Phyllocladus

Over Phyllocladus

Selderijden, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit www.terrain.net.nz

Een geslacht van bomen of struiken waarvan de takken vaak in kransen staan.

5 soorten komen voor in Maleisi, Filippijnen en N. Zeeland.

Ze kunnen 10-30 m hoog worden. De bladeren zijn dun, uiterst klein, schaalachtig, lang, en maar een korte tijd groen en worden al snel bruin. De meeste fotosynthese vindt plaats via de phyllocladen, die ontwikkelen zich in de oksels van de schaalbladeren en zijn enkelvoudig of samengesteld (afhankelijk van de soort).

De zaadkegels zijn besachtig, gelijk aan die van vele andere Podocarpaceae-geslachten.

Phyllocladaceae of Podocarpaceae.

=Phyllocladus aspleniifolius (Labill.) Hook. (met blad als Asplenium) (Phyllocladus rhomboidalis, L.C. Rich.) (ruitvormig) is een middelbare boom van 20m (zelden 30m en vaak struikachtig op hogere plaatsen).kleine bruine schaalachtige blaadjes, minder dan 1mm komen spaarzaam, wat op bladeren lijkt zijn phyllocladin. Deze phyllocladin zijn diamantvorming en 2-5 cm lang, 1-2 cm breed en 0.5 mm dik, licht geelgroen boven en sterk blauwachtig aan de onderkant. De phyllocladin komen spiraalvormig aan groene stengels te staan.

De kegels hebben verschillende schalen met een enkel zaad.

Levert waardevol hout.

Uit N. Zeeland en Tasmani. Is beschreven in 1825.

Selderijden, Cellerieden, sellerieden, Engelse adventury bay pine of cedery pine.

Uit J. Hooker.

=Phyllocladus trichomanoides Don. (op Trichomanes gelijkend; dun haar)

Dit zijn opmerkelijke bomen. Zij bezitten geen echte bladeren en hun plaats wordt ingenomen door brede en wijder wordende takken die min of meer ingesneden zijn en op bladeren lijken.

Een middelbare boom van een 20m hoog en 1m diameter.

De voornaamste scheuten zijn de eerste 2-3 jaar groen en worden dan bruin als de bast dikker wordt.

Schaalachtige blaadjes van 2-3mm lang zijn er niet veel en blijven er een korte tijd aan, worden gauw bruin. De meeste fotosynthese komt van de phyllocladin die afwisselend met 10-125 aan een scheut staan.

Besachtige kegels met een enkel zaad.

Laagste takken worden afgeworpen en levert zo een rechte stam en knotvrij timmerhout die gezocht wordt vanwege zijn sterkte. Bast bevat veel tannin die de Maori gebruikten om er een rode verf van te krijgen.

Uit N. Zeeland. Is beschreven in 1840.

Naam, etymologie.

Phyllocladus waar het Griekse phyllon een blad betekent en klados: een tak, dit naar de takachtig bebladerde bladeren.

Celery pine of tanekaha bark tree.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl