Peganum
Over Peganum
Syrische ruit, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Sibthrop.
Rutaceae, nu Nitrariaceae. Het geslacht bestaat uit 5 soorten die in warme en subtropische gebieden van de hele wereld voorkomen.
Peganum harmala L. - Harmal of Syrian rue (M. Zeegebied tot India)
Peganum mexicanum Gray (uit Mexico)
Peganum nigellastrum Bunge (Nigella-achtig) (uit China)
Peganum rothschildianum F. Buxbaum (Lord Walter Rothschild in het Tring Park te Engeland in 1903) (uit Tunesi)
Peganum texanum M.E.Jones (uit Texas) zuidelijk N. Amerika)
Peganum harmala, L. (Harmel is de Arabische naam voor de plant)
Aromatisch geurende plant.
Bladeren zijn sterk ingesneden met lijnvormige, spitse slippen.
Opgerichte stengels zijn vertakt en bebladerd.
Alleenstaande bloemen staan in de bladoksels vallen niet op en zijn groenachtig/wit in juni/augustus.
Dit is een ruige heester die een meter hoog kan worden.
De bolvormige en diep ingesneden vrucht bevat veel platte en hoekige zaden die een bittere smaak bezitten met een bedwelmende geur.
Uit het M. Zeegebied, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1570.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Dit gewas wordt van sommige Harmala genoemd, in het Arabisch Harmel en in het Syrische Besasa, in het Latijn is het ook soms Ruta silvestris en in het Grieks Peganon agrion genoemd, dat is wilde ruit. In Galati en Cappadocië plag men het Moly te noemen. Het is in de apotheken geheel onbekend.’
Het is van dezelfde familie als de ruit en bekend als harmelruit en Syrische ruit die in de steppen of droge woestijngebieden groeit. Zie Ruta. Engelse Arabian rue en Syrian rue, Duits Steppenraute, Harmalkraut, Harmelraute, Syrische Steppenraute, Wilde Raute. In Perzië esfnd –dāneh.
Gebruik.
Harmala bezat dezelfde krachten als de ruitplant, vooral de zwartachtige zaadjes rieken sterk en onaangenaam.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Gemerkt dat de Harmala van zo’n aard is dat ze verteren en verdrogen kan zo mag men het zeer goed gebruiken om alle taaie dikke vochtigheden dun en fijn te maken en te laten rijzen en die vaneen te scheiden en om dezelfde oorzaak is ze ook goed om de plas te verwekken en diergelijke zaken uit te richten. Bellonius schrijft in het 2de boek van zijn aanmerkingen in het 21ste kapittel dat de Harmala een soort van Moly is die op de ruit lijkt en in Egypte atmala genoemd wordt die in zandige landstreken van Egypte omtrent Alexandrië veel groeit en van de Turken en Arabieren veel geacht wordt om de krachten waarvan ze geloven dat ze die heeft.
Dioscorides en Paulus Egineta zeggen dat de Harmala van onder afjaagt en purgeert, niet alleen nochtans maar wel als daarbij gevoegd zijn vijftien korrels witte Helleborus. Het verwekt ook de maandstonden van de vrouwen.
Zaad van harmel met honing, wijn, saffraan, sap van venkel en gal van een hoen tezamen gewreven verscherpt het gezicht en verheldert de duistere ogen, zo Dioscorides verhaalt.
Egyptische Harmala, getuigt Bellonius, wordt bij de Arabieren, Egyptenaren en Turken zeer gebruikt en ze plegen hun met de rook van dit kruid elke dag Գ morgens te beroken, andere kauwen of eten dat want ze denken dat ze daarmee de boze geesten afkeren en verdrijven kunnen wat van de lering van Aristoteles gekomen mag wezen die schrijft dat de gewone ruit alle toverijen haar kracht kan benemen. Daarom is dit kruid in die landen zo zeer bekend en geacht geweest dat er niet zo’n slechte winkel of kraam is die dat niet hebben, als een zeer kostelijke en nuttige droge. De ouders hebben uit de Griekse oorsprong το μϖλυεου τας υοσους, wat betekent de ziektes verzachten, verjagen of verdrijven waarvan de poten schrijven dat de plant de naam μϖλυ is gegeven door vervulling en gebruik der hemelse Goden en zeggen; De Goden heten Moly het kruid met de zwarte wortel. Maar deze naam hebben zij niet gegeven een plant alleen maar later veel planten die enige excellente kracht en gedaante hebben nochtans elkaar niet zeer ongelijk gelijk de wilde ruit, Harmala geheten, die een zwarte wortel en witte bloem heeft zoals Dioscorides zegt. Nochtans is het zeker dat het de eigen naam is van een uienachtige plant en de knoflook meest gelijk als blijkt bij de Molyza die als Galenus verklaart naar de opinie van Dioscorides en ander Grieken het hoofd is van de look soorten en over oude tijden zeer vermaard tegen alle venijn en ook tegen toverijen zo wel als het Moly van wie dat bij avonturen de naam ontleend is. Want Dioscorides zegt dat boven in de top heeft het de gedaante van look, behalve noch de andere gelijkenissen die het heeft.’
De zaden bevatten hallucinogene middelen, beta‑carboline alkaloden‑harmine, harmaline, tetrahydroharmine en daaraan verwante stoffen. De zaden worden gebruikt als een specerij en als wormverdrijvend- en rookmiddel. De waardering van deze plant in de primitieve geneeskunde wijst op een mogelijk vroegere toepassing als semi‑heilig hallucinogeen in godsdienst en magie. Er is geopperd dat dit de bron was voor de Soma of Huoma van de oude Perzen of Indiërs. Nu is het een onderdeel van de Changa, een rookmengsel, in de Ayahuasca.
De zaden leveren ook een rode verfstof.
Planten.
Een plant voor rotstuinen.
Groeit gemakkelijk in lichte grondsoort en op droge en zonnige plaatsen, in de winter wat bedekken.
Vermeerderen door zaaien, scheuren en stekken.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl