Chaenorhinum
Over Chaenorhinum
Dwergleeuwenbek, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten,
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Nauw verwant aan Linaria en behoorde vroeger tot die familie.
Een geslacht dat met 10 soorten voorkomt.
Eenjarige tot uitgroeiende kruiden met tegenoverstaande of in kransen staande bladeren.
Gespoorde bloemen, blad okselstandig. (bij verwante Linaria soorten eindstandige trossen)
Scrophulariaceae, helmkruidfamilie, nu Plantaginaceae.
Chaenorhinum minus, Lange. (kleinste) (Linaria minor, Desf. )(Antirrhinum majalis)
Bladen zijn lijn- of lancetvormig en stomp, staan meestal afwisselend en zijn bezet met klierachtig dons.
Bloemen alleenstaand en okselstandig van mei tot oktober. De plant geeft kleine bloemen waarvan de onderlip geelachtig is, de buis, bovenlip en spoor zijn purperachtig.
Een eenjarig met opgaande stengel van 20cm hoog uit Europa, W. Azië.
Naam, etymologie.
Chaenorrhinum: Grieks chamae: klein, en rhinus: neus, een kleine neus, een verwijzing naar de kleinere bloem in vergelijking met de leeuwenbek, beter van Grieks chinein; gespleten, rhis of rhins; neus, de gespleten bloemkroon.
Kleine leeuwenbek en Engels least toad flax, dwarf snapdragon, Duitse Hundsschadel of kleiner Orant. Zie Antirrhinum.
Uit; http://kwekerijdewilde.nl/product/kleine-leeuwenbek-chaenorhinum-origanifolium-blue-dream/
Chaenorhinum origanifolium Kostel. (met blad als Origanum) Overblijvende plant.
Bladeren van 22mm lang, onderste elliptisch, naar boven toe meer lancetvormig.
Bloemstengel tot 30cm lang, liggend of opgaand met klierachtige haren.
Losse bloemtros met blauwachtige paarse bloemen.
Groeit in kalkrijke gronden in west M. Zeegbied, Spanje en N. Afrika Marjoleinbekje, malling toadflax, linaire a feuilles dՠorigan. =’Blue Dream ‘is meer blauw.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl