Cytisus

Over Cytisus

Brem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Een geslacht van houtachtige planten die gewoonlijk gekweekt worden om hun gele en soms witte of purperen bloemen, 30-300cm.

Het zijn meestal lage struiken, zelden kleine bomen.

Bladen zijn drievoudig, soms 1, tamelijk klein en staan afwisselend. Bladverliezend of bladhoudend, soms zijn er maar een paar bladeren die klein zijn en zijn de twijgen vrijwel bladloos. Het bladgroen zit in de groene roedeachtige twijgen.

Bloemen zijn vlinderachtig en oksel- of eindstandig, geel wit of purper. Kelk is beker- of klokvormig, 5tandig en meestal 2lippig, de vlag is aan de top meestal afgerond, vleugel is lang eivormig en de kiel stomp, meeldraden zijn vergroeid en soms ongelijk in lengte, vruchtbeginsel is meestal zittend en zelden gesteeld, de stijl is vaak opgekruld, peulvrucht is behaard of kaal en meerzadig.

50 soorten komen voor in zuid en centraal Europa N. Afrika en W. Azië. Zie ook Chamaecytisus en Cytisophyllum.

Het zijn allen voorjaarsbloeiers.

Ze zijn er tegenwoordig in vele kleuren en sommigen zijn zelfs 2 of 3-kleurig.

Genista onderscheidt zich door aanwezigheid van een vlezig uitwas op het zaad, Genista heeft dit wel en Cytisus niet.

Fabaceae, vlinderbloemige.

Uit plantillustrations.org

Cytisus emeriflorus Reichb. (een dag bloeiend) (Cytisus glabrescens, Sart.) (kaal wordend) Drietallige bladeren zijn heldergroen en staan aan behaarde stelen, omgekeerd eivormig, 1-1.5cm lang en 6-8mm breed.

Bloemen staan meestal met 2-4 bijeen en zijn 1-1.5cm lang, heldergeel met rood gestreepte vlag, klokvormige kelk in mei/juni.

Vruchtjes zijn 2.5-4cm lang met 4-6 zaden.

Breed uitgroeiende struik met liggende tot opstaande twijgen, jonge twijgen zijn kantig en eerst behaard, later kaal.

Uit Zwitserland en N. Italië, wordt 40-70cm hoog. Is beschreven in 1896.

6. Uit plantillustrations.org

Cytisus decumbens, Spach. (neer liggend)

Zeer kleine donkergroene blaadjes van 8-20mm lang en 2-4.5mm breed, onderzijde is meer grijs behaard, lang elliptisch.

5hoekige en spaarzaam viltig behaarde, dunne en donkergroene twijgen, liggend en wat wortelend.

Goudgele bloemen in mei/juni staan meestal met 1-3 bijeen en zijn 1-1.5cm lang met behaarde kelk, omgekeerd eironde vlag die aan de top iets gekarteld is, ongesteeld vruchtbeginsel met zijwaarts gebogen stijl, aan kort behaarde bloemstelen.

Peulvrucht is 2-2.5cm lang en behaard met 3-4 zaden.

Fraai en winterhard voor zonnige plaatsen.

Is een kruipertje uit Z. Europa van 10-50cm hoog. Is beschreven in 1816.

Niederliegende Geiklee, Gelber Kriechginster of Kissenginster.

Uit plantillustrations.org

Cytisus procumbens, Spreng. (kruipende liggende stengels) Enkelvoudige, lijn/lancetvormige bladeren zijn stomp en 1-2.5cm lang, 5mm breed en aan de achterkant behaard.

Bloemen staan met 1-3 bijeen en zijn kort gesteeld en goud/geel, kelk is klokvormig en tweelippig, de onderste lip drietandig, de bovenste tweetandig in april/mei.

Vruchtjes van 3cm lang.

Wijkt van de vorige af door de meer opgerichte houding en later overhangende en kruipende twijgen, de aanliggende beharing met twijgen die gevleugelde hoeken hebben.

Komt ook uit Z. Europa en wordt 70cm hoog. Is beschreven in 1775.

Ground broom. Niederliegender Besemginster, Rosenginster.

Groep Trianthocytisus.

Twijgen zijn niet opgaand, overhangend of kruipend. Bladeren zijn bijna altijd 3tallig. Bloemen zijn geel en zijstandig, kelk is 2lippig en meeldraden zijn niet zo ongelijk, de stijl is aan de top zwak gebogen.

6. uit www.gartencenter-shop24.de

Cytisus x kewensis Bean. (uit Kew Gardens) = kruising van ardoinii x multiflorus.

Bladeren zijn 3tallig en 8-12mm lang, aan beide zijden behaard en lang eivormig.

Twijgen zijn onduidelijk gegroefd, half liggend, dun en lang, wat vertakt.

Bloeit rijk in april-mei met geurende, lichtgele bloemen die met 1-3 bij elkaar staan en 20mm lang zijn met grote en eironde vlag.

Peulen zijn behaard en tot 2.5cm lang.

Deze vorm wordt 30-40cm hoog en heeft de groeiwijze van de volgende, terwijl de rijke bloei en soms enkelvoudige bladeren wijzen op multiflorus.

Uit www.schnupper-baumschule.de

Cytisus x beanii Nich.(William J. Bean, Engelse dendroloog en botanicus, 1863-1947) = kruising van ardoinii x C. purgans wordt 25-50cm hoog.

Wijkt van de vorige af door de meestal enkelvoudige bladeren die aan beide zijden behaard zijn

Zeer rijk bloeiend met goudgele en tot 2cm lange bloemen aan een korte behaarde steel, ze staan met 2-3 bloemen bijeen in mei/juni.

7. uit www.alpinegardensociety.net

Cytisus ardoinii, Fournier. ( H. Ardoino, Franse botanicus, 1819-1874)

Bladeren staan aan tot 8mm lange behaarde bladstelen, zijn 3tallig en 7-12mm lang en 4-7mm breed, omgekeerd lang eivormig met afgeronde top.

Twijgen zijn duidelijk gegroefd.

Bloemen zijn tot 15mm lang, vlag is eivormig en helder geel, 1-1.5cm lang en staan met 1-3 bijeen in mei/juni.

Peulvrucht is meestal tot 2.5cm lang en 2zadig.

Een kruipend struikje met zijde/viltig behaarde twijgen, bladeren en peulvruchten.

Komt uit Z. Europa en wordt 25cm hoog. Is beschreven in 1867.

Pigmy Laburnum. Ardoines Geissklee.

Groep Corothamnus.

Twijgen niet opgaand en meer afstaand of kruipend, kantig of gegroefd. Bladeren zijn enkelvoudig. Bloemen 1 tot enkele bij elkaar, kelk is kort klokvormig en bijna even breed als lang, kort 2lippig, meeldraden zijn ongelijk van lengte en aan de basis vergroeid, de stijl is zijwaarts gebogen.

Groep Sparthothamnus.

Bladeren zijn enkelvoudig of drietallig. Bloemen zijn geel of wit en staan meestal met 1-3 bijeen, zijstandig en soms in schijntrossen, kelk is kort tweelippig en de onderste lip is fijn drietandig, bovenlip tweetandig.

9. uit commons.wikimedia.org

Cytisus multiflorus, Sweet. (veelbloemig) Lijkt wat op de gewone brem met donkergroene en diep gegroefde twijgen en gedeeltelijk drietallige bladeren, aan de toppen zijn ze meestal enkelvoudig en aan beide zijden zijdeachtig behaard, 10mm lang en 4mm breed, liniaal/lancetvormig.

Geeft zijstandige witte bloemen die met 1-3 bijeen staan en zijn tot 1cm lang in april/mei

Peulen zijn tot 2.5cm lang met 4-6 zaden.

Niet geheel winterhard, planten op beschutte plaats.

‘Durus’, verschilt doordat ze beter winterhard is.

Is sterk vertakt met wat overhangende twijgen en komt tot meer dan 2m hoog.

Is afkomstig uit Spanje, Portugal en is in 1752 beschreven.

Naam.

Witte Spaanse brem, white Spanish broom of many flowered Laburnum, Franse genet blanc.

10.

Cytisus x praecox Bean. (vroeg)

De hybride is een eenbladige plant, kort gesteeld, lijn/spatelvormig en 8-20mm lang, zijdeachtig behaard.

Jonge twijgen zijn rond en zwak gegroefd, helder groen en eerst behaard, later kaal.

Bloemen staan met 1-2 bij elkaar, okselstandig en ca. 1cm lang, geelachtig wit en verspreid over een groot gedeelte van de twijgen.

Vruchtjes zijn 2.5cm lang, behaard met meestal 2 zaden.

Al vroeg, praecox, eind april is die in een ivoorkleurige wolk gehuld en die kleur komt goed uit bij het blauw van Aubrieta en blauwe druifje. Het gewas kan op den duur manshoog en, door de breed uithangende twijgen, ook zo breed worden. Met dit uiterlijk past het goed in rotstuinen en stapelmuren.

Brede en dichte struik met opstaande en aan de uiteinden overhangende twijgen.

De vroegbloeiende brem verscheen spontaan op een kwekerij van Messrs. Wheeler te Warminster in 1867 uit kruisingen tussen C. purgans x multiflorus. De praecox cv’s zijn zeer winterhard met kleinere maar talrijke roomkleurige bloemen in mei met een hoogte van 1-2m

‘Albus’, heeft roomwitte tot wit verkleurende bloemen, blijft lager, 100-150cm en groeit breder uit met meer hangende twijgen.

‘Allgold,’ is geheel zuiver geel, goud uit de natuur.

‘Luteus’, groeit net als Albus maar met licht gele bloemen.

Naam.

Engelse Warminster broom, Duitse Elfenbein ginster.

Praecox hybriden.

De volgende groep vormt de zogenaamde praecoxhybriden.

In 1945 ging men op het proefstation te Boskoop Cytisus x praecox kruisen met minder vorstresistente Cytisus burkwoodii om een rode cv. te verkrijgen. ‘Hollandia’, is hieruit ontstaan met paarsrode bloemen en een roomkleurige kiel.

Grootbloemig bloeien die hybriden op het eind van mei. Ze verschillen onderling nogal in groeiwijze en bloemkleur. Ze hebben een verschillende teint van kleuren op vlag, zwaard of kiel.

Uit de volgende soort kwamen de zogenaamde grootbloemige vormen.

Uit flora-aragon-blogspot.com

Cytisus oromediterraneus Rivas Mart. et al. (Subalpine zone) (Cytisus purgans, Benth. et Hook.) (reinigend of afvoerend) Bladeren zijn 7-12mm lang en 2-4mm breed, meestal enkelvoudig en zelden drietallig en aan beide zijden zijdeachtig behaard.

Bloeit in juni/juli meestal op het eind van de twijgen, de bloemen staan gewoonlijk met 2 bijeen en zijn geel met een vlag die iets bruin gevlekt is.

Peulvrucht is tot 2.5cm lang en 3-4zadig en behaard.

Heeft een meer opgaand groeiwijze met stijve, ronde en wat berijpte takken.

Komt uit Z. Europa en N. Afrika en wordt een meter hoog. Is beschreven in 1886.

Abfhrender Geissklee. Le genet purgatif.

Groep Sarothamnus.

Opgaande struiken met kantige of gegroefde takken. Bladeren zijn verschillend, de laagste zijn meestal 3tallig en daarboven vaak enkelvoudig. Bloemen 1 of meerdere bijeen, okselstandig aan vorig jaar hout, kelk klokvormig en ongeveer even wijd als lang, stijl is langer dan de kiel en spiralig opgekruld.

12. Uit M. Vogtherr.

Cytisus scoparius, Link. (bezemachtig) 3delige gesteelde bladeren die bovenaan enkelvoudig worden, meestal omgekeerd eivormig, 5-15mm lang en 4-7mm breed, iets behaard.

Heeft dunne, opgaande en kantige, gegroefde twijgen. Het gewas geeft grote en gloeiend gele, gouden bloemen in mei die gloeien als zovele vlinders die hun vleugels wijd uitspreiden in de zomertakken en wuiven een heerlijke geur. Als de plant in bloei staat en er een insect op de lip gaat zitten wordt die omlaag gedrukt en springen stijl en meeldraden recht, waardoor er een stuifmeelwolk loskomt, de lip blijft daarna in zijn nieuwe stand.

Op de brem kan een wortelparasiet voorkomen, de bremraap, die een dikke voet heeft, zie afbeelding.

Kan tegen 2m hoog worden en soms nog hoger met stengels van behoorlijke dikte.

Deze plant kan zeer slecht tegen vorst. Na een strenge winter staan de bezems er langs de spoorweg doods bij. Gelukkig is zijn zaad zeer lang kiemkrachtig, wel 25 jaar zodat die al spoedig opvolgers heeft.

Alleen de wilde vorm komt na de winter weer met jonge uitlopers boven de grond.

Bremmen vind je zo als door een achteloze hand verspreid, langs slingerende karrensporen, droge heidevelden en lange spoorbanen. Wuivend aan de opstaande takken geven ze het felle gele van het landschap. Geen andere heester tovert door zijn goudgele bloemen zoveel kleur in het landschap als deze brem. De plant verspreidt zijn goud zowel voor de armen als de rijken, is dus een symbool van Gods genade.

Komt niet voor in kalkrijke grond en Alpengebied, op zandige grond van heide en bossen door geheel Europa.

Var albus heeft witte bloemen. Hiertoe behoort de vorm.

‘Cornish Cream’, met iets grotere en meer roomkleurige bloemen. Gewonnen door P.D. Williams Esq te Lanarth Cornwall, Engeland.

Var. grandiflorus verschilt door de grotere bloemen.

Var. pendulus heeft afstaande takken en buigende tot overhangende twijgen.

Var. plenus met min of meer gevulde bloemen.

Var. sulphureus verschilt door de zwavelgele bloemen.

Vormen.

De kweek van brem is pas in de belangstelling gekomen nadat men in Normandië een variëteit vond met grote tweekleurige bloemen. Die bloemen hebben een grote goudgele klok en kiel en roodbruine zwaarden. Deze bijzondere samenstelling van kleuren maakte het gewas begerenswaardig vooral nadat er in Engeland vele dozijnen tuinvormen gekweekt werden.

Nu zijn er vele hybriden met verschillende kleuren die allen vorstgevoelig zijn.

Naam, etymologie.

De kleine blijft laag omdat de bremraap daaraan groeit, met deze brem beschrijf Dodonaeus als derde soort Spartium.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit heesterachtig gewas wordt hier te lande brem of breem genoemd, in het Engels broome of brouwme.’

Brem, in midden-Nederlands bram en halfweg de 13de eeuw was het brem(me) vergelijk oud-Hoogduits Brema of Bram en oud-Engels brom, is ook verwant aan onze braam. Gram betekent in Hoogduits een priem of doren, is zo verwant aan braam. De basis lijkt een doornige of warrige struik te betekenen. Zo is het mogelijk dat plaatsnamen als Den Braam afgeleid zijn van brem of braam, zo ook Braamberg, Braambosch, Braamt, Brammelo, Brem, Brembosch en Brumholt. Engelse Scotch broom, common broom, basam, basom, bassam, bisom of beesom, Midden-Hoogduitse Brehme, ook Heyde, Braem, gele Bram, Brempt, Brimma, Bormen, Brumme, Frumme.

Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Pfriemen.’

Gebruik van het hout, Pfriemholz, Pfriemenkraut, Pfrimmholz, Prumen of Prymen bij Hildegard.

Dodonaeus (e) ‘Het plag hier te lande meest ginst te heten naar het Hoogduits, in Frankrijk heet het genest, in Italie genestra, in Spanje ook genestra of giestra, in het Latijn Genista of, als andere zeggen, Genesta.’

Van Genista komen Duits Geniste, Italiaans ginestra, Spaans ginesta en atocha, Portugees giesta Genester in Zwitserland, Duits Gast, Gaister, Galstern, Gelster, Genester, Genistz, Genst, Gister, Grinz, Grische, Gunst, Gunster, Gurst, Gynst.

Dodonaeus ‘Hoewel dat ze in het Hoogduits ook soms Kunsch Ruthen en in het Latijn Scoparia heet en in het Spaans scobas als of men bezemkruid zei.’ De oude naam was Sarothamnus scoparius. In het Grieks betekent saros: een bezem, ook het Latijnse scopa betekent bezem of vegen, en zo hebben we al twee bezems, gammos: een struik , bezembrem, Duits Besenstrauch of Besenginster, Frans genet a balais (bezem) Duites Kunschroten heeft wel niets met een koe te maken, zou gebruikt zijn als voer, maar meer met Kunsch Ruthen.

Dodonaeus (d)’Sԓommige noemen het Genista Spartium, maar Lobel noemt het brem met de bremraap, in het Latijn Genista scoparia vulgi, Genista Spartum, Genista Plinii cum Hippospartio sive Rapo Genistae, in het Portugees picrno.’

(e) Bloeitijd, Duitse Pfingstblume.

(f) Grauweide naar de wilg, Hasenbram, Hasengeil, die eronder schuilen, Rehweide, Rechheide opvallend in de heide, Wildholz en Witschen, Bohnenstrauch of Geisklee als klaverachtige, naar de bloemvorm Liebeherrgottsschuehle. Frans cytise. Pools janewiec, Hongaars rekettye en Arabisch serreth.

(g) Cytisus is afgeleid van Cythrus of Cythnos, een van de eilanden van de Aegische Zee, de Cycladengroep, waar een van deze soorten het eerst werd gevonden. Of het woord is een verlatinizering van het oude Grieks woord kutisos of kytisos: hol, de holle stengels, waarmee Medicago arborea werd aangeduid. (Dodonaeus) ‘Deze heester wordt in het Latijn gewoonlijk Cytisus en in het Grieks Cytisos genoemd, de poet Theocritus noemt het ook wel Cytilos, andere Cythisos en andere ook wel Telis. Deze namen zijn hem gegeven naar het eiland Cythnus of Cythisa zo andere dat noemen, als Servius betuigt.’

Gilbkraut, Mgdebusch, Mgdekrieg.

Gebruik.

Het gewas werd vroeger gekweekt in de Koloniën der Weldadigheid om bij gebrek aan stalmest aan stikstof te voorzien. Het gewas bezit, net als andere leden van deze familie, stikstofknolletjes die gevormd worden door bacterin waardoor deze plant zo geschikt is als groenbemester.

Bezems werden ervan gemaakt, bijenkorven, dakbedekking en als stro in de stallen gebruikt. Symbool van netheid, ootmoed. Verder is het gewas te gebruiken als een brandstof en wordt gegeten door de heideschapen. Ook wordt het gebruikt voor verven en als diuretisch middel. Hendrik de VIII dronk een gedestilleerd water van brem tegen maagklachten. De geschaafde bast werd in de 14de eeuw gebruikt om bloed te stelpen. De toppen werden in bier gedaan voor de bittere smaak. Vergiftigingen door deze plant zijn mogelijk en dit lijkt op nicotinevergiftiging. Elk deel van de plant had bijzondere krachten, geprezen om pijnen te verlichten, ouderdomsklachten en vele andere ziektes. De olie die van de groene stengels komt, als je ze verhit bij vuur, was onfeilbaar middel tegen tandpijn, een ziekte, volgens Shakespeare, die zelfs filosofen niet geduldig konden verdragen.’

Het is een uitstekende honingplant.

Als ze heel sterk bloeit volgt er een goed korenjaar.

De Duitse of inlandse brem bloeit op het eind van april of in het begin van mei en dan worden de jonge scheden van de bloemen, te weten eer dat ze geel worden, afgeplukt en in zout of pekel bewaard om daarna Գ winters voor salade in plaats van kappers gegeten te worden waar ook een kappersaus van gemaakt kan worden die bij gekookt lamsvlees werd gegeten. Het sap werkt nogal sterk.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) 'De bladeren, twijgen en topjes van brem in wijn of water gekookt zijn goed gebruikt door de waterzuchtige en al diegene die enige verstopping in de lever, milt, nieren of blaas hebben, want ze zuiveren het ganse ingewand en jagen af eensdeels door de kamergang en eensdeels door de plas alle waterachtige dunne overvloedige vochtigheden, maar voor de waterzuchtige zullen ze beter in wijn gekookt worden, dan voor andere gebreken zijn ze best in water gekookt.

Het brengt gele bloempjes voort die op maantjes lijken. Alle delen van brem zijn verstorend, insnijdend, maken fijn en laten plassen, breken de steen, ruimen de baarmoeder of laat de stonden komen, ook laat het overgeven. Brem is slecht voor de maag en het hart. Maar met honing van rozen en met mastiek verdrijf je dat kwaad.

Van buiten het lichaam heeft de brem ook grote kracht, want de bloemen of jonge spruiten gestoten en opgelegd helpen diegene die van de slangen gebeten zijn. Die met enig vet of smeer vermengt en opgelegd verdrijven alle gezwellen en verzachten de weedom in de knieën. Dezelfde kracht heeft de olie daar deze bloemen een tijd lang in geweekt zijn die ook zeer nuttig is tegen alle koude jicht en reuma.

Om de luizen te laten sterven strijkt u de huid met sap van brem alleen of met olie van onrijpe olijven of met olie van mosterdzaad met dit sap vermengt.

Sommige gebruiken de twijgen van brem om er bezems van te maken, andere maken er roeden van of gebruiken ze om de wijngaard mee te binden.

De brem wordt ook geweekt en bereid als hennep en er worden touwen voor de schepen van gemaakt en er wordt een stof van geweven die in Italië carmignolo genoemd wordt daar ze zakken van maken.

De bloemen van brem zijn de bijen zeer aangenaam en daarom plant men de brem in Italië omtrent de bijenkorven.’

Lyrisch.

Fijn vertakt groeien deze plantjes omhoog met een zachte groene kleur die met een fijne grijze waas is omfloerst. De twijgen zijn fijn, slank en opgaand. De weerkaatsing van de gele vlinders tegen het groen van het loof geeft ze een aparte uitstraling. Brem bloeit brandend langs de wegen, een kleur van laaiend geel die als fonteinen uitspat langs de pollen van buntgras.

Na de brandende bloei volgt het tijdperk van de bruingele peulen die in de hete zomerzon rijpen en tenslotte knersend en knisperend openbarsten zodat ze hun inhoud als een militair wegschieten.

Al Florentijn kon over dit zonnige geel juichen:

‘In groote bouqueten, ontelbaar veel,

Van donker, krachtig, jubelend geel!’

Chaucer zei: ‘Amid the broom he basked him in the sun’ een suggestie van de grote open velden en zijn ligging in het zonlicht terwijl Shakespeare aan de andere kant het een verdicht bosje vindt waarin schaduw en eenzaamheid is

‘Broom groves

Whose shadows the dismissed bachelor loves.’

Cytisus scoparius (L) Link. andreanus (Puiss.) Dippel (genoemd naar de vrouw van de ontdekker Edouard Andre, 1840-1911, Franse tuinarchitect (Cytisus andreanus, Hort. lijkt veel op scoparius waar het van verschilt door de minder forse groei en wat kleinere bladeren, goud/gele bloemen met rood/bruin gevlekte vlag in mei/juni.

Var. erniensis verschilt door de geheel rood/bruine bloemen.

Var. prostratus is een laag blijvende struik met min of meer liggende tot kruipende takken. Deze wordt ook wel op gouden regen gent zodat er een treurboompje ontstaat.

Uit Curtis botanical magazine.

Cytisus x dallimorei Rolfe. = een hybride van multiflorus x scoparius, wordt 180-250cm hoog. Gewonnen in de botanische tuin te Kew, genoemd naar W. Dallimore, Engelse dendroloog te Kew.

Meestal drietallige bladeren die kort gesteeld zijn met smalle, donkergroene, behaarde blaadjes

Opgerichte twijgen zijn eerst behaard en worden later kaal.

Bloemen staan met 1-2 bijeen aan korte, behaarde stelen, lila/rood met donker karmijn/rood getinte vleugels, bijna ronde vlag die aan de buitenkant donkerder gekleurd is, kelk is bruin behaard in mei/juni.

Uit zaad komt de plant niet zuiver terug. Door die weer te kruisen met andreanus zijn er mooie bloeiende vormen verkregen als;

‘Dorothy Walpole’, met helder karmijn/rode bloemen, vleugels en vlag donkerder getint. Gewonnen door E.H. Walpole Esq te Rathnem.

‘Donard Seedling’, met 2cm lange licht lila/roze bloemen, vleugels bruin/rood met geel, hele bloem fijn karmijn/rood geaderd. Gewonnen door Donard Nursery, Co te Newcastle, Ierland

‘Burkwoodii’, scharlaken/rood met oud goud getinte bloemen.

‘Geoffrey Skipwith’, met scharlaken/rode bloemen en roomgele vlag met roodachtige kleur, geel gestreept.

‘Maria Burkwood,; met grote bloemen, roomkleurige vlag en roze gekleurd, vleugels scharlaken en geel gestreept.

‘Park Farm,’ met brons gele vlag, vleugels mahonie/rood en geel gerand.

‘Pink Beauty’, met eenkleurige diep roze bloemen.

De laatste vijf zijn gewonnen door Burkwood & Skipwitch, kwekers te Kingston on Thames, Engeland.

Burkwoods broom.

Ze zijn meestal ook minder winterhard.

Wordt wel Cytothamnus genoemd, een naam uit Cytisus en Sarothamnus.

Groep Phyllocytisus.

Bladeren zijn drietallig en soms drietallig en enkelvoudig. Bloemen staan in eindstandige hoofdjes of trossen en zijn meestal geel, kelk is kort en tweelippig.

13. Uit J. C. Krauss.

Cytisus nigricans, L. (zwartachtig) (Lembotropis nigricans (L.)Griseb. is mogelijk zo door Linnaeus genoemd omdat bloem en tak zwart worden bij het drogen. Of omdat de meerjarige takken zwart worden. Of naar de wortel, zie de Engelse naam black rooted broom.

Meestal 3tallige en kort gesteelde bladeren van 15mm lang die van onderen behaard zijn, elliptisch en naar beide zijden smaller toelopend.

Ronde en grijs/groene, aanliggende behaarde jonge twijgen met donkerbruine, bijna zwarte takken.

Bloemen zijn helder geel in juni/juli, geurend, en staan in 20cm lange trossen op het eind van de twijgen waarbij elk bloempje wel 1cm lang is, kelk is scherp getand, vlag is breed eivormig

Peulvrucht is tot 3cm lang en behaard.

Na de bloei snoeien en overdadige bloemtrossen weg knippen om zaadvorming te voorkomen

Dit is een elegant bossig struikje die afkomstig van 1.5m hoog is uit midden en Z. Europa. Is beschreven in 1730.

‘Australis’, verschilt door de zijdeachtig, wit viltige behaarde twijgen, blaadjes 1cm lang en 0.5cm breed. Bloemen in korte weinig bloemen bevattende trosjes, bloeit ongeveer een maand later.

‘Elongatus’, verschilt door de langere trossen en bloeit in de herfst een tweede keer.

Zwarte bezembrem, Schwarzwerdende Geissklee, Schawrzender Ginster, Sommerginster, Schwarzer Bohnenstrauch of Trauben-Geissklee.

Planten.

De meeste zijn afkomstig uit de gebieden rondom de M. Zee en zijn gevoelig voor strenge vorst. Meestal groeien ze op droge zandige gronden en bezitten dan ook maar enkele lange wortels en zijn daardoor slecht te verplanten, stekken in potten.

De meeste kunnen tegen kalkachtige grond, behalve Cytisus scoparius en cv’s en Cytisus multiflorus, die houden van wat zure gronden.

Na de bloei terug snoeien, omdat er anders verhoute stammen gevormd worden die boven in wat groen dragen.

Groeien in zandige wat humus houdende grond op warme en zonnige plaatsen en zeer goed doorlatende plaatsen. De brem kan alleen jong verplant worden, of in pot telen. Het eerste jaar na het planten doen ze niet veel, maar het tweede jaar groeien ze goed door.

Vermeerderen door zaaien, de var en tuinvormen komen niet zuiver uit zaad terug en worden vermeerderd door zomerstek in augustus of enten op de soort. De kruipende soorten worden wel eens gent op half hoge stammetjes van de gouden regen.

De bezembrem wordt gezaaid in mei ter plaatse of in een pot, ze hebben een kiemwortel. Kiem de zaden eerst voor. Oogst de zaden in augustus. De zaden blijven jaren kiemkrachtig.

De gecultiveerde vormen zijn gemakkelijk via zomerstek te vermeerderen. Knip een tak in juli, snij de twijgjes eraf, bundelen en dan op een lengte van een 6cm snijden. Denk er om dat de bovenkant boven blijft. De bovenste toppen niet gebruiken. Neem een bakje met een paar cm stekgrond, 3 delen scherp zand op 1 deel turf, doe er een cm scherp zand op en steek de stekken er schuin in. Ondiep steken Aangieten, plastic erover heen, liefst glas, daar is de luchtvochtigheid wat lager, en elke dag even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het stek wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. De meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl