Populus

Over Populus

Populier, Bijbel, vorm, bomen, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit F. Krebs.

Er zijn waarschijnlijk een 35-40 soorten in het noordelijk halfrond, hoewel er meer zijn beschreven, sommigen daarvan zijn hybriden.

Er zijn veel soorten ingevoerd zodat er nu kruisingen en bastaarden zijn die elk hun eigen bladvorm bezitten zodat er populierbladen in allerhande vormen zijn, rond, peervormig, gelobd, gekarteld etc. In de herfst is het blad een slagveld van kleine gouden stukjes. Een nare eigenschap van vele populieren is dat ze in de herfst de bladeren al vroeg laten vallen. Landschappen met veel populierenbeplantingen geven dan optisch korte zomers en lange winters.

Populieren zijn of mannelijk of vrouwelijk, alleen de cv. ‘Rap’ is tweeslachtig. Van elke soort kunnen er zowel manlijk als vrouwelijke vormen voorkomen, doordat ze gestekt worden komen meestal alleen of manlijk of alleen vrouwelijke vormen voor. Populieren met hun hoge ranke silhouetten langs de wegen zijn een van de eersten die in bloei komen. Dikke katjes verschijnen die langzaam uitgroeien tot rode rupsen die afvallen en de wegen bestrooien met wollig dons, dit van de vrouwelijke vormen, een dons die sommige hinderlijk vinden.

Hierna komen de lichtgele of bronzen en tere blaadjes tevoorschijn die glimmen en glanzen in het felle licht. Van de meeste soorten, vooral de hybriden, is bekend wanneer ze uitlopen, met hun kleur.

Ze staan bekend om hun snelle groei, vooral de Canadese var. , die wel meer dan een meter per jaar kunnen groeien en na 30 jaar al kaprijp zijn. Ze kunnen dan al een stamomtrek van 1,4m. hebben. Dit is interessant voor particulieren, een geplante boom kan dan in hun leven nog geoogst worden. De meeste andere bomen worden voor het nageslacht geplant. De aanplant van populier wordt begonnen met de geboorte van een dochter en zal uitgroeien tot een ruime schat bij haar huwelijk.

De bomen zelf worden niet oud, maar een paar honderd jaar, wat zo snel groeit sterft ook snel.

Ze groeien op vruchtbare en vochthoudende gronden, hebben een sterk wortelgestel, zijn droogte gevoelig. Dit in mindere mate voor de witte, grijze en tril.

Populieren komen vooral voor in het oude rivierenlandschap. De loop van de Geul is te volgen aan het peppelhout.

Ze zijn bestand tegen de wind, hoewel de stam in windgebieden meestal een schuine stand heeft. Op dichte gronden wortelen ze oppervlakkig en komen de wortels zelfs aan de oppervlakte te liggen. Ze kunnen de bestrating omhoog drukken. Sommigen maken hierop veel uitlopers.

Salicaceae, wilgenfamilie.

Uit Bock.

Lyrisch.

De populier is een boom die naar de hemel jaagt, de hoge slanke stam die opwaarts, niet zijwaarts streeft, zo ook de zijtakken die allen omhoog groeien, het teken van verwaandheid. De boom heft zijn armen altijd omhoog, de arme populier moet wel moe worden. Ze staan in de straten als uniformen en geven de vermoeide wandelaar maar weinig schaduw, de licht bewegende bladeren zorgen steeds voor ‘onrust” ze sidderen, popelen. De populier werd met eeuwige onrust gestraft omdat het de enige boom was die niet voor de Heer buigen wilde en siddert nu net als de eeuwige Jood die niet rusten kan. In alle werelddelen verstrooid zijn zij, de afstammelingen van die hoogmoedige boom.

Zou het symbool van vreugde kunnen zijn door zijn opgaande takken.

Naar een andere sage siddert de boom zo omdat zijn hout gebruikt werd om het kruis te maken. Naar die gedachte popelt en beeft ze nog steeds. Of dat de boom siddert omdat er van haar hout het houtskool voor schietpoeder gemaakt werd. Hij dacht bevend en sidderend aan alle ongeluk dat dit veroorzaakt. Symbool van babbelzucht, vrees, weeklacht.

1. Sectie Populus (in circumpolaire subarctische en koele gebieden; zuidelijker in bergstreken). Subsectie Albidae – abelen.

=Populus alba, L. (wit) de witte populier wordt ongeveer een 20-25m groot met vaak een wat hangende kroon.

Bladen zijn rondachtig/hartvormig, gelobd en wat hoekig getand, viltig en donker groen aan de bovenkant en zilver aan de onderkant. De bladeren van de jonge scheuten zijn hartvormig en 5 lobbig. Bladeren zijn wel heel verschillende van vorm, aan oude bomen zwak handvormig of bijna niet gelobd. Wel hebben ze in de herfst een goudgele kleur.

Meestal zien we rond de boom veel worteluitlopers groeien.

Het aanzien van de boom is licht.

Onaangenaam is het pluizige zaad dat ver met de wind meewaait en onder de boom en wegen voorkomt, volgens de Arabische naam van de boom shairat-al-bak-, de muggen- of vliegenboom. De zaden kunnen onaangenaam zijn voor mensen met hooikoorts. Voorkom dit door manlijke planten aan te planten.

Lyrisch.

De openbarstende knoppen en blaadjes zijn bedekt met sneeuwdons zodat het op afstand lijkt of de bomen bedekt zijn met witte bloemen. Als de blaadjes tot volle ontwik­keling zijn gekomen zijn ze aan de rugzijde nog met zilverdons bedekt. Het blad lijkt zo op die van het hoefblad. De bladeren zijn aan de onderkant witviltig en het St. Janslot loopt helemaal sneeuwwit uit. Met zilveren lijnen zijn de bladen bezet, de bomen zijn zilveren piramiden van bladen.

De witte lijnen zijn vaak te zien in de plotselinge zomerwinden, dit is een zekere indicatie van komende regen, de “wheather tree shows its white lining, there will be rain”. Heen en weer zwaaiend in de wind schitteren ze eerst licht en dan donker al naar de zijde die zich vertoont, daarom is de boom aan de Tijd gewijd met zijn afwisseling van dag en nacht. Symbool van tijd. Het blaadje is omgekeerd, Fries it bledtsje is omteard, Duitse das Blatt hat sich gewandt, Franse la carte est tournee.

Ook de spreuk als een blad omslaan berust vooral op het gedrag van de abeel wiens bladeren op Johannisdag hun plaats veranderen zodat ze daarna de boom geen bescherming meer bieden tegen de regen, na die tijd zie je deze boom wit oplichten in het landschap.

Ook de stam heeft witte plekken en de jonge takken zien er zilverachtig uit.

De witte abeel is een krachtige en snelle jongen, een yuppie, die met de tijd een zware en stevige stam krijgt die een brede en statige kroon torst. Een zware abeel maakt een grootste indruk en geeft het voorkomen van mannelijke kracht. De abeel vormt veel wortelopslag.

Het bovenste deel van de stam behoudt zijn blankheid terwijl het onderste gedeelte steeds meer rimpels en vlekken krijgt wat een mooi contrast geeft. De stam van deze boom vertoont een patroon van lenticellen die ruitvormig als spijkerschrift gevormd is. Door die lenticellen kan er een gaswisseling met de buitenlucht plaatsvinden. Elk soort van populier heeft zo zijn eigen patroon, horizontale lijnen, verticale, stipjes wratten etc.

De abeel groeit in Midden en Uit Zuid Europa tot Noord Azië en de Kaukasus en is hier niet inheems.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) De witte populier wordt in het Grieks Leuce genoemd en in het Latijn Populus alba, dat is witte populier en van sommige Farfarus zoals blijkt uit Plautus in zijn komedie Penulus’.

Uit Latijn albus: wit, kwam albulus: witachtig, wat in laat Latijn verscheen als albatus, dit leeft in het Italiaans albaro nog voort. Alberi is de Italiaanse naam voor de zwarte populier.

In de Romaanse benaming spelen twee Latijnse woorden dooreen, namelijk arbor: boom, en een afleiding van albus: wit. Hoe dan ook, Italiaans albaro gaf oud-Frans albel wat later aubel werd. Hieruit ontstond midden-Nederlands abeel, Engels abel tree of abbey, oud-Hoogduits Albari en midden-Hoogduits Alber(boum) of Allerbaum. Abele en Bellweide komen voor bij Gessner, verder Abele, Abielbaum, Albare, Albe, Alber, Albabaum, Allerbaum, Alpar, Appenbaum in Holland, Arbele, Beelweide, Belle, Bellweide, Bollen, Wasseralbarn en Wasserbaum.

Dodonaeus (b) “Hier te lande heet het meest abeelboom waarnaar sommige ongeleerde schoolmeesters die boom Abies in het Latijn willen noemen, doch met grote dwaling, in Hoogduitsland Weisz Alberbaum en ook Abielbaum’.

De Engelse naam abele is afgeleid van het Hollandse abeel waar veel bomen uit vandaan kwamen, in het midden van de 16de eeuw zouden er 10 000 van deze bomen geïmporteerd zijn uit Vlaanderen. Vandaar de vermelding van Dutch arbel of Dutch beech, in Frans komt ook blanc de Hollande voor. In Engeland werd het geïntroduceerd in de 17de eeuw. Gerard kende in 1597 slechts een paar abelen “in some places heere and theere a tree”.

Abeel mag dan afgeleid zijn van Latijn. Onze namen belt (hoogte) en abeel moeten van Keltische afkomst zijn. Deze laatste heette vroeger ook belboom, of van Duits Belle of Belz, wel van beilen: klieven, Sanskriet phal, het beste gekliefde hout levert dit geslacht en levert zo het beste hout voor beelden, Gotzenholz, Heiligengotzenholz en Johannisholz.

Dodonaeus © ‘In Frankrijk heet het peuplier blanc, in het Engels whipte poplar, in Italië popolo bianco, in Spanje alamo blanco en amieyro en in Bohemen topel’.

Engels white poplar, Frans peuplier blanc, Duits Silberpappel, Weißpappel, Weißaspe, Weisspappel, Pappelbaum en Weisz Popelweyden, witblad, witboom, zilverpopulier of witte populier.

(d) ‘In het Waals heet het obeau, aubel en obel’’.

(e) Duits Aspe, Engels heeft ook white asp, zie tremula.

(f) Sarboum bij Bock, Bappelnbaum, Sarbaum bij Bock, Wasserbaum.

Gebruik.

Volgens de ouden werd van deze boom een zalf gemaakt die samen met de kuisboom (Vitex agnus castus) verkoelend werkt op het seksleven. De medicinale werking van deze struik werd vaak vergeleken met die van de wilg die het symbool van kuisheid is en onvruchtbaarheid.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562) ‘De schors van de abeelboom een ons zwaar of, als andere zeggen, het gewicht van een denarius, dat is een vierendeel lood tegelijk ingegeven geneest de druppelplas en diegene die met de heupjicht en jicht gekweld zijn, net zoals de poëet Quintus Serenus Sammomicus ook betuigt en zegt in zijn gedichten aldus: ‘Dikwijls is de mens met de inwendige heupjicht gekweld op die manier dat hem het gaan heel benomen is met een onlijdelijk pijn er bij, maar daarvan zal hij genezen worden als hij de schorsen van witte populier met zijn drank inneemt’.

De schors in wijn gekookt laat goed plassen. De ronde knoppen van deze boom met honig gemengd genezen de schemering van de ogen, daarop gestreken.

Die schorsen met de nier van een muilezel gedronken maakt de mensen onvruchtbaar en laat de vrouwen misvallen, zoals sommige geloofd hebben en hetzelfde zeggen andere van de bladeren van deze boom als ze na voorgaande ledig maken of zuivering van de buik of nadat de vrouwen hun maandstonden gehad hebben ingenomen worden.

Deze boom werd gebruikt als anaphrodisiacum:”popelboem of populus, men zegt dat als van de schors gedronken wordt het verbiedt een vrucht te ontvangen “.

De zwarte en witte poplar staan onder het beheer van Saturnus.

Vormen.

1a) (Tot de sectie Leuce behoren witte populieren.)

Deze sectie stelt lagere eisen aan de grond dan de Aigeiros-populieren. Ze zijn niet gemakkelijk of in het geheel niet voort te planten door stekken. Door kruising tussen de verschillende soorten, vooral tussen de Europese en Amerikaanse tracht men in deze groep bastaarden te krijgen die een betere groei of stamvorm vertonen, zich gemakkelijker laten stekken en bruikbaar zijn op minder goede gronden. Van deze sectie zijn, in tegenstelling met de sectie Aigeiros, de bloemdraagblaadjes gewimperd zodat de katjes meer wollig lijken. Bomen of hoge struiken met een gladde en grijze schors. Oude bomen zijn aan de voet vaak ruwspletig, maar altijd met min of meer grijze schors. Jonge twijgen en knoppen zijn witviltig en de eindknoppen zijn betrekkelijk klein, meestal behaard en niet kleverig. Bladeren zijn aanvankelijk aan beide zijden witviltig of grijs behaard en aan de onderzijde blijvend behaard. Groeien in Z. Europa, Azië.

Hiertoe behoort Populus alba, L. waarvan de volgende cv. gekweekt worden:

Nivea’ is al een oude vorm die geschikt is als sierheester. Werd gewonnen in 1789 in Engeland. De twijg en bladonderzijde zijn met dicht witviltig dons bezet en wordt daarom soms wel silver maple genoemd.

De ‘Alba’ vormt zo een mooie boom of struik tot 15m. Geeft bladeren met verschillende graden van lobben soms tot esdoornachtige vormen. Is moeilijk uit te roeien, vaak is de boom omgeven door talloze jonge opvolgers.

Pyramidalis’ heeft een piramidale tot zuilvormige kroon. Deze, toch wel wat kankergevoelige boom ontstond in 1749 in Frankrijk. Wordt een 20m hoog.

De nieuwere ‘Raket’ is gewonnen door het Bosbouwproefstation te Wageningen in 1956. Combineert een smalle groeiwijze met takken die stijl naar boven zijn gericht. De boom is dicht bebladerd om de stam heen. Groeit snel en is ook geschikt voor windsingels en door de zuilvorm als solitair, vrijwel niet vatbaar voor bladziektes. Wordt 20m. hoog.

2. Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Tot de sectie Leuce behoort ook =Populus x canescens, Sm. (grijs of grauw), de grijze of grauwe abeel. Dit is een kruising tussen alba x tremula, die al lang in cultuur is.

De grauwe abeel heeft glimmend groene bladeren met aan de onderkant het resultaat van de alba, een grijsviltig kleur en vooral in jonge toestand gelobd, bladen zijn rondachtig en diep wuivend, getand. De knoppen zijn donzig, maar niet klammig. De twijgen zijn aanvankelijk behaard. Groeit op tot 25m. Is redelijk goed bestand tegen zeewind. De laatste jaren zijn er vele nieuwe selecties op de markt verschenen.

Het is een van de langzaamst groeiende van de populieren, maar geeft wel het beste hout. De houten vloeren worden nog in Norfolk planchers genoemd, de oude Noorse naam.

Naam.

Grauwe abeel, verbastering van Latijn alba, Engelse grey of gray poplar, Franse peuplier grisard, Duitse Graupappel.

cv’. Moffart’ verscheen in 1968 door de Belg Moffart. Een mannelijke vorm met grote bladeren die vroeg uitloopt. Vormt een zeer rechte stam en een vrij dichte, matig brede en piramidale kroon. In ons land wordt die veel aangeplant. Wordt 25m hoog.

Enniger’ is een manlijke Duitser. Komt vrij vroeg in blad, met een redelijk rechte stam. Vormt een vrij smalle kroon tot 25m. Een goede boom voor kustgebieden.

Honthorpa’ is ook manlijk met matig grote bladeren. Paart een snelle groei aan een zeer rechte stam met vele zijtakken die recht omhoog gaan. Loopt laat uit. 25m.

Limbricht’, van het Bosbouwkundig proefstation uit 1959, is manlijk met grote bladen die vrij vroeg uitlopen. Geeft een vrij rechte stam waarop een piramidale kroon waarin de takken breed uitstaan, naar buiten en omhoog buigend. 25m. wordt die hoog.

Tatenberg’ heeft matig grote bladeren, wel een zeer rechte stam en spil. Ook de vele zijtakken zijn vrij rechtopstaand. Vormt een smalle en elliptische kroon. Loopt vrij laat uit en groeit het liefst op vruchtbare gronden.

Witte van Haamstede’ is door het Bosbouwproefstation geselecteerd in 1957. Een vrouwelijke vorm met matig grote bladeren die vroeg uitloopt. De kroon is matig breed maar op een rechte stam. Is goed bestand tegen zeewind.

4. Sectie Populus (in circumpolaire subarctische en koele gebieden; zuidelijker in bergstreken). Subsectie Trepidae - tril of ratelpopulieren.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Populus tremula, L. (trillen) ratelpopulier is een boom of struik van 6‑24m.

Blad is eirond met een gegolfde en soms wat getande bladrand, licht groen aan de onderkant en helder glanzend groen erboven. De bladstengel is meestal langer dan het blad en tegen het blad aan platachtig.

Dit is de eerst bloeiende populier, katjes komen al in maart

Jonge twijgen zijn harig

De jonge en toch buigzame twijgen zijn van een roodachtig groene kleur, bij ouder worden vallen zijn takken vaak. Dan is de stam vrij van takken en bedekt met een gladde en grijze bast

Is vrij algemeen bekend en groeit in het wild of aangeplant.

Maakt ook wortelopslag, de wortels groeien vrij vlak. Uit Europa, N. Azië.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De derde soort van populier wordt hier te lande rateleer genoemd naar het geluid dat de bladeren van zich geven als ze tegen elkaar gedreven worden en vanwege dezelfde oorzaak heet ze in het Latijn ook Populus Tremula naar de Franse naam tremble, zo het schijnt. Deze soort van populier wordt geloofd dat het dezelfde is die Plinius Populus Libyca noemt en Theophrastus Cercis, die van Theodorus Gaza Populus montana genoemd wordt als of men bergpopulier zei, in het Italiaans popolo montana’.

Ons rutteler of ratelaar is verwant met Duits Rutteln, vanwege het beven van zijn bladeren. Duitse Flitter-, Flatterespe, -pappel, Flidder, Glitter, -espe, -pappel, -poppel, Fludresch, Fluttermana, Zitterbaum in oud-Hoogduits, Flatterpappel en Zitterpappel. Klaterpeppel, vrouwentongen of ratel populier, Engels soms rattle, Gerard zegt dat het wel tremble genoemd mag worden, naar de Franse naam, de Franse peuplier tremble, het is le tremble, Italiaans la tremella.

Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Engels aspe’, onze esp.

Rausch-, naar het ruisen van de bladeren, Ratteler, Ratteren, Rauschen, mogelijk ook zo naar zijn oudste naam Aspe. Asp is de oudste naam voor de ratel en kan vergeleken worden met oud-Hoogduits lisp: lispelen. Aspen in Zwitserland, Aspa bij Hildegard, Aspe in midden-Hoogduits, Espe in midden-Noord Duits, midden-Hoogduits Alpe, Eipe, Espenbaum, ook Flitterespe en Rattelespe, Engelse aspen, asp, aps, of haps tree. De esp heette in midden-Nederlands espe, vergelijk oud-Hoogduits Aspa, oud-Engels aesp(e) aeps, oud-Noors osp, IJslands osp, Zweeds en Deens asp. De Gotische naam voor de ratelpopulier is Aspa. De grondvorm is Germaans apso, aspithja: espenbos, vergelijk Russisch osina, Lets apse en oud-Pruisisch abse. Aan de oudste Armeense namen ontleend zijn Turks apsak: poppel, een Indo-Germaanse apsa bevestigend. Daarmee is de esp als karakterboom in de oerplaats van de Germanen en Indo-Germanen verzekerd. Bekend is het slagveld Aspern, verder Aspang, Aspach en Aspenhof. De samenhang met het Griekse woord aspis: schild, is zeer duidelijk. Verder komen het als plaats- streeknamen voor: Asperen en Eijsden wat in 1168 Espede heette, Esp, Espel, Espelo en Hespelaar.

Dodonaeus © ‘Het heet bij ons ook niespen-boom, in het Waals niespe’.

(d) Naar Baber-, Baberesche of Baweresch.

(e) Espe en Esche worden gemakkelijk verwisseld, zie Fraxinus, Asche, Aschenbaum in Tirol, Faulesche, Leberesche, Fluderesche, Pattelesche, onze espenboom,

(g) Heiligenholz bij Bock, verder Alpe, Agipalter, Aschpe, Aspolter Eipe, Bawerke, Baweste, Papierholz naar het gebruik.

(h) Shakespeare noemt de asp nog aspic in Antony and Cleopatra 2, 243-4, 269-9, 354-7:

“The pretty worm of Nilus there

That kills and pains not

Have I the aspic in my lips? Dost fall?

If thou and nature can so gently part,

The stroke of death is as a lover’s pinch

Which hurst, and is desired

This is an aspic’s trail; and these fig leaves

Have slime upon them, such as the aspic leaves

Upon the caves of Nile”.

Gebruik.

Het hout is wit en geschikt voor ovens en draaiers, er werden houten overschoenen van gemaakt die dames droegen bij nat weer. In Engeland werden de ‘pattens’ al gemaakt in 1491 naar een vermelding in de church of St. Mary’ s at Hill waar staat: ‘ij paire of pattens for the priest’. In 1464 was er al een broederschap van ‘patyn makers’.

Trillen.

Vrouwentongen wordt de tril genoemd omdat zijn bladeren bij het minste of geringste bewegen en altijd te horen zijn, daarom ook wel bevende ratelaar. Trillen of sidderen als een espenblad is een bekende uitdrukking. De esp was een teken van schandaal omdat zijn bladeren gemaakt waren van vrouwentongen.

Chaucer zegt dan ook:

‘And quake as doth the leaf of Aspen green’.

To shake like an aspen is een van de oudste Engelse gezegden.

Dat ritselen wordt veroorzaakt door de eigenaardige opbouw van het blad aan de bladsteel die plat en breed is en een verticale stand heeft, terwijl het blad horizontaal staat. De bladsteel is dan ook nog zeer slap en wordt dan zo ook met het minste windzuchtje beroerd. Mogelijk dat dit dient om de verdamping te bevorderen en zo de boom een goede groei geeft zonder ziektes. Terwijl bij andere bomen de bladeren slapen is het blad van de ratel altijd druk bezig.

Sagen:

De bladen vinden geen rust omdat het kruis van Christus uit dit hout gemaakt is.

Naar een oude notitie was het kruis gemaakt van vier stukken hout, die de vier werelden van de aarde betekenden. De palm, ceder, olijf en cipres worden door andere als de gekozen bomen genoemd, terwijl anderen de den en buxus vervangen voor ceder en palm.

De eigenaardige indruk die hierdoor veroorzaakt werd gaf aan het middeleeuws bijgeloof aanleiding om aan deze boom verschillende sage en overleveringen toe te dichten.

Toen Christus door het land reisde en weldaden om zich heen verspreidde, zieken en kreupelen genas, waren alle bomen en struiken zozeer van eerbied voor de Heiland doordrongen dat ze allen op zij doortocht eerbiedig hun kruin naar de aarde toe bogen. Alleen de espenboom hield zijn kroon trots omhoog gericht, maar deze trots zou gebroken worden want de Heer wilde de oneerbiedige boom voor zijn hoogmoed straffen en verdoemde het tot altijddurende onrust, zo zelfs dat het minste windzuchtje de boom al van schrik en angst zou laten sidderen en beven. Zo moet die tot het eind der dagen leven zonder nacht nog dag een ogenblik te rusten.

Of, toen de heilige familie naar Egypte vluchtte, wilde deze boom zijn takken niet buigen om de heilige familie wat schaduw te verschaffen en bood hun ook geen vruchten aan waarover hij zich nu nog schaamt. Bij de gedachte aan die daad popelt en beeft de boom nog steeds.

Weer anderen beweren dat deze boom het hout voor Christus kruis geleverd zou hebben en dat het blad daarom zou moeten blijven trillen.

Tijdens het Avondmaal heeft Christus dan ook gezegd: ‘Voorwaar Ik zeg u, dat een van u mij zal verraden”. Sommigen zeggen dat het de zwarte populier was die vroeger vruchten droeg, maar sindsdien niet meer en wiens schors daardoor zwart werd. Of de ratel die bij het minste koelte beeft en wiens bladen in de herfst rood worden. Of omdat de populier de twijgen geleverd heeft waarmee Christus gegeseld werden en sindsdien popelbladen bleven.

De Legende in Engeland verhaalt dat de boom niet alleen weigerde om te buigen, maar verhaalde dat hij vrij van zonden was en geen reden had om te trillen of te wenen, waarop die onmiddellijk begon te trillen en zal doorgaan tot de laatste dag.

Het blad van de trilpopulier lijkt op vrouwentongen die zelden rusten. We horen van een man die met een stomme vrouw getrouwd was. Ze kon dus niet spreken. Maar ze was rijk en mooi. Toen kwam eens een reiziger voorbij die zag dat de man nadacht en droevig was en hij legde hem de reden uit. De man adviseerde hem een espenblad onder haar tong te leggen terwijl ze sliep. Hij was gek genoeg om dit te doen en legde er voor de zekerheid drie onder. ‘s Morgens vroeg hij haar hoe ze zich voelde. Plotseling antwoordde ze hem en zei: “Hoe durf je me zo vroeg wakker te maken?” Ze had haar spraak teruggekregen. Haar spraak nam van dag tot dag toe, ze had zoveel in te halen dat ze alles met haar man besprak en zoveel dat hij tenslotte zo vermoeid werd en er mee aanraakte omdat hij veel meer last en ruzies met haar had die ze hem toeschreeuwde dan tevoren. Toen hij de man ontmoette die hem het advies had gegeven vroeg hij wat hij kon doen, maar de man antwoordde niet dadelijk, hij was de duivel, zei tenslotte: “Ik heb wel de kracht om de vrouwen aan het spreken te krijgen, maar als een vrouw eenmaal begint te spreken ben ik, nog alle duivels uit de hel, in staat om de vrouwen stil te houden, nog haar spraak te stoppen”.

Uit Ravelingen.

Bijbel.

Genesis 30: 37 ‘Toen nam Jacob zich verse takken van populieren’.

Jesaja 65: 3 een volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt door te offeren in de hoven en offers te ontsteken op de tichelstenen’.

Hosea 4: 13 ‘onder eik, populier en terebint’; 14: 5 ‘hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon’ . Populieren geven sterke jonge scheuten zodat ze de takken van Jacob konden leveren, zie Styrax officinalis, omdat het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt is, libneh of livenim wit betekent (in Griekse vertaling als witte populier) en de bladeren en bloemen van de storax zijn wit. Populieren zijn snelle groeiers en geven aangename schaduw zodat ze op de heuvels een plaats konden bieden voor heidense verering. Maar de meeste populieren groeien aan waterkanten en niet op heuvels, het zijn vochtverdampers, in ieder geval komen ze niet samen met een eikensoort en terebint. In Hosea komt Hebreeuws livneh voor en niet l’vanon wat verwarring geeft met de Libanon, de populier is bekend vanwege zijn wortelende gewoonte, nieuwe scheuten komen omhoog en de straat wordt opgetild. De Arabieren noemen de witte populier haur of hor wat het woord is dat gebruikt wordt bij de Arabische vertalingen van Hosea.

Naar het bekende trillen van de bladeren zou de populier voorkomen in Leviticus 23: 40, 26:36, 2 Samuel 5: 23-24, 1 Kronieken 14: 14-15, Psalm 84: 6, de vallei van Baca, 137: 2, waar de harpen aan de wilgen worden gehangen, Jesaja 7: 2. Soms wordt dit vertaald als balsemstruiken of moerbeistruiken. In de Septuagint als perenboom, Pyrus syriaca. Deze laatste komt echter met het minste met de tekst overeen, ze vormt geen bos waarin een leger zich kan verschuilen. Bovendien maakt ze geen lawaai in de toppen. Het bewegen van de bladeren is specifiek een gewoonte van de populier, vooral de trilpopulier, P. tremula, maar die zou alleen maar in cultivatie voorkomen, mogelijk Populus euphratica, Oliv.

Psalm 84: 6, de Hebreeuwse naam voor die struiken is Becaim, Bac of Bacha. Volgens Moldenke is dit woord vrijwel identiek met het Arabische woord Baca voor Commiphora opobalsamum. Deze levert druppels van zijn takken gelijk tranen. De literaire vertaling is treuren. Moldenke meent evenwel dat dit meer op de populier slaat dan op de balsemstruik omdat die inlands is in Jemen.

6. Sectie Populus (in circumpolaire subarctische en koele gebieden; zuidelijker in bergstreken). Subsectie Trepidae - tril of ratelpopulieren.

Uit C. Millspaugh.

Populus tremuloides, Michx. (ratelpopulierachtig) de Amerikaanse ratelpopulier die veel op onze ratel lijkt. Wordt een 25-30m hoog. De bladeren zijn regelmatiger gevormd en fijn gezaagd. De grootte en de vorm van de bladeren lopen uiteen, aan de korte zijtakken 4-7cm lang en bijna even breed en van boven matgroen en vanonder blauwgroen. Aan krachtig groeiende takken zijn ze veel groter en ook lichter getint. Deze soort komt hier zelden voor, soms zie je hier wel de treurvorm.

Is kort levend maar vormt een mooie bedekking na bosbrand en op die manier beschermt het andere bomen die onder zijn schaduw starten. Na een 20 jaar is het meestal wel gedaan.

De binnenste bast, ofschoon zeer bitter, is het lievelingsvoedsel van de bevers.

De Amerikaanse is een van de gewoonste en karakteristiekste bomen van de noordelijke staten. De American aspen is beschreven in 1812.

Naam.

Amerikaanse ratelpopulier, American aspen, quaking of trembling asp. De Onondaga Indiaanse naam voor deze boom is nut-ki-e: wat lawaaiig blad betekent. Dit herinnert aan het verhaal bij de Grieken waar ze vrouwentongen genoemd werd omdat ze nooit stil zijn. Een gebabbel dat men met weerzin bijwoont, het geeft een hard en wanluidend geklater.

De boom is het symbool van praatzucht en eigenwaan, rusteloosheid, tranen en onstandvastigheid.

Gebruik

Deze boom levert het belangrijkste hout voor kampvuur bij de noordelijke Canadese indianen.

Uit www.colby-sawyer.edu

Populus grandidentata, Michx. (met zeer grote tanden) Knoppen zijn spits kegelvormig en behaard.

Bladeren zijn 6-14 cm lang en donkergroen met een grijs/groene onderkant en lang eivormig Jonge twijgen zijn rond en eerst grijs behaard, later geheel kaal.

Het wordt een recht opgroeiende boom met een gladde en grijze schors en betrekkelijk smalle kroon.

Deze boom komt bij ons zeer zelden voor.

De grof getande populier komt ook uit N. O. Amerika en wordt 15-20m groot. Is beschreven in 1772.

Grof getande ratelpopulier. Large toothed aspen, soft of paper poplar. Amerikanische Zitterpappel.

Laat de bladeren zingen in vreugde.

Het idee dat een boom geïdentificeerd kan worden door te luisteren naar het geluid van zijn blad. Sta eens stil onder een eik en luister hoe de wind schudt aan zijn kruin en beweegt door de diep gelobde bladeren. Sta eens stil bij een populier en luister naar het zenuwachtig geklak van zijn tongen, de twee sounds zijn totaal verschillend. Kijk eens hoeveel bomen je kan herkennen aan hun stemmen.

Een geheimzinnig gefluister, nu weer wat luider dan weer wat zachter die een vreemde indruk op ons gemoed maakt, lieflijk, opwekkend en strelend als het gegons van de insecten, het murmelen van een beek, het ruisen van een waterval dat zijn van die tonen die nooit vals worden, de zuiverste muziek die men zich wensen kan.

Het opzwepende ritme van de wind geeft elk soort boom zijn eigen toonzetting die door de wind bespeeld wordt. De noten komen voor in alle tonen die geproduceerd worden door de bladeren van de bomen. Verschillende bomen vormen zo samen een harmonie. Zo beluister je midden in het woud een symfonie van klanken die gedirigeerd worden door Zephyr, de god der winden. Met het aanzwellen van de wind wordt er een octaaf hoger gespeeld en meer met slaginstrumenten gewerkt.

De muzikale gegevens zijn op een bijzondere manier geladen, vragen om ontplooiing, ontwikkeling. Deze muziek vraagt van de luisteraar een bijzondere instelling. Bij oppervlakkig luisteren zal deze muziek in vele gevallen een zekere eentonigheid bespeurd worden, door oefening zal een bijzondere wereld opengaan. Boeiend door de rijke afwisseling, gebaseerd op de kiemkracht van 1 of meer veelal eenvoudige gegevens en gerealiseerd door de rijke fantasie van de componist.

In deze toonzetting wordt het koperwerk door de vogels verzorgd, de strijkinstrumenten horen we door het ruisen van de bladeren en het jankende geluid van de wind die door de takken speelt. De houtinstrumenten spelen (spreken) voor zich. De slaginstrumenten, pauk en grote trom, worden bespeeld door de vruchten.

In deze kleurrijke harmonie wordt de bas gespeeld door de Catalpa, alt verzorgt de linde, de sopraan partituur wordt waargenomen door de perelaar. In de compositie vinden we voor de berk de tekens pp (pianissimo) zeer zacht en ff, (fortissimo) zo sterk mogelijk voor de kastanje. De oude beuk speelt largo terwijl de jonge lijsterbes allegro gaat. In de verte horen we het brommen van een fagot. Dissonante akkoorden zijn voor rekening van de kraakwilg.

Je hoort een lang aangehouden bastoon waarop een opeenvolgende reeks akkoorden voortgaat, afgewisseld door hoge en lage klanken. Die worden een toon hoger herhaald door de kleinere bladeren, waarna deze variatie zich verder vrij ontwikkelt. Het voller en rijker worden van de toon komt door het meetrillen van de bladstelen. Een speelse afwisseling van legato en staccato, geeft de muziek een verhoogde levendigheid.

Er zijn virtuozen bij wiens instrumenten op zo hoog peil staan dat er respectievelijk composities gemaakt kunnen worden van sonaten, kwartetten, ouvertures en symfonieën. Je hoort de blues spelen door de Amerikaanse eik, dan swingt het in de treurwilg. Een muzikale declamatie die beluisterd kan worden door de echte liefhebber.

8. Sectie Aegiros - zwarte populieren (gematigde gebieden in Europa, Noord-Amerika en Azië) .

Vooral deze groep is voor de cultuur van betekenis.

Meestal zijn het hoog groeiende bomen met een ruwe schors en kleverig jonge twijgen en knoppen. De twijgen zijn aan de top meestal kantig. De bladstelen zijn zijdelings samen gedrukt.

Bladeren zijn delta of ruitvormig en aan beide kanten ongeveer met dezelfde kleur.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Populus nigra, L. (zwart) is hier al vanouds ingevoerd.

De zwarte heeft vrijwel altijd een donkere schors. Maar de boom is zo genoemd vanwege de zwarte ring in midden van hout als je die omhakt, of naar de donkere kleur van de bast of omdat het donkerder blad heeft dan de witte.

Bladen zijn driehoekig en versmallend tot een punt, gezaagd en glad aan beide kanten. Het donkergroene blad is nooit in rust en sprenkelt in licht van de zon vooral na een zomerse bui is het aangenaam voor het oog.

Katjes komen in maart/april en zijn van een rijke rode kleur, eind mei zijn ze rijp en vliegen uit

De boom groeit, hoewel nu vrij zeldzaam, bij ons in de waterrijke bossen.

Oude, zwarte peppels hebben niet het elegante van de witte populier. Zo’n oude boom heeft een wijd gespreide onregelmatige kroon met zware takken en een diepgegroefde schors, ze zijn eerbiedwaardig door de kankergezwellen aan de stam, soms zijn ze zo knoestig als een eik. Met zijn machtige kroon leeft het vrij aan de oever en daar stuurt de zwarte geweldige stutpeilers in de grond om zich te verankeren. De takken zijn naar alle zijden gelijkmatig en wijd uitgespreid. Komt uit Europa.

Populus nigra subsp. nigra. Centraal en oost Europa. Bladeren en scheuten glanzend, bast grijsbruin, dik en gevoord. Populus nigra subsp. betulifolia (Pursh) W.Wettst. (met bladeren als de berk) Noordwest Europa. Bladnerven en scheuten fijn donzig, bast grijsbruin, dik en gevoord vaak met dikke knopen, stammen leunen meestal zwaar. Birkenblättrige Schwarzpappel. Populus nigra subsp. caudina (Ten.) Bugała. (staartachtig) . Zeegebied, zuidwest Azië als var. afghanica niet onderscheiden wordt. Populus nigra var. afghanica Aitch. & Hemsl. (uit Afghanistan) (Populus nigra var. thevestina (Dode) Bean). Zuidwest Azië, soms als een cultivar behandeld en soms als een apart soort, Populus afghanica, bast is glad, bijna wit.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘ De andere populier heet in het Latijn Populus nigra’.

Isidorus XVII 7.45: “Populus dicta, quod ex eius calce multitudo nascatur”.

Populus, door de klank van de o wordt de boom onderscheiden van populus: het volk. Het woord geeft een verdubbeling te zien van po-pol, mogelijk heeft dit een verband met palus: moeras. Anderen vergelijken het met het Griekse paipallmaai, dat sidderen of trillen betekent, vergelijk Latijn palpitare: trillen. (Mogelijk is het woord van Aziatische oorsprong, vergelijk Indisch pipala) Populus duidt dus op de voortdurende lichte beweging van de blaadjes, populus is via paipolos ontstaan.

Sommigen menen van papeln, het babbelen van de bladeren.

Via oud-Frans peuple, later pouplier of poplier, (nu peuplier) de ier werd toegevoegd als een Franse boomnaam, kwam midden-Engels popler tot poplar en onze populier.

Duitse Papple, (zie Malva) in oud-Hoogduits was het Popel, midden-Hoogduits Papele of Papel en stamt uit het Latijnse populus.

In het Italiaans heet de boom pioppo, Spaans en Portugees alamo.

Bij de Romeinen was het de boom van het volk waar de Turijnse populier veel in de steden geplant werd. De boom van het volk omdat hij direct in beweging komt en zijn bladeren altijd laat praten als de nooit rustende volksmenigte die in actie komt bij het minste zuchtje. De arbor populi: boom van het volk, werd bij de Fransen als bevrijdingsboom het embleem van populaire vrijheid net als de linde.

Dodonaeus (b) ‘Populus nigra, dat is zwarte populier, hoewel dat hij hier te lande genoeg bekend is met de enkele naam populier en popelaer, in het Grieks heet hij Aegeiros, in het Frans peuplier noir, in het Italiaans popolo nero, pioppo, piuppo en tiuppo, in het Spaans alamo nigrilho’. De echte of zwarte populier heet in het Hoogduits ook Popel weiden, in het Engels blake popler tree en in onze taal ook ulbenboom’.(zie iep)

De populier wordt in de Germaanse landen alleen door de ratelpopulier vertegenwoordigd. Eerst in de middeleeuwen kwam de zwarte uit het zuiden tot ons. Voor die zwarte gelden ook de Latijnse namen populus en afleidingen ervan. Zwarte populier, Duitse Schwarzpappel, Franse peuplier noir, Engelse black poplar.

Dodonaeus © ‘Het heet in het Hoogduits ook Aspen, in het Engels aspe of popler tree’, Zie voorgaande.

Dodonaeus (d) ‘Petrus Crescentius noemt hem ook Albarus in het Latijn’.

Aber, Alberbaum, Almabaum, Allerbaum, -weide, Belle bij Bock, Bellen, -holz, Bollen, van abeel?

Dodonaeus (e) ‘Dat eerste knopje of schede van de bladeren van deze zwarte populier dat men in de apotheken gebruikt wordt daar Oculus Populi genoemd, maar andere noemen het liever Gemma Populi en sommige Grieken noemen het Sperma, dat is te zeggen zaad. En daarvan is die dwaling gekomen dat sommige niet dit vette en welriekende uitspruitsel of schede van de bladeren in de bereiding van de populierzalf aanraden te gebruiken, maar nemen daarvoor die druifvormige trosjes die na de katjes volgen; waarin nochtans geen vettigheid of harsachtigheid gevonden wordt daar de Grieken in de voor vermelde zalf niets anders aanraden te nemen van deze populier dan hetgeen dat olieachtig, vet of harsachtig is al is het zo dat ze het misschien geen goede of eigen naam gegeven hebben wat uit Paulus Egineta genoeg blijken kan want hij zegt aldus in zijn 7de boek; ‘Omtrent of rondom dat zaad (in het Grieks) wordt veel hars gevonden’.

Salbenbaum, de zalf die ervan gewonnen wordt, Sarrbaum, Sarbachbaum bij Gesner, Saarbaum. Sara en Sarbaum in Zwitserland.

(f) Catfoot poplar naar zijn afdrukken op de stam of hout, cotton tree naar de katjes. De manlijke katjes die gevallen zijn lijken op vette rode engerlingen. Niet verwonderlijk dat ze devil’s fingers genoemd werden en zouden slecht geluk brengen als ze opgepakt worden

(g) Madenbaum en Muckenbaum.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562) ‘De harsachtige vetheid die aan de jonge knoppen van de zwarte populier gevonden wordt heeft een dun makende en verzachtende kracht en daarom doet men het zeer bekwaam bij alle pleisters, zalven en andere dingen die vermurwen, verzachten en alle pijnen verzoeten en de vermoeidheid weg nemen.

Dioscorides schrijft ook dat deze jonge spruitjes of knoppen van de zwarte populier met azijn gedronken zeer nuttig zijn om de vallende ziekte te genezen.

Van deze populierspruitjes wordt een zeer goed bekende en veel geachte zalf in de apotheken gemaakt die populierzalf heet die eensdeels door de kracht van deze knoppen en eensdeels door de dingen die er meer bij gevoegd worden zeer goed is tot alle verhitting en tot alle verse geslagen, gestoten of gevallen builen en gezwellen, daarop gestreken.

Die knoppen van de abeelboom en niet die van de zwarte of echte populier worden van sommige in de populierzalf gedaan. Maar gewoonlijk neemt men hier en in andere landen de jonge knoppen van de zwarte populier om de voor vermelde zalf Unguentum Populeum of Populeonis te maken. Die dient ook om het melk te verdrogen van de vrouwen die net van kind gelegen of geleegd zijn. Die laat ook slapen, aan de slag van het hoofd en aan de slaande aderen gestreken en op de navel gestreken laat zweten.

Deze knoppen met verse boter gemengd maken mooi haar als men het hoofd daarmede bestrijkt. Dan men vindt geschreven dat de schorsen van de abeelboom en van de populierboom in stukjes gesneden en in voortjes met mest begraven in alle tijden van het jaar goede kampernoelies voortbrengen. Andere kappen de populier heel af tot de aarde toe en begieten de stam met warm water daar wat heesdeeg in opgelost is en dan zullen er zeer goede kampernoelies in de tijd van vier dagen aan komen of men zal as van gebrand populierhout op de aarde strooien en daar water over gieten.’

Een zalf van de knopschubben, unguentum populi, werd in en uitwendig gebruikt bij ontstekingen, brandwonden en jicht en ontstekingen over het hele lichaam.. De jonge zwarte populierenknoppen werden veel door vrouwen gebruikt om hun haar te verfraaien door het sap te mengen met verse boter.

De schors kan als een helder brandende toorts gebruikt worden door die te schillen en samen te rollen. Volgens Dioscorides werd in zijn tijd de schors in stukken gesneden en met mest in greppels begraven, waarna er in elk jaargetijde eetbare paddenstoelen van geplukt konden worden.

Het blad bezit een koortswerend middel evenals de knoppen, vooral die van de ratelpopulier, die het geneesmiddel populine levert wat bijna gelijk is aan salicine van de wilg, een van de voorlopers van de aspirine.

Van de gedroogde populierenknoppen werd wel een zalf gemaakt die als een krachtig middel tegen zijdeweeën werd aanbevolen door de grote Boerhaave. Men neme hiervoor de gedroogde knoppen, verse bladeren van gewoon doodkruid en van bilzekruid, van beiden een half deel, wat samen gestampt wordt met varkensreuzel zodat samen 4 delen tot een mengsel gemaakt is dat op een zacht vuurtje wordt gekookt totdat het water verdampt is, waarna het uitgeperst en gezeefd wordt en klaar voor gebruik is. De verzamelde knoppen worden in afkooksels met vet en olie vermengd. Een afkooksel ervan, 10 gram op een kwart liter water werd bij het volk gebruikt tegen jicht, reuma, longziektes en als water drijvend middel innerlijk gebruikt. De populierenolie werd gebruikt tegen brandwonden, jichtige ledenpijn en aambeien.

Hout werd gebruikt om er huizen van te bouwen. Door het gebruik van deze houtsoort zou er dan geen wandgedierte in de huizen voorkomen. Het hout is goed bestand tegen afslijten en wordt dan ook gebruikt om vloeren van bruggen, vrachtauto’s, klompen en lucifers van te maken. Door doodkistenmakers en beeldensnijders gebruikt en in Siberië maakten ze er lichte vaartuigen van. Van de dunne spanen wist men hoeden te maken. As van dit hout bevat veel loog dat gebruikt werd bij witlooierijen en bij het verglazen van dakpannen.

Amber.

(Dodonaeus) ‘In niet kleinere dwaling zijn gevallen die andere die de fabels en versieringen van de poëten volgen en geloofd hebben dat de amber, emmer of Succinum voortkomt uit de tranen die van de populierbomen in de rivier Po vallen of vloeien en daarin hard worden of stollen zouden. Want voorwaar de amber komt geenszins uit de populier voort, maar is een andere vochtigheid die hard wordt die geenszins in Italië omtrent de Po, maar aan de zeekant van Pruisen en aan de oever van de Noordse of Oostzee gevonden en verzameld wordt’.

De vettigheid die van de populierboom drupt en met de rivier Pan of Po afvloeit, zo men zegt, en in geel amber verandert, wel stijf gewreven, geeft een lieflijke reuk en wordt goudgeel en die gestoten en gedronken stopt de vloeden die van de maag komen en de buikloop en heeft vele andere krachten’..

Phaeton of Faëton was de zoon van de zon en Clymene. Hij wist van zijn vader gedaan te krijgen dat hij eens in de zonnewagen macht rijden. Hij verloor de macht over de paarden die het hemelse vuur trokken zodat de aarde verschroeid werd. Zeus maakte er een einde aan door een bliksemstraat te zenden die Faeton op aarde deed tuimelen. Zijn zusters bleven onophoudelijk schreien. Ze trokken zich de haren uit ’t hoofd, krabden de borsten open en riepen zijn naam te vergeefs. Vier maanden waren zo verlopen zonder dat hun droefheid verminderde. Toen Faethusa, de oudste, op zekere tijd wilde gaan zitten voelde ze haar knieën verstijven. Ze begon om hulp te roepen. Hierop wilde Lampetia toeschieten, maar haar voeten hadden reeds wortel geschoten. Febe, door dit rampzalig voorval tot wanhoop vervoerd, wilde heur haar uit trekken maar ze trok niets dan bladeren, haar beenderen werden boomstammen en haar armen takken. De bast had al haar ganse lichaam bedekt en liet niets vrij dan de mond. Ze riepen hun moeder Clymene te hulp die ze een voor een omhelst en uit de aarde tracht los te rukken. Ze rukt er enige tedere takken af en ziet er bloeddruppels uit voort komen. ‘Ach lieve moeder’, riepen ze, ‘laat af, vaarwel, vaarwel’ de bast die hun lichamen nu geheel overgroeid was verhinderde meer te spreken. Maar hun tranen bleven vloeien. Men zag ze uit deze nieuwe bomen druipen en, door de zon hard gemaakt, werden ze amber. Deze kostelijke druppels vallen in de Eridaen, waar ze opgevist en tot siersels van de vrouwen gemaakt worden.

Van Beverwijck; “ er wordt door de oude poëten verhaalt dat als de zusters van Phaeton zijn dodelijke val aan de rivier Po (Vermoedelijk wel de Elbe) in Italië zonder ophouden beschreien, door barmhartigheid van de Goden in Populier‑bomen veranderd zijn, en dat de tranen daar uit druipende Amber werd”.

De gedaanteverandering van Phaetons zusters in populieren verwijst zo naar een begrafeniseiland. Toen Phaetons zusters in populieren werden veranderd zou je ook denken dat dit stijve en houterige vrouwen, zonder enige vorm geweest zouden zijn.

Grote bomen.

De boom zou een hoogte van 32m. kunnen halen. In 1826 stond er een op de Kuilenburgse veerdam die 58 palmen in omtrek was (5,8m.) Een andere grote boom stond er te Wijhe in Overijssel die bij de stormen van 1826 en 1827 de kop en hoofdtakken verloor die allen al hol waren. Van de stam bleef toen nog maar een lengte van 6m over. Die stam had een omvang van 10m. In 1812 zouden er in die holle stam 14 Franse rekruten tegelijk in de boom hebben gestaan en werd er wel thee in gedronken. In 1850 werd hij gekapt.

Heraldiek.

De hoge, slanke boom het symbool van de toestand van de familie. Tevens vertolkt de populier bosbezit en is zinnebeeld van het standvastige geloof. Reeds in de oudheid werd de boom aangeplant langs wegen en kerkhoven. De boom duidt ook op verhevenheid en zelfgenoegzaamheid, omdat hij in voorname en zich niet te verloochenen grootte geen schaduw verspilt en niettegenstaande hevig stormen zichzelf blijft. Zijn voorkomen als wapenfiguur heeft de boom te danken aan de oude gewoonte bomen als beschermend voor de familie en het huis aan te planten tegen onweer en betovering.

Sage.

Sinte Goedele, patrones van Brussel, werd begraven te Ham in Brabant. Velen waren gekomen zodat het kerkhof grijs van het stof was. Voordat het helemaal donker was begon daar op het graf een populier te groeien, hij haastte zich zo met omhoog schieten zodat hij als een boom met wijd vertakt en bebladerde kroon de zon begroette. Toen kwam er een vogeltje dat allerliefst floot, zo dat men van heinde en ver naar Ham kwam om te luisteren. De bewoners vertelden van de boom en het vogeltje aan iedereen die het maar horen wilde. Op een dag besloot men het gebeente van Sinte Goedel over te brengen naar Moorsel, dat dicht bij Aalst ligt. Met veel ceremonie ging dit gepaard. De populier was wel beschadigd, maar daarvan kwam het toch niet dat zijn takken en bladeren hingen alsof hij dood zou gaan. Hij zuchtte tot het kleine vogeltje, “ik kan hier niet meer blijven”, dat vond de vogel ook. Ze besloten te vertrekken. De populier rukte zijn wortels uit de grond, niet allen maar toch genoeg en samen gingen ze op pad. Zo kwamen ze bij de kapel waar de heilige gebracht was en de boom duwde zijn wortels de grond in. De koele aarde deed hem goed en het duurde maar even of de populier stond er weer even fris bij als vroeger. Het vogeltje zocht zijn nest weer op en begon weer te zingen. Daar kwam ‘s ochtend een oud vrouwtje om bloemen op het graf te leggen. Droom ik nog, zei ze tot zichzelf, ze droomde niet, het was de boom uit Ham en hetzelfde vogeltje dat men nergens anders hoorde.

De populier bezit genezende krachten.

In sommige gebieden gebruikt men de populier voor medicijn.

Een koning had een mooie siertuin. Alle bomen had hij zelf geplant en verzorgd. Vooral een populier gaf hem veel vreugde. In een voorjaar viel het de koning op dat de populier niet groen wilde worden. Hij bleef zoals hij was in de winter. Dat verdroot hem. De dienaar van de Koning sprak: “Ik zal de boom weer gezond maken als ik datgene houden mag wat ik onder de boom vind”. De koning vond dat goed. Daarop groef de dienaar onder de boom en vond tussen de wortels een grote steen, de steen der wijzen. Hij stopte die in een zak en bedekte de wortels weer die nu vrolijk weer groen werd. De dochter van de koning was blind. De trouwe dienaar sprak tot hem: “Ik zal je dochter weer ziende maken”. Hij ging daarop naar de populier, nam enige bladeren en legde die op de ogen van het blinde meisje. En wonderbaarlijk, de ogen werden weer ziende. De wijze dienaar werd rijk beloond en in ere gehouden zo lang hij leefde.

Italiaanse populier.

In Hongarije, Rusland en Z. Italië gaat de zwarte helemaal in de vorm van een piramide of Italiaanse populier over, de Lombardy poplar, Duits Pyramidenpappel. De Italiaanse was ook bekend als Po populier vanwege zijn vele voorkomen langs de Po die de Lombardisch vlakte in tweeën verdeelt. De Italiaanse heeft een wonderlijk vlamachtig voorkomen als een cipres. Zoals de treurwilg naar de aarde wijst waar we onze dierbaren aan toevertrouwen zo wijst de Italiaanse populier naar boven, naar de hemel. De Italiaanse populier heeft een stam als een lange dunne zuil die zich opwaarts verheft wat gevolgd wordt door de takken die de boom als het ware in een dicht groen kleed hullen waardoor het geheel de vorm van een piramide krijgt. Ze doen stijf en min of meer aristocratisch aan en staan deftig in een rij.

Uit F. Krebs.

Deze vorm wordt algemeen gevonden bij Bologna, Ferrera en Modena. Is als zelfstandig soort =Populus italica, Muenchh. (Italië) beschreven. Het vaderland zoekt men in Perzië of Centraal Azië.

Op het einde van de negentiende eeuw kwam hiervan een exemplaar naar Warschau en een honderd jaar later naar Worliss waarvan alle Duitse exemplaren afstammen. In Duitsland waren in het begin van deze eeuw dan ook maar 8 vrouwelijke exemplaren bekend. De Italiaan wordt wel gebruikt voor hagen, maar vormt vaak een infectiebron voor allerhande ziektes, onder andere kanker in de hogere takken. Leeft snel en is zo afgeleefd. Pyrmaidenpappel, Italienische Pappel.

Griekse mythologie.

De zwarte populier werd in het Grieks aigeiros en de witte leuke genoemd. Leuce, de lieflijke nymf die door Pluto bemind werd. Toen ze dood was veranderde Pluto haar in een witte populier die later overgeplant werd naar de Elyseese velden.

(349) De zwarte populier was gewijd aan de doodsgodin Hecate en de witte hetzij aan Persephone als godin van de wedergeboorte of aan Hercules omdat hij de hel had opengescheurd. Virgilius “Populus alcidae gratissima”. Op de terugweg van de Tartaros vlocht Hercules een krans van takken van de boom die Hades had geplant in de Elyseese velden ter gedachtenis aan zijn minnares, de mooie Leuke. De buitenste bladeren van deze krans bleven zwart omdat dit de kleur is van de onderwereld, maar de bladeren die tegen het voorhoofd van Hercules aanzaten werden door zijn roemrucht zweet zilverwit gebleekt. De kleur van de witte populier geeft zo aan dat hij in beide werelden geweest is. Symbool van moed. Die aan deze god offerden plaatsen deze bladeren op het hoofd.

De bossen van Academus waren van populieren en de boom was gewijd aan Hercules omdat hij gebeten was door een slang en in deze boom een tegenmiddel vond. De Pilaren van Hercules, die lang gemarkeerde zee-engte, werden opgericht om dit evenement te gedenken. Een ander verhaal vertelt dat toen Hercules de ossen van Geryon weg had gebracht en de reus Cacus had gedood, dat hij een krans vlocht van een populier omdat die zich bevonden op de berg Aventius als teken van overwinning.

Witte populierbladen waren een Soemerisch symbool van wedergeboorte en in de Keltische boomkalender stond de witte populier voor de herfst nachtavond.

De Orphische tabletten noemen de boom aan de rand van de poel der herinnering niet bij name, het is waarschijnlijk de witte populier waarin Leuke werd veranderd, mogelijk ook een notenboom, het zinnebeeld van wijsheid.

Persephone had een bos van zwarte populieren in het verre westen (Pausanias 10.30.3) Odysseus bereikte het bos van Persephone, met zijn opvallende zwarte populieren en oude wilgen. De zwarte werd bij Theophrastus de Libische populier genoemd, Populus Lybica. Gouden hoofdtooien van espenbladeren zijn op Mesopotamische begraafplaatsen uit het vierde millennium v. Chr. aangetroffen.

Ook bij de Romeinen was dit het symbool van kracht. Kampvechters en worstelaars werden met bladen van deze boom omkranst wat later door de priesters van Mars werd opgevolgd.

De witte populier was bekend als zinnebeeld van zuiverheid en vroomheid, de borsten behoren blank te zijn en van alle besmetting gezuiverd. De wijnstok en populier groeien goed samen zonder dat de een of de ander last van elkaar heeft, daarom zinnebeeld van het huwelijk.

Folklore.

De populier wordt weinig vermeld in de volkssage ‘s.

Evenals de Grieken geloofden dat Medea de popel bij haar toverkunsten gebruikten, zo geloofde men in de middeleeuwen dat het de heksen waren die haar toverkracht benutten. Ze gebruikten haar bij de bereiding van heksenzalf en hielden ‘s nachts vergaderingen in de kruin van de zwarte popels. Mistels, echte toverplanten, groeien graag op populieren en dat versterkt hun toverkracht nog meer. Een heksenpopulier zou gegroeid zijn op het graf van een verbrande heks. Als het blad op een heksengraf werd gelegd dacht men in Rusland dat de heksen niet uit zouden rijden. Wanneer men een dief wou straffen dan moest men een restje van het gestolen goed in een gat van een popel stoppen en het gat weer dichtmaken. De dief zou net als de popel gaan beven.

‘t Is lang geleden. Voor de deur van ‘huis van koster De Proost stond een hoge popel. Iedere nacht hoorde men er een wonderbare mooie muziek. Op den duur verveelde dat de koster. Op een nacht opende hij zijn kamervenster en schoot met zijn geweer op de takken van de toverpopel, maar de muziek duurde voort, luider nog dan eerst. Anderendaags gaf de pastoor hem raad het geweer met gewijd zout te laden, de koster deed dat en schoot de volgende nacht opnieuw in de takken van de boom, schielijk hield de muziek op en een gouden ketting viel op de grond. De koster raapte die op en ging er de volgende dag mee naar Aalst, naar een goudsmid. “Vriend”, zei de Aalstenaar verschrikt en zeer bleek, “vertel mij toch waar je die ketting vandaan hebt”. De koster vertelde hem alles. De ketting was van de vrouw van de goudsmid. ‘t Schot had haar in de hals getroffen en ze lag halfdood in haar bed.

Bij de populier te St. Job, (Ukkel Brabant) hoorde men elke avond op klokslag twaalf, mooie lieflijke muziek. “t Waren tovenaressen die op de boom zongen, speelden en dansten. Een man had eens het lef om zijn venster te openen en nieuwsgierig naar de populier te kijken, gelijk kreeg hij een felle kaakslag en het venster sloeg toe.

Als schandmaie werd de boom mogelijk gebruikt omdat het blad van de abeel de vrouwen onvruchtbaar zou maken. In vele gebieden wordt vooral de piramidaal groeiende witte populier gezien als een bliksem beschuttende boom en voor huizen geplant. De populier zou ook bijzonder vijandig voor slangen zijn en men plantte die in slangenrijke gebieden.

In de sympathiemedicijn werd het wel gebruikt. Om de koorts uit te bannen gaat men voor zonsopgang naar een populier en slaat daar beide armen om de boom heen, ondertussen spreekt men magische toverwoorden.

De knoppen (en het daaruit bereide zalf) maken dat het haar lang groeit en daarom boren meisjes een gat in de boom en steken daar enige haren in die ze met een steen afsluiten, en omdat de boom een snelle groeier is, zo ging ook het haar snel groeien

Uit the North American sylva.

Populus x canadensis, Moench. (Populus x euramericana, Guinier.) (uit Canada, Europa-Amerika)

Kruising tussen Europese en Amerikaanse soorten.

Euramerikaanse of Canadese populieren. Een bekende en algemeen gebruikte populierengroep met diverse cv’s. Ze worden een 25-30 m. groot. In hun jeugd bezitten ze kantige twijgen en bij het ontvouwen kleverige knoppen. Ze hebben ruitvormige en in hun jeugd behaarde bladeren. De stam is volkomen rond en bij oudere bomen vertoont de stam grijs/bruine lengtegroeven. De hoofdtakken zijn opgaand. Jonge takken zijn grijs/bruin en aan de top kantig en kleverig. Bladeren zijn gemiddeld 6-12cm lang, deltavormig of driehoekig.

Deze groep is ontstaan door natuurlijke kruisingen van de in 1700 ingevoerde P. deltoides. x nigra, later door doelbewuste terugkruisingen van hybriden met de ouders of tussen de hybriden onderling. Hun snelle groei, mooie en niet knobbelige stam en behoorlijke resistentie tegen vele ziektes maakt deze groep geschikt voor houtproductie.

Naam.

Canadese populier, Engelse hybrid black poplar, Franse peuplier du Canada, Duitse Kanadische Pappel, Bastard-Schwarzpappeln.

11. Sectie Aegiros - zwarte populieren (gematigde gebieden in Europa, Noord-Amerika en Azië)

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Populus deltoides, Marsh. (driehoekig, deltavormig) van de eastern cottonwood, naar de katoenachtige zaden, gaat de legende dat de indianen het ontwerp voor de tepee ontdekten door het blad van deze boom tussen de vingers te draaien. Op deze manier wordt een conische vorm geproduceerd. Deze Amerikaanse vorm heeft weer 3 subspecies, =Populus deltoides subsp. deltoides. Eastern Cottonwood. Zuidoost Canada oostelijk N. Amerika. Populus deltoides subsp. monilifera (Aiton) Eckenw.(een dragend) Plains Cottonwood (Populus deltoides var. occidentalis Rydb.;(westers) Populus sargentii Dode (Amerikaans dendroloog en botanicus Ch. S. Sargent, 1841-1927). Zuid centraal Canada, zuidelijk van Alberta, Saskatchewan en Manitoba tot noord New Mexico en Texas. Populus deltoides subsp. wislizeni (S. Watson) Eckenw. (Amerikaanse arts en botanist, Friedrich Adolph Wislizenus; 1810-1889) Rio Grande Cottonwood (Populus wislizeni (S. Watson) Sarg.; Populus fremontii var. wislizeni S. Watson (J.H. Fremont, 1813-1890, Amerikaans officier). Zuid Colorado, Texas tot noordoost Mexico.

Karolina-Pappel, eastern cottonwood, Amerikaanse zwarte populier.

De Canadese populieren kwamen in Frankrijk tot ontwikkeling, van waaruit ze zich snel verspreidde. Deze vormen geen uitlopers via de wortels. De Amerikaanse bastaarden zijn te onderscheiden van de zwarte omdat ze geen ronde takken hebben, maar kantige.

cv’s: Met breed wigvormige bladvoet en groene bladsteel.

De oude ‘Marilandica’ die omstreeks 1800 gewonnen werd in Frankrijk. Een vrouwelijke vorm. Geeft lichtgroen blad bij uitlopen. Een licht bronskleurig stam vaak met een bocht. De zeer dichte en brede kroon met vaak een kenmerkende en asymmetrische zijtak. Is niet zo’n snelle groeier en blijft wat lager dan de anderen, 20m. Wel gevoelig voor bladziektes. In vroegere dagen werd deze vorm veel geplant in Brabant.

Met vlakke of iets hartvormige bladvoet en groene of iets roodachtig aangelopen bladsteel.

De manlijke ‘Dorskamp’ met donkergroen blad, een bochtige stam en brede kroon. Een zeer snelle groeier die echter niet geschikt is voor kustgebieden. Meer voor rijen en bosbeplantingen. Gewonnen door het Bosbouwkundig Proefstation in 1956.

Flevo’ is vrouwelijk en vroeg in blad dat roodbruin uitloopt. Snelgroeiend maar niet geschikt voor kustgebieden, wel in rijen en opstanden. Gewonnen door het Bosbouwkundig Proefstation in 1956. Met de vorige is het een van de nieuwere.

Gelrica’ is manlijke met een rechte tot iets slingerende stam met een dikke voet. Kenmerkend is de bast die aan de zonzijde glad is met donkere dwars strepen op opvallend grijs witte ondergrond. De kroon is vrij open. Het blad verschijnt laat in een bruinrood tint. Goede groei maar gevoelig voor bladziektes. Geschikt voor rijen in het binnenland. Het origineel ontstond omstreeks 1850 in Nederland, werd redelijk veel geplant met de volgende.

Heidemij’, een manlijke vorm die bruin uitloopt. De rechte stam draagt een dichte, smalle, elliptische kroon. Goede groeier voor rijen maar niet ten noorden van de rivieren. In kustgebieden alleen geschikt op goede gronden. Is gevoelig voor bladziektes. Ingevoerd in 1891 onder de naam Populus deltoides var missouriensis, het bleek echter een kloon te zijn van de hybride met Populus nigra, waardoor de naam dus Populus canadensis behoort te zijn. Naar de instantie die de boom importeerde werd de boom genoemd.

Met vlakke bladvoet en rode bladsteel:

Robusta’, een robuuste manlijke vorm. Goed groeiende vorm met rechte stam. Het blad verschijnt oranjegroen, en voor een populier al vrij vroeg. De stam is kaarsrecht met een vrij smalle kroon. Een slanke en zeer goede kloon. Geschikt voor rijen als voor opstanden. Dit is een van de snelst groeiende en in Nederland een van de meest gebruikte, vooral rond de rivieren. Wordt nu weinig meer gebruikt. Ontstond omstreeks 1885 in Frankrijk.

35 jaar eerder kwam daar de ‘Serotina’ tot ontwikkeling. Dit is de oudste bastaard, de ‘Zeeuwse-‘ of ‘Betuwse blauwe’ die ook wel ‘Limburgse’ of ‘ouderwetse zwarte’ genoemd werd. Een manlijke vorm met donkergroen blad dat zeer laat bruingroen uitloopt. De redelijk rechte stam groeit maar langzaam. De kroon is breed maar wat slordig, asymmetrisch gebouwd. Een boom die gevoelig is voor late nachtvorst en roest. Het is wel de meest voorkomende populier in Engeland.

Zeeland’ is manlijk. De vorm is gelijk aan ‘Robusta’ maar met lichter blad en een gladdere schors. Het origineel werd in de 19de eeuw gevonden in Frankrijk en in 1953 in Nederland op naam gezet. Deze laatste twee worden veel aangeplant.

Hieronder vallen ook Populus nigra en cv’s. Dit zijn zeer grote bomen, 25-30m. , met ruitvormige bladeren en een zeer zware vertakking.

cv’s.

Brandaris’ heeft een rechte, manlijke stam met een smalle kroon.

Italica’ is manlijk. De aanplant is af te raden wegens beschadiging door late nachtvorst en bladziektes. Het hout heeft geen waarde. De manlijke ‘Vereecken’ werd gevonden door Vereecken omstreeks 1935. Is vrijwel gelijk aan ‘Italica’ maar met een bredere kroon en snellere groei. Het blad loopt bruingroen uit. Is wel gevoelig voor roest. De vervanger van ‘Italica’.

Schoorldam’, is een smalle vrouwelijke vorm met een vrij rechte stam. Een iets bredere kroon heeft ‘Wolterson’ en nog breder wordt ‘Terwolde’.

3) De volgende groep is de sectie Tacamahaca, de Balsempopulieren. Die komen hier minder tot zeldzaam voor, in koele en gematigde gebieden van Noord-Amerika en Azië).

Mogelijk gaan ze een belangrijke plaats innemen omdat ze mogelijkheden bieden met weinig ziekte resistente cv’s.

Wel zijn ze zeer kankergevoelig. De balsempopulieren hebben wegens hun snelle jeugdgroei mogelijk betekenis voor bastaardisering met Aigeiros-populieren.

Jonge twijgen en knoppen zijn door vorming van een harsachtige stof kleverig en geurend. Bladeren zijn aan de onderkant wit of metaalkleurig en niet viltig. De bladvoet is meestal afgerond of hartvormig. Ze kunnen vrijwel allen door wortelstek vermeerderd worden.

Deze vorm heeft ronde bladstelen, de Aigeiros en leuce-populieren hebben platte bladstelen.

17. Uit D. Ehret.

Populus balsamifera, L. (balsem dragend) (Populus tacamahaca, Mill.) Bladstelen zijn 3-5 cm lang en rond

Bladeren zijn 7-12 cm lang en 3-5 cm breed, van boven glanzend groen met een licht gekleurde hoofdnerf. De onderzijde is min of meer wit en gewoonlijk eivormig en lang eivormig.

De stam en takken zijn grijs/bruin, de jonge twijgen kastanje/bruin en aan de top wat kantig en met een harsachtige stof omgeven.

De vrouwelijke katjes zijn vrijwel twee maal zo lang als de mannelijke.

De echte balsempopulier komt hier bijna niet voor. Wat vroeger onder deze naam werd verkocht was vrijwel altijd Populus candicans of Populus trichocarpa.

In de duinstreken wordt de balsempopulier nog wel eens aangeplant in struikvorm of als kleine bomen.

De echte balsempopulier is een hoge boom van 25-30m met opgaande vertakking. Uit N. Amerika is beschreven in 1792.

Naam.

Naar de balsemachtige geur werd de boom vergeleken met Jeremia 8: 22 “Is er geen balsem in Gilead, is er geen geneesmeester?’ Zie volgende. Balsempopulier, balm of Gilead or balsam poplar , Ontario balsam poplar of tacamahac, Duits Balsam-Pappel. Ontario populier.

20. uit www.leicershirevillages.com

Populus × jackii Sarg. (Populus gileadensis, Rouleau.(uit Gilead) (Populus x candicans, Ait (glimmend wit, de bladeren)

De knoppen zijn kogelvormig met een spitse punt en glanzend bruin en door afscheiding van een harsachtige stof kleverig en welriekend.

Bladstelen zijn 5-7cm lang en rood/groen.

Bladeren zijn glanzend groen en gewoonlijk breed eivormig, onderzijde grijs/groen en spaarzaam behaard, kankergevoelig.

Jonge twijgen zijn licht bruin met grote en geel/bruine lenticellen De stam en takken zijn geel/bruin, oude bomen hebben ruwe spleten in de schors en een gesloten, brede kruin.

Ontario populier of grootbladige balsempopulier, is een bastaardsoort van de vorige.

Deze boom komt uit Canada en N. Amerika en wordt een 30-35m hoog.

Jacks poplar, balm of gilead poplar.

Uit www.forestfarm.com

Populus koreana, Rehd. (uit Korea) Jonge twijgen zijn rond en wat glanzend groen of rood en net als de jonge bladeren wat kleverig.

Bladeren zijn gemiddeld 8-14 cm lang en 4-8cm breed aan de bovenkant matglanzend donkergroen en voelen wat ruw aan, de onderkant is min of meer wit met een bleek rode middennerf, langwerpig eirond.

Enten op trichocarpa.

Wordt 20-25m hoog. Koreaanse populier.

Uit www.forestfarm.com

Populus szechuanica, C. Schneid. (uit Szechua, Sichuann, China) Knoppen zijn 1.6cm lang spits en kleverig en wat afstaand, de eindknoppen zijn kleiner dan de zijknoppen.

Bladeren zijn gemiddeld 12-16cm lang en 6-10cm breed leerachtig en voelen ruw aan, langwerpig/eirond.

Jonge twijgen zijn glanzend olijfgroen met zeer kleine en ronde lenticellen.

Een krachtig groeiende boom die hier goed winterhard is en een zekere sierwaarde heeft doordat de jonge bladen in het voorjaar wat violet/rood getint zijn.

Komt uit W. China en wordt 25-30m hoog. Gropoptbladige Chinese populier.

Uit www.asianflora.com

Populus yunnanensis, Dode. (uit Yunnan) Knoppen zijn eirond met een kleverig en spitse punt.

Bladeren zijn net als bij de twee voorgaande soorten in het voorjaar violet/rood gekleurd, de onderzijde is min of meer wit met lichtrode nerven, breed/ovaal.

Jonge twijgen zijn kantig en bruinrood.

Lijkt qua groeiwijze op lasiocarpa maar vertakt sterker.

Komt uit Z. W. China en wordt 15-18m hoog.

27 . uit herbariovirtualbanyeres.blogspot.com

Populus simonii, Carr. (Charles J. Simons die veel planten verzamelde in Assam en Noord India) (Populus brevifolia) Deze vorm loopt in het voorjaar zeer vroeg uit.

De jonge blaadje zijn geel/groen zodat jonge bomen met hun brede kronen en hangende zijtakken wat lijken op de dan gelijk uitbottende treurwilg.

Van de jonge bomen is de kroon anders dan van de oudere die wat een meer smalle en opgaande kroon hebben.

Bladeren zijn zeer verschillend van vorm, aan de jonge en krachtig groeiende takken zijn ze ovaal/elliptisch en aan de minder groeiende omgekeerd ei/lancetvormig fijn gezaagd of bijna getand en wat rode middennerf.

Chinese balsempopulier komt uit N. China en wordt 10-15m hoog. Is beschreven in 1867. Simons poplar.

28. Uit www.hainaultforest.co.uk

Populus trichocarpa, Torr. & Gray. (met harige vruchten) Populus balsamifera subsp. trichocarpa (Torr. & A. Gray) Brayshaw) De knoppen zijn bruin/geel en wat spits.

Bladstelen zijn 2-3.5cm lang en wat rood gekleurd.

De 8-14cm grote bladeren zijn aan de onderzijde grijswit en gewoonlijk twee maal zo lang als breed en van boven licht groen.

Jonge twijgen zijn aan de top min of meer kantig en behaard.

Geschikt als parkboom en voor opstanden.

Wel gevoelig voor roest en wind. Is in de winter gemakkelijk te herkennen aan de geel/groene twijgen en afbladderende grijs/bruine schors. Lijkt op de balsamifera maar de bladeren zijn smaller en aan de onderkant lichter gekleurd.

Vele nieuwe cv’s die mogelijk goed bestand zijn tegen ziektes.

Volgens Rehder kan deze soort een hoogte bereiken van 60m.

Vermeerderen door winterstek.

Komt uit Californië en wordt een 30-35m hoog, hier meestal met een piramidale kroon van 15m.

Deze bomen zijn te herkennen aan de balsemachtige geur die afgescheiden wordt door de grote harsachtige knoppen en uitlopend blad. P. balsamifera vormt worteluitlopers rondom de stam evenals de Ontariopopulier wat al vaak gauw Lastig wordt. Bovendien is deze laatste ook gevoelig voor bacteriekanker.

Tacamahaca hars.

De boom is afkomstig uit oost en noord Amerika, en levert daar de Tacamahaca hars wat vooral uit de knoppen gewonnen wordt. Zie Icicia.

Naam.

West-Amerikaanse of haarvruchtige balsempopulier, Engelse black cottonwood, Californian poplar, western balsam poplar, Franse peuplier de l’ Ouest of peuplier baumier californien, Duitse Kalifornische Balsampappel.

4) De vierde sectie behoort tot de zwarte balsempopulieren, sectie aigeiros x sectie tacamahaca.

Uit www.hainaultforest.co.uk

Dit is het kruisingsresultaat tussen de Italiaanse x laurifolia waaruit de Siberische balsempopulier Populus berolinensis, Dippel. (te Berlijn) ontstond. Een breed zuilvormige boom met min of meer ruitvormige bladeren die aan de onderkant groen/grijs zijn. Het gewas lijkt wel wat op de Italiaanse maar is niet zo slank. Groeit breder uit met een rechtere stam. Een goede parkboom van 25m hoogte die redelijk windbestand is. Gewonnen omstreeks 1865 in Duitsland. Siberische balsempopulier.

cv’s.

Hiervan zijn de laatste tijd ook vele cv’s gewonnen waaronder ‘Rap’ en ‘Donk’ door het Bosbouwproefstation te Wageningen.

P. x interamericana ontstond uit een kruising van deltoides x trichocarpa, waarvan verscheidene cv’s, de bekendste, hoewel toch nog onbekend is de vrouwelijke ‘Donk’. Die heeft groene, jonge bladeren en een vrij rechte stam met een smalle kroon. Groeit snel tot 25m.

5) Sectie Leucoides, de grootbladige populieren. Het zijn bomen of hoog groeiende struiken met grote en enigszins kleverige knoppen en een zeer grote eindknop. De bladstelen zijn meestal rond en aan de bladvoet wat samen gedrukt en bij de twijg zeer sterk verbreed. (in warme en gematigde gebieden van oostelijk Noord-Amerika en Oost-Azië).

Bladeren zijn zeer groot, dik en leerachtig.

De bladvoet is hart/rond.

12-14 meeldraden en een behaarde zaaddoos.

15. uit Curtis botanical magazine.

Populus lasiocarpa, Oliver. (ruwe vrucht) Twijgen zijn enigszins glanzend grijsbruin met zijknoppen van een 1.5cm lengte die wat afstaan. De eindknop is zeer groot en eivormig met een spitse punt

Bladstelen zijn wel 10-18cm lang.

De ruw vruchtige populier met prachtig heldergroen blad dat in de zomer direct opvalt vanwege de zeer grote, tot 35cm lang en 25cm brede eivormige bladen. In de winter kan je hem herkennen omdat de top van de twijgen sterk viltig behaard is. bij het doorsnijden van een twijg is bovendien het bruine merg een goed kenmerk.

Loopt vroeg uit en vormt een matig grote boom een brede en losse kroon van 15-20m.

De schors is zeer ruw en bladdert enigszins en kleine platen af.

Bijzonder opvallende sierboom of heester. Geschikt voor parken en grote tuinen. Ook als solitair is die zeer mooi en goed te gebruiken. Wel vrij zeldzaam.

Komt uit westelijk China waar het gewas groeit in vochtige bossen. Is beschreven in 1904.

Naam.

Chinese populier, Engelse China poplar, Chinese necklar poplar, Franse peuplier chinois, Duitse Chinesische Großblatt-Pappel, ruwvruchtige populier..

Populus lasiocarpa var. tibetica (Dode) (uit Tibet) (Populus violascens, Dode. (purperachtig) Knoppen zijn donkerbruin, glanzen en zijn wat kleverig, eindknop is 1.5cm lang en de zijknoppen gemiddeld 11mm en spits gepunt.

De twijgen zijn glanzend bruin/groen en dunner dan de volgende soort. Lenticellen zijn lichtbruin en zeer smal.

Het blad is 10-18cm lang en bij het ontluiken purper of violet/rood, ovaal tot lang ovaal.

De bladeren van de laatste twee komen in het voorjaar violet/rood uit en behouden gedurende de hele zomer aan hun onderzijde een roze weerschijn.

Komt ook uit China en wordt 10-15m.

Uit www.biolib.de

Populus wilsonii, C.Schneid. (Engelsman Ernest Wilson 1876-1930, Engels botanicus en plantenverzamelaar vooral in China) De dikke en glanzend groene tot olijfkleurige twijgen zijn kaal en bezet met smalle lichtbruine lenticellen.

Knoppen zijn harsachtig en van dezelfde kleur als de twijg. De paar cm lange eindknop is eivormig, de zijknoppen zijn 1.5cm lang met een sterk verdikte bladmerk.

De bladsteel is 6-14cm lang en loopt aan de voet zeer breed uit.

Bladeren zijn gemiddeld 12-18cm lang en 8-14cm breed. In het voorjaar ontplooien ze licht havanna/bruin en zijn dan zijdeachtig behaard, later blauw/groen en een grijs/groene onderkant

Komt hier zeer zelden voor.

Het is een van de mooiste soorten uit deze groep en vormt een brede en piramidale kroon.

Komt ut China en wordt een 20-25m hoog.

Wilsons populier,Wilson’s poplar.

16. uit M. Catesby.

Populus heterophylla, L. (verschillend bladig) (Populus cordifolia) Jonge twijgen zijn rond en evenals de knoppen en jonge bladeren witviltig behaard.

Bladstelen zijn 5-8 cm lang en rond.

Bladeren zijn 10-16 cm lang en van boven wat glanzend donkergroen en van onderen helder groen en aan de nerven behaard, eivormig.

Komt uit O. N. Amerika en kan 20-25m hoog worden. Is beschreven in 1765, is in deze groep wel de minst bekende.

Naam.

Hartbladige of verschillend bladige populier, swamp cottonwood, downy poplar.

Alle soorten van deze groep, behalve de laatste die niet geheel winterhard is, zijn zeer geschikt als groep of als alleenstaande bomen. Ze verlangen een zeer ruime standplaats en liefst een vruchtbare grond.

Gewoonlijk worden ze vermeerderd door afleggen of te enten op verwante soorten als trichocarpa of candicans. De enten worden zeer dicht bij de wortelhals geplaatst en zorg ervoor dat de ent bij het uitplanten onder de grond komt, dan zullen ook de enten wortels vormen.

Sectie Turanga (subtropische tot tropische gebieden in Zuidwest-Azië, Oost-Afrika) .

29. uit news.xinhuanet.com

Populus euphratica, Oliv. (van de Eufraat) De knoppen zijn bedekt met een harsachtige substantie die een balsemachtige geur afgeven als ze verbrand worden.

Het is een boom die 9-15m groot wordt met hartvormige bladeren.

Opvallend zijn de neerhangende takken. Deze boom groeit langs de rivieren van Syrië, het Arabische vasteland, Palestina en vooral in het Jordaandal. Is beschreven in 1881.

Waarschijnlijk is dit de boom waaraan de harpen van de Israëlieten werden opgehangen. Euphrates poplar, Duits Euphrat Pappel. Euphrates poplar.

Vermeerderen.

Van de populieren wordt Populus canescens door wortelstek vermeerderd.

In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en leg je ze horizontaal in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, beter is ze wat koeler weg te zetten, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.

Die kan ook vermeerderd worden door zomerstek in juni/juli met 2% ibz.

De rest kan van winterstek.

Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, (een 3 knopen) onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, haal dit door 1% ibz groeistofpoeder. Steek ze in een pot, 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Bewaar de stek wel vorstvrij. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van het stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegen gehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei buiten planten. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

Populus lasiocarpa, Populus wilsonii en Populus canescens worden wel geënt.

Zaaien is in maart/april.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl