Dryas

Over Dryas

Zilverkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit L. Watson.

Een geslacht van dwergachtige, altijdgroene en soms wat struikachtige planten.

Het zijn gewassen die hoog in het noorden of in de bergen voorkomen.

Bladen staan afwisselend, ingesneden of gaafrandig met steunblaadjes en zijn viltig.

Bloemen zijn groot, wit of geel die enkelvoudig en op dunne stelen staan, 7-9tallig zonder bijkelkbladen, meeldraden talrijk en lang behaarde stijl, vruchten droog. Ze komen op het eind van de korte opstaande zijtakjes en zijn goed zichtbaar, kenmerkend is wel de blijvende stijl en de grote stamperdrager

Het geslacht komt voor met 2, misschien meer soorten, waarvan Dryas octopetala een bekende dwergheester is van de sub alpine streken tot 2400, soms 3000m hoogte, de arctische gebieden van Europa, Azië en N. Amerika.

Rosaceae, Potentilla klasse.

Dryas octopetala, L. (8 bloembladen)

Een plant met langwerpig ovale, gekartelde en vooral aan de onderkant wit-viltige bladeren van 1-2.5cm lang met stompe top en hartvormige bladvoet, aan 2cm lange bladstelen en altijdgroen.

Een breed uitgroeiende, vertakte kruiper met korte en knoestige twijgen die later wat verhouten Een witte bloemkroon met sterk geel hart van 2.5-4cm in diameter met 8-9 bloembladen die elliptisch zijn en stomppuntig toelopen, de talrijke meeldraden zijn zeer dicht opeen gedrongen en geel, stampers op de stamperdrager die boven de meeldraden uitsteken.

Bloeit maar kort bloeit in juni, maar hierna verschijnen grappige pluisjes, pluimen van zijde.

Ze wortelen gemakkelijk waardoor de plant ook snel vermeerderd kan worden.

Uit de Alpen, Pyreneeën, Jura, Balkan, Kaukasus en Siberië wordt 10cm hoog.

Var. asiatica (uit Azië) heeft kortere en bredere bladeren, stomper met langere bloemstengels.

Var. integrifolia wordt slechts 5cm hoog en heeft gaafrandige en soms bij de bladvoet wat gelobde blaadjes. Bloemen zijn iets kleiner dan de soort en komen eind mei.

Var. lanata verschilt doordat de bladeren aan beide kanten grijs viltig zijn.

Naam, etymologie.

Dryas komt van dryas, een dryade of een godin van de wouden waaraan de drus of drys: de eik, was geheiligd. De naam stamt uit het Grieks. Dryaden waren goddelijke boomnimfen van eeuwig blijvende schoonheid en daar de dwergstruik meer dan honderd jaar groen blijft, symboliseert het de onvergankelijke jeugd.

Bij Clusius heet de plant nog Chamaedrys of gamander. De grote witte bloemen met de gouden antennen lijken op die van Cistus zodat Clusius volle naam was: ‘Chamaedrys alpina cisti flore.’

(a) Linnaeus gaf het geslacht de potische naam Dryas. Engels white flowered dryad.

(b) De bladeren van Dryas octopetala, een Schotse plant waarop het geslacht was gevestigd door Linnaeus, lijken op kleine eikenbladeren zodat hij, in een lyrische stemming de dryas tot het embleem van Vergilius Dryaden maakte op de manier van de Schotse clans. Octo: betekent 8 en petalum: bloemblad, de bloem heeft 8 bloemblaadjes. Frans dryade a huit petales. Duits Achtauge.

Zilverkruid, Duitse Silberwurz vanwege de witviltige bladeren aan de onderkant.

(d) Alpen- of Berggamanderlin waar het woord gamander nog verschijnt.

(e) Engels mountain avens, zie Geum.

(h) De gedroogde bladeren waren eens goed voor een beroemde thee. De aangename reuk van de wortel droeg ertoe bij het gewas als heilkruid te gebruiken. In Scandinavi zijn de gebruikelijke volksnamen reinblom, rentierblume of reinros en getuigen van zijn gebruik, bij ons hertenkruid, Duits Hirtzwurz, In IJsland holta soleyg.

Uit www.biolib.de

Dryas drummondii, Rich. (Thomas Drummond, Engelse plantenzoeker en botanicus, 1790-1835)

Mooi rotsheestertje dat in groei en bloei op octopetala lijkt, de bladeren zijn echter donkergroen en gekarteld/getand, de voet smaller toelopend en 1-3cm lang.

De gele bloemen zijn iets kleiner, kelkbladeren eivormig en spits, zwart klierachtig behaard in juni/augustus. Gele, hangende en klokvormige bloemen tot 2.5cm in diameter. Bloeit niet zo rijk als volgende soort.

Moet wel beschermd worden in de winter.

Uit N. Amerika van Labrador tot Qubec, Oregon en Montana wordt 10-25cm hoog. Is beschreven in 1828.

Naam.

Zilverkruid, Engels yellow flowered dryad, Drummond ‘s mountain avens, Duits Siberwurz, Silberschopf.

De Duitser Sundermann te Lindau kwam met een hybride, Dryas x sundermannii Kellerer is helder wit.

Dryas-flora.

De Dryas-flora is genoemd naar zijn vele voorkomen in de gidsverstening van Dryas octopetala, een plantengezelschap van arctisch karakter van laat- of postglaciale ouderdom dat in N. Duitsland en andere landen voorkomt.

Planten.

Wordt bij ons gebruikt voor rotspartijen, liefst op kalkrijk grond. Het is een over de grond kruipend plantje, de twijgen wortelen gemakkelijk waardoor het vlot doorkruipt en een tapijt vormt over muurtjes, stenen en bodem. Deze plant moet wel zon en luchtige, niet te droge grond hebben met wat bescherming in de winter of sneeuw.

Vermeerderen van zaad, scheuren in het voorjaar of stekken in augustus zonder groeistof. Jonge planten worden een jaar in een pot gekweekt en in een pot afgeleverd.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl