Arctostaphylos

Over Arctostaphylos

Berendruif, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.

Uit Mary Vaux Walcott.

Een geslacht van mooie struiken die gekweekt worden om hun altijdgroene bladeren, ook om de bloemen en vruchten.

Meestal zijn het kruipende struiken en zelden kleine bomen van 6m.

Bladen staan afwisselend en spiraalvormig en zijn leerachtig, gesteeld of zittend.

Een gladde, oranje of rode schors en stijve, gedraaide takken.

Bloemen zijn klein en staan in eind of okselstandige trossen met 2-20 bij elkaar met 4-5lobbige klok of kruikvormige bloemkroon, kelk met 4-5 tanden, 8-10 meeldraden met aan de voet verdikte helmdraden, helmhokjes met aanhangsel, stijl is meestal even lang als de bloemkroon.

Vrucht is glad of ruw, rood, geel of bruin, vaak eetbaar.

Het zijn mooie altijdgroene struiken, maar gewoonlijk met minder opvallende bloemen en vruchten dan het nauw verwante geslacht Arbutus.

20-60 soorten komen voor in N. en Centraal Amerika en een in Europa en N. Azië.

Ericaceae, Ericaceae klasse.

Sectie Arctostaphylos.

=Arctostaphylos alpina, (L) Spreng (uit de Alpen) (Arctous alpinia).

De dunne en 3-6cm lange en 1cm brede bladeren zijn omgekeerd eivormig, getand, heldergroen en van onderen asgrauw en samengebald op het eind van de twijgjes. Kleuren vaak rood in de herfst en zijn niet wintergroen, maar dode bladen blijven jarenlang aan de stengels...

Een zodenvormen en niet groenblijvend heestertje met kruipende, lange takken met opgerichte uiteinden, 10-30cm hoog.

De talrijke kleine witte tot roze, klokvormige en knikkende bloemen komen voor of met de bladeren, ze zijn 0.5cm lang met omgebogen kroonslippen in mei/juni.

Blauwzwarte bessen.

Uit gebergten van N. Europa, N. Azië, Canada en Groenland.

Naam, etymologie.

Alpine berendruif, Alpine bearberry, mountain bearberry, black bearberry. Alpen-Brentraube.

Uit www.herbsfor.net

Arctostaphylos rubra (Rehd. & Wilson) Fernald (rood) (Arctous rubra Nakai) is een kruipende struik van 10-30cm hoog.

Bladverliezende bladeren die in de herfst vallen en blote stengels nalaten.

Rode bessen.

Komt voor in de bergen van Sichuan, Z. W. China, Siberië, Alaska, N. Canada.

Naam, etymologie.

Arctous, Grieks voor het Noorden. Meer waarschijnlijk van arctos: beer, staphule; tros druiven. Duitse Alpenbarentraube of Galopssstaude, Engelse Alpine bear-berry, black bear-berry, red bearberry, manzanitas. Groeit op de rotsen en hellingen. In Noorwegen zie je de plant veel in grote vlaktes en verhoogt het landschapsbeeld in de herfst door de mooie rode herfstkleur.

Uit www.siskiyous.edu

Arctostaphylos nevadensis Gray (uit Nevada) Lijkt in bladvorm en groeiwijze veel op de volgende, de top van de bladeren is min of meer afgerond maar eindigt in een scherpe punt. Bloeit iets rijker terwijl de vrucht afgeplat is met een bruin/rode kleur.

Uit Nevada en Californië, komt 20cm hoog, is beschreven in 1896.

Pinemat manzanita.

Uit O. Thome.

Arctostaphylos uva‑ursi, Spreng. (berendruif) Leerachtig, donkergroen en omgekeerd eivormige blad dat gaafrandig is met een duidelijke afgeronde en nooit gepunte top en altijd groen, 1.5-3.5cm lang bij een breedte van 0.5-1.5cm.

Een goed winterhard struikje met kruipende en bijna meter lange rood/bruine en tenslotte wortelende twijgen van 25 tot 100cm lang met opgerichte en dicht bebladerde scheuten Roze/witte bloemen komen in mei en juni, die op die van Erica lijken, in hangende trossen van 4-10 stuks, okselstandig aan vorig jaar gevormde twijgen, bloemsteel en kelk zijn wat roze, bloemkroon is tot 7mm lang, roze en aan de basis wat wit, helmhokjes met 2 aanhangsels, stijl en vruchtbeginsel zijn kaal en de eerste is even lang als de bloemkroon.

Ronde en helderrode vruchten met 5 stenen.

Berendruif is een altijdgroene plant die wel wat lijkt wel wat op de rode bosbes, laag met kruipende twijgen. Groeit overvloedig in de bergdistricten van Europa en N. Amerika. In Engeland en in Wales groeit het en komt overvloedig voor in de Highlands van Schotland. De plant is over grote gebieden van het N. Halfrond verspreid. De berendruif komt in de Alpen tot 2800m hoogte en tot dicht bij de poolcirkel. Bij ons zeldzaam en wordt op de droge gronden van Terschelling wel gekweekt. De plant kan meer dan 100 jaar oud worden.

‘Leucocarpa’, heeft witte vruchten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Uva Ursi is van Galenus Arctostaphylos genoemd en van Clusius beschreven en verschilt veel van de Pyracantha die alle Uva Ursi van sommige genoemd worden’.Arctostaphylos is gevormd uit arktu-staphyle, het Griekse staphyle betekent van een druif, en arktos: van een beer. Dit woord werd als eerste door Galenus gebruikt, mogelijk dat die de Kaukasische bes, Vaccinium arctostaphylos bedoelde. Met de Latijnse vertaling van deze Griekse naam duidde Clusius een soort druif aan die gegeten werd door beren. Spaans granates de lյrs, Duitse Brentraube, Engels bear-berry, bear bilberry, bearճ grape, Frans raisin dկurs of busserole, het is onze berendruif. Zie Vaccinium vitis-idaea.

(b) Uit de enigszins melige vrucht zou men in het Noorden een brood bakken, Duitse Mehlbeere en het Italiaanse fariner, vervolgens het Franse farnoulee, Zweedse mjolon en in het Russisch toloknjanka.

(c) Vanwege de altijd groene bladeren noemt men ze in Schlesie Totenmyrte.

(e) Ook wilder Buchs (Buxus) naar de beschrijving van Bock, Engels mountain box.

(f) In Karnten heeft ze vrijwel dezelfde naam als de Preiselbeere en noemt men het Granten, ook Mehlgranten en Stangranten naar de steenachtige standplaats en zo ook Steenbeere, met de Preiselbeer heeft ze ook de naam Rausch in Tirol.

Engels heeft ook brawlins, burren myrtle en upland cranberry.

(Dodonaeus)Clusius heeft er noch meer soorten van beschreven.

1. De eerste noemt hij Vitis Idaea prima en Simlerus schijnt ze Gatlobs studen te noemen, (Arctostaphylos alpina) Ze groeit in Oostenrijk en heeft buigzame takjes die ter aarde verspreid zijn en zichzelf nauwelijks boven het mos verheffen en begroeid met bladeren als die van het eerste Ledum alpinum, doch wat langer, smaller, teerder en niet zo dik, zeer geaderd of met zenuwen, boven groen en onder bleker, rondom wat geschaard en met zachte haartjes ruig die aan lange steeltjes hangen en zeer tezamen trekkend van smaak zijn, de bloemen heeft hij niet kunnen zien, maar de bessen zijn rond en soms zo groot als een kriek die met lange dunne steeltjes neerwaarts afhangen en eerst groen, daarna rood en tenslotte zwart, vol sap en niet onaangenaam van smaak en platte witte zaden bevatten, gewoonlijk vijf in het getal. De wortel is wit en gevezeld waarnaast noch andere vezeltjes aan de takjes komen.’

Historie/Gebruik.

De plant zou afkomstig zijn uit Amerika en komt daarvoor langs de oevers van de Mississippi. De Chinook en andere Indianen gebruikten de bladeren in religieuze ceremonies om ermee te roken in gewijde pijpen als een soort wierook. Gemengd met tabak werd het Kinnikinnick genoemd, van de Alqonquin taal voor mengsel. Ze beschouwden het als gevuld met grote medicinale kracht. Gedroogde bladeren werden wel gebruikt tegen blaasziektes. Ze maakten er een verfstof van en gebruikten het voor het looien van leer. De bessen werden door hen gegeten en noemden die sacacommis. Het werd voor het eerst beschreven in de The Physicians of Myddfai, een 13deeeuws kruidboek uit Wales. Het is ook beschreven door Clusius in 1601 en aanbevolen door Gerard en anderen. In Strathnairn, Schotland ,is er een heuvel die bekend is in Engels als Brin Mains en in Schors Keltisch als ‘noc nan Cnimhseag’, wat de ’the hill of the Bearberries’, betekent. Marco Polo vermeldde in de 13de eeuw dat de Chinezen het gebruikten bij urine en leverproblemen.

Bladeren met de Indiaanse naam jackashapuk of jakuspapuk kwamen op het eind van de 18de eeuw in de handel. Meldingen als: ҄e bladeren van een N. Amerikaanse struik geven, met rooktabak vermengd een aangename geur en zetten de speekselklieren aan kwamen voor. Totdat men ontdekte dat het dezelfde plant was als de Europese. In Schleswijk bestaat de naam Jackaspapuk of Jakaslapuk, Engels kinnikinnick en creashak.

Deze plant was bij de ouden niet bekend. Het is een arctische plant van de bergstreken als Alpen. Mogelijk waren de bladeren in N. Europa al lang in gebruik. In een uit Wales stammend artsenijboek van de 13de eeuw wordt ze genoemd. Bij de vader van de Duitse plantkunde, Bock, was ze bekend. Vanwege de gelijkenis met de buksboom vergelijk hij het ermee maar twijfelt of ze wel verwant is of met de Heidelbeeren. Hij geeft geen gebruik aan. Een IJslands toverboek uit de 17de eeuw bericht dat die de bes in grauw papier bij zich draagt voor alle spokerij bewaard is. In andere landen kwam het gebruik pas in de 18de eeuw.

De iets bittere bladeren, Folia uvae ursi, werken tegen blaasziektes. In de Kaukasus en Armenië leveren de bladeren geroosterd en gerold, Kaukasische of batumthee. Medisch werd dit gebruikt tegen nierziektes.

De bessen kunnen als rozijnen in zoet gebak bijgevoegd worden.

Planten.

Deze 2 eerste kruipers worden wel gebruikt als bodembedekker en zijn geschikt voor droge en vochtige, kalkarme gronden. Ook in halfschaduw. Heideachtige die liefst groeien op wat zure gronden.

Bij het planten groeien ze het eerste jaar maar weinig, pas in het tweede jaar komt er flinke groei

Vermeerderen door delen en zaaien.

Gewoonlijk en het gemakkelijkste is via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en leg je ze horizontaal in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.

Uitzaaien van Arctostaphylos uva-ursi gelijk na het rijpen, september, en vruchtvlees verwijderen, de zaden wassen en met zand vermengen en onder glas uitzaaien, 10 graden. Uitlopen gaat vlot.

Neem stek van eenjarig hout in januari, (of in augustus/oktober) behandel het als zomerstek, het is tenslotte een groenblijvende plant. Denk om zieke bladeren, verwijder die goed. De bladeren moeten groeien, het is nu voor hen een ongunstige tijd. Neem een stekje van 5cm lengte, verwijder de onderste bladeren, verwonden met je duimnagel op de ogen. Planten in stekgrond, heel licht aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje. Zet het op een koele, 12 graden, lichte plaats. Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Deze plant behoort tot de heideachtige, houdt dus van zure grond.

Na bewortelen oppotten en later in de grond planten, de plant maakt maar weinig wortels. Houden meer van halfschaduw dan volle zon.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl