Acorus

Over Acorus

Kalmoes. Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Acorus.html

Sterk groeiende kruidachtige en water minnende planten.

De bladen zijn zwaardvormig en opgaand.

Bloemen zijn onaanzienlijk.

Araceae, Aronskelkfamilie of tegenwoordig als enigste geslacht Acoraceae.

Een 6 soorten.

Acorus americanus Raf. (uit Amerika)heette vroeger Acorus calamus var. americanus. Verschilt omdat het een fertiele diploïd is. (2n=24)

American sweet flag.

Acorus triqueter Turcz. ex Schott. (drie kantig) (synoniem Acorus calamus var. angustatus) een fertiele tetraploïd (4n = 48); komt voor in O. Azië, Japan en Taiwan.

Acorus latifolius Z. Y. Zhu, (brede bladeren) (Synoniem Acorus calamus var. angustatus) is inlands in China.

Acorus xiangyeus Z. Y. Zhu (uit Xiangye, China), (Synoniem Acorus gramineus Aiton) is inlands in China.

Uit findmeacure.com

=Acorus gramineus, Soland. Ex Aiton (grasachtig) Grasachtige bosjes met bladeren van 2-5cm breed en 45cm lang

Groene en onopvallende bloeischede.

Dunne wortelstok die vlak onder de oppervlakte ligt

Groeit alleen op ondiepe plaatsen in het moeras.

Komt voor in de Himalaya tot Japan, Myanmar, Thailand en Filippijnen, fertiele diploïd (2n = 18) is veel kleiner dan de volgende, 30-60cm hoog. Is vermeld in 1796.

‘Argentostriatus’ heeft witte strepen.

‘Aureovariegatus’ is geel gestreept.

‘Pusillusՠis ‘ de dwergvorm met 10cm lange bladeren

Het meest zie je die in wit- en geelbonte vormen als kamerplant. Ook kunnen die gebruikt worden in de bloemsierkunst. De cultivars zijn niet winterhard, wel kunnen ze tegen lage temperaturen, 5 graden.

Kan goed tegen wat minder licht, met te kort licht vermindert de groei. Houdt wel van vocht.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar.

Naam, etymologie.

Dwerg kalmoes, Engelse Japanese sweet flag, grass leaved sweet flag of grassy-leaved sweet flag.

Uit Wikipedia.

Acorus calamus, L. (rietachtig) wordt 60-150cm groot.

Kalmoes heeft smalle opgaande en zwaardvormige bladen die tot een meter lang kunnen worden en aan de randen wat gerimpeld zijn, 5-15mm breed. Jonge bladeren zijn in het begin diep geel gestreept en verkleuren donker in de nazomer.

De 5-8cm lange kegelvormige bloem is groenachtig en staat halverwege een platgedrukte stengel in juni/juli. Er is geen schutblad zoals in andere Araceae. Een steriele triploïd (3n = 36). Een vrucht komt in de meeste landen niet tot ontwikkeling, alleen in Z. China en India zijn er zaden van bekend. De bekende wilde vormen zijn diploïd met uitzondering van sommige tetraploïd in O. Azië terwijl de gekweekte planten triploïd zijn, waarschijnlijk hybriden tussen de diploïd en tetraploïd vormen. Acorus americanus (Raf.) Raf. (was vroeger bekend als Acorus calamus var. americanus) is de American sweet flag; fertiele diploïd (2n = 24); verschijnt in Alaska, Canada en noordelijk Amerika.

De verspreiding gebeurt door de broze vlezige wortelstokken die horizontaal voortkruipen in de drassige grond. De wortels zijn een duimdik en ongeveer een meter lang. In de moerassen zouden bij de wortelstokken veel bloedzuigers voorkomen.

Het gewas is over de gehele plant aromatisch geurend. Alle delen bevatten en vooral de wortelstok een wat op kaneel lijkende geur, een exquise verfijning. Door zijn weelderige groei is het een Symbool van fitheid. Komt voor op de oevers van stilstaande en vloeiende wateren.

‘Variegatus’ heeft geelachtig wit gestreepte bladeren.

Naam, etymologie .

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas heeft noch geen andere naam in onze taal gekregen dan de Latijnse Acorum of Acorus, in het Grieks heet het niet alleen Acoros, maar ook Acoron, sommige noemen dat ook Venetea en ook Radix Nautica, Singentiana en Unguentaria. De apothekers van Europa hebben dit met grote dwaling Calamus aromaticus genoemd en in plaats van de echte Calamus aromaticus gehouden en gebruikt en nemen voor de echte Acorus de wortels van geel of bastaard lis. Voorts zo houden sommige de wortel van Oxymyrsine of stekende palm voor de Acoros van de ouders en daarom zijn er ook ettelijke geweest die het daarom Acoron agrion liever genoemd hebben zo Plinius betuigt.

Calamus odoratus is een zeer algemene droge in meest alle apotheken waar het Calamus of Calamis, in het Latijn Calamus odoratus officinarum genoemd wordt, dan het is eigenlijk de Calamus aromaticus Dioscoridis niet, maar alleen de wortel van Acorus die tevoren ook de naam van Galanga bij de apothekers plag te voeren’.

Het inlandse Latijnse woord Calamus wordt ook in het Grieks gevonden als kalamos dat riet betekent en in Sanskriet kalama dat ook riet betekent en pen zoals ook een soort rijst heet, geeft een sterke aanwijzing dat het woord ouder is dan in alle drie talen en bewaard wordt in hun moedertaal, de Proto-Indo Europeaan. Het Arabische woord qalam dat pen betekent is waarschijnlijk ook ontleend aan een van deze talen of van het Indo/Europees zelf.

De herbaristen noemen het Acorus calamus, L. (rietachtig) Acorus is een oude naam, mogelijk van het Griekse a: niet of zonder, en kore: de pupil van het oog, als een verwijzing naar zijn medische kwaliteiten.

Isidorus XVII 9.10: ‘Acorum, acerrimi odoris’. Het kan zijn dat de plant genoemd is naar de appetijt verwekkende wortel, dan van akoras, a: niet, en koras: verzadiging. (Dodonaeus) ‘Dit is waarschijnlijker dan hetgeen andere zeggen dat het in het Grieks Acorus genoemd is vanwege de grote baat die het doet in de gebreken van de ogen alzo de Grieken de oogappel ook Coran noemen’. De kalmoes of kalmus, is een plant die we allemaal kennen van de waterkant of van een versterkend bitter. In Frans lաcore odorant en roseau odorant, roseau aromatique, in Italiaans lաcoro.

(b) Het wordt ook wel ooievaarsbrood of zwanenbrood genoemd. (moerasplant) De Friezen herkennen deze plant onder de naam earrebarrebreau, arrebarrebroodjes in Dokkum, verder breakes, kaarnwortel en snieling.

(c) Bij de Duitsers is het gewas bekend als Ackermann, Ackerwurz, Ackermagenwurz, Brustwurz in midden-Hoogduits, Magenwurz, Magenbrand, Nagenwurz en Zehrwurz, Ruuksierg, Sierg, Hemel, Karmsen, Karmswuttel, Leesch en ook;

(d) Heimlicher of heimischer Zitwer, duetscher Zitwer, Gewurzkalmus en Deutscher Zittwer (zie Zingiber, een vervanger) vergelijk het Engelse wild ginger. Acorus calamus beschrijft Dodonaeus onder galigaan.

(e) Verder sweet rush of sweet sedge, gebruikt als strooikruid, (zie Carex) of sweet flag, myrtle flag (de wuivende randen van de bladeren lijken op een wapperende vlag) of myrtle grass, myrtle sedge en spicewort, daarvoor was het wylde gladone (Gladiolus) en cegge en, met de gewone zegge, in een verzamelnaam stare of starre genoemd. In de Tamil taal heet het vasambu.

Gebruik.

De wortelstok is het meest in gebruik. Deze smaakt vers bitter kruidig en later na drogen milder. Ze worden gebruikt in parfums en lotions en likeuren, de berenburg, en in Deventer koeken verwerkt. Door die bitterheid zou het in bierbrouwerijen gebruikt zijn om het bier goed te houden.

De wortels werden als lekkernij verkocht en met suiker bestrooid gegeten.

Als strooikruid werd het gebruikt in kerken en in guirlandes opgehangen. Op de straten werd het gestrooid te Norwich op de dag van de burgemeestersverkiezing en ook op andere feestdagen. Als je erop loopt komt de fijne geur tevoorschijn. Ook in Duitse gebieden werd het als kamersier met Pinksteren gebruikt. Het werd in kleine stukken gesneden en over de bodem gestrooid. Stilzwijgend tussen 11 en 13 uur werden de op Johannes dag verzamelde wortels in brandewijn gelegd, dan is ze tegen vele ziektes goed.

Meestal werd de plant medicinaal gebruikt. Zo kan een wortelextract (een paar gram wortel fijngestampt in kokend water) gebruikt worden als mondspoeling bij tandontstekingen, inwendig werkt de eetlust bevorderend, bevordert de spijsvertering en helpt het tegen maagzuur en oprispingen. De gedroogde wortels werden tegen maag- en darmziektes gebruikt. De pijnstillende kalmoesolie is ook afkomstig uit de wortelstok. Die werd in gelijke ziektes druppelsgewijs met suiker ingenomen. Als maag versterkend middel dient verder de met suiker gekookte wortelstok, net zoals in vele huishoudens de kalmoeslikeur in voorraad gehouden werd. 50 gram wortel en 5 gram kruidnagels worden met een halve liter spiritus en halve liter water gekookt, na zuiveren wordt er 125 gram suiker toegevoegd. De wortelstok wordt het beste in het voor- of najaar verzameld, in stukken gesneden en in de oven gedroogd.

Een grote rol speelt de kalmoes bij de Russen en Letten. In Turkestan werd het in hete as gebraden en de gestampte wortelstok bij hoesten en duizelen ingenomen, in Klein Rusland en Siberië is het ook een koortsmiddel. De Letten verdrijven met de gehakte wortel de vliegen in bed.

De plant gold vroeger bij de Berbers en Arabieren als een krachtig Afrodisiacum. (Liefdesversterkend middel) Het was bij hen ook geliefd als konfijt. Verder gebruikten ze het, net als de Grieken, als een oud-Indisch medicijn. Een oude schrijver (Van Beverwijk) is het hier mee eens: ‘Gekauwd maakt het een goede adem en verwekt de geilheidծ.Herbarius in Dyetsche ‘De grote galigaan heet in de apotheken Galanga major en Galanga mezana en door sommige Galanga sylvestris, dit wordt tegenwoordig gehouden voor een soort en geslacht van lis dat in Grieks Acoron genoemd wordt. In Latijn Acorum, door sommige Aphrodisia, Venerea of Radix nautica’. Hij beschrijft hier dus ook zijn afrodisiaca krachten. Kalmoes is lang in gebruik geweest als een symbool van mannelijke liefde. De naam wordt geassocieerd met een Griekse mythe; Kalamos was een zoon van de riviergod Meander die van Karpos hield, de zoon van Zephyrus en Chloris. Toen Karpos verdronk werd Kalamos veranderd in een riet wiens rusteloos ruizen in de wind geïnterpreteerd werd als symbool van droefheid. De plant was a favoriet van Henry David Thoreau (die het sweet flag noemde) en ook van Walt Whitman die het toevoegde aan de zogenoemde ‘The Calamus Poems’, waarin hij de liefde van mannen vierde in de derde editie van Leaves of Grass (1860). In de poëmen wordt de kalmoes gebruikt als een symbool van liefde, lust en affectie. Er wordt gesuggereerd dat het zijn symbool ontving naar de gelijkenis van de opgerichte menselijke penis. Ook bij de N. Amerikaanse inlanders werd het medisch en als stimulans gebruikt. De wortel werd ook als een psychoactieve substantie in religieuze of Sjamaanse rites gebruikt. In hoge dosis hallucineert het en werd gebruikt als een alternatief voor straat drug. Kalmoes en zijn producten zijn in 1968 verbannen als voedseltoevoegingen en medicijnen bij United States Food and Drug Administration.

Kalmus uit Gart der Gesuntheit.

Historie.

(411) ‘Deze algemeen voorkomende plant is in Nederland niet inheems. Volgens Dioscorides, Theophrastus en Plinius groeit άχορον (akoron) Kalamos aromaticus in India’.

Maerlant, waar hij over specerijen schrijft, ‘Calamus aromaticus, als ons schrijft Isidorus, is een soort schoon riet dat men in het land van Indië ziet’. Zo ook van Ravelingen.

Uit deze beschrijvingen blijkt dat het om de echte gaat. De wortel was verwarmend en had plas drijvende eigenschappen en zou ziektes van de borst, longen, lever en milt, als buikpijn, breuk en kramp helen, haar sap de troebele ogen verbeteren en ook als tegengift gebruikt zijn. Bekend was dat het wild in Klein-Azië groeide. In Midden-Europa zou het tot het midden 16de eeuw als levende plant onbekend zijn, tot dan toe kende men alleen de gedroogde wortel als farmaceutisch product. P. Matthiola beschreef in 1565 voor het eerst een levende plant die hij gekregen had van Ghislain Busbeqq, keizerlijk gezant aan het Turkse hof onder Soliman II. Die had ze samen met zijn arts W. Quackelbeen aan de oevers van een meer bij Nicodemi in Bithynica verzameld. Eerst in de uitgave van 1586 is een bloeiende plant afgebeeld. Die zie je in de afbeelding van Matthiola. Volgens Clusius was het sinds 1574 in de Keizerlijke tuin gekweekt en 1577 in bloei en al gauw naar de tuinen van vorsten over ging. De Nürnberg arts Joachim Camerarius zegt in zijn in 1588 verschenen Hortus medicus et philosophicus, pagina 5, dat de kalmoes enkele jaren geleden in de binnenlandse tuinen gekomen is, ‘In nostros hortos ante aliquot annos translate.’ Reeds in die tijd was de plant in Polen verwilderd, waar het als Tartaars kruid bekend was, en in de 17de eeuw was de plant al in vele gebieden van midden Europa verwildert. In het begin van de achttiende eeuw was het vrijwel over geheel Europa ingeburgerd. In de Slavische spraken heet het ‘Tatarcke’ dergelijk omdat het door de Tartaren ingevoerd zou zijn.’ Die van Litouwen of de Lijflanders noemen het tartarsky omdat ze de kracht ervan eerst van de Tartaren geleerd hebben. Acorum of kalmoes groeit in Pontus, Galatie en Colchis, ook bij de Tartaren, vandaar noemt men het in Litouwen Taterste zelij, dat is Tartaas kruid’.

Matthiola: Zo vergelijkt zich ook dat kalmoeskruid vast de Iris, is knorrecht, witachtig, met ontelbare vele aanhangende vezels. Brengt een gladde stengel met veel twijgjes. Boven schieten voort stokjes in gelijke mate zoals in hazelnoten. Alzo was gesteld dat echte Acorum welke de zeer beroemde Augerius Flandrus (=Busbecq) (in de tijd toen hij bij de Turkse keizer een gezand was) in Nicodemia in een grote poel gevonden en van Constantinopel me toegezonden heeft. Het heeft geheel geen onderscheid van onze gewone kalmoes.'

Van deze Acori vulgaris groeit nog een bijzondere soort in Thüringen om de Keurvorstelijke loffelijke schoolpoorten genaamd. Zulke kruipt met zeer dikke rode wortels vast buiten het aardrijk met Duitse lis wijdt om zich heen in de oorden zo van de Sala bevochtigt, doch niet steeds nat of moerassig zijn, heeft subtielere bladeren dan de gewone dat aan de wateren groeit. Ze noemen het daar wilde kalmoes en zeggen dat het geen bloem noch zaad draagt zoals ik zulks niet heb geobserveerd noch bemerken kunnen. (daar groeit dus al de Acorus)

Blankaart, ‘Ze groeit hier in Holland langs de rivieren, als bij Nieuwpoort, buiten Den Haag en Delft, bij de Gouw, tussen Haarlem en Leiden, Maasveen, Tien Hoven, enz.’

(164)Het groeit ook veel in Litouwen op vochtige plaatsen niet ver van Moskou. Dit gewas bloeit in Zeeland vaak en soms ook (maar zelden) in Holland. Alwaar het nochtans door de ijver van de liefhebbers in grachten van steden en andere wateren zo vermenigvuldigd is dat men wijs maken zou kunnen dat het een inlands gewas is was het zo gewillig om te bloeien wat het niet is. Petrus Cornelij Leidensis, die Annotatiunculas op Dioscorides in het jaar 1532 uitgegeven heeft schrijft dat er omtrent ճ Gravenhage Calamus odoratus in het wild gevonden zou zijn. Is het Acorus dan is het vreemd dat het zovele jaren in vergetelheid geraakt is totdat Busbecq en Clusius de slaperige weer wakker gemaakt heeft.

Dus net zoals Marzell het beschrijft. Het zal dat ooit door de Tartaren meegenomen zijn en door de landbewerkers niet herkend zijn omdat het zoveel op de lis lijkt en niet bloeit, alleen werd het opgemerkt door de apothekers vanwege zijn geurende wortel.

Vervanger.

De verspreiding heeft in de loop der tijd een groot aantal onderzoekers aangetrokken, Ascherson, Engler, Fischer-Benzon, Hock, Mucke, Tsirsch, Killerman hebben deze onderzoeken tezamen gevat en komt tot de verklaring, ‘dat het verspreidingsgebied nog niet opgehelderd is’, het is volgens mij niet uitgesloten dat de plant al, zoals Engeler aangenomen heeft, al sinds lang inheems is ofschoon uit de middeleeuwen geen duidelijke oorkonden ervan geven. Men heeft het mogelijk van de Iris pseudoacorus niet goed onderscheiden. Die heette in de Herbarius in Dyetsche nog ‘Acorus’ geel lielien;, dus niets van kalmoes of zijn vervanger.

Is ze werkelijk pas sinds de 16deeeuw bij ons ingevoerd, dan geeft ze een interessant voorbeeld en snelle verspreiding van een alleen een vegetatief vermeerderende plant over een breed areaal.

Jacob van Maerlant, 1225-1291 noemt in de ‘Nature Bloeme’ de echte kalmoes:

‘Calamus aromaticus, zoals ons schrijft Isidorus, is een soort schoon riet dat men in het land van Indië ziet. Goed ruikende en van zoete zaken en een deel taai van smaken. Platearius die zegt het dat het de maag van koude doen te genezen pleegt en het geneest de krampen in de maag en tegen de darmenwind’. In dezelfde groep van binnenlandse planten zit bij Herbarius in Dyetsche ook de kalmoes, ‘Wild riet of calamus aromaticus silvestris of calamus silvestris’ en vervolgens komt bij de buitenlandse drogen ‘is van welriekend riet wat men calamus aromaticus noemt.’ Hij kent dus de gewone kalmoes en die van Theophrastus. Ook De Gart der Gesundheit beschrijft kalmoes.

Heilige zalfolie.

Het kruid is nu zo algemeen dat er maar weinig mensen zijn die geloven dat het ooit ingevoerd werd. Als we zijn veelvuldige voorkomen en snelle verspreiding vergelijken met het schaarse en kostbare karakter dat aan de kalmoesplant van de Bijbel en de ouden wordt toegeschreven, is dit gegeven tegenstrijdig met elkaar. Immers eenmaal ingevoerd zou het daar toch al snel gemeengoed zijn geworden, of omdat het zo snel groeit kan het toch geen dure specerij zijn. Koning Salomon plantte toch kruiden in zijn hof (Hooglied 5:1/13 en 6:2) Het Hooglied is waarschijnlijk enkele eeuwen later geschreven dan Jeremia, die een verwijzing geeft van Kalmoes in een ver land. Jesaja vermeldt dat ze nog steeds duur is.

Onze kalmoes is hier in een tijdsbestek van een paar honderd jaar gemeengoed geworden.

Wat kan de bijbel ons nog meer vertellen over de oude kalmoes?

De naam kalmoes is in het Hebreeuws keneh, of meer volledig keneh-bosem: wat kruidig of zoet riet betekent. Deze naam komt op een aantal plaatsen in de bijbel voor. In Exodus 30: 23 wordt over de kalmoes gesproken als een ingrediënt voor de heilige zalfolie.

In Salomons Hooglied 4: 14 wordt het bezongen als een kostelijke vrucht. Vermoedelijk was dit ook een van de kostbare specerijen die de Koningin van Sheba aan Salomon gaf (1 Koningen 10: 10) gelet op de tekst in Jeremia 6: 20 ‘Waarom zou dan voor mij wierook uit Sheba komen en Kalmoes uit een ver land?’

Dat het een dure specerij was blijkt wel uit Jesaja 43: 24:’Gij hebt mij voor zilver geen Kalmoes gekocht’. Uit deze teksten blijkt wel dat de kalmoes in het land Israël niet of nauwelijks voorkwam. Ze moest van verre gehaald worden. De hieruit onttrokken ingrediënten zijn kostbaar en worden slechts bij speciale gelegenheden gebruikt. Tenslotte kan nog gewezen worden op de tekst van Ezechiël 27: 19: ‘Kassie en Kalmoes behoorden tot uw koopwaar’.

Calamus.

We zijn nu nog maar weinig wijzer. Welke plant was nu de kalmoes’ van de ouden?

Mogelijk is de naam kalmoes in gebruik is geweest voor bepaalde geurende plantaardige stoffen met voor vermelde kwaliteiten en de naam een meer algemene naam is geweest.

Van de naam Acorus hebben we vastgesteld dat die voor de lis geldt. Mogelijk is er een overeenkomst in (geurende) wortelstok.

Zo kunnen we ook kijken naar het tweede deel van de naam Acorus calamus, L.

Calamus is afgeleid van het Arabische kalom, een woord voor een rietplant. Deze naam lijken we terug te vinden in wat vroeger de calmus plant heette. Van Beverwijck schrijft hierover: ‘Calmus te weten de echte (anders wordt in zijn plaats Acorus genomen) is een Indiaans sterk ruikend riet’.

Blijkbaar werd de Acorus als vervanger gebruikt voor de ‘echte’. Deze groeide hier te lande en was daarom gemakkelijk en goedkoop te leveren. Beide planten hadden vermoedelijk dezelfde kwaliteiten. Hieruit is af te leiden dat in die tijd de echte kalmoes vervangen is door de nu bekende kalmoes (de Acorus) De wortel is wel verstuurd in een mandje gemaakt van Calamus of riet, zie bij Styrax die in riet vervoerd werd en daarom Styrax calamites heette.

Calamus, het plantengeslacht waar de tweede naam naar verwijzen zou, behoort tot de palmachtige. Het zijn meestal snelgroeiende en klimmende planten die zeer lang kunnen worden. Het blad lijkt veel op riet. Het lijkt onwaarschijnlijk dat deze zo weelderig en in zo grote overvloed groeiende palmen de leveranciers zijn van de kostbare specerij.

(Dodonaeus) ‘Sommige willen voor de Calamus het Schoenanthus) (ook wel Cymbopogon) gebruiken en misschien omdat men tussen de halmen van Schoenanthus de voor vermelde kleine rietjes vindt die Lobel voor de echte Calamus aromaticus houdt.’

Chirata-tikta.

Volgens Roxburgh in zijn Flora Indica is de Calamus aromaticus geen palm, maar een oude naam voor Gentiana cheyrata Roxb. en de kalmoes van de oudheid.

De Gentiana cheyrata is een kruidachtige plant met recht opgaande bladeren die stengelomvattend zijn, lancetvormige en met drie/vijf nerven. De plant wordt ongeveer een meter groot.

Deze beroemde plant zou gevonden zijn op de bergen van Nepal en de Morungs. De Sanskrietnaam is chirata‑tikta en de Bengalese naam chirata (Johnson: Cheryta is Hindoestaans voor een Gentiaanplant) Roxburgh geeft de volgende beschrijving: ‘als ik deze plant verwijs naar het geslacht Gentiana ga ik af op de capsule: anders zou ik die geplaatst hebben bij de Exacum’ s (ook van de Gentiaanfamilie.).’De jichtgentiaan Gentiana chirayata wordt onder de naam Herba et Radix Chirette sive Chiraytae in de handel gebracht.

Roxburgh vermeldt ook dat het bij de Bengalezen als opwekkend middel gebruikt wordt. Zijn koorts stillende krachten zijn in hoge achting bij de inlanders en Europeanen, de plant wordt gebruikt als vervanger van kinine.

Door verwisseling van de geslachten heeft het nu de naam Swertia, namelijk Swertia chirayita (synoniem Henricea pharmacearcha, Lemaire of Gentiana chirayta, Roxb.)

De stengels zijn zeer bitter en worden onder de naam van stipites chirayta in de handel gebracht. Ze komt in werking overeen met de gele gentiaan. Velen zijn van mening dat de Arabische artsen, als zij van Calamus aromaticus spreken, dit gewas bedoelden.

Bijbelse kalmoes.

Dan zou een lid van de Gentiaanfamilie de kalmoesplant van de ouden zijn. Dit is een reële mogelijkheid vooral als we eens omzien naar de werking van deze familie. Duizendguldenkruid, van de Gentiaanfamilie, verkreeg zijn naam niet voor niets. Een gentiaan laat zich bovendien slechts met moeite verplanten en is meestal plaats- of streekgebonden. Daarom kon het ook niet naar de tuinen van Salomon gebracht worden. Het kruid moest uit een ver land komen, waardoor de prijs hoog bleef. Het voldoet qua afkomst, eigenschappen en beperkte verspreidingsmogelijkheden aan de gewenste karakteristieken en dient derhalve aangemerkt te worden als de Bijbelse kalmoes.

Planten.

Vermeerdering is gemakkelijk door scheuren.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl