Trigonella
Over Trigonella
Hoornklaver, fenegriek, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit Fuchs.
Een geslacht van één- of meerjarige kruiden die meestal sterk ruiken.
Bladeren zijn 3tallig, de nerven lopen vaak door in de deelblaadjes tot in een tand. Bloemen zijn geel, blauw of wit, alleenstaand, wat schermvormig of in dichte trossen.
Ongeveer 130 soorten komen voor, 1 in Australië en de rest in Europa en Azië, vooral in Tropisch Afrika.
Fabaceae, vlinderbloemige, Trifolium klasse.
Trigonella caerulea, Ser. (hemelsblauw) (Melilotus caeruleus, Desr.)
Langwerpig en eivormige blaadjes.
Een blauw bloeiende eenjarige, juli.
Dit kruid wordt tot 60cm hoog. Uit O. Europa en is beschreven in 1562.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Wij noemen dit gewas in onze taal seven-ghetijden-cruydt, in het Hoogduits Sieben gezeiten omdat het zeven maal per dag de reuk verliest en weer krijgt of immers verandert’.
Zevengetijdenklaver of siebenstundenkruid, de reuk die met elke weersverandering verschilt, zijn reuk zou zevenmaal per dag veranderen, Duits Siebengezeide bij Bock, Ziegerklee, Zigerkraut (Zwitserland), Zigainerkraut (zuid Tirol).
Dodonaeus (b) ,’Het heet in het Latijn Trifolium odoratum, dat is welriekende klaver, in het Frans treffle odorant, Engelse sweete trifoyl, in het Spaans trebol real en sommige Italianen noemen het trifoglio canallino of trivolo canallium, maar meest trifoglio odorato’.
Dodonaeus © ‘Het heet in het Italiaans ook of loto domestica en schijnt de Lotus urbana, Lotus sativa of Lotus domestica, dat is tamme Lotus, te wezen daar Dioscorides in zijn 4de boek van schrijft die in het Grieks Lotos hemeros genoemd wordt en van sommige Triphyllon, van andere Tripodion.
Dodonaeus (d) ‘In deze tijden wordt dit gewas van de vrouwtjes veel geacht om er een olie van te maken die ze balsem noemen waarnaar dit kruid zelf ook balsemkruid bij sommige genoemd wordt’.
Dodonaeus (e) ‘Lobel noemt het in het Latijn ook Trifolium odoratum net zoals Melilotus en misschien Mel frugum Theophrasti, in het Engels garden claver. Sommige hebben geloofd dat dit gewas het Oxytriphyllon van Scribonius Largus zou mogen wezen wat hij tegen de pest en het vergift zeer prijst’.
(f) Kaasklaver, Keesekrud in Oldenburg, Schabziegerklee in Bern, gaf die kaas zijn geur, Brotklee.
(g) Blauer Steinklee, blauer Klee, blauwe honigklaver, Franse melilot blue en Engelse blue melilot, blue fenugreek..
(h) Gartenklee, Neidkraut, Nartz bij Cordus en Egyptischer klee in Oostenrijk. Käseklee, Brotklee.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Het sap van dit kruid met honig gemengd neemt alle plakken en littekens van de ogen en laat de schellen afvallen en de schemering of wolken van het gezicht vergaan en maakt de oogappel heel zuiver en het gezicht heel helder als het in de ogen gedaan is, als Dioscorides schrijft.
Hier te lande worden de bladeren en de bloemen van het zevengetijdenkruid in olie geweekt en gewonnen van welke olie geloofd wordt alle verse wonden te helen en wordt voor zeer goed gehouden om allerhande breuken van de jonge kinderen te genezen.
Men legt dit droog kruid tussen de klederen omdat men voor zeker houdt dat het die tegen de motten, schieters en ander ongedierte bewaart en beschut.
In wijn gekookt laat plassen en vermindert de pijn en de brandt van het water.
Het zaad drie drachmen zwaar en de bladeren vier drachmen of een half ons zwaar tezamen gestoten en met wijn ingenomen laten de maandstonden voortkomen. Sap uit de bloemen geduwd en in de oren gedaan verzoet de pijn er van.
De olie van dit kruid is bijzonder goed om de zenuwen te versterken nadat enig lid verwrongen of verstuikt is geweest en wordt balsem genoemd omdat het goed is om allerhande kwetsingen te genezen en ook omdat de reuk er van op gom Elemni wat lijkt. Het verteert, verzoet, verdrijft en laat soms rijp of zacht worden alle koude harde gezwellen, daarop gelegd alzo goed als het kruid zelf wat ook zeer geprezen wordt om alle vallende vochtigheden en catarre matig te weerstaan en om de leden enige kracht te geven. In het kort gezegd, dit kruid heeft dezelfde krachten van fenegriek en heeft er daarnaast noch enige zoetigheid en versterkende kracht bij en vooral in de gebreken van de ogen. Andere durven dat in gebreke van melilote te gebruiken.
Water van zevengetijdenkruid gedistilleerd is nuttig in alle de voor vermelde gebreken en is zeer zoet van reuk en wordt niet alleen gemengd bij hetgeen dat men bereidt om het hart te verkwikken, maar ook van de handschoenmakers gebruikt om daarmee de handschoenen welriekend te maken.
Sommige verzekeren dat dit kruid in de kamers aan de balken gehangen alle kwade geesten verdrijft of tenminste vergiftige dieren verjaagt.
In Zwitserland wordt het veel gezaaid om bij hun kazen te doen die daardoor beter van smaak en van reuk worden’.
Het kruid geeft als het gedroogd wordt een sterke geur af die overeenkomend met de geur van de groene Zwitserse kaas of schabzieger. Deze kaassoort wordt hier ook mee bereid, door de plant af te snijden als die in bloei staat, te drogen en fijn te stampen en het poeder in melk of wrongel mengen. Ook komt het kruid wel voor in gruyère kaas. In Tirol worden de zaden in het brooddeeg gemengd onder de naam Zigainerkraut, het brood wordt dan ook wel Vinschgauer, Fladenbrot, Schüttelbrot, roggenbrood, en broodklaver genoemd. Verder voor picante broodjes, eierkoeken en wafels en ander gebak, in salade dips, kwark eieren en aardappelen.
De zaden werden vroeger tegen duizeligheid en miltziektes gebruikt, tegenwoordig soms nog voor omslagen. Kneipp beveelt het aan in afkooksels, 1 theelepel of een achtste liter water, tegen verslijming van de luchtwegen en de vertakkingen, ook tegen miltziektes en koorts en met gelijke delen alsem aangelengd als maagversterking. Het poeder met water en azijn tot brei gemaakt en opgelegd zou een goede werking hebben bij open wonden, zweren en vingerontstekingen. Een mengsel van deze brei met lijnzaadmeel zou onderlijfpijnen bij vrouwen als jichtpijnen stillen.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Trigonella foenum‑graecum, L. (Grieks hooi) is een plantje van 30‑40cm hoog.
Langwerpig, afgeknotte bladeren.
Recht omhoog gaand struikje, ook de zijtakken richten zich omhoog.
Geel/witte bloemen.
Een eenjarige en zeer decoratief in massa vanwege de helderrode herfstkleur.
Fenegriek is afkomstig uit Z. Europa, Mesopotamië.
Naam, etymologie.
Trigonella komt van het Latijnse tres of tria: drie, en gonu: een hoek, de bloem heeft bij T. foenum‑graecum door de kiel een driehoekige gedaante.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit gewas in het Grieks Telis en Carpos of (als in de boeken van Plinius geschreven staat) Carphos en ook Bouceros, Aegoceros, Keraïtis en Loton, in het Latijn Foenumgraecum, de boeren noemen het Siliqua, zegt Columella, bij Plinius is het Silicia en bij Varro Silicula genoemd, de Nederduitse naam is fenigrieck of fenigriek, Franse fenegrec, Italiaanse fenegreco. De Engelse naam is fenugreck, de Franse fenegrec en fenegrey’.
Fenegriek, fenugreek, Duits Fannezwock, Fenufrec, -grek, Fenugrac, Fonugrek, Filigrazie, fine Greet, fine Greetjen, Margret, schone Margret en schone Marie in Holland, Engels fenugreek, Frans fenugrec, oud-Frans fenugrec, Italiaans fieno greca. Foenum Graecum is zo genoemd door de Romeinen toen deze plant uit Griekenland gehaald werd.
(b) Foenum Gracum betekent Grieks hooi, in Duits grieches Heu, Gresches Houw, Grunschau, grieches Heu. Ook romischer Klee, Fine Greet en Margret. Herbarius in Deytsche; “fenu grecu of feni grieck oft griex” genoemd’, Engels Greek hay.
Dodonaeus © ‘ In het Hoogduits heet het Bockshorn of Kuhorn’.
Naar de lange hoornvormige gebogen peul, Bockshornklee, Ziegenhorn, Kuhhorn bij Bock, koehoornklaver of bokshoornklaver, of ruikt als een bok. Sicklefruit fenugreek.
Dodonaeus (d) ‘De Spaanse naam alformas en alholvas. Het is hier overal bekend met de naam fenegriek of, dan sommige geven het de naam zeven getijden kruid als een soort van Lotus of Melilotus’.
Siebengezeit omdat ze 7 maal per dag zijn reuk krijgt en verliest als het nog in de tuin groeit aldus Tabern, Siebengezeit, Stundekraut, Zeytkraut, zie caerulea hiervoor.
In Egypte helba, Arabisch halbah, hulba, shimlet, in Ethiopië abish. Perzisch shembalita, Indisch methi.
Duits verder; Hirschwundkraut, Rehkörner, Stundenkraut, Methika en Philosophenklee.
Gebruik.
Het kruid ruikt niet zo, dat ontstaat pas na het drogen. Vooral de zaden bevatten een speciale geur, als zalf gemaakt wordt het Griekse drek genoemd, smaakt bitter en melilotenachtig. De zaden bevatten een 6% aan olie en een speciale stof die nu weer veel gebruikt wordt omdat het een belangrijk bestanddeel vormt in orale voorbehoedmiddelen, diosgenine genaamd.
In de veeartsenij werd het lang gebruikt om er pappen en conditiepoeders van te maken. Als drager voor een medicijn werd het kruid gebruikt om de misselijk makende effecten van de purgerende middelen te verminderen. Fenegriek is rijk aan eiwitten, vitaminen en mineralen, geeft voedsel smaak en voedingswaarde. Door stalknechten werd het gebruikt om de paarden een glanzende huid te geven en zo meer temperament door hun uiterlijk, kracht en vitaliteit. Door de handelsfokkers werd het gewas gebruikt om de dorst van de dieren op te wekken zodat die meer zouden eten en zo sneller zouden groeien. In sommige landen werd het dan ook aan vrouwen gegeven, zodat de vrouwelijke vormen wat beter uit zouden komen.
Fenegriek in zuur hooi gedaan zou dit weer eetbaar maken.
Ook kan er uit de zaden een geelkleurende verfstof gemaakt worden.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164) ‘Maar het sap of water daar fenegriekzaad in gekookt is met honig gedronken jaagt af alle kwade vochtigheden die aan de darmen hangen, te weten door zijn taaiheid maakt het die zacht en murw en door zijn hitte verzoet het de pijn en omdat het ook mede deelachtig is van enige afvegende kracht daarom verwekt en port ze de darmen ook om overvloediger uit te drijven, dan men moet er niet veel honig bij doen zodat die drank niet te scherp of bijtachtig wordt. In de langdurige gebreken van de borst zonder koorts zal men fenegriek met vette dadels koken, dan als men het sap er van uitduwt en met veel honig vermengt en wederom op hete kolen zo lang kookt tot dat het tamelijk dik wordt en op een siroop lijkt, dan moet men dat lang voor de maaltijd in nemen. Maar diegene die op de borst verladen zijn en daarbij ook koortsachtig zijn of pijn in het hoofd hebben dient deze drank of siroop niet.
Het meel van fenegriekzaad, zegt Dioscorides, heeft een zacht makende en verdelende kracht en met mede of honigwijn gekookt en opgelegd verteert, verzoet, laat scheiden of zinken alle inwendige en uitwendige gezwellen en ontstekingen.
Het water daar fenegriek in gekookt is in een vat of kuip gedaan is goed de vrouwen die in de baarmoeder enige blaar, zweer of verstopping hebben als ze daarin baden en zitten.
Het sap uit fenegriek die in water gekookt is geperst zuivert het haar en het hoofd, geneest de pijn van de lopende of tranende zeren en kwade schurft van het hoofd en neemt weg de schilfers en schillen er van als het hoofd daarmee gewassen of nat gemaakt wordt.
Hetzelfde sap met ganzenvet vermengt en met een pessarium van onder gezet verzoet, vermurwt en ontdoet alle hardheid en pijn omtrent dat slot van de baarmoeder.
Olie uit fenegriekzaad geduwd zuivert het haar en neemt weg de littekens van de schaamdelen.
Men gebruikt fenegriek in vele dingen, maar vooral het sap er van gekookt en dat er uit duwen nadat het zaad gekookt is of lang in water geweekt is dat melk Muccilago Foenigraeci heet. Wat behalve de voor vermelde krachten ook zeer nuttig is om te verdrijven de mazelen en plekken uit het aanzicht en geneest alle kwade ruigheid, daarop gestreken en laat vergaan de stank van de oksels als ze daarmee gewassen worden.
Avicenna schrijft dat fenegriek met olie van rozen gekookt een mooie kleur maakt als het lijf daarmee besmeert wordt en dat die ook beneemt de stank van het lijf die van het vuil en veel zweten komt zoals van de Muccilago gezegd is.
Is het dat het meel met honigwater gekookt en met wat varkensvet gemengd wordt het verdrijft de gezwellen van de klootjes, de zweren omtrent de oren, de pijn van jicht en reuma en geneest de verwrongen leden.
Meel van fenegriek in water gekookt is zeer goed tegen de verouderde hoest en kwade zweren op de borst en ook tegen de vochtigheid die op de ogen valt als een doekje in dat water nat gemaakt op het voorhoofd gelegd wordt.
Die van Egypte, schrijft Prosper Alpinus, nemen de uitspruitsels van fenegriek zo die net uit de zaden botten en eten die en vooral de vrouwen en dat om vet en vollijvig te worden. Tot dat doel dragen ze daar langs de straten en wegen vele zoden en klonters aarde te koop daar deze eerste spruiten in zijn’.
Historie.
Het land van oorsprong is niet bekend. Bij de Egyptenaren werden de jonge scheuten als groente gegeten, samen met tarwemeel gemengd en tot een brood gebakken, ook geroosterd en met melk toebereid. Het kruid komt voor op papyri uit oude Egyptische graven als geneesmiddel. Het is een ingrediënt van de kuphi, de heilige wierook. In de Eberspapyrus komt ze geregeld voor.
Zaden ervan zijn ontdekt in Tell Halal, Irak, (radiocarbon dating tot 4000 v. Chr.) in de lagen van de bronstijd te Lachish, zaden in de tombe van Tutankhamen. Cato de oudere noemde het met klaver en Vicia als voer dat geteeld werd voor vee. (De Agri Cultura, 27). Plinius noemt de echte Romeinse betekenis Silicia. De naam wijst op invoer vanuit Griekenland. In Griekenland werd het gebruikt als een toetje en gekookt in honig.
Arabische artsen leerden dat ze na het wassen met een afkooksel van de zaden dat de haren gingen krullen en gebruikten het tegen haaruitval en haarverzorging. In Indië, daar Methi genoemd, werd het als aromaticum, carminativum, tonicum en afrodisiaca en als afgietsel bij pokken voor verkoeling gebruikt. Het bereikte al vroeg China. In de noordelijke Alpen teelden de Benedictijner monniken het. In de Capitulare van Karel de Grote met de titel Capitulare de villis et cortis, komt fenegrecum voor, rond 795. Hildegard von Bingen noemt het als middel tegen huidziektes. Bij de Duitse pater Kneipp werd het gebruik in de volksheelkunde opnieuw beleefd waardoor het weer opnieuw geteeld werd. Kneipp prees deze plant zeer en zette zich ook steeds voor de teelt in.
Kneipp: „Foenum graecum ist das beste von allen mir bekannten Heilmitteln zum Auflösen von Geschwülsten und Geschwüren.“
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/