Elettaria
Over Elettaria
Kardemom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten,
Uit F. Vietz.
1 of 2 soorten komen in dit geslacht voor, hoewel er meer zijn beschreven.
Ze zijn inlands in Z. Azië, van India tot Sri Lanka, Maleisië en Indonesië waar het in tropische regenbossen groeit. De andere soort zou diegene zijn die in Sri Lanka voorkomt die dan Elettaria repens Sonner genoemd wordt. Ceylon kardemom.
Zingiberaceae, gemberfamilie.
=Elettaria cardamomum, Maton. (hart temperen) kardemom, is een kruidachtige en overblijvende plant met sterke wortelstokken waaruit telkens nieuwe planten komen.
Een kruid met bladerrijke scheuten die tot 6m hoog kan worden.
Ovale en toegespitste en half opgerichte, gesteelde bladeren zijn 60cm lang en 7cm breed, tegenoverstaand, staan op regelmatige afstand langs de hele stengels.
Kleine lichtgroene bloemen, met een violette lip in het midden.
Vervolgens komt de groene zaaddoos met de harde zaden die een sterke aromatische geur en smaak bezitten. De vrucht is rond of enigszins driehoekig, het fluweelachtige bekleedsel is er bij ons al afgewreven.
Groeit in altijdgroene wouden van Z. India, de kust van Calabar en Sri Lanka op hoogtes tot 1500 meter. Tot 1800 werd de specerij gezocht in de wouden. Men kapte de ondergroei en andere struiken zodat de plant de ruimte kreeg. Men verzamelde de kleine ovale vruchtjes, een soort peultje met drie vlakken, als ze bijna rijp waren waarna ze in de zon verder gedroogd werden. Nu groeien ze in plantages. Is in 1815 beschreven.
In 1920 ingevoerd in Guatemala, in de provincie Alta Verapaz en andere streken.
Var. major (groter) is een vorm van de vorige maar de vrucht is 4cm lang en 8-10mm dik en smaakt scherper.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Gracias zegt dat het groot Cardamomum in het Arabisch cacula quebir heet, maar veel verschilt van het Paradijskoren en ook van het Cardamomum van de Grieken want, zegt hij, dit groot Cardamomum is niet bitter en voor het hoofd niet lastig met zijn reuk en niet moeilijk om te breken en niet zo scherp van smaak als de kruidnagels. In Malabar heet het etremelli, in Sri Lanka encal en elders hil en elachi, eigenlijk hilbane of hilbara.’
Elettaria is de inlandse naam in India. De naam is gevormd uit het Hindoe elaic of elaichi, in Maleisië ‘ēlattari’ waarmee overeenkomt Tamil. ‘ēlaris'i’ of ēlavaris'i’, eigenlijk rijst van ‘ēlam’. Van het Maleis stamt de botanische term Elettaria. .
Dodonaeus (b) ‘Sommige noemen het Saccola Avicennae majus naar de Arabische namen chacule, cacule, cacolla en cacollaa of cacollaaծ Hij vermeldt verschillende soorten, mogelijk de vorm major, Ԥie sommige in het Arabisch heil, hil of hilbane noemen, in het Latijn Sacolla Avicennae minus, Garcias noemt het Cacolaa seguer en zegt dat het in Oost-Indië ook veel groeit met het groot dat er nergens in verschilt dan in grootte, maar dat het scherper en krachtiger is dan het grote.’
Kardemom, Duits Kardamonpflanze en Engelse green of true cardamom. De gehele vrucht is onder de naam cardamomum rondum in gebruik. In Turkije wordt het gebruikt om de zwarte Turkse koffie te laten geuren, kakakule in Turks.
Zie Amomum, dat is de zwarte en deze de groene omdat de groene zaadpeulen gebruikt worden.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (141, Dodonaeus, 562) ‘Dioscorides en Galenus geven ons niet te kennen welke gedaante dat het Cardamomum heeft, maar zeggen alleen welke het beste is, te weten hetgeen dat vol is, niet breekbaar, wel vast en dicht, scherp van smaak en wat bitterachtig en die het hoofd lastigvallen met zijn sterke reuk. Plinius zegt dat dit op het Amomum lijkt en viervormig is. Het beste is het allergroenste, vet, met scherpe hoeken en moeilijk om te breken. Het tweede is uit de roze witachtig. Het derde is korter en zwarter. Het vierde en slechtste is verschillend gekleurd, zeer breekbaar en met weinig reuk, daar het echte naar de reuk van Costus behoort te trekken.
Cardamomum van de ouders is heet en droog, maar niet zo heet als de kers (daar het de naam nu van voert) doch beter en aangenamer van reuk en is ook wat bitter. De ouders zeggen dat Cardamomum met water ingenomen goed is diegene die jicht in de heupen hebben, tegen hoest, lamheid, m.s. vertrekking en gekweldheid van binnen. Het is zeer goed diegene die dikwijls flauw van hart zijn en bezwijming of omdraaiingen in het hoofd hebben en ook die de vallende ziekte hebben, als ze dat drinken of ook het poeder met enig nat innemen en een drachme van dit poeder met wijn of ander nat ingenomen geneest de klopping en beving van het hart en is voor de vrouwen bijzonder goed en geneest alle inwendige kwalen die van koude komen. Het brengt eetlust, versterkt de maag, helpt de vertering van de spijzen en belet het braken en opwerpen van de maag.'
De helgeel gesteelde vrucht van 1cm lengte bevat de zo kruidachtig smakende zaden. Men kneust de peulen en gebruikt alleen de zaadjes die fijn gestampt worden. Vaak zie je kardemonpoeder verkocht worden, meestal zijn hier de peulen mee vermalen wat het aroma verzwakt. Ook verliest het poeder zijn geur. Het is een ingrediënt van curry.
Van Linschoten zegt; Cardamomum is de oude Grieken als Galenus, Dioscorides en anderen onbekend geweest en of wel Galenus in het 7de boek van de simplicia schrijf dat cardamomum niet zo heet is als Nasturtium of kers, maar aangenamer en lieflijker van reuk met enige bitterheid, zo komen nochtans al deze tekens met het cardamomum van Indien niet overeen. Dioscorides in zijn eerste boek in het 5de kapittel prijst zodanige cardamomum dat uit Commagene: gewest ten N.O. van Antiochië) Armenië en Bosphorus gebracht wordt, (hoewel hij ook zegt dat in Indien en Arabië ook zulks groeit.) zo egt hij daarbij dat men uitkiezen zal dat vol is en taai om te breken, scherp, van smaak bitter en het hoofd bezwaart met zijn reuk zo wordt nochtans het Indiaans cardamomum in de plaatsen gebracht daar Dioscorides schrijft het zijne vandaan te komen en is ook niet taai in het breken, noch bezwaart ook dat hoofd niet, noch bitter, noch zo scherp als kruidnagels.
Deze zaden waren in de oudheid als parfum en specerij zeer geschat. Ze zijn nog lang in gebruik geweest in Scandinavië en Rusland in koekbakkerijen en likeuren.
Kardemonkoffie, gahwah, is een symbool voor Arabische gastvrijheid. Het zou een verkoelende werking hebben op het lichaam. Verder kwam het voor in gebak en vleeswaren. Ook werden ze gebruikt om de dranklucht te verdrijven. Olie ervan werd gebruikt om de onaangename medicijnen een aangename geur te geven, zo ook in parfums en sigaretten.
Uit Matthiola.
Historie.
De specerij werd al genoemd in de Ayoervedische geneeskunde van India, de 4de eeuw v. Chr. In die tijd was het kruid ook bekend bij de Grieken. De mindere noemden ze amomon en de betere kardamomom. Het woord is ontleend van kardia: het hart, en damao: temperen, cardamomum, de naam voor het kruid die het hart sterkt. Kardemom heeft een zacht regulerende werking op de spijsvertering en de nieren. De Perzen gebruikten het veel zodat de Grieken hen spottend ‘cardemom-eters’ noemden. Het was een van de specerijen waarover in Alexandrië in 176 na Chr. belasting betaald moest worden. De Vikingen namen het mee van hun plundertochten langs de M. Zee zodat de Scandinavische keuken er sindsdien royaal mee is. Bij ons gaat het in koekkruiden en worst.
Planten.
Groeit ook in schaduw, goede kamerplant.
Vermeerderen door scheuren en zaad.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl