Robinia
Over Robinia
Valse Acacia, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit Redoute.
Een geslacht van mooie houtachtige planten die gekweekt worden om hun sierlijke witte, roze of purperen bloemen. Ook valt de ruwe en gespleten schors op.
Ongeveer 2-10 soorten komen voor in N. en Centraal Amerika.
Het zijn bomen of struiken met helder groen en sierlijk gedeeld blad, 4-25m.
Bladverliezend, het blad staat afwisselend en is oneven geveerd.
Takken zonder eindknop, vaak met doornen.
Bijna onzichtbare en iets ingezonken knoppen.
Bloemen staan in okselstandige en hangende trossen, wit, purper en roze vlinderbloemen, kelk is klokvormig en kort getand, de vlag groot met omgebogen rand, kiel is kort gesnaveld, vruchtbeginsel kort gesteeld.
Ze worden gevolgd door aantrekkelijke en leerachtige peulen die bij sommige soorten bedekt zijn met purperen haren en zeer laat tweekleppig open springen.
Fabaceae, vlinderbloemige.
1. Robinia pseudoacacia, L. (valse Acacia)
Bladeren zijn 12-30cm lang met 10-20deelblaadjes van 2-4cm lang, ovaal en tegenoverstaand met afgeronde en genaalde top De deelblaadjes zakken ‘s nachts vermoeid naar beneden en midden op de dag, bij heet en droog weer of in de zon, gaan zij daarentegen stijf rechtop staan. In zuidelijke landen blijven ze vrijwel de gehele dag in die houding. De bladeren blijven tot in de herfst groen. Ze komen vrij laat aan de boom en vallen vroeg af.
De knoppen zijn moeilijk te vinden, wel te voelen, ze staan spiraalsgewijze gerangschikt tussen telkens twee dorens. Die dorens zitten aan de voet van de bladstelen die de knop en het jonge blad beschermen. Bereikt de plant een zekere hoogte dan vormen zich geen stekels meer. Zo vind je in de winter geen knoppen aan deze boom, die zijn diep verborgen onder het bladlitteken dat in voorjaar openspringt.
Jonge twijgen zijn olijf/groen tot rood/bruin met tot doornen vergroeide steunblaadjes.
Bloemen komen op latere leeftijd. De bloei valt hoog in de bomen midden in de zomer, juli. De hangende 20cm lange witte trossen, als een gouden regen, geuren sterk. Een boom in bloei geurt de hele omgeving. De bloem is goed voor bijen, acaciahoning is wel bekend, een vlag die aan de basis iets geel gevlekt is.
Ze worden in de herfst gevolgd door de 10cm lange leerachtige peulen met hard schalige zaden die er de hele winter aan blijven en pas in het voorjaar open springen.
Jonge planten groeien eerst snel maar op oudere leeftijd is de groei matig en vormt een vrijstaande boom met een korte en stevige stam die zich spoedig in enkele schuin omhoog groeiende hoofdtakken splitst met meer horizontale groeiende bochtige zijtakken en zo een warrige en open scherm vormt zodat er planten onder kunnen groeien.
De schors is dan ruw en in de lengte diep gespleten met uitstekende lijsten, een opvallend kenmerk.
Is afkomstig uit Amerika van Pennsylvania tot N. Georgia. De boom hoort thuis in het Appalachen gebergte, langs Ohio en Tennessee, noordwaarts tot in Pennsylvania en westwaarts tot Kentucky. Waarschijnlijk gebruikten de indianen het hout voor hun bogen en verspreidden ze deze boom buiten zijn Appalachia region. Als geplante boom werd het gewas gevonden bij hun huizen aan de Virginische kust. Ze maakten ook een blauwe verf van de bladen.
Lyrisch.
Robinia is een ruige bastboom met twistende takken die elegant geveerd zijn en gewapend met dorens. De boom heeft exotische bladeren, toch is ze luchtig van vorm met zoet geurende bloemen maar brosse takken die eruit waaien of zelfs breken als er weinig wind staat. Dit vooral als die beladen is met blad. Zijn waardigheid wordt zo vaak doorbroken door ruïnes van takstompen. Het is ook moeilijk om de boom recht te laten groeien. De stam neigt tot krom groeien, van de wind af en staat vaak scheef. De stam vertakt zich gemakkelijk en vertoont allerhande krommingen en gaffelt gemakkelijk. In de winter is die vorm karakteristiek voor de boom door de zigzaggende takken.
Als houtproducent was het in Europa geen succes. De Robinia is meer een sier- en straatboom.
Opmerkelijk is dat het herkauwend vee graag het blad en bast lust, maar dat het blad door geen enkel insect bezocht wordt.
De boom houdt van gezelligheid en verzamelt tal van nazaten om zich heen. Vooral als de boom gesnoeid wordt kunnen de scheuten in een jaar tijd enorme afmetingen bereiken. Met zijn uitstoelend vermogen en zijn goede wortelgestel is het een ideale boom voor berghellingen om zo grondverschuivingen tegen te gaan en stuifzand vast te leggen.
Robinia leeft, als goede vlinderbloemige, in symbiose met stikstofbindende bacteriën. Dit is ook te zien is aan de weelderige ondergroei.
De boom vestigt zich gemakkelijk op verlaten cultuurlanden. Toch is het gewas niet geschikt voor boscultuur. Het is een typische pionier houtsoort, die onder andere in Roemenië en Hongarije op grote schaal wordt gebruikt voor de bebossing van de poesta’s.
Kan ook zeer goed worden geëxploiteerd als hakhout, bij voorkeur met een omloop van ca. 30 jaar (vooral voor paalhout) Door selectie, vooral op rechtheid van de stam, kan bij deze soort nog veel worden bereikt (shipmast locust en andere selecties in Amerika). Kan ook tegen verharding en hitte van gebouwen.
Groeit niet op gronden met een vaste en ondoordringbare laag, zure grond of hoge waterstand.
Vormen.
‘Appalachia’ is een goed groeiende boom met een kaarsrechte doorgaande stam en vormt later een piramidale groeiwijze. Een boom die geschikt is voor arme gronden. Deze vorm wordt tot 20m hoog met kleine dorens. Deze boom heeft weinig last van takbreuk. Is in 1941 geselecteerd in een bestand met rechte bomen bij de stad Appalachia.
‘Bessonia’ is een straatboom met rechte stam en een dichte, ovale kroon met afgeknotte kroon. Gelukkig zijn hier de dorens of klein of afwezig. Een wat windgevoelige boom van 15m. Gewonnen in 1859 te Duitsland.
‘Frisia’ heeft fris geel blad waartegen de rode doorns mooi afsteken. Vooral in het voorjaar zijn de dorens opvallend rood. ‘Frisia’ komt natuurlijk uit Nederland en werd omstreeks 1935 gewonnen. De gele bladen blijven ook in het seizoen geel en in de herfst kleurt het oranjegeel. Een wat zwakker groeiende struik of boom van maximaal 12m. die zelden bloeit.
‘Umbraculifera’ (paraplu) is de bol of kogelacacia, Kugel-Akazie. Om die kogelvorm te houden moet het jaarlijks gesnoeid worden anders wordt het breed schermvormig. Sommige hoveniers adviseren om de 3-4 jaar. Snoei ze vlak bij de top en laat geen stekelvarken achter, anders wordt de stekel bij een volgende snoeibeurt steeds groter. Deze bol bloeit nooit. Dit is een ongewapende vorm die gedrongen en schilderachtig groeit. De bolacacia wordt op hoogstam geënt van 200-285 cm. De paraplueivorm is gewonnen in 1813 te Oostenrijk.
‘Tortuosa’ heeft een schilderachtig silhouet door de onvoorstelbare grillige kronkeltakken en twijgen. Dit is een pittoresk boompje of struikje met een schilderachtige kroon door de sterk spiraalvormige omhoog gedraaide takken. Een zeer karakteristiek plant die we als solitair tekort zien. De plant kan 12m halen en is geschikt voor bloemsierwerk. De gedraaide is gevonden in Frankrijk in 1813.
‘Semperflorens’ is een krachtig groeiende en hoge parkboom, wat los van vorm. Semperflorens betekent altijd bloeiend, dat is wel wat lang, maar deze boom bloeit van juni tot in september, hoewel het na juni toch wel heel wat minder is. Een boom van 20m, die in 1874 in Frankrijk gewonnen werd.
‘Unifolia’ kwam omstreeks 1855 in Frankrijk. Uni, =1 en folia blad, deze eenbladige heeft hangende bladen met 1 groot topblad dat wel tot 15cm groot kan worden. Soms zijn er ook wel 3 of 5 kleine zijblaadjes aanwezig. Het blad valt zeer laat af. De talrijke witte bloemen staan aan ongedoornde takken. Typisch is de onregelmatig vertakte, kegelvormige vorm. Een boom van 20m. voor lanen straten.
Naam, etymologie.
Robinia was een van de eerste boomsoorten die uit Amerika werden ingevoerd. Dit zou in 1601 zijn. In dat jaar ontving Jean Robin, hovenier van de Franse koning Hendrik IV zaden, mogelijk van Franse missionarissen, 1550-1629. Hij was als tuinman verbonden aan het hof van Hendrik III, Hendrik IV en Lodewijk XIII, organisator van de botanische tuin van de medische faculteit van Parijs. Andere bronnen vermelden de eerste aanplant door zijn zoon Vespasian Robin die in 1635 een boom plantte in het Jardin des Plantes. Die boom is nu nog te zien. Door Linnaeus werd de boom naar hem genoemd.
Ook in ons land staan er van de oude Robinia’ s en een zeer oude staat op binnenplaats van kasteel Doorwerth, Gemeente Renkum. Die zou geplant zijn op 23 januari 1579 ter gelegenheid van de totstandkoming van de Unie van Utrecht, dus voor de aankomst in Frankrijk. Andere bronnen gaan ervan uit dat de boom bij de Vrede van Nijmegen in 1678 is geplant. In Duitsland arriveerde de eerste in 1720 te Briss bij Berlijn. In 1638 zou de eerste in ons land verschenen zijn.
Robinia, witte acacia of pseudo-acacia, Duitse Scheinakazie, Falsche- of Unechte Acacie, Robinie en Akazie, Engelse false acacia, Franse faux-acacia of Robinier, Italiaans falsa acacia, robinia, acacia a parasole. De tweede naam verwijst op de verwarring met de echte acacia’s uit Afrika of Arabië. De naam acacia is in onze streken merkwaardig genoeg verbonden met de Robinia. De echte acacia’s uit Australië, die hier verkocht worden in de bloemenstalletjes, heten in de wandelgang dan weer mimosa.
Duits Wunder- of Heuschreckenbaumes, Silberregen, Engels fragrant white flowered locust tree, black locust, zie Ceratonia.
Gebruik.
Door de Indianen werd er uit de peulwand een bedwelmende siroop gewonnen, de zaden zijn wel giftig.
De wijd heen lopende wortel smaakt en ruikt als zoethout, is echter giftig. De bast is giftig, net als de gouden regen, en veroorzaakt vooral bij het vee kauwziektes. Kinderen zouden vergiftigd zijn doordat ze op het blad kauwden. Als theeafgietsel om het bloed te reinigen, werd het wel gebruikt bij kinderen met huidziektes.
Het hout is rood geaderd, hard en zwaar, taai en buigzaam. Op het snijvlak geeft het een zilverglans, krimpt of zwelt nauwelijks. Is zeer duurzaam en als palen gaan ze 50 jaar mee. Zo wordt het hout gebruikt in wijngebieden. Ook geeft het goed brandhout.
Het hout is zeer waardevol en werd in Amerika in het pioniersstadium gebruikt om er de eerste huizen van te bouwen, vooral in de omgeving van Boston. Het geeft een beter werkhout dan de Amerikaanse eik en groeit ook sneller.
3. Uit Addisonia.
Robinia kelseyi, Hutchins. (Harlan Page Kelsey, 1872-1905, Amerikaanse landschapsarchitect en kweker) In het voorjaar zijn de bladeren bij het uitlopen bruin/rood gekleurd, tot ruim 20cm lang met 8-12 lang gesteelde en meestal tegen overstaande lang eivormige blaadjes van 2-3.5cm lang die donkergroen zijn en van onder lichter met spitse top die onduidelijk genaald is.
Jonge twijgen zijn aan de top klierachtig behaard en later kaal.
Bloeit al op jonge leeftijd met mooie karmijn/roze bloemen in 5-8bloemige trossen, bloemen tot 2cm lang en komen midden juni, kelk is diep getand en klierachtig behaard, vlag breed eivormig met iets uitgerande top.
Peul is tot 5cm lang en helemaal borstelig behaard.
Enten op R. pseudoacacia en laag bij de grond.
Moet wel wat beschutting hebben.
Is een struik uit O. Amerika, Carolina van 3m hoog die pas in 1901 ingevoerd werd en door Hutchinson in 1908 beschreven is naar een bloeiende struik te Kew.
5. Uit A. J. C. Krausse.
Robinia hispida, L. (borstelharig) 7-13 geveerde blaadjes die bruinachtig uitlopen zijn 1.5-3.5cm lang en kort gesteeld en 1-3cm breed, breed eivormig en genaald.
Takken zijn bros, geef het dan ook een beschutte standplaats. De struik is ongewapend, heeft wel broze twijgen die dicht bezet zijn met bruine borstelharen.
De 3cm. lange roze/rode bloemen verschijnen in juni/juli in klierachtig behaarde trossen, kelk is behaard met lang toegespitste tanden, vlag breed eivormig en breder dan lang met iets uitgerande top.
Peul is tot 10cm lang en bruin borstelig behaard.
Een sierstruik die opgroeit tot 2m. Wordt nog wel eens als half- en hoogstam gekweekt.
Deze plant is afkomstig uit Amerika waar die droge gronden vast houdt, dit vanwege de ondergrondse uitlopers wat vooral op zandgronden geregeld voorkomt. Vermeerderen door de uitlopers.
Is beschreven in 1743. Toch vermeldt Munting die al als Laburnum spinosum Americanum flore rubro.
’Macrophylla’ groeit sterker en kan zo tot 3.5m komen. Bladeren en bloemen zijn groter.
Naam.
Rode regen, Duitse Rosen-Akazie, Borstige Robinie, Franse robinier rose, Engelse bristly locust, rose Acacia en hispid Robinia, dit naar de hangende bollen roze-rode trossen. Symbool van elegantie.
7. uit www.plantdatabase.co.uk
Robinia luxurians, Schn. (weelderig groeiend) komt tot 10-12m.
Bloemen komen in juni en zijn licht roze in veelbloemige en klierachtig behaarde trossen, tot 2cm lang met een stomp getande kelk die behaard is, vlag is aan de basis geoord.
Jonge twijgen zijn aan de top wat kleverig of klierachtig behaard en later kaal.
Bladeren met 14-20 paar zijblaadjes van 3.5cm lang eivormig/elliptisch met een stompe en genaalde top.
Peul is tot 10cm lang en dicht klierachtig behaard.
De westerse Robinia is in de winter moeilijk van de gewone Robinia te onderscheiden, alleen zijn de tot doornen vergroeide steunblaadjes iets kleiner. In de zomer is het verschil groter omdat de jonge twijgen aan de top klierachtig behaard zijn en de bladeren in jonge toestand soms zacht behaard.
’Holdtii’ x wijkt van deze af door de sterker gedoornde en meer overhangende twijgen, zeer licht gekleurde bloemen en lichter gekleurde bladeren.
10. uit www.studiobotanika.com
Robinia viscosa, Vent. (kleverig) De kleefacacia heeft vooral kleverige bladstelen, bloemtrossen en jonge twijgen.
Bladeren met 12-24 kort gesteelde en ovale blaadjes van 1.5-3.5cm lang die donkergroen zijn met iets lichtere onderkant met een stompe en genaalde top.
Zacht roze trossen verschijnen tegen juni, soms ook nog in augustus, tot 2cm lang in veelbloemige en wat hangende trossen, kelk is donkerbruin en klierachtig behaard, vlag breed/ovaal en aan de top iets uitgerand in juli.
Peul is 5-8cm lang en spaarzaam klierachtig behaard.
Een middelgrote boom van 7-15m met sterk afstaande takken en twijgen die bij ouder worden meer opgaan een brede en ronde kroon vormen.
Is beschreven in 1797.
Naam.
De kleef- of kleverige acacia, de Engelse viscous robinia of clammy locust/acacia, Franse robinia visqueux, Duitse Klebrige Robinie.
Planten.
Ze zijn wat windgevoelig, takken kunnen eruit waaien. Daarom kunnen ze het beste op wat mindere gronden groeien, daar worden ze niet zo weelderig.
Niet snoeien in het voorjaar in verband met bloeden.
De soort wordt van zaad vermeerderd en de var worden hierop geënt. Zaaien in mei, zaad 2 dagen laten voorweken en bedekken. Stekken in mei/juni met 1% ibz.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl