uit Haarlem ging. Die gooide alle gestreepte en gevlekte vormen weg en uit de effen gekleurde vormen selecteerde hij de Darwins. Dat werd een succesvolle groep.

Uitbreiding.

De teelt heeft zich betrekkelijk snel uitgebreid. Hierna begon Haarlem zich los te maken van de andere steden en werd door de gunstige zandgrond, het kweek- en bollencentrum. De enige exporteurs van tulpen waren er in Haarlem, hoewel buiten de stadspoorten gevestigd. Toen hun tuinen te klein werden om in de behoefte van de uitbreidende export te voorzien huurden of kochten enkele van hen stukken land in Overveen of in ieder geval vlak bij de stad. De eerste bollenvelden, in bescheiden mate, zie je pas in het begin van de 19de eeuw toen er nieuwe eisen voor tuinaanleg gekomen was en de vervroeging van tulpen in potten en glazen zich in huis ontwikkelde. Het gebruik om bloembollen op glazen te trekken kwam pas in de tweede helft van de 18de eeuw en gold vooral hyacinten.

Geleidelijk aan verdwenen de mindere vormen, zwakke en slecht telende soorten vielen af. Het sortiment was te groot. Toch handhaafden verscheidene soorten uit de windhandel zich toch nog tot in de 18de eeuw. De laatbloeiende zijn op een enkele uitzondering na, in de tweede helft van de 18de eeuw verdwenen. Dit vanwege de goede kwaliteiten van de uit Rijsel en omgeving ingevoerde late tulpen die de ouden ver overtroffen en aan de gewijzigde eisen van het schoonheidsideaal voor de tulp voldeden. Somerschoon is nog lang een gezochte verscheidenheid gebleven.

De vroege handhaven zich tot het begin van de 19de eeuw en een paar zelfs tot het eind van die eeuw. Pas in het begin van de 19de eeuw gaf de nieuw opgekomen perkbeplanting de stoot tot het winnen van betere vroege tulpen. Toch konden ‘Lac van Rijn’, ‘Rood en geel van Leiden’, ‘Wit en rood Boode’ zich nog tot het einde van de 19de eeuw handhaven. De levendige belangstelling vond bevrediging in een reeks uitgaven waarin wenken werden gegeven voor de behandeling van de bollen en uitgebreide soortenlijsten werden aanbevolen

De doorsneeprijs was 7 gulden voor een tulp, een goed tulpenbed kon men voor 1200 gulden kopen.

Uit I. Weinmanno.

Komisch.

Ook komische verhalen doen de ronde.

Zo had een tulpomaan voor veel geld een unicum bemachtigd. Daar verneemt hij dat er in Haarlem een tweede exemplaar bestaat. De volgend morgen is hij reeds op reis en koopt de dubbelganger voor een ontzettende prijs, 1500 gulden, nauwelijks heeft hij de bol in handen of hij werpt hem op de grond en vertrapt hem met beide voeten en roept in vervoering uit: “Nu is mijn tulp enig in de wereld.” Toen hij tegen de verkoper zei dat hij bereid was geweest hem ook het tienvoudige te betalen ging die naar boven en verhing zich.

Een matroos gaat een viswinkel binnen om een haring te kopen. Hij ziet daar een verleidelijke tulpenbol op de toonbank liggen die hij in zijn eenvoud voor eetbare waar houdt. Hij weet hem heimelijk in de zak te steken en verdwijnt om de lekkere maaltijd te nuttigen. Nauwelijks is hij buiten of de eigenaar mist de kostbare bol, niemand anders is in de winkel geweest dan de matroos. Hij wordt achterhaald juist als hij het laatste stukje van de dure bol in de mond steekt. Vergeefs is zijn verzekering dat de bol helemaal niet lekker was als hij dacht en dat hij hem graag zou teruggeven, hij boet zijn snode misdaad met 6 maanden gevangenis.

Een andere jongeman kwam het gedachteloos afschillen van een bol duur te staan. Hij was met anderen in een bloemenwinkel gegaan en zag daar een bol liggen. Hij nam die op en vond het hoogst belangrijk de ene schil na de andere er af te halen en, toen hij tot de kern gekomen was, die door te snijden. Het was de tulp “van Eyck”. Toen de eigenaar het merkte werd hij bleek van schrik, pakte de booswicht bij de borst en bracht hem naar de wacht. Vergeefs was de verzekering van de ongelukkige dat hij er niets kwaads mee bedoeld had, maar alleen uit nieuwsgierigheid een onderzoek had ingesteld. Hij werd voor de rechtbank geroepen en veroordeeld om 4000 guldens te betalen en zolang gevangen te blijven totdat hij een borg voor het kapitaal gevonden had.

Zo was er iemand die een mooie partij bollen had gekocht. Hij plantte ze in zijn voortuin. Omdat hij bang was dat ze opgevreten zouden worden door ratten groef hij er in zijn geheel gaas om heen. Alleen zat de rat al in het perk en kon er niet meer uit. In het voorjaar kwam er geen bol boven.

In 1623 bezocht Nicolaas van Wassenaar het landgoed van Dr. Adriaan Pauw. De meest vermaarde soort van dit jaar was ‘Semper Augustus’. Een bol was voor f 1000, - verkocht, maar de verkoper achtte zich te kort gedaan omdat hij te laat bemerkte dat de bol twee jongen zou hebben die het volgens jaar volgroeid zouden zijn en daardoor had hij f 2000, - verloren. Pauw was raadpensionaris van Holland en lid van de O.I.C. In zijn tuin groeiden de tulpen in groepjes rond een met spiegels beklede tuinkoepel. De spiegels gaven de indruk dat er duizenden in plaats van honderden tulpen stonden.

Een florist die aan zijn verkopen “moytjes ghewonnen” had zei tot zijn vrouw dat ze hun zaak aan de kant zouden doen en “met de beste van de stadt” zouden omgaan. Hij wilde een caros gaan houden om er bij mooi weer mee uit rijden te gaan, met een paar zwarte hengsten er voor. Neen, zei de vrouw, het moeten van die mooie, bruine appelgrauwe zijn. Maar dat wilde de man niet omdat die te veel verharen, waarop de vrouw haar eis vol hield. Hierover bleven ze drie of vier dagen pruilen zonder tegen elkaar te spreken tot dat tenslotte de vrouw toegaf.

Een ander maakte ‘s nachts zijn vrouw wakker omdat hij niet in slaap kon komen en met haar wilde overleggen hoe het geld te besteden dat hij nog te goed had. F 300, - van de een en f 500, - van de ander f 1000 van een volgende en zo door. ‘Wel’, zei zijn vrouw, ‘ga huizen kopen, twee goed gebouwde mooi gelegen huizen’. ‘Neen’, zei de man, ‘ik zet ze liever op hypotheek, dan vangen we rente zonder onkosten voor reparatie en andere schade’. Hoe meer haar man haar het huizenplan uit het hoofd trachtte te praten des te meer huizen wenste ze te kopen zo dat de man tenslotte moest toegeven waarna ze weer gingen slapen.

Een man ging met zijn vrouw naar een groot huis op het eind van januari om te zien of ze het huren konden. Op de vraag van de huisheer of hij er een zaak in wilde vestigen antwoordde hij dat ze niets anders wilden dan “samen stilletjes op ende neergaen”. Tot zijn vrouw” Niet waer liefste?” waarop zij: “Ja lief!” Ze konden het echter over de huurprijs niet eens worden en hielden de zaak in beraad. Intussen kwam de val, 6 februari, en nu is hij weer met zijn vrouw bezig als trekwerker bij het weven van gefatsoeneerde stoffen.

Andere floristen kochten of huurden grote huizen en hofsteden die ze weer opzegden. Een van hen was zelfs op de Keizersgracht te Amsterdam gaan kijken om volgens dat model zelf een huis te bouwen waarvoor hij bekende werken over architectuur aanschafte.

De vrees voor diefstal van hun kostbare bollen, die in open tuinen met een lichte bescherming van een haag groeiden waren een gemakkelijke prooi voor dieven en verontrustten de floristen in hoge mate.

In N. Holland had iemand een alarmbel in zijn bed aangebracht die met de tulpen in zijn tuin in verbinding stond. Op die wijze hoopte hij op tijd gewaarschuwd te worden als er gevaar dreigde. Hij werd daarmee in een Hoorns pamflet gehoond.

Pechvogel.

Een bekend slachtoffer van de speculatie was de schilder Jan van Goyen, 1596-1656, leerling van Esaias van der Velde en leermeester van Jan Steen die zijn schoonzoon werd. Omstreeks 1631 vestigde hij zich in Den Haag. Niet alleen speculeerde hij daarin huizen, maar hij werd ook door de tulpenrage aangetast. Op 27 januari 1637 kocht hij van de burgemeester Albert Claesz van Ravensteyn een tiental tulpenbollen en een week later, 4 februari, een veertigtal bollen en enig pondgoed tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer f 900, - terwijl hij zich tevens verbond om de verkoper een schilderij, Judas voorstellende, en een doek van Ruysdael (vermoedelijk Salomon) te geven. Omdat de crisis van de tulpenspeculatie precies op het tijdstip van de tweede koop uitbrak waren zijn tulpen in de levertijd, zomer, sterk in waarde gedaald en zijn mogelijke winst verdwenen waarop hij gerekend had met de betaling van de koopsom. Van Ravensteyn heeft blijkbaar gestaan op voldoening van het gehele bedrag, zonder enig compromis. In 1641 had hij zijn schuld aan de inmiddels overleden oud-burgemeester nog niet afgedaan. Het Judas schilderij had hij gegeven maar voor het overige schijnt hij in gebreke te zijn gebleven. Ook deze schilder, wiens doeken nu grote bedragen waard zijn, overleed zonder middelen. In het contract had van Ravensteyn het voorbehoud laten opnemen dat hij ontslagen zou zijn van levering indien de verkochte bollen gestolen werden of vergaan waren in de grond.

Kunst.

Na deze voorvallen kwam de tulp in een iets minder gunstig daglicht te staan. Dit interesseerde de kunstenaars van die tijd echter niet en schilderden de bloem in hun stillevens. De tulp werd de bloem van Flora en werd vereeuwigd in vele kunstwerken. Er ontstond een school van bloemenschilders en van Huysum, Berendael, Berlst, Havermans, de Heen en anderen riepen werken in het leven die nog bewonderd worden. Op geen van die stukken ontbreekt de tulp. De beroemdste schilders waren Jan Brueghel, 1601-1678, ook wel bloemenbrueghel genoemd, met zijn ‘allegorie van de lente’ uit 1616, en zijn beroemde landschap met apen die de windhandel aangeven, J. Davidz, de Heem. Ze schilderden tulpen in verschillende jaargetijden om bloemen in bossen te arrangeren e.d. Ook werd ze vereeuwigd door Maria Sibylla Merian, 1647 tot 1717, die meest meerkleurige weergaf. J.L. Gerome, 1825-1904, maakte La folie tulipenne. Een tulpenveld in volle bloei met het silhouet van de Haarlemse St. Bavo op de achtergrond, wordt overstroomd door krijgslieden onder bevel van een officier te paard. De soldaten stormen op een eenzame figuur af, een zwierige jongeman die met getrokken zwaard gereed is tot het uiterste, ter bescherming van een bloeiende tulp in pot die naast hem op de grond staat.

Uit I. Weinmanno.

Dumas.

In Frankrijk werd de windhandel een welkome aanleiding tot vrolijk en kleurrijk toneel en romantische fantasie. Ook voor zover Franse schilders de tulpenmania tot onderwerp kozen vierde hun verbeelding hoogtij. Het boek, La tulipe noire, de zwarte tulp van Alexandre Dumas, 1802-1870, is wereldberoemd. Zijn roman verscheen in 1850 en speelde zich af in 1672. Het verhaal staat zo niet met de windhandel in betrekking maar is op de hoge waarde van de zeldzame tulpen gegrondvest. Omdat de zucht om zwarte bloemen te verkrijgen in de 19de eeuw een voorliefde had heeft de schrijver zich laten verleiden om te doen voorkomen alsof dit ook in de 17de eeuw het hoogste ideaal was. In die tulpentijd waren alleen de gevlekte en gevlamde in tel. Wel heeft zijn roman de naamgeving beïnvloed van een uiterst donkere verscheidenheid van in 1889 in de handel gebrachte eenkleurige Darwintulpen. Dumas neemt het niet nauw met de geschiedkundige feiten. Hij laat Willem III getuige zijn van de moord op De Witten en zelfs persoonlijk de sleutel van het tolhek van Scheveningen in ontvangst nemen om hem te beletten Den Haag te verlaten. Van een, door Dumas verzonnen, mislukte poging daartoe is de prins, gehuld in een mantel en met een fijne zakdoek voor zijn gelaat, getuige, waarna hij als de moord heeft plaats gevonden, ijlings naar zijn kamp te Alphen vertrekt. Hij laat de wilde tulp door Vlamingen en Portugezen (!) invoeren uit Bengalen en Sri Lanka, plaatsen waar nog nooit een wilde tulp gegroeid is. Hij laat de zeldzaamste tulpen in potten planten en dit in april, in enkele dagen boven de aarde komen en binnen een paar weken volmaakt in bloei te laten staan. Verder dat men in een paar jaar uit een rode tulp, over bruin tot donkerbruin en zwarte bloem kan krijgen uit zaad. Voor elke kleur duurt het minstens zes jaar zodat je normaal op die wijze achttien jaar werk gehad zou hebben. Die toen nog onbekende methode staat hem niet voor de geest. Hij laat de bloemzaden begieten met stoffen die de kleuren van de bloemen kunnen wijzigen waarna er andere zaden op worden geënt. Die een zwarte kleur moesten geven werden van het licht afgesloten, die rood moest worden aan het zonlicht blootgesteld. Zo is de min of meer historische roman op slechte onderzoekingen gebaseerd.

Zwarte Tulp.

Het uitgangspunt is een dossier geheime stukken die Cornelis de Wit met de Franse minister Louvois heeft gewisseld -historische niet verantwoord- die hij bij zijn petekind Dr. Cornelis van Baerle te Dordrecht in veiligheid laat brengen door een vertrouwde bode. Hij voegt er een boodschap bij op een uit zijn Bijbel gescheurde bladzijde, waarbij hij ongelezen vernietiging van het dossier vraagt. Van Baerle is een ongehuwde, vermogende jongeman van 28 jaar die in zijn liefhebberij voor tulpen opgaat. Zijn buurman Isaac Boxtel is eveneens tulpenliefhebber, maar zeer jaloers op van Baerle’s uitgebreider en kostbaarder verzameling. Hij bespiedt hem dagelijks met een verrekijker zowel bij zijn tuinwerk als op de droogzolder. Beiden trachtten te voldoen aan een door het tulpengenootschap te Haarlem uitgeschreven prijsvraag van 100 000 gulden voor een zwarte tulp. (ook een uitvinding van de schrijver) Om zijn tulpen te vernielen pakt van Boxtel twee katten, aan elkaar gebonden aan de poten en slingert die in de tuin van zijn concurrent, de zwarte tulpen blijven evenwel gespaard. Met zijn verrekijker heeft hij echter in de gaten gekregen dat hij het dossier ontvangen heeft en op zijn aanwijzingen wordt van Baerle gevangen genomen. Maar hij had nog juist de tijd om de drie bollen, die hij hoopte dat ze zwarte bloemen zouden voortbrengen, in het blad van de bijbel van Cornelis de Wit te pakken. Naar Den Haag vervoerd wordt hij wegens hoogverraad ter dood veroordeeld wat door de prins in levenslange opsluiting gewijzigd wordt. Zijn straftijd moet hij op het slot Loevestein uitzitten. Als cipier wordt Gryphus aangesteld waar van Baerle met hem en zijn lieftallige dochter Rosa in aanraking komt en een liefdesidylle zich ontwikkelt. Voor zijn veroordeling vertrouwt hij haar de drie tulpenbollen toe. Boxtel echter wist heimelijk in zijn tuin te komen waar hij echter de zwarte tulp niet vindt. Hij komt onder de naam Jacob Gisel in Loevestein aan waar Rosa de tulpen onder aanwijzingen van van Baerle behandelt. Een van de bollen, die in een aarden pot in zijn verblijf staat wordt uit wantrouwen door Gryphus vernietigd, op de ander blijft Boxtel loeren. De liefde tussen hen lijkt verstoord te worden door van Baerle’s grotere liefde voor de tulp dan voor Rosa, na enige dagen komt dit weer goed. De tulp begint nu te bloeien en Rosa, die ondertussen schrijven en lezen van hem geleerd heeft, kondigt de verschijning van de zwarte tulp aan op een tulpencongres te Haarlem. Boxtel steelt echter de tulp tijdens haar afwezigheid en vertrekt daarmee naar Haarlem. Zodra ze de diefstal bemerkt gaat ook Rosa naar Haarlem. Geen mens weet ze te overtuigen dat Boxtel een dief is. Maar bij een soort van kruisverhoor, waarbij ook van Boxtel en de prins aanwezig is, haalt Rosa de derde bol tevoorschijn in het blad van de Bijbel waarop de boodschap van C. de Wit staat die van Baerle’s onschuld bewijst. Zonder een beslissing te nemen beëindigt de prins het verhoor. Op Loevestein was van Baerles’s behandeling zo slecht geworden dat hij zelfs een vechtpartij met de cipier kreeg. Vlak hierna wordt hij hieruit weggehaald waarnaar hij vreest, voor een rechtbank te komen, wegens zijn verzet. Hij werd echter naar Haarlem gebracht waar hij midden van het tulpenfeest aankomt. De zwarte tulp wordt in een optocht rondgedragen en de prijs zal binnen enkele ogenblikken door Boxtel uit de handen van de prins ontvangen worden. Als de prins vraagt om de eigenaar van de bol voor zich te brengen wordt Rosa gebracht. Haar wordt de 100 000 gulden prijs toegekend voor de tulp nigra Rosa Barleensis. De prins legt Rosa’s hand in die van Van Baerle. Boxtel wordt op hetzelfde ogenblik dodelijk door een beroerte getroffen. Van Baerle wordt uit gevangenschap ontslagen en zijn verbeurd verklaarde goederen worden hem terug gegeven.

De roman van Dumas heeft vooral in de eerste jaren van de filmindustrie als gegeven gediend voor de vervaardiging van gelijkmatige films.

Kunstgrepen.

De zwarte tulp was een uitdaging en de droom voor vele kwekers. Degene die als eerste een zwarte tulp zou winnen zou op slag beroemd en rijk zijn. De nodige kunstgrepen werden (echter zonder resultaat) toegepast. Ze werden met zwart water begoten in de hoop dat de tulp met zwarte bloemen zou bloeien. Dit baatte allemaal niet.

Het virus verzwakt de tulp zodat de groei maar matig is en dat hield hun waarde ook hoog. Maar het virus geeft wel scherp contrasterende kleuren, vaak rood met witte of gele ondergrond. Soms vormt dit een gevlamde tekening, soms symmetrisch. Vooral als je een zuiver witte of gele voet had gaf dit een mooi effect met de bontheid van de bloembladen. Men wist niet hoe dit ontstond. Wel zag men dat er in een veld er jaarlijks een paar een bonte afwijking hadden. Natuurlijk probeerde men dit na te bootsen en gebruikte allerlei materialen, gooide er verf over in de gewenste kleur te krijgen, zaden werden in brandewijn geweekt etc.

Voor een gevulde tulp moest men twee tulpen in de lengte doorsnijden en aan elkaar verbonden planten. Soms had dit resultaat. Twee bollen worden vrijwel doorgesneden en tegen elkaar aangelegd. Hiervoor met je 1 eenkleurige hebben en de andere een “fijne” dus een gevlekte. Het virus van de ene bol wordt zo op de ander overgebracht. Zo ontstaat een ‘fijne” bloem en is het resultaat bereikt als de grondkleur gevraagd is. Tegenwoordig beschouwen we die bol als ziek en worden ze vernietigd. Hoewel er ook soorten zijn die dit gevlamde als natuurlijk hebben. Men wist ook dat ze mettertijd konden veranderen van enkele kleuren tot fijne. Dit komt omdat de luizen het virus overbrengen en zo kan het volgende jaar een enkele tot een fijne bloem vervormd zijn.

Niet zelden had de manie om zeldzame kleuren te doen ontstaan krankzinnigheid tot gevolg als men in jaren het gewenste doel niet bereikte.

Uit I. Weinmanno.

Dichterlijk.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe;

‘De Bloemhof ligt nu naast, wiens bedden zijn als schulpen

Heel uitheems van begrip, daar menigte van tulpen

Als in slaghorden staan, en steken haren kop

Veelverwig naar de lucht en naar de sterren op

Mij lust niet al de rest der bloemen te verhalen

Daar Flora prachtig schijnt op ’t sierlijkst mee te pralen

Als Zephyr haar omhelst, als zijn gezochte bruid

En violetten blaast met zijn adem uit

Zo dikmaal hij haar kust in dalen en priëlen

Wanneer zij onderling elkander ’t harte ontstelen

Hier heeft zijn zetel-stoel gebouwd de blijde Mei

Van thijm, van roosmarijn, en bloemen veelderley

Wat mengsels gloeien hier? Daar d’hommelende bijen

Om zoeten honing haar wellust komen vrijen’.

Vondel, Op Gerardus Hulft;

‘De rijp, de nevel en de mist

Verstikt de tulp; een felle storm

Vernielt haar bloem, een bitse worm

Verbijt haar leven, eer men ’t gist

De parelmoerbloem, op haar steel

Volgt de eeuwigheid, in duurzaamheid

En blijft tot dat de wereld schreit’.

Vondel, Aen den edelen Heer Francois Junius;

‘Wie lust schept in een enig ding

Zijn leven is verandering

Zo leeft natuur, van schulp in schulp

En toont haar kunst, van tulp in tulp

De duivenhals, bij zonneschijn

Gelijkt turkoois, saffier, robijn

En goud en zilver, en van alle’

Vondel, De Leeuwendalers;

‘Ik hoor, gij hebt de bloem van ’t landschap uitgepikt

Ja, wel te recht de bloem, men praat me van geen tulpen

Noch van Augustus zelf’ (De tulp Semper Augustus wordt hier bedoeld)

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken

‘Hoe schoon schakeert natuur de tulpen, schatten waard

Gewogen tegen goud, verheven tot Augusten

De schoonste en duurste bloem, waarop ooit bijen rusten’.

Op de teekeningen van Catharina Questiers;

‘Ja een oud bloemist beroofd

Van zijn zinnen, van zijn ogen

Die van gene bedrog bewust

Waant de levende Augustus aan te zien en staat bedrogen’ (een levende tulp)

Vondel, Byschriften op de twalef maenden;

Bloeimaent.

‘De maagdelijke bloeimaand schijnt het hart der jeugd te blaken

Maar niet door blauw gewaad, of bloemen, schoon van glans

En tulpen, die zij hecht aan haar rijke krans

Maar door de bloem, waarmee ze verft haar mond en kaken

Ik zie asperges, en roos, ik hoor gondelzang en snaar

De tweeling kust zijn broer, de jeugd de bloem van ’t jaar.

Vondel, De bruyloft van Joan van de Pol en Duifken van Gerwen;

‘De lent en schildert hier geen spikkelige bloemen

Of tulpen schoon van nerf, waar Bloemaerds hart aan hangt’ ( een liefhebber van bloemen)

Bilderdijk schildert de bloem in zijn gedicht:

“ De tulp, ontbloot van zoete geuren

Maar die, met zichtbren eigenwaan

Op ‘t fraai schakeersel van zijn kleuren

Zichzelf oneindig voor laat staan

Gelijkt naar een dier modejonkeren

Die steeds in goud en zijde flonkeren

En, de Afgod van hun eigen hart

Steeds dartelend zwieren om de schoonen

Maar enkel om hun glans te toonen

Onvatbaar voor de liefdes-smart”.

Boisjolie verheerlijkte de tulp in een gedicht dat hij: “La metamorphose de la Tulipe” noemt, natuurlijk in oosterse zin waarin een meisje met een tulpenschoon gelaat en een rijkdom aan onuitputtelijke bekoorlijkheden tot heerseres van de harten wordt verheven. In de tijd van de tulpenmanie wisten vrouwen door de tulpen­bollen alles van hun mannen gedaan te krijgen en omgekeerd. De tulpen leken daardoor op de schrikgodinnen en zij versierden of verwoestten het leven van mensen en gezinnen. Hele landhuizen vielen aan haar ten offer.

Duitsland.

In Duitsland is ze het onderwerp geworden van wetenschappelijke betogen op economisch en juridisch gebied. Voorbeelden hiervan zijn Joh. Beckmann in zijn Geschichte der Erfindungen, 1780, Wirth in zijn geschichte der Handelscrisen in 1858, Stammler in zijn Deutsches rechtsleben im alten Reich 1928.

De Duitse dichters hebben haar niet geroemd want zij is bij hen altijd alleen een zinnebeeld van uiterlijke pronk met de ijdele opschiklustige vrouw vergeleken en om haar gering nut voor een “zielloze bloem” uitgemaakt. “Uw schoonheid kan, gelijk de tulp, het oog verblinden; Maar verder is er, evenals de tulp, niets meer in u te vinden”. Zo roept Afspring een trots meisje toe. Volgens Goethe spreekt de Tulipane: “Huldig nooit de blinde waan”. Toch komt de Duitse dichter Triller in de 18de eeuw tot een verering voor de tulp:

“Hier streckt der Garten Glantz und Zier

Der Tulpen heer, sein buntes Haupt herfur

welcher Schmuck, o welch ein prangen!

Denn aller farben Trefflichkeit

Ist auf die Tulpen ausgestreut,

So, dass nichts schoneres zu verlangen

Fast aller edelsteine Strahlen

Sind an den Tulpen zu erkennen: ....”

Door het Duitse volk wordt toch aan een glas bier de naam “tulp” gegeven. Onder die naam kwam het zelfs de politieke salons van vorst Bismarck binnen. In dit opzicht staat de tulp voor Berlijn steeds in volle bloei.

De sierlijk gevormde tulp is een ideaalmodel voor kunstuitingen, komt voor als sier in smeedwerk, bij de zilversmid staan tulpen als kandelaars, in glaswerk, op tegels, gordijnen, borduurwerk en bij hotels geeft de tulp de status aan.

Als bloemen verwonderd zijn is het wel de tulp die zich afgebeeld ziet op een satirisch kaartspel. Hier staat de tulp met een lord van Wimbledon, Generaal Lambert, als de Eight of Hearts in het kaartspel. Hij vervreemdde van Cromwell, vertrok uit het politieke leven en spendde zijn tijd in de tuin waar hij de mooiste tulpen en muurbloemen kweekte. Het was zijn passie voor het afgezonderde leven dat hij leidde zodat het resultaat was dat hij zijn portret kreeg met een tulp in zijn rechterhand, met de titel Lambert, Kt. of ye Golden Tulip, eronder.

Tulpenvelden.

In het begin van de 18de eeuw werd het geslacht door het vinden van verscheidene tulpen in N. Italië gestimuleerd. Waarschijnlijk waren dit verwilderde tuintulpen van verschillende kleur die tot de zogenaamde Neo-tulpen gerekend worden. Tussen de 17de en 19de was er weinig ontwikkeling in het sortiment tulpen. Als modebloem had ze afgedaan, de Vlaamse, de Hollandse en Engelse tulp hadden elk hun eigen schoonheidsideaal. Het zoeken was naar kort stelige tulpen die voor perkbeplanting geschikt zijn. Dan ontstaan de bollenvelden die zich aanvankelijk niet verder uitstrekten van Uitgeest in het noorden en Oegstgeest in het zuiden. De vroege tulpenvelden werden vooral door A.L. Koster, 1859-1937 in vele werken neergezet, waarin hij de zonnige voorjaarssfeer van de felle kleurvakken tegen de vochtige en ijle lucht in zo treffend wist te weergeven.

“Een felle duizel van kleuren” zo ziet Querido dit schouwspel in Menschenwee van 1903, “tulpenbrand, die het land te schroeien lei in laaienden kleuren.....Als een orgie van vlammen, kroop, sloeg, rilde, leefde, ijlde ‘t licht daar op de aarde. Heel stille groene hoeken....lagen plots verdrongen door vlammenbrand van tulpen, helshevig en schroeiblakerend, als levende kleurkreet; vermiljoen, daar aangeblazen tot hellevuur in de kelken, vlammen die in wond’ren brand zich zelf styleerden in levend spel van vonklijnen, uitlekten en rank weer opgroeiden tot flonkerende wijnschalen, op blauw waas van loof, grijs zacht bedauwd”.

Nieuwe soorten.

In de laatste tien jaren van de vorige eeuw kreeg de tulpenteelt nieuwe impulsen. Dit was in 1873, toen Rusland Azië had veroverd. Door de gerenommeerde firma’s werden plantenjagers erop uit gestuurd en vonden in de omgeving van Buchara en Taskent bollen van Tulipa eichleri (Eichler’s), Tulipa kaufmanniana, (Kaufmannian) Tulipa fosteriana (Foster ‘s) en andere.

Een van die jagers was E. von Regel die van 1873 tot aan zijn levenseinde, 1892, verzamelde. Hij was oprichter van het tijdschrift Gartenflora en vanaf 1855 directeur van de botanische tuin te St. Petersburg. Daar kreeg hij in 1872 een aantal bollen toegezonden die hij opplantte. Hij kreeg tulpen met opvallend rode bloemen. Verder bevonden zich op de bladeren bruinrode vlekken. Hij gaf deze tulp de naam Tulipa greigii, (Greig’s) en noemde het de “koningin der tulpen”.

Vijf jaar later kreeg hij bollen die opgestuurd waren door zijn zoon, die werden beschreven als T. kaufmanniana. De waterlelietulp is in 1877 door Regel beschreven en naar K. von Kaufmann genoemd, de gouverneur van Tashkent. Waterlelietulp omdat de wijd openstaande bloemen op een waterlelie lijken. Deze tulp groeit wild in Tien Shan. Volgens von Regel had deze tulp alles in zich om uit te groeien tot een stammoeder van een nieuw tulpenras. In Nederland werden er dan ook verschillende kruisingen tussen beide soorten uitgevoerd. Hieruit kwam de ‘Stresa’, een felle rode met gele rand en de befaamde ‘Red Riding Hood’, ofwel ‘Roodkapje’, en de iets minder bekende ‘Plaisir’.

Verder verzamelde J. Haberhauer voor van Tubergen. Hij stuurde Tulipa fosteriana in 1904 uit Bokhora naar van Tubergen. Die plant is genoemd naar Sir M. Foster, een hoogleraar te Cambridge die vooral bekend was om zijn kennis van het geslacht Iris. Dit is een zeer grootbloemige oranjerode vorm. De mooiste uit deze groep is wel ‘Madam Lefeber’. Tulipa fosteriana is een kruisingsouder van de Darwinhybriden.

P. L. Graeber zocht tussen 1879 en 1914 voor van Tubergen in Centraal Azië naar planten, verder de familie Hoog, Zandbergen en Krelage. Krelage is bekend geworden door de narcis en de tulp, bijvoorbeeld de Darwintulpen, de basis voor de latere triumphtulpen, Darwinhybriden en dubbele late zijn voor een groot deel door Krelage ontwikkeld.

Vooral de fa. van Tubergen heeft een groot aandeel gehad in kruisingen en nieuwe soorten, ook in andere bolgewassen.

Planten.

De tulp groeit in zijn oorspronkelijke steppenland waar een strenge winter gevolgd wordt door een kort voorjaar en waar een grote hoeveelheid water voor de optimale tijd aanwezig is. De bladeren zijn hieraan aangepast en zijn dan ook verhoudingsgewijze breed en stengelomvattend. Zo kunnen ze elke regendruppel naar de bol leiden.

In het begin van de zomer is van deze plant in de steppe niets meer te zien en de bol gebruikt deze tijd om de nieuwe bloem voor het volgende jaar aan te leggen. Met warmte blijft de bloemknop vrijwel onbeweeglijk in de bol liggen. Pas als het koud wordt gaat de bloemknop zich strekken. Dit weten de kwekers en zo gauw als de bloemknop zich gevormd heeft, dus de gehele bloem aanwezig is, gaat men ze koude (=winter) geven. Na een 16 weken 9 graden kan de tulp in het licht gehaald worden en begint ze te groeien en te bloeien. Hoe eerder de bloem aanwezig is, hoe eerder de tulp zal bloeien. Vandaar dat er wel tulpen in Frankrijk gekweekt worden zodat die hier in december zullen bloeien. Om ze later te krijgen worden ze wel ingevroren, zogenaamde ijstulpen. Die bloeien als ze gewenst zijn. Zo lagen op de kist van Diana, midden in de zomer, helderwitte tulpen.

De tulpen worden hier voor de winter geplant, ze zijn volkomen winterhard, maar gevoelig voor te veel vocht. Vanaf begin oktober tot eind november kunnen ze geplant worden. De plantdiepte is 8-9cm. boven de bol gemeten en 10-12cm uit elkaar zodat per vierkante meter een 70 bollen nodig zijn. De moderne tulpen zijn niet geschikt voor verwildering omdat ze door verschillende schimmels aangetast kunnen worden. Tulpenspecies zijn geschikt voor de voorkant van de border, rotstuinen e.d.

Oppotten.

De tulp is bij uitstek geschikt om in broei te worden getrokken. Een demonstratie hiervan zien we alle jaren op het eind van februari in de bloembollententoonstelling te Bovenkarspel.

De bollen worden omstreeks oktober in een pot gezet. De ronde kant van de bol wijst in de pot naar binnen omdat aan de wat rechte kant het eerste grote blad tevoorschijn komt dat zo mooi de pot rand bedekt. De neus van de tulp komt ongeveer gelijk met de rand van de pot. In een pot van 10cm kunnen 5 bollen staan, afhankelijk van de bolgrootte. De pot kan in de grond worden ingegraven waar een 10cm. aarde op komt. Ook kunnen de potten in een donkere en koele ruimte in huis geplaatst worden waar de temperatuur onder de 13 graden ligt. Hier moet wel controle zijn op voldoende vochtigheid. Als de spruit van de bol een lengte van 8cm heeft staan de bloemknoppen boven de bol, dit is met de vingers te controleren maar ook wel te zien. Nu worden de potten voor een week op een donkere plaats van de kamer gezet zodat ze wat groen en langer worden. De potten die in de grond staan kunnen ongeveer eind januari binnengehaald worden. Is de spruit hier nog tekort dan moeten ze eerst in het donker staan en worden verder zo behandeld als de vorige. Hierna kunnen ze op de vensterbank geplaatst worden bij 17 graden. Geschikt hiervoor zijn de enkele vroege-, dubbele vroege-, Mendel-, Triumph- en Darwintulpen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/