Trapa
Over Trapa
Waternoot, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, teelt, planten,
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Hydrocharyaceae, vederkruidfamilie. Een familie die uit kleine kruiden bestaat met fijn ingesneden of getande bladen die in of op het water leven of met opgaande stengels, zelden zijn ze struikachtig.
1 geslacht komt er in voor met 3 soorten die wijd verspreid zijn.
Het geslacht Trapa wordt ook wel eens geplaatst onder de Onagraceae. Ook is de familie verwant met Haloragidaceae en staat ongeveer tussen deze families in.
Trapa.
Een geslacht van vloeiende of drijvende planten.
Bloemen zijn klein, okselstandig en alleenstaand.
2 soorten, Trapa bicornis en Trapa natans, komen voor in de warmere delen van Eurazië en N. Afrika.
Ze groeien in langzaam stromend of staand water tot 5m diep.
Trapa natans, L. (drijvend of zwemmend) de waternoot heeft drijvend blad waarvan de bladsteel in het midden opgezwollen is en het blad zo een groter drijfvermogen geeft. De ruitvormige en leerachtige bladeren bezitten een getande bladrand. De bladeren die onder water zitten zijn veerdelig en zeer fijn haarvormig.
Het mossige hoofd wuift in het water alsof het zich afvraagt hoe het is om verdronken te zijn.
De kleine, witte bloemen zijn elk afzonderlijk gesteeld.
Die geven, naar de verhouding van de plant en bloem, een grote en donkere vrucht. Die vrucht is hardschalig als een noot, eenzadig en met een blijvende schaal gekroond en bezet met 4 stekels die gevormd zijn door de blijvende kelkbladen. De vrucht valt van de plant en blijft over in de plas. Het jaar erop kiemt ze weer en geeft planten, eenjarig.
Uit warmere delen van Eurazië en N. Afrika.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In Brabant worden de noten of vruchten van dit watergewas gewoonlijk waternoten genoemd, in Hoogduitsland Wassernusz, Weihernusz, Seenusz, Stachelnusz en Spitsznusz, in Frankrijk macres’.
Duitse Wassernuss, Wassernuz, Seenuss en Engels waternuts.
Dodonaeus (b) ‘Naar de gelijkenis van gedaante die ze met de voetangels hebben heten ze soms ook wel minckijsers’. Zie Pedalium murex.
Trapa is afgeleid van Latijn calcitrapa, wat hetzelfde is als caltrops: een oud 4tandig instrument dat in oorlogstijd gebruikt werd om bergkrijgers tegen te houden. Het wapen had vier spinachtige punten net als deze vrucht die gewapend is met vier hoorns, vergelijk Frans chausse-trape: voetangel, oud-Hoogduits Trapo: val, zie Centaurea calcitraps, Engels water caltrops, tribule aquatique, Duits Traben.
Dodonaeus © ‘De Giekse naam is Tribolos enydros en de Latijnse Tribulus aquaticus, Tribulus aquatilis of Tribulus lacustris, in de apotheken Tribulus marinus, in Italië tribolo aquatica. Sommige noemen die noten ook soms in het Latijn Castanea aquatiles, dat is waterkastanje, omdat ze goed en zoet om te eten zijn als kastanje. In Frankrijk zijn deze waternoten chastaignes genoemd’.
In Frankrijk werden de zaden wel net zo gebruikt als de gewone kastanje. Heet naar de kastanjeachtige smakende vruchtkern, waterkastanje, Franse marron d’eau, Engelse water chestnuts, Wasserkastanie.
Dodonaeus (d) ‘In ettelijke gewesten van Frankrijk escarbotz genoemd of saligotz of d’eau of ook truffels d’eau en soms en ook macles, als Bellonius schrijft, in Spanje abroyos en abrollos’.
Dodonaeus (e) ‘Sommige noemen het zee distelen of meer distelen (dat is in het Latijn Tribuli marini) of voet treed, in Frans chardon aquatique, doch oneigenlijk’.
Duits Wassertruffel, Weihernuss bij Bock, Stachelnuss, Spissnuss.
(f) Jezuïetennoot, Duits Jesuitenmusse, Jesuit’s nut, wel naar de vorm genoemd.
(g) Engelse Venice nut, Culpeper noemt water caltrops, ook tribulus aquaticus, tribulus lacusoris, tribulus marinus, saligos, waternuts en water chestnuts, als een plant die onder het beheer van Mercurius staat. Ling van de Chinezen.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Ze zijn zeer goed, te weten de bladeren er van, om alle hete en vurige gezwellen en zweren te genezen, als een pleister er op gelegd. Die bladeren zijn ook goed gebruikt tot de zweren en verhitting van de mond en de spruw, tegen de verrotting en tot de zwellingen van de amandelen, huig en keel. Het sap van die waternoten wordt ook nuttig verzameld en bewaart om in de zalven en medicijnen die tot de ogen dienen te vermengen.
De inwoners van Thracië omtrent de Strymon, als Plinius betuigt, maken hun paarden met de bladeren van de waternoten vet, dan ze zelf, te weten de mensen van dat land, leven bij de kern van de waternoten en maken er een zeer goed en aangenaam brood van wat de buik stopt en hard maakt. Die waternoten gepoederd en met wijn ingenomen zijn goed diegene die bloed plassen en die niergruis hebben en stoppen allerhande buikloop en daarom worden ze in de zalf van Agrippa ook gedaan.
Sommige gebruiken ze het liefst als ze noch vers zijn en verzekeren dat ze dan zeer nuttig zijn om de steen te laten rijzen.
Tegenwoordig worden de waternoten, dat zijn de kernen er van, waterkastanjes genoemd en zelfs gedroogd en gemalen of gestampt en tot meelachtig poeder gebracht worden ze soms in grote hongersnood en in dure tijden gegeten en er worden koekjes en andere broodjes van gebakken die niet onlieflijk van smaak zijn’.
Gepoft wordt de vrucht in de hete as of gebakken en kan ook gekookt of rauw gegeten worden, zelfs kan het tot een brood gebakken worden. De vrucht werd ook als zwijnenvoer gebruikt. Ook kan die gebruikt worden om er halskettingen van te maken.
Historie.
De plant kwam voor in stilstaande waters en is nu zeldzaam.
Omdat de plant naar zijn fossiele optreden tijdens de oudere postglaciaaltijd een verdere verspreiding noordwaarts had, zelfs tot Scandinavië kwam, en omdat de plant op de tegenwoordige vindplaatsen steeds meer inkrimpt is het gewas mogelijk op vele plaatsen gekomen door uitzaai als een vrucht van paalbouwbewoners. Het zou een door mensen verzorgde uitbreiding geweest zijn waar de plant zijn verspreiding aan heeft te danken.
Opvallend is het massale optreden, bijvoorbeeld in het Laibacher moor, waar de vruchten in tot 12cm dikke lagen opgehoopt worden. Tot 1880 konden ze gekocht worden op de markt in heel Europa. Tegenwoordig is het zeldzaam..
Soms wordt de tweehoornige vrucht van de var. verbanensis in Lago Maggiore gecultiveerd. Hiervan werden de vruchten, net als de andere vormen, tot rozenkransen verwerkt. Matthiola; ‘Dioscorides zegt, de Thraciers hebben hun paarden met het groene kruid der waternoten gemest en uit het zoete merg brood voor hun eigen spijs gemaakt.’
Planten.
Vermeerderen door stekken in juli, 1% ibz.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/