Aesculus

Over Aesculus

Paardenkastanje, vorm, bomen, struiken, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Aesculus.html

Uit O. Thome.

Hippocastanaceae, paardenkastanje familie. Dit is een familie van houtige planten met bladverliezende, tegenoverstaande, 5-9 gevingerde bladeren.

Bloemen zijn tweeslachtig of mannelijk, groot en onregelmatig en staan in eindstandige trossen. Meeldraden 5-9, vruchtbeginsel bovenstandig, 3hokkig en 1 stijl. Vrucht is een 3kleppige zaaddoos.

Van deze familie komen 2 geslachten met 30 soorten voor, meestal in N. Amerika en de noordelijke gematigde zone.

Fossiel zijn enige soorten van Aesculus bekend.

De familie is nauw verwant met Sapindaceae waarvan het verschilt door de grotere bloemen, palmachtige bladeren en grote zaden.

Aesculus is een geslacht van bladverliezende bomen of struiken uit de paardenkastanje familie, Hippocastanaceae, met soms 5, maar meestal 7 en soms 9tallige, gevingerde bladeren, 4-35. Bladen zijn tegenoverstaand en lang gesteeld, verdeeld en gezaagd. Bladvlekkenziekte, Guignardia, komt in Europa en Amerika voor.

Bloemen zijn symmetrisch en staan in eindstandige trossen, rood, wit en geel, 4-5tallig, de kelk is buisvormig, kroonbladen ongelijk (uitgezonderd Aesculus parviflora) genageld of gesteeld.

Grote winterknoppen zie je met verschillende paren schalen bedekt en meestal zijn de knoppen kleverig.

Tot dit geslacht behoren een 20-25 soorten inclusief het ondergeslacht Pavia, die voorkomen in Zuid Europa, (13-15) Centraal Azië en Noord Amerika. (7-10)

Groep Hippocastanum.

Winterknoppen zijn min of meer kleverig, (uitgezonderd de bastaarden) grote bladeren en niet gesteelde deelblaadjes. Bloemen 5delig, ook 5 gesteelde en ongelijke kroonbladen.

1.

Aesculus hippocastanum, L. (hippos: Grieks voor een paard, plus castanum: kastanje, behoort tot de paardenkastanje familie) De witte paardenkastanje is een grote, 20-30 meter, hoge boom met brede en grote bladeren. Deze bladeren beconcurreren elkaar om licht waardoor een boom met zulk blad geen piramide of zuilvormige kroon heeft maar breed rond is en veel schaduw geeft.

Is vermeld in 1629.

Lyrisch.

Zijn voorkomen is van stoere kracht, een Hercules onder de bomen. Als de boom zijn geweldige armen uitstrekt, waarbij zijn ellenbogen naar de hemel wijzen, is het ook net of hij een geweldige vracht te dragen heeft. Zijn torso is massief, zijn schouders indrukwekkend, zijn biceps zijn gespierd en zijn handen groot. Een boom waarin het symbool van zijn macht wordt weerspiegeld in zijn vrucht, een knots, als een ouderwetse goedendag. De boom is een symbool van weelde.

Opvallend is de stam van de kastanje. Op oudere leeftijd begint de stam zich spiraalsgewijze, slangachtig te draaien, terwijl je normaal zou verwachten dat die stam recht omhoog groeit. Maar bij de kastanje lijkt het wel of de achterkant naar voren wordt gedraaid. Het is alsof de boom zijn hoofd omdraait om ook de achterkant eens te bezien. De bast blijft lang glad, later wordt de schors dun.

De kastanje bezit harsachtige knoppen en schubben die nog steviger aan elkaar vastzitten doordat ze voor het grootste gedeelte met dikke haren bedekt zijn. Al vroeg in de lente zwellen de grote knobbels op het eind van de tak open, knoppen die eruitzien als de hoofdjes van een bedstijl, en glinsteren de geverniste jasjes die door de zon gesmolten worden.

Bij het ontluiken ontvouwen de zachtgroene bladeren zich snel. Als de oren van pasgeboren lammetjes hangen ze naar beneden en hoe sterker ze worden, hoe meer horizontaal ze gaan staan. Bij koude sluiten ze hun bladeren weer en gaan pas met het komen van de zon open. Dit is goed te zien met nachtvorst als de zon de eerste bladeren al heeft ontdooid. Dit samenvouwen doen ze ook met droogte. 10-20cm lange deelblaadjes die omgekeerd eivormig zijn met de grootste breedte in de top, top toegespitst en de rand gezaagd.

Het is een boom met een machtige en fraaie stijl. Gelijk met het uitspreiden van de bladeren verrijzen tussen de laatste paar bladeren de bloemtrossen. Een laan van zeer statige paardenkastanjes, met hun glorie van wit rode bloemen, versiert de jonge zomer met hemelse kaarsen. De schitterende bloemen staan als kandelaars, als een levende kerstboom met lichtjes, het is de fakkeldrager van het voorjaar. Zijn edele kroon is bezet met duizenden luchters die allen tussen het donkere groen zijn opgehangen en met bevallige zwier gedragen worden. Een geweldig bloemenruiker voor reuzen. Het is een stoere groeier die al op zijn tiende kan beginnen te bloeien. De boom komt steeds meer in de belangstelling als bloeiboom. Om het ontroerend ontwaken van de jonge bloemen mee te maken worden de takken wel in een vaas in bloei getrokken. Op de maagdelijke witte bloem zie je gele en rode vlekken.

Knots.

De stekelige knots is een overjas, waarin de mahoniehouten kern zich bevindt. De machtige woudbewoner levert vruchten waar de kinderen naarstig naar zoeken die er allerhande leuke figuurtjes van maken. Gekookt en vermalen werden ze wel aan varkens en schapen gegeven. Ook herten zouden ze eten.

Zijn overvloedige vruchten geven wel eens aanleiding tot vernieling van de takken. Om dit te voorkomen wordt de weinig vruchtdragende cv. ‘Baumannii’ gebruikt voor parken.

Vormen.

De heer A. Bauman ontdekte in de tuin van ene Duval, in de buurt van Genève, een gewone wilde kastanje met een tak waaraan dubbele witte bloemen voorkwamen. Die takken werden gent en zijn nu te koop onder de naam Aesculus hippocastanum “Baumanii’. (synoniem ‘Plena’) Aan deze boom komen geen vruchten. Het is een 20m hoge boom met witte en iets gevlekte bloemen die langer bloeien dan de geheel witte. Is wat compacter qua vorm. Onderste takken staan horizontaal, als laanboom moet die dan vrij hoog opgekroond worden.

“Laciniata, ‘wordt middelmatig hoog en heeft gewoonlijk 6-8 deelblaadjes die zeer verschillend zijn gevormd en gewoonlijk meer of minder diep franjeachtig zijn ingesneden.

‘Digitata’ groeit zwak waarvan de bladeren zeer diep en bijna draadvormig zijn ingesneden.

‘Memmingeri’ wordt een vrij hoge boom met bladeren die vooral in het voorjaar staalblauw zijn gekleurd, ook in de herfst met donkergele bladeren.

‘Albovariegata’ heeft wit gevlekte bladeren.

“Luteo-variegata’ heeft lichtgeel gevlekte bladeren. Beide vormen verlopen soms zeer sterk.

‘Pyramidalis’, heeft een smalle, opgaande en kegelvormige kroon.

Afkomst.

Voor de ijstijd moet de kastanje in geheel Europa zijn voorgekomen. Daarna zou het inheems zijn in Noord-Griekenland, Thessalië en Epirus op een hoogte van 1000-1300m. Door de zware zaden zou het zich niet kunnen verspreiden. Toch kunnen de grote bossen in het noorden van Griekenland niet oorspronkelijk uit Griekenland zelf stammen. Dan zouden ze namelijk zeker niet onbekend zijn geweest aan de met zoveel smaak voor natuurschoon begaafde oude Grieken. De zaden zijn bovendien gemakkelijk te vervoeren en te planten.

Het is meer waarschijnlijk dat de soort afkomstig is uit Himalaya gebied van N.W. India en vandaar geleidelijk aan westwaarts naar Europa is gekomen.

De boom kwam door A. Ghislain von Busbecq in 1555 naar Constantinopel en ging vandaar door Ungnad naar Wenen. In 1565 beschreef Matthiola de boom als Castanea Equina en beeldde een vruchtdragende twijg af, daarvoor was ze onbekend. De eerste kastanje werd door de ambassadeur van Wenen als rariteit aan Clusius gezonden. Vanuit Wenen werden er zaden door Europa verspreid. Dodonaeus vermeldt er weinig van en zegt dat ze waarschijnlijk uit de Oriënt naar Italië gekomen is. Volgens Engelse bronnen zou er in Wenen een boom hebben gestaan die tot 1588 nog niet gebloeid had. Hij zou 12 jaar daarvoor geïmporteerd zijn uit Engeland waar die gebracht zou zijn uit de bergen van Tibet in 1550.

Volgens de Gorter zou de boom hier te lande al in 1576 ingevoerd zijn, volgens andere gegevens zou het eerste exemplaar in 1608 in de Leidse Hortus geplant zijn.

Beroemde paardenkastanjes staan er in het Bushy Park bij Hampton Court, die geplant zijn sinds de introductie van de paardenkastanje in de 16de eeuw.

In 2002 is voor het eerst in Nederland (Haarlemmermeer) een nog onbekende ziekte op de witte paardenkastanje geconstateerd, waaraan de bomen mogelijk kunnen doodgaan. Op de bast van de boom ontstaan roestbruine, vochtige plekken, die gaan bloeden met een stroperige vloeistof. De ziekte heeft zich inmiddels over het gehele land verspreid en wordt er onderzoek naar de veroorzaker gedaan. In Nederland bleek in 2005 31% van de bomen ziek te zijn. Het lijkt er steeds meer op dat de bacteriekanker (Pseudomonas syringae) de veroorzaker is. Overigens is de aantasting ook in Engeland, Duitsland, Belgi, Frankrijk en Italië aangetroffen. (2005) Het is wat vreemd omdat die bacterie normaal in alle bomen voorkomt. Waardoor worden sommige bomen dan ziek? Het is net alsof ze overspannen zijn en er niet meer tegen kunnen. Die bomen sterven zo maar af en moeten opgeruimd worden. Buurtbomen hebben vaak geen last.

Sage.

In Turkije was de boom gecreëerd door een Mohammedaanse heilige, Akyazli. Deze kluizenaar wenste zijn maal te roosteren en stak een stok in de aarde om die over het vuur te leiden. Hij was zo heilig dat de stok in de aarde wortelde en tot de boom werd die wij nu kennen.

Uit Matthiola zoals hij het net van Busbecq ontvangen had.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) Dodonaeus vermeldt er nog weinig van, bij van Ravelingen is er een uitgebreide beschrijving onder de gewone kastanje. (164) ‘`De andere vreemde castanie-boom (zie Castanea) wordt Castanea equina genoemd, dat is paardenkastanje of ros kastanje.

Paardenkastanje heten tegenwoordig in Italië castagne cavalline of castagne di cavallo, in het Spaans castana de cavallo en chastagne de cheval in het Frans, Ross Kesten in het Hoogduits, in Turkije zijn ze gewoner en heten daar ad castanesi of at ceestanesi, zegt Clusius, die ze te Wenen in de tijd van twaalf jaar twee mannen lengte hoog heeft zien worden met een stam zo dik als een mensendij die haar takken ver en wijdt uitspreidt en zeer graag in donkere of schaduwachtige en vochtige plaatsen groeit en de koude zeer goed verdraagt.

Het paard betekent hier wel een oneetbare vrucht, net zoals mindere en oneetbare soorten met wilde of geitenplanten vergeleken werden, in Duits dan ook Foppkastanie en Saukastanie. De naam van de eetbare Castanea werd op deze erop gelijkende boomvorm overgedragen, (hippos: Grieks voor een paard, plus castanum en zo hippocastanum) Ook het begrip kastanje stamt van de Turken die het at: paard, kestanesi noemden. Dit werd in het Italiaans castagne cavalline en in het Frans chataigne de cheval, in Nederlands paardekarstengeboom en in het Engel horse-chestnut, Duitse Kestebum, wald Kiestebum, Pferdekastanie, Rosskastanie, de kleur van de vrucht lijkt op het edele ros. Ook Kastangel, Kastanie, Kristanie of Kristanje.

Het is alles paard wat de klok slaat. Toch draagt de paardenkastanje die naam met eren, want in de winter kan men op de plaatsen waar de bladeren afgevallen zijn de bladmerken zien die op een hoefijzer lijken. Verder zie je, als die bladmerken goed bestudeerd worden, er zelfs de hoefnagels in. De zeventallige bladeren laten elk een afdruk achter, de nagel in het hoefijzer. Hierdoor is in de winter ook goed het verschil te zien tussen de rode en de witte (wilde kastanje) kastanje, de eerste heeft vijftallige bladeren, dus 5 hoefnagels en de wilde 7.

.(b) Aesculus is een oude naam die Plinius gebruikte voor een soort eik waarvan de vruchten gegeven werden aan de varkens, vandaar esca: eten. Is dan verwisseld met de eikel vanwege de vrucht, zie Quercus en Juglans.

(c) Eventueel met het Griekse woord voor geit naar de verdieping onder het oog, Duitse Ziegenauge, Engels red buckeye: bok, vanwege de overeenkomst van de glimmende bruine vrucht en zijn lichte litteken met die van het oog van een bok.

(d) Franse marronier heet in Italië marrone, van Mahre: paard? Of van de Romeinse betekenis maro en is dan vanwege zijn glanzende zaden van het woord lichten of glanzen afgeleid. Het meest waarschijnlijke is van maronen: de eetbare kastanje, zie Castanea.

(e) In Vlaams galnotenboom en kastanjeleer. In Duits verder Judenfest, Laxierfest, Puder-Cheste, uit de gestampte zaden werd een poeder gemaakt.

Uit L. Figuier.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De vreemde kastanjes zijn zeer goed om de dampige en hoestende paarden te helpen en te genezen en daarom zijn ze paardenkastanjes of ros kastanjes genoemd’.

Het hout van deze imponerende, krachtige boom is waardeloos en zacht, en zelfs als brandhout niet geschikt. Voor houtskool kan het wel gebruikt worden. Het hout is geelwit, bros, licht en gemakkelijk splijtbaar en weinig duurzaam. Het wordt gebruikt voor kisten en als snijwerk.

Een aanbeveling van een ‘Deskundig bestuur’ op 31-12-1816, vermeldt dat houtskool van deze boom gebruikt moest worden om vlees dat begon te bederven er mee in te wrijven. Zo zou de rottende geur verloren gaan.

God schiep de tamme kastanje. Toen de duivel dit zag wilde hij ook zo’n boom maken. Dit werd de paardenkastanje, die staat dus onder duivelse invloed. Ook reuma kwam van de duivel. Zo worden al vanouds zaden door de ouden tegen jicht gebruikt en nog niet lang geleden droegen de mannen de zaden in hun broekzakken om hen zo te beschermen tegen reuma. Het krachtigst werken de kastanjes die je gekregen hebt. Uit de zaden zou vroeger een middel bereid zijn tegen reumatiek, jicht en neuralgie. Verder worden ze gebruikt als wintervoer voor herten, reen en varkens.

De in maart verzamelde en gedroogde bast werd als afkooksel gebruikt tegen diarree.

De zaden bevatten saponinen. Het ruwe vet werd na een behandeling gebruikt bij de spiritusbereiding en als een extract voor toiletzepen. Het meel bevat een soort stijfsel dat bekend is als amandelmeel of pats d’ amande, wat uit de gedroogde en gezeefde vrucht bereid en waar een geurtje aan toegevoegd werd. Zo was het geschikt was om de handen te verzachten. Dat stijfsel werd ook gebruikt door boekbinders omdat insecten hier niet van houden en de boeken zo met rust lieten.

Van de vrucht kan een snuifpoeder gemaakt worden door ze te verbranden en tot een poeder te malen. Het niezend vermogen werd eraan gegeven door er de tot poeder vermalen bloemetjes van lelietje der dalen doorheen te mengen.

De olierijke afkooksels van de groene schillen werden wel gebruikt om luizen te verdrijven. Hiertoe werden de naden van de bedstede met het afkooksel ingesmeerd.

De bast werd tegen koorts gebruikt. Net zoals de schors bezit het een heilzame en ingewand versterkende kracht, de reden waarom men deze boom wel eens de Europese kinaboom noemde (kinineboom: Cinchona)

De bast en knopschubben bevatten asculin. Dit komt ook in de wortel van Gelsemium sempervirens voor, een Loganiaceae. Het sap smaakt zwak bitter en lost op in water en alcohol, maar minder in ether. De oplossing reageert zwak zuur en reageert zeer sterk het lichtverschijnsel fluorescentie. Asculin absorbeert in grote mate het ultraviolette licht dat erg op de huid werkt en zonnebrand veroorzaakt. Daarom wordt het voor lichtbeschuttingszalven en zonnebrandolie gebruikt.

Oude bomen.

Hoe oud kastanjes kunnen worden is niet met zekerheid bekend omdat ze hier pas een paar eeuwen groeien. Toch zouden er kastanjes bekend zijn voordat ze hier ingevoerd werden. Er zou een boom gestaan hebben aan het meer van Genève die al in 1480 in bloei stond.

Een bekende Franse kastanjeboom was die in de gemeente Prevaranges, die in het jaar van de Bartholomeus nacht was geplant. Dit was op 24‑8‑1572, toen Karel IX op last van zijn moeder Catharina de Medici in Frankrijk de 2000 Hugenoten liet vermoorden (die naar Parijs waren gekomen om de bruiloft van Valois en Henri Van Navarra, later Henri IV te vieren) Ook de Anne Frank boom in Amsterdam was zeer bekend.

2.

Vormen.

Uit botanical register.

Aesculus pavia leverde met de witte kastanje, omstreeks 1818, de hybride Aesculus x carnea, Hayne (vleeskleurig) op.

Die is gelijk aan de witte kastanje maar groeit wat zwakker en bloeit een paar weken later en heeft 5tallige bladeren. De hybride vormt een grote, brede kroon en kan 20m halen.

Het blad is donkerder en steviger dan de witte en kan beter tegen droogte.

De knoppen zijn niet kleverig en lijken op de pavia. Hieruit ontspringen rode/roze bloemkaarsen. Ook deze vorm geeft weinig vruchten.

‘Briotii’, wordt 15m hoog. Het is een kruising tussen Aesculus hippocastanum x Aesculus pavia. Deze boom is omstreeks 1858 in Trianon in Frankrijk gewonnen.

Een vorm met bloedrode en dubbele bloemen. Geeft geen vruchten.

Kenmerkend is het diepe, donkergroene en gekroesde blad dat een rode nerf bezit.

De knoppen zijn vrijwel niet kleverig.

Kan slecht tegen zeewind.

‘Koehnei’ en ‘Rosea Nana’ zijn lage vormen.

Naam.

Deze vorm staat ook bekend als rode kastanje, de Engelse red horse chestnut, Franse maronnier rose en Duitse Purperkastani, Blutkastanie en fleischrote Rosskantanie.

3. uit Curtis botanical magazine.

Aesculus turbinata, Blume. (tolvormig) Deelblaadjes zijn 5-7cm lang en omgekeerd eivormig met kort toegespitste top, ongelijk dubbel gezaagd, grote bladen van 55cm doorsnede.

Bloeit in juni met crème/witte bloemen met rode vlekken in lange, opstaande trossen.

Kan door oculeren vermeerderd worden op hippocastanum, liefst bij de grond.

Lijkt in groeiwijze en bladvorm op de gewone paardenkastanje terwijl de bloemen een maand later verschijnen en veel kleiner zijn, maar staan wel in pluimvormige trossen.

Stamt uit Japan en wordt 25-30m hoog. Is vermeld in 1888.

Naam, etymologie.

Japanse paardenkastanje, Japanese horse chestnut, Duitse Japanische Rosskastanie.

Groep Pavia.

Deze soorten komen meestal uit N. Amerika en voeren bijna allen de oude geslachtsnaam Pavia als synoniem. In tegenstelling met de gewone kastanje groeien de takken en twijgen meer opgaand al vormen ze bij oude bomen toch een brede kroon. De schors is bij oude bomen in de lengte gespleten terwijl bij oude bomen van de paardenkastanje de schors meestal in schubben loslaat. De volgende kenmerken gelden verder voor deze groep.

Winterknoppen zijn niet kleverig. Blaadjes gesteeld. Bloemen met 5delige kelk, 4 ongelijk gesteelde kroonbladen, vrucht niet gestekeld.

8. Uit L. Van Houtte en C. Loddiges.

Aesculus glabra, Willd. (glad) Bladeren met 5 deelblaadjes van 8-12cm lang en 2-3.5cm breed zijn heldergroen en vanonder iets lichter en spaarzaam behaard, meestal elliptisch en fijn ongelijk gezaagd, top is lang toegespitst.

De twijgen zijn olijfkleurig of bruin/groen en glad.

Knoppen zijn eivormig en geelbruin, knopschubben staan aan de top iets af.

Bloemen staan in 10-15cm lange opstaande trossen eind mei, begin juni met lichte of groen/gele bloemen van 2-3cm lang.

Wordt 10m hoge struik of kleine boom.

Uit N. Amerika. Is vermeld in 1812.

Ohio buckeye, Ohio of Amerikanische-Rosskastanie.

9. Uit J. C. Krauss.

Aesculus flava Sol. (geel) (Aesculus octandra, Marsh) (acht meeldraden) (Aesculus lutea) (geel) Bladeren staan aan 6-12cm lange bladstelen en elk met 5 blaadjes die 8-15cm lang en 2-5cm breed zijn, donkergroen, van onderen lichtgroen en eerst behaard maar al gauw kaal, omgekeerd eivormig met toegespitste top en fijn gezaagd.

Jonge twijgen zijn betrekkelijk dun en geel/bruin, oude tijgen en takken zijn bruin/grijs met lichtgele lenticellen.

Knoppen zijn niet kleverig en eivormig met aangesloten schubben.

Bloeit in mei net zo mooi als onze tamme, de gele bloemen staan in korte pluimvormige trossen

Vrucht is kaal en meestal 2zadig.

Deze geelbloeiende soort komt nog wel eens voor in grote parken. En kan hier dan tegen de 20m komen met een kroondoorsnede van 8-12m.

Wordt 20-25m hoog uit N. Amerika. Is vermeld in 1764.

Naam, etymologie.

Gele pavia, Amerikaanse paardenkastanje, yellow of sweet buckeye. Gelbe Rosskastanie.

De meeste soorten geven een vrucht die niet eetbaar is vanwege de saponinen die ze bevatten. Dat kan eruit gehaald worden door ze te verpulveren en te logen in veel kokend water, dan komt er veel zetmeel vrij die bij de Indianen van Amerika wel gebruikt werd. Sommige dieren kunnen ertegen en zijn resistent. Verpulverde noten werden ook wel in het meer geworpen om vis te doden en zo gemakkelijk te vangen. De Californische buckeye, Aesculus californica is bekend vanwege vergiftiging van bijen, andere zouden hetzelfde effect hebben, maar dat is te verwaarlozen omdat ze te vroeg bloeien voor de bijen.

Volgens sommigen brengt de buckeye boom goed geluk.

12. uit J. Saint-Hilaire.

Aesculus x hybrida, DC. =flava x pavia is een hoge struik of kleine boom met ei/lancetvormige blaadjes. Gele bloemen met rode vlekken.

13. Uit J. C. Krauss.

Aesculus pavia, L. (is zo genoemd naar Pieter Pauw, pauw heet in het Latijn pavius. Dit was een Amsterdams geneesheer die in 1598 hoogleraar werd in Leiden) uit Amerika. Is vermeld in 1711.

Deze soort heeft rode bloemen en vormt een lagere boom dan de witte paardenkastanje. Meestal is het meer een struikvormige kastanje die tot 7m groot wordt met afstaande en wat hangende twijgen en zo een losse kroon vormt.

Bladeren met 5 blaadjes van 8-15cm lang die ei/lancetvormig zijn met toegespitste top en fijn gezaagde bladrand.

Jonge twijgen en takken zijn slap, geel/bruin met iets lichter gekleurde lenticellen.

De rode heeft geen kleverige knoppen.

Bloeit in de zomer met rode bloemen.

Vruchten zijn omgekeerd eivormig en geen stekels.

Gebruik.

De giftige vrucht bevat, net als het blad en de wortel, veel saponinen die in Amerika voor de was werden gebruikt.

Naam.

De rode kastanje of rode Pavia is afkomstig uit N. Amerika waar die red buckeye wordt genoemd. Buckeye: bok, vanwege de overeenkomst van de glimmende bruine vrucht en zijn lichte litteken met die van het oog van een bok. In het Frans kent men hem als pavia en maronnier a fleures rouges, in het Duits als Rote of Gemeine Pavia.

Groep Macrothyrsa.

Bloemen zijn wit, kelk is 5delig en buisvormig, 4-5 kroonbladen zijn lang genageld, 6-7 meeldraden zijn niet behaard en 2 maal zo lang als de kroonbladen.

16. Uit Curtis botanical magazine.

Aesculus parviflora, Walt. (kleine bloemen) Bladeren zijn lang gesteeld met 5-7 gesteelde blaadjes van 10-14cm lang en 5-7.5cm breed, dof donkergroen en van onder grijs viltig behaard, elliptisch

Jonge twijgen zijn olijfgroen, glad en kaal, oude takken grijs/bruin.

De opvallende witte bloemen staan op manshoogte en kunnen rustig bekeken worden. In juli richten de 30cm lange kaarsjes zich op. Die komen niet allemaal tegelijk uit. Het duurt enige weken voordat ze uitgeblazen zijn. Ze lijken op die van de gewone paardenkastanje, maar zijn langer.

Dit is een schitterende struik die een mooi bladeffect geeft. Ook de kleurnuances zijn opmerkelijk. In het voorjaar loopt de struik brons/bruin uit, vervolgt naar groen en in de herfst laat het de bladeren heldergeel vallen. In de schaduw van een bomengroep krijgt het blad een metaalachtige gloed over zich, in volle zon wat meer geelgroen.

Is afkomstig uit zuidoost Amerika, de staat Alabama en het grensgebied met Georgia. Was in 1785 in Engeland bekend.

Naam, etymologie.

Herfstpaardenkastanje, struikkastanje, bottlebrush buckeye, Strauch-Rosskastanie.

Planten.

Vermeerderen door afleggen of wortelscheuten.

Deze struik kan tegen zon maar ook tegen schaduw, hoewel het daar op den duur 4m hoog wordt en wat losser groeit. Deze vorm is uitstekend geschikt voor borders of grote groepen die samen als solitair in een gazon geplant worden. Hij kan uitlopers maken zodat het hele vak goed bedekt wordt. Ook deze paardenkastanje geeft vrijwel geen vruchten.

De overige groeien op open en zonnige ruimtes. Het zijn vaak grote bomen. Ze wortelen uitgebreid en oppervlakkig tot diep. Toch zijn ze gemakkelijk te verplanten. Ze groeien vrijwel overal en hebben een hekel aan strooizout en luchtverontreiniging. Bij snoeien in het voorjaar kunnen ze bloeden.

Men vermeerdert de soorten door zaaien. De var. door zeer vroeg te oculeren op de tweejarige zaailingen bij de grond of stamhoogte.

Meestal wordt deze plant vermeerderd door afleggers. Een gemakkelijke en simpele manier die vrijwel altijd lukt. Het enigste nadeel is dat de productie niet zo groot is.

Buig hiervoor twijgen, in het voorjaar, naar de grond, waar je een kuiltje hebt gemaakt. Leg de twijg erin en zorg dat de top recht omhoog staat. Bindt het desnoods aan. Verwond een oog die in de grond komt, zoals je met je duimnagel zou kunnen doen. Leg er een steen op zodat de twijg niet omhoogkomt. Zorg dat het in de zomer voldoende vochtig is. Snijdt het na een groeiseizoen af van de moedertak en verplant het.

Andere mogelijkheden zijn via wortel- en winterstek.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl