Nelumbo

Over Nelumbo

Heilige Lotus, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit NGSimages.

Dit is een geslacht van waterplanten met grote en ronde bladen die op of boven het water groeien en uit een vlezige wortelstok komen.

Ronde bladeren die een doorsnede van wel een halve meter kunnen halen. Jonge bladeren drijven met diep water of staan erboven, de stengels kunnen wel 100-150cm lang zijn.

De bloemen komen op gelijke hoogte van de bladeren. Nelumbo verschilt van de waterlelies door de harde wratachtige stekels op de stengels. Herodotus merkte dit op en verhaalt dat de krokodillen deze plant mijden omdat ze bang waren de stekels in hun ogen te krijgen.

Bloemen zijn groot, alleenstaand en opvallend.

Vermoedelijk is er niet meer dan 1 soort die inlands is in Azië. Of er zijn er 2, de Amerikaanse =Nelumbo lutea Wildd. Die soms als subspecie gezien wordt, Nelumbo nucifera subspecie lutea, Pers. (geel). Deze heeft zeer grote, gele bloemen van wel 30cm die geuren.

Het is de geelbloeiende Amerikaanse lotus, groeit in Carolina, Florida Minnesota, Centraal Amerika bij de Great Lakes. Is in 1810 beschreven.

Nelumbo aureovallis Hickey (Golden Valley) is uitgestorven in Amerika, Dakota.

Nymphaceae, waterleliefamilie, nu Nelumbonaceae.

Gebruik/Naam.

Dit is de Amerikaanse tegenhanger, de water chinquapin, chinkapin of Amerikaanse waterlotus. De eetbare chinquipinnoten worden wel verzameld.

De eetbare knollen worden wel Indian potato of Iowa genoemd. De wortelstok wordt gegeten door de N. Amerikaanse Indianen en lijkt qua smaak wel wat op de aardappel. Ze cultiveerden het gewas al voor de komst van de blanke man in de wateren van Tennessee en Cumberland rivers, zo ook in de Mississippi. Het werd door hen noord en oostwaarts gebracht en kwam tot Connecticut.

Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Nelumbo nucifera, Gaertn. (nootdragend)

Nelumbo lijkt niet op de waterleliën en priemt met zijn schotelvormige bladeren aan lange stekelige stelen ver boven het water uit.

De bloem lijkt wel wat op de andere lelies, roze met een wit hart.

Na de bevruchting zwelt de stamper op tot een grote vrucht met een diameter van wel 15cm. In de gaten zitten de zwarte ovale zaden die de grootte hebben van een hazelnoot. De zaden komen los te zitten als ze rijp zijn en vallen in het water en zinken. Daar kunnen ze jaren blijven liggen voor ze kiemen.

Het is een plant voor grote waterpartijen door zijn snelle groei, de wortelstokken kunnen per jaar 12‑16m groeien.

De Indische lotus heeft grote rode bloemen en schildvormige gaafrandige, grote bladeren die boven het water staan. Is beschreven in 1787. In 1787 kwam het voor het eerst in Europa aan en werd geteeld in verwarmde plaatsen onder het beheer van Joseph Banks. Vele cultuurvormen, vooral in Japan.

Naam, etymologie.

(a) Nelumbo, wat soms verlatiniseert werd in nelumbium. Het is een planten naam uit Sri Lanka, Singalees nelum..

(b) Dodonaeus noemt het geslacht Lotus in 1608, wat stamt uit Latijnse lotus wat weer komt van het Griekse lotos. Lotus, Grieks lo: ik wil of verlang, een plant waar de huisdieren verlangen naar hebben, of wensen, dus de gewenste.

Een klassieke naam en wordt meest gebruikt voor de lelie van de Nijl, Nymphaea lotus. De naam Lotus betekende verschillende planten bij de ouden. Een naam uit de Semitische taal, Hebreeuws, vergelijk Lot.

(1) De Griekse lotus, een vlinderbloemige die de paarden voedde. Dit is mogelijk degene die we tegenwoordig Lotus corniculatus noemen.

(2) De Cyrenische Lotus, een Afrikaanse struik waarvan de bessen gegeten werden door de zogenaamde Lotuseters, mogelijk Zizyphus lotus, of Celtis australis, of Nitraria tridentata, Rhamnus lotus, Diospopyros lotus, maar waarschijnlijk Cordia, een Boraginaceae.

De Egyptische lotus of lelie van de Nijl, Nymphaea lotus, Herodotus II. 92.

Lotis, de dochter van Neptunus, was de nimf die door Priapus met zijn liefde vervolgd werd en toen ze hem niet meer kon ontvluchten veranderden de goden haar, op haar verzoek, in een lotus.

Dodonaeus beschrijft de plant uit de boeken van Theophrastus en andere, hij kende de plant dus niet.

(Dodonaeus) ‘Faba van Egypte heeft grote bladeren die als een brede hoed boven het water uitsteken. De steel is zeer houtachtig en honderd tachtig cm hoog (Dioscorides zegt dat hij vijfenveertig cm lang is) en zo dik als een vinger en lijkt op een zacht riet of schacht zonder knopen die van binnen ettelijke spleten heeft die langs de hele steel doorloopt als de lelies. De bloem is tweemaal groter dan de heulbloem en roze gekleurd zijn en als die verwelkt of verflenst zijn een hoofd voortbrengt die op de ronde raat van wespen lijkend en elk een huisje of laatje van dat hoofd bevat een aparte vrucht of boon die wat uitpuilt en, zoals Dioscorides schrijft, als een opzwellende bobbel zichzelf verheft en zijn gewoonlijk dertig in het getal en als die dor geworden of verdroogd zijn worden ze zwartachtig of bruin en zijn groter dan de gewone Fabae of bonen van de oude Grieken. Het wordt ook geplant in slijk door er kaf of stro bij te doen zodat ze naar beneden zinkt en onbedorven blijft en er worden hele velden, in het Latijn Fabeta en in het Grieks Kyamones, dat is bonenvelden, van gemaakt en beplant.

Deze Faba of boon is van de Grieken Kyamos Aegyptios genoemd, dat is in het Latijn Faba Aegyptica of in onze taal Egyptische boon, sommige noemen het ook Kyamos Ponticos, zoals Dioscorides betuigt.’

De curieuze zaaddozen zijn waarschijnlijk de oorspronkelijke hoorn des overvloed van de ouden. De hoorns des overvloed, de cornucopia van Ceres in Griekse en Romeinse afbeeldingen, zal wel ontleend zijn aan de zaadvormen van Nelumbo in de hand van Isis. De Grieken verwisselden die zaadbol wel met een papaverhoofd met zijn overvloedige zaden. Theophrastus beschreef de lotus in de groep cyanus of kyamos, een naam die ook aan een soort boon in Griekenland gegeven werd, mogelijk naar de overeenkomst in zaad, net als wij onze namen van appels en peren overbrachten op tropische vruchten tijdens onze ontdekkingsreizen. De Grieken en Romeinen noemden deze plant Egyptisch boon. Het was een belangrijke voedselbron voor de armen. De zaden zijn een lekkernij en vers, gedroogd en gebakken werden ze gegeten. Herodotus beschreef het lang daarvoor als een roze gekleurde lelie.

Ze staat onder het beheer van de maan.

Dodonaeus (d) ‘De vrucht, zegt Galenus, is in Egypte kithe en kiborion genoemd en kibotion, zo Dioscorides schrijft alsof men kistje, laatje of doosje zei omdat ze gezaaid wordt in een vochtige kluit aarde gewonden en zo in het water gezonken of gevallen wordt. De wortel heet Colocasia.ՠ(zie daar) De manier van zaaien, door de zaden in klei in te sluiten en dan in de rivier te gooien zou bij sommige schrijvers vermeld zijn in Ecclesiasticus XI.1. Prediker, ‘Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.’

(e) De Engelsen noemen deze plant Pythagoran- (zie Phaseolus) of water bean, Frans fava d’egitto, in het Duits Egyptische Bohne of Nillilie omdat de Indische plant een tijdlang in de Nijl gekweekt werd.

Engels sacred bean, in Frans lotus sacre, lotus du Nile, Arabisch nilufar, zie Nymphaea, in Indi choto-sundhi, kanval, Perzisch nilofer.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De boon van Egypte (als Galenus betuigt in het eerste boek van de krachten van het voedsel) zoals ze veel groter is dan de bonen van de Grieken zo is ze ook veel vochtiger van aard en heeft meer overvloedigheid in dan die.

Ze heeft een tezamen trekkende kracht, zegt Dioscorides, en is de maag nuttig en helpt diegene die met de rodeloop en andere buiklopen gekweld zijn als men het meel van die in plaats van een Polenta op de spijs strooit en men eet ze ook met pap of brij. Dan de schillen ervan in zoete wijn of in honigwijn gekookt zijn noch krachtiger in die gebreken als men er omtrent drie kroesjes tegelijk van opdrinkt.

Het groen dat in het midden van deze boon gezien wordt en bitter van smaak is er uitgenomen, gestoten en met olie van rozen gekookt en dan in de oren gedrupt geneest en verzoet de smarten ervan.

De wortel (dan van Nymphaea) plag van de Egyptenaren die bij de poelen en broekachtige plaatsen wonen voor een spijs genoten te worden en gebruikt zowel rauw als gekookt en gebraden.’Medisch werden ze gebruikt tegen hoge bloeddruk, om de koorts te verlagen, de bloeddrukverlagende kwaliteiten zijn nu bewezen.

Historie.

(349) Deze plant geeft uiting aan het idee van bovenmenselijke oorsprong omdat de plant groeit op de oppervlakte van de wateren zonder in contact te komen met de massieve aarde en, ongeacht hoe modderig het water ook mag worden, zijn onbevlekte zuiverheid behoudt. Daarom is de lotus een symbool van zuiverheid in het hindoeïsme en het boeddhisme. Het zelfreinigend vermogen van de bladeren wordt wel het lotuseffect genoemd.

De Nelumbo is werelds grootste reproductieve kracht, de kribbe van creatieve macht, de kribbe van de goden.

De lotus is een plant met persoonlijkheid, met charisma.

Een embleem van mysterie en heiligheid.

Ze heeft een prachtige bloem, vol met de mysteriën en de charmes van de oost, ook met een zuiverheid en zachtheid zoals nog nooit gevonden is in oost of west. De lotus is overladen met roem in de oost en waarschijnlijk meer dan enige plant ooit gehad heeft of zal krijgen.

De kelkvormige holte van de bloem is een triangel en zijn basis is een cirkel. Dit is een embleem van eeuwigheid en van drie-eenheid. De lotus heeft een zeldzame vruchtbodem die gevormd is als een tol die men in het midden doorgesneden heeft, in het vlakke deel zitten ronde gaten waar de zaden ingegraven zijn, elk zaad heeft zijn eigen woonkamer met vaste wanden, het is een klein soort woonboot. Deze woonboot laat zich ronddrijven op het water als de ark van Noach. Als de zaden rijp zijn ratelen ze in hun holtes als kinderrammelaars.

Lotus heeft zich als kunstuitdrukking over de volkeren van de oost verspreid. Bij de Syriërs als een symbool des doods en zien we de bloemstengel op de kop afgebeeld. Een bosje met 3 lotussen krijgt hier soms de vorm van een omgekeerde levensboom, een symbool dat we nu zien in de ban de bom teken.

Lotus is inlands vanaf de Kaspische Zee tot in China en wordt daar ook gebruikt als voedingsplant. Een 500 jaar voor onze jaartelling verschijnt in Egypte, mogelijk door de Perzische oorlogen, de Nelumbo lotus omdat deze plant de mensen zo veel te bieden had.

Het gewas verdrong tijdens het Perzische tijdperk de inheemse symboolplant van Egypte en is daar later weer verdwenen. Als cultuurplant is het gewas dan ook in Egypte ingevoerd.

In de Egyptisch tijd van Ptolemaeus werd Harpokrates op een Nelumbo bloem of -vrucht zittend afgebeeld. De heilige of gewijde Lotus, zoals het genoemd zou zijn, is in Egypte niet wild gevonden.

China.

De Chinezen noemen de lotus lien-wha en beschouwen zijn krachten gelijk als dat van de soma of de goddelijke drank. Het is een embleem van vrouwelijke schoonheid en vrijwel altijd wordt hun god Puzza gerepresenteerd als zittend op een blad. De lien-wha is voor hen als de gul of roos voor de Perzen, de susan van de Joden en de Dianthus voor de Grieken.

Ze cultiveren de lotus voor voedsel op grote schaal. Ze hebben aparte namen voor elk deel van de plant. De stengels wordt chթeh genoemd, de wortels mi, het blad hsia, de bloem han-tաo. De knol ou, het zaad ti, en de vruchtvorm i.

Uit Ravelingen.

Heilige Lotus.

Nelumbo was de heilige lotus van de Hindoes en Boeddhisten. Al in de Rigveda ‘s, 3000 jaar oud, wordt de lotus genoemd waar de mensen voor knielen. Het heilige dat rein en onbesmet uit de modder verrijst, als zinnebeeld van leven brengende vruchtbaarheid en wedergeboorte. Zoals de lotus uit de klammige grond zuiver en rein opstijgt, zo zal ook de ziel van de mens uit het stof van de materiele wereld zich in het reine Nirvana verheffen.

Sjiva en Brahma worden afgebeeld al zittende op lotusbloemen en Boeddha zit in de lotushouding op zo'n heilige bloem.

Het is een van de acht boeddhistische emblemen. De 8 bladeren symboliseren de 8 waarheden uit zijn boodschap aan de wereld.

Het symbool van reinheid, als een van de bloemen van de vier jaargetijden, het symbool van de zomer.

Hun scheppingsverhaal is vrij gelijk aan de Egyptische met wat andere varianten, de kern is het verhaal van de zon die uit de lotus stijgt.

De Hindoes geloven dat de bloem voortkwam als een wondermooie gouden Lotus uit de navel van de eerste Grote Geest Om en schijnend was als de zon. De bloem dreef weg op de vloed die de schepping weg zou vagen. Binnenin de bloem zat Brahma opgesloten die de wereld zou herscheppen. Brahma zal na de schepping op een banyan of lotusblad uitrusten, terwijl er uit zijn navel een lotusbloem verschijnt waarop Vischnu zit.

Het is een van de symbolen voor Lakshmi, de begeleider van Vishnu, de godin van geluk en schoonheid. De lotus wordt gedragen als talisman voor geluk en voorspoed. Omdat Lakhsmi vooral goed is voor kinderen wordt de bloem gedragen ter afwering van allerlei kinderziektes en ter bescherming tegen het boze oog. De adem van Vishnu heeft de geur van de lotusbloem en zijn navel heeft de vorm van de lotus die ontluikt als de zon hem aanraakt. In Hindoe wordt het Kamal genoemd wat ook een populaire naam voor een man is, de vrouwelijke vorm is Kamala.

Kamadiva, het Hindoe-evenbeeld van Cupido voer de Ganges af op een Lotusbloem. Fo, het Japanse evenbeeld van Mercurius, vloog door de lucht op lotussandalen.

Koning Pandu had eens de onvoorzichtigheid begaan een gewijde tand van Boeddha te verbranden. Een lotusbloem sproot in het midden van de vlammen op en in de bloem vond men de heilige tand.

Maat der dingen.

Het grote symbool van de Indische cultuur is de Lotusbloem. Deze bloem was de maat der dingen. Ze inspireerde tot gedachten over de schoonheid van Alles. In haar weerspiegelt zich de wereld. Het universum zelf ontbloeide uit de oerlotusbloem. Haar grote bloemen vullen niet alleen de Indische wateren maar ook hun literatuur.

Al vroeg spreken de Veda ‘s van het hart of het binnenste van ons als een wezen in de vorm van een lotusbloem die door de geest bewoond wordt. Het hart, de woonplaats der goden, werd altijd de ‘Lotusbloem van het hart’ genoemd. In die geheimzinnige wetenschappen werd aangenomen dat de mens 6 energiecontra ‘s heeft, van het onderlijf af tot het hoofd. De opgave van Yoga is de energie, die in het onderste centrum roert, door de vier middelste centrums tot het hoogste te verheffen dat in het hoofd als een duizend bladerige lotus beschreven wordt. Zoals die, door de energie van alle centrums, als nectar van de onsterfelijkheid vloeit zo is de geest in onuitsprekelijke vrede gedoopt.

Voor zijn geestelijke verheffing gelden bij het Hindoeïsme een aantal formules met geheimzinnige betekenis. Met de meeste zijn beelden waarbij altijd het middelpunt, een bloeiende lotusbloem, aanwezig is. In elk bloemblad zijn letters met geheime formules verborgen met de wezenlijke zin in het centrum van de bloem, de schaal met haar stuifmeeldraden. Een van de yoga-oefeningen werd naar de lotus ‘’Padna-asana’genoemd.

In de Indische architectuur en decoratie keert geen motief zo vaak terug als die van de lotusbloem. Elk watervat werd puschkarini genoemd: lotusvat. De gouden stralen van de zon die het stille water beroert en de lotusbloem, die deze beroering raakt en opbloeit geeft een beeld die je in de gehele Indische literatuur ziet. Die scène is het oerbeeld van groei en bloei tot moed en schoonheid. De zon zelf heeft de naam van liefhebber van lotusbloemen en de zon en de lotus zijn symbolen van eeuwige liefde. Verheven schepsels, als zwanen, die de geesten en de hoogste zielen verpersoonlijken, worden door lotusbloemen aangetrokken.

Bij een schoon wezen werden de voeten, de handen, het gezicht, de ogen en de tint met lotusbloemen vergeleken. De Chinese vrouwen, met vervormde voeten, heetten gebogen lotus en moesten gracieus lopen. Het zien van de bloemen maakt ze tot gelijkenis van het gezicht, vooral de ogen.

In verhandelingen over liefde worden vrouwen in 4 klassen ingedeeld. De fijnste klasse werd met een lotusbloem gelijkgesteld en lotusdame, padmini, genoemd wiens adem de zachte geur van lotusbloemen heeft. De godin van schoonheid en rijkdom is in het Hindoeïsme symbool voor de lotus en ze houdt de lotusbloem, ja, ze is zelf de lotusbloem padmasana of padmavati, Padma of kamala. De bron van alle schoonheid is de grote God zelf die een lotusbloem in zijn navel draagt, hij die de hele wereld vergiffenis schenkt en in liefde tot hem voert. Het is het lotusoog wiens blik de gezegende in zijn gedachte ziet, de pundarikakscha.

In beide oude landen, India en Egypte, werden er bij de tempels heilige dijken aangelegd waarin Lotus gekweekt werd.

In India was het voornamelijk de dagbloeiende sterlotus of padmas, Nymphaea stellata (stervormig) in wiens kelk men Joni en Lingam, de symbolen van de schepping afbeeldde.

Sage.

Heine zingt:

‘Die Lotusblume angstigt

Sich vor den Sonne Pracht

Und mit gesenkten Haupte

Erwartet sie traumend die nacht.’

Weet je dat eens, lang geleden, toen de nacht gekomen was een van de sterren aan het firmament voor vrouwe Luna een hartstochtelijke, maar door de oneindige afstand hopeloze liefde had opgevat? Moedeloos en verliefd blikte de verliefde ster neer op de aarde. Maar wat zag ze daar? Luna, liefelijk lachend in een blanke vijver. Door van haar eigenschap als ‘Vallende ster’ gebruik te maken, bereikte ze spoedig het aardoppervlak. Toen ze in de vijver lag zag ze haar aanbeden maan even ver als vroeger aan de hemel staan. De verliefde ster werd de smachtende waterlelie. Komt op zwoele zomeravonden de maan aan de blauwe sterrenhemel op, dan kan de poëtische gestemde wandelaar op een waterlelievijver zien wat Heine ons vertelt in: (de beroemde waterlelie bloeit ճ nachts en onze lotus overdag)

‘De slanke waterlelie

Kijkt dromend uit de vloed

De bleke maanschijf brengt haar

Van verre een liefdesgroet

Beschaamd verbergt zij Դ kopje

Weer in de heldre vloed

Daar zie zij haar aanbidder

Gebogen aan haar voet.

De oude volkeren noemden de zon ‘Heer van de Lotus ‘en de maan ‘Meesteres van de waterlelie’ en vragen zich af waarom de een zich met de komst van de zon sluit en de ander met de maan.

Omdat de vruchtbare aarde tot een vergoddelijking van het plantenrijk voerde, omdat voor de dichter de bloemenpracht van de Ganges het beeld van de aarde was die in de ruimte wentelde, werd de Lotus het zinnebeeld van de wereld die zijn knoppen ontwikkelt in de duistere diepte en in de stralen van de zon zijn bloem komt uitspreiden. Zonnestralen kussen het fijne weefsel van de bloembladeren en zonnewarmte doordringt de stampers, de zon zal de wonderbloem laten leven en voortleven in haar nageslacht.

Wanneer echter de Lotus het zinnebeeld wordt genoemd van de opstanding tot nieuw leven uit de slaap van het graf, omdat hij in de nacht het hoofd in het water bergt om bij zonsopgang weer op te richten, kan deze symboliek niet voor alle soorten gelden. Zelfs niet voor het diepst met mystiek karakter begaafde lotusbloemen.

Deze betoverde wonderbloem werd de Padma-Moni, de lotusbloem met een juweel in het hart. De talrijke kroonbladen van de bloem stellen de gelovigen voor. De kern is de wet, de aard der dingen, Dharma. Deze wet is de eeuwige natuur en het vrouwelijke beginsel, het ovarium van de bloem. Uit de meeldraden stuift het bevruchtende poeder die zich vereeuwigen zullen met de kiemcellen van het ovarium om nieuwe individuen voort te brengen.

Om zegening te verkrijgen van al de hemelse wezens, waarmee de verbeelding de wereld bevolkt, heeft de Tibetaan zelfs gebedsmolens of wielen met heilige spreuken beplakt. Dan heeft men ook lange staken, waaraan vlaggen zijn bevestigd waarop het heilig woord: ԏm Mami Padme Humՠ(het juweel is de lotus) Telkens als die spreuk bij een windvlaag ten hemel wijst, wordt een gebed opgezonden. De goeroe die het boeddhisme naar Tibet heeft gebracht in de 8ste eeuw droeg de naam Padmasambhava: de uit de Lotus geborenen.

Spreekwoorden.

In vele spreuken en vergelijkingen ontmoet je de lotus.

Het lichaam is de stad van Brahma, maar het hart een huis, de lotus gelijk.

De Brahmanen hebben voeten die op lotusbloemen gelijken.

Een Indisch dichter zegt dat op de witte lotus van het aangezicht zijner geliefde twee blauwe lotussen gesproten zijn, namelijk de blauwe ogen.

In het Ramayana spreekt men van Rama met de lotusogen; Rama met het oog als de kroonbladeren van de lotus; Rama met de leeuwenschouders en de lange armen, met het wit van de heldere en grote ogen als een witte lotusbloem; Rama met zijn lotus aangezicht.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl