Myrica

Over Myrica

Gagel, vorm, heesters, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Myricaceae, gagelfamilie, een kleine familie van 1 geslacht die een 40 soorten omvat.

Ze zijn meestal struikachtig, zelden bereiken ze de hoogte van bomen.

Ze hebben gewone enkelvoudige bladen die vaak bezet zijn met harspuntjes.

De bloemen zijn klein en onaanzienlijk en geven een rode bes die omgeven is door een wasachtige laag. Onze inlandse is hierop een uitzondering, die heeft een steenvrucht.

Ze groeien in de gematigde zone, noord en zuid Amerika, Cape of Goede Hoop en in India.

Myrica kwam al tijdens het tertiair en ook later rijker voor dan nu.

De familie is verwant met Juglandaceae, Fagaceae en Betulaceae.

Uit M. Catesby.

Myrica.

Houtachtige planten die gekweekt worden om hun mooie blad en aantrekkelijke vruchten, sommige soorten voor hun eetbare vruchten, 1-20m.

Bladen staan afwisselend en zijn kort gesteeld, gaaf of gezaagd met gompunten. Bladverliezend of meestal bladhoudend, kleine bomen of struiken. Onaanzienlijke tweehuizige bloemen. Mannelijke en vrouwelijke bloemen komen voor in katjes van het hout van vorig jaar.

Een 35-50 soorten komen voor in de gematigde en warmere gebieden van beide halfronden. Soms worden ze in tweeën gesplitst naar de katjesvorm zodat er een paar in dit geslacht overblijven en de rest komt dan in Morella.

=Myrica cerifera, L. (was dragend)

Ook zijn bladeren zijn bezet met harspunten en ook deze plant is tweehuizig en groeit in de moerassen en langs rivieren, wordt daar een kleine boom.

Bloei is in maart/april. De mannelijke bloemen komen in kleine katjes, de vrouwelijke staan in groepjes dicht tegen de twijg aan. Plant vrouwelijke en mannelijke vromen in groepen aan.

De blauw/zwarte bessen zijn dun en rond en met harsachtige wratjes bezet.

Een mooie winterharde en groen blijvende struik die hier een anderhalve meter hoogte haalt. Bladeren zijn 5-10cm lang en van boven glanzend groen en aan de onderkant lichter met klierpunten.

In Florida en Texas groeit het op vochtige heidegronden. De kaarsenmirt is in 1699 beschreven.

Naam.

De was-, licht-, of kaarsenmirt, wasgagel, Engelse candle-berry‑myrtle, wax bearing myrtle, tallow shrub, bay berry en myrtle, Duitse Kerzenbeerenstrauch of Wachsgagel, Frans arbre a la cire of cirier, Italiaans albero della cera.

Gebruik.

In zijn geboorteland wordt soms, voor de aardigheid, van de blauwachtige berijpte vruchten een grote hoeveelheid was voor welriekende kaarsen gemaakt. De vruchten worden daartoe gekookt en de bovendrijvende was ziet eruit als een smakelijke zwarte soep, die ruikt naar balsem of een soort kruidenthee. Dit laat je afkoelen waarna het kaarsvet eraf wordt geschept, nu opnieuw smelten en zeven. Er wordt een harde en korrelige was van gemaakt met een merkwaardige licht groene kleur die bij omsmelten vrijwel transparant wordt. Hiervan maken ze kaarsen die nooit vettig aanvoelen en ook niet smelten, hoe warm het ook is, ook de geur doet niet onaangenaam aan zoals die van vetkaarsen. Een kaars die uitwaait geeft zelfs een aangename geur zodat men ze zelfs expres uitblaast omwille van de wierookgeur. Men zegt dat het smelten van deze bes uitgevonden is door een dokter die wonderen verrichtte met een zalf dat daarvan gemaakt was.

Die was kan ook van andere mirten gewonnen worden. Uit een halve emmer bessen kan je een kaars halen van 10cm lang.

Het is waarschijnlijk deze wasgagel geweest die door Garcia de Orta bedoeld werd onder de naam avacani in 1562. De wortel die naar kruidnagel ruikt waarvan een meisje genezen was van dysenterie waar de rest mislukt was.

De plant die gecultiveerd wordt als M. cerifera is meestal de vorige soort: De echte groeit niet in ons land.

Uit chinesefoodlover.wordpress.com

Myrica rubra, Siebold (rood) (Myrica nagi, DC.) is een middelmatige altijdgroene 2huizige boom of struik van 10-20m met gladde bast.

Ronde diep rode vrucht met een knobbelige oppervlakte en zoet vlees met een enkel zaad.

Er is een var. met roze kleurige en fijner geurende vruchtjes. De bessen zijn zoet met een aangenaam scherpe smaak, het frisse sap geeft een aangename drank.

Zou 15 graden vorst kunnen verdragen.

Komt uit Azië en meest in China waar het al meer dan 2000 jaar gekweekt wordt. Is inlands in Japan en draagt vruchten als de aardbeistruik en is daar bekend onder de naam yangmae. Is beschreven in 1817. Chinese bayberry, yang mae tree van China.

Naam.

Wordt ook gekweekt in Japan en de Japanse naam yang mei of yamamomo komt in vele oude Japanse pomen voor, Chinees yngmi, Engels yumberry, Chinese bayberry, Japanese bayberry, red bayberry of Chinese strawberry tree. Ook in dranken, likeuren.

Uit www.yourleaf.org

Myrica pensylvanica, Loisl. (uit Pennsylvania) (Myrica caroliniensis, Mill. (uit Carolina)

Wordt 100-150cm hoog.

Groene katjes in juni.

Deze vorm wordt hier wel gekweekt en komt soms verwildert voor en is harder dan voorgaande.

Kan ook die was leveren.

Is afkomstig uit Amerika en groeit daar van Nova Scotia tot Florida als een de oevers van Lake Erie. Is beschreven in 1894.

‘Myda,’ is een laag groeiende Deense selectie met massa ‘s vruchten. Een vrouwtje. De mannelijke tegenhanger en bestuiver is ‘Myriman,’ die iets boven haar uitsteekt.

Naam.

Wasgagel, Duits Wachs-Gagel, Engels Northern bayberry, Frans myrique de Pennsylvanie.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Myrica gale, L. (zoete gal) (Gale palustris, Cheval. (van het moeras) Op een gagelstruikje kijk je neer. Een klein onopvallend bosje dat in de vochtige en zompige heidevelden groeit en het liefst nog onder de bescherming van een berk. De plant groeit op onvruchtbare grond, vee, hazen en patrijzen eten het niet.

In de winter vallen de wratten op aan zijn toppen die bedekt zijn met rijp en daardoor de plant wat sprankelends geven. De bloei is in april/mei met 10-12cm lange katjes. De vrucht is een klein en platrond nootje.

De schalen van de katjes zijn glanzend roodbruin en samen met de korte vertakking geeft dit een karakteristiek gezicht. In de zomer ziet het gewas er dof en onaanzienlijk uit, hoewel er bij de wortels een stikstofvormende bacterie leeft, net als bij de els. De struik leeft zoals dat heet in symbiose. Mensen die dit woord niet kennen denken al gauw aan een soort Lat-relatie, vooral omdat er mannelijke en vrouwelijke vormen bestaan. Het is een plant met een minderwaardigheidscomplex, grauw, eenzaam en duister onder de schaduw van anderen in zure gebieden. Van zo’n minkukel verwacht je niets positiefs.

Toch zitten de dofgroene blaadjes vol met aromatische harspuntjes, zelfs de stengel ruikt aromatisch. Blad is lancetvormig en breder aan de top, gezaagd.

Myrica gale var. tomentosa (viltig) heeft de jonge twijgen sterk behaard, ook de bladeren zijn aan beide zijden zacht behaard.

Uit noordelijk Europa en N. Amerika.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In Brabant en Vlaanderen wordt dit gewas gagel of gaeghel genoemd.’

In Engeland wordt van de sweet gale het yale-beer gemaakt. Zou het woord yale een verbinding hebben met gale? De Engelse botanicus Gerard vermeldt in 1596: ‘This gaule..’

Gale is een oude naam die waarschijnlijk stamt van gagel, de Angelsaksisch term voor deze struik, of mogelijk van het Keltische gal: balsem. Of van Grieks voor wezel, vanwege de reuk van de planten. Het Engelse gale, oud-Engelse gagol komt nog in vele plaatsen voor, als Gailey, Galsworthy, Frans gale, Spaans galo, Duits Gagelstrauch, onze gagel.

Dodonaeus (b) ‘Sommige noemen het op het Latijn Myrtus Brabantica, dat is Brabantse Myrtus en op het Grieks pseudo-Myrsine. Het groeit veel in Brabant waarnaar Dodonaeus het de naam geeft, maar ook zeer veel in de venen of moerasachtige landen van Holland daar men turf uit haalt.’

Hollandse myrt, Brabantse myrt, Myrtus Brabantica, groei- of kweekplaats, Engels Dutch myrtle, Spaans mirto holands.

Dodonaeus ‘Cordus noemt het Elaeagnus, maar ik denk dat men het beter Chamelaeagnus zal noemen. Want Elaeagnus wordt van Theophrastus beschreven als een heesterachtig gewas dat op Agnus castus lijkt, met zachte wolachtige bladeren en bloemen als die van de populier. Zulks als deze onze gagel niet is. En voorwaar deze gagel heeft geen oude naam die me bekend is tenzij dat men het voor de Rhus silvestris van Plinius zou willen houden daar hij van vermaant in het 21ste kapittel van zijn 24ste boek. Vanwege de grote gelijkenis die gagel met de Rhus altera of Rhus herba Plinij heeft wil Clusius die daarvoor houden. Dan het wordt hier te lande ook soms myrten boom genoemd.’

Bij Kilian is het Cerevisia monachorum, maar verwisseld met twee op dezelfde plaatsen groeiende struiken, eerst met de zeer veel erop gelijkende Vaccinium uliginosum wiens verzamelde bessen nauwelijks te onderscheiden zijn van Vaccinium myrtillus en wiens bessen Myrtenbeeren of Mirtilli heten, ten tweede de erop gelijkende Ledum palustrum wiens verdovende witte bloemen Myrtenblumen genoemd worden, foutief werden er later de namen van gagel aan gegeven en vandaar werd het Myrtus of Myrica genoemd.

Engelse wild-myrtle, bog myrtle, moor myrtle, Duits Heidelbeermyrte, Sumpfmyrte, Torfmyrte, Mirte, Mirtelboum bij Hildegard, Frans myrique, myrte batard, myrte des marais, bois sent bon: hout ruikt goed. Myrrhe is ook een andere naam voor de bedwelmende Venus. Oude Duitse namen zijn; lutte Heid, Moorrosmarin.

Dodonaeus (d) ‘Sommige Fransen noemen het piment, pimente of pyment royal tot verschil van de Botrys of gewone piment.’ Frans piment royal.

Dodonaeus (e) ‘Deze gagel heet ook gold in het Engels naar de goudgele bloemen of klamme gele zwavelachtige vetheid die men tussen de zaden of schilfers vindt.’

Engels golden osier of of sweet willow, verbinding met wilg, in Hampshire heet het withy wind of golden withy, Duits wilde Wilge.

(f) Als vervanger van hop heette het gewas door dit gebruik bij ons pos, post, possem of porse. Dit is nog te zien in Limburgse plaatsnamen Posterholt, Postel, Possel en Porse. Duitse Porst, Post, Beerpost, Kienpost, Porsse, Possem, Poss, Possen, Post Porst, midden-Hoogduitse Borse of Borser, oud-Hoogduits Borsa: toegespitst, de bladvorm (vergelijk borst) midden-Noordduits, oud-Noors, Deens porse, Estland porss, Noorwegen en Zweden pors. Deens en Zweedse pors was eerst de betekenis voor Myrica die in het noorden en Engeland als bierkruid gebruikt werd en dan, in de tweede betekenis (als zwijnenporst; Schwinspost) voor de wilde rozemarijn, Ledum palustre.

(g) Vroeger werd het blad gebruikt als smaakmaker in de bierbrouwerij, ook zou men er gauw dronken van worden. De olie van de bladen is licht giftig en roesverwekkend. De gagel werd daarvoor gekweekt, de naam Gagelkamp is daarvan afkomstig. Volgens een oorkonde werd in 1253 door verschillende edelen aan het kloos­ter van Buurlo, bij Winterswijk, het gebruik van zulk gagelkamp toegestaan. Hieraan is het toe te schrijven dat in de vorige eeuw op de Veluwe tussen Voorst en Apeldoorn nog sporen van oude gagelkampen te vinden waren. Streeknamen zijn verder; De Gagel en Gageldonk.

De strijd tussen de gagel en hop heeft lang geduurd. Gagelbier was koppiger (hoofdiger) dan hoppig bier, vergelijk Duitse Rausch; verdovend.

Duitse Grut werd in Westfalen tot 1477 in plaats van hop bij het brouwen van Grut, Grutenbier, Gruss- Gruysenbier of Gruyssink gebruikt. In de beneden Rijn was het kruid bekend onder de naam Gut. N. Duitsland, Denemarken en Scandinavië in 1477 hadden het gruten of gruysenbier, cerevisia monachorum, een toevoeging van Myrica gale. Deens brouwerij Thisted Bryghus maakt Porse Guld, een sterk bier met deze plant. Zo was er een Grutstraat in Dordrecht die volgens een gravure van 1743 eindigde bij de Gruytpoort, verder is het Gruuthuus in Brugge bekend. In Zweden was er een wet die in 1440 ingesteld werd door koning Christopher die diegene veroordeelde die de gagel verzamelde op andermans grondgebied.

Hoppig bier uit Bremen is bekend sinds 1274, uit Hamburg in 1368 en uit Wismar in 1390. In 1374 waren erin Hamburg wel 127 brouwers die voor het Amsterdamse Hansekantoor werkten. Omdat dat bier in de smaak viel was het een bedreiging voor de inheemse brouwers. Die gingen het dan zelf ook brouwen. In het jaar 1392 vindt men in Gouda ‘Goudts Hamburch ’s bier’, vermeld, gebrouwen ‘op den aert van Hoemburch.’ Bij de stadspoort moest de brouwer voor het geëxporteerde bier een overeenkomstig aantal ‘Teykens’ kopen waarmee hij de export kon bewijzen. In 1365 wordt in Gouda nog ca. 111 mud gagel verwerkt, dit werd betrokken uit Zwolle, Deventer en Arnhem, zelden uit Utrecht. Na 1400 werd het hoppebier definitief ingevoerd. Maar in zware tijden, vooral in oorlogstijd kwam het koytenbier weer terug en tijdens de tachtigjarige oorlog werd het in grote hoeveelheden in het garnizoen gebrouwen.

Greuter, Gruyter, Grter, Gruter, de geslachtsnaam De Gruyter verwijst naar de ambtenaar die over de gruit ging. Een midden Nederlands biersoort was gruitbier, een deel van het oudere brouwsel werd opgeslagen in zgn. gruithuizen of gruuthuus, waarop door de landsheer accijns werd geheven. De geslachtsnamen Grute- of Gruitebrouwer zouden erop kunnen wijzen dat het gruitebier het oudste bekende bier was. Thomas a Kempis verhaalt dat een van zijn medebroeders zo vroom was dat hij vastte op bier en brood (vergelijk de naam Bierenbroodspot, roggenbrood gebrokkeld in dun bier of scharrebier wat verwarmd werd). Dat bier zal niet het hoppenbier geweest zijn, want die was bezwaard met hoppenaccijns. De gruyt was weliswaar ook belast met de gruta, maar die belasting was veel lager en Zwolle verdiende er wat mee want hier lag een stapel van de gruyt. Het gruyte- of zoals het ook genoemd werd, koytenbier was een volksdrank, vandaar ook de naam Kuytebrouwer en Kuitenbrouwer. In 1620 gebruikte Nederland naar schatting zo’n 320 liter bier per hoofd van de bevolking, maar dat was meestal dun en snel klaargemaakt bier met weinig alcohol.

Gruyt, midden-Nederlands grute, zou in verband kunnen staan met gort en grut, wat oorspronkelijk iets kleins betekent, gries en gruis duidt op het malen of vergruizen, het Engelse to grind. Mogelijk heeft dit iets van doen met grof meel of met iets malen. De ordinarius van Zwolle omstreeks 1400 vermeldt. ‘Die gruytmeesters zullen verwaren kalck ende zandt ende dat dair to behoort ende bij dat werck doen brengen.’

(h) Verder komt de naam apostelhout voor of zoals in Twente posselbos en vlooienkruid, Duits Flohkrut. Zoals alle welriekende planten werd ze gebruikt om het ongedierte weg te houden. Een vlooienvrij bed werd er van gagel gemaakt waaromheen een linnenkleed gedaan werd. Hiertoe werden in Wales takken onder het bed gelegd. In de Jura tussen linnen gelegd om motten weg te houden.

Als luiskruid werden de gedroogde en verpoederde bladeren op de huisdieren gestrooid, Engels flea-wood. In Zweden gebruikt om luizen en muggen weg te houden.

(i) In N. Duitsland heette het kruid wel Zahnfleisch omdat die het in de volksmedicijn tegen bloedende tanden gebruikte. De bast bevat veel looizuur en kalfhuiden worden erin gelooid, Gerbermyrte.

(j) Medisch werd het tegen boosaardige uitslagen gebruikt, herba myrti brabantini, Drentsche thee. Met een aftreksel van de bloemknoppen werd geel geverfd en een aftreksel van blad en loog werd gebruikt om het haar geel te verven.

Lepels, mesheften rozenkransen en kruisjes van dit hout gemaakt deden de drager kuis blijven.

Aan de andere kant is er een Iers geloof dat de gale tot een lage struik ineengekrompen was omdat het kruis hiervan gemaakt was. Zo is het een ongelukkige plant die niet voor het vee geschikt was.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De vrucht zelf met enige drank ingenomen is hoofdig en voor de hersens schadelijk. Daarom als die in het bier gekookt of daarmee gebrouwen wordt (wat op verschillende plaatsen gebeurt) dan is die drank voor het hoofd zeer lastig op die manier dat hij het hoofd zeer ontstelt en de mensen zeer gauw dronken maakt.

Dan dit ganse gewas heeft deze nuttigheid dat als het droog is met zijn vruchten in de kleerkasten gelegd wordt en zeer nuttig is om de kleren daar het bij ligt van motten en schieters te bewaren en te bevrijden.

Gagel wordt van sommige voor goed gehouden in al hetgeen daar men de echte Myrtus toe gebruikt, doch te onrecht.

De bloemen en ook de klamme zwavelachtige vettigheid die tussen de schilfers van de zaden schuilt achten sommige veel tegen de uittering en alle gebreken van de borst, ja ook in het goud maken.

Andere gebruiken dit geheel gewas tegen het vergif.

Sommige doen gagel in het bier om de hop te sparen, als gezegd is, maar andere doen hem in de most en zeggen dat de wijn daardoor welriekend wordt, de maag versterkt en de hersens niet beschadigt.’

Abraham Munting (1626-1683) zegt; ‘Gagel weerd met deezen, en (mijns weetens) met geenen anderen naem van de Neederlanders genoemd; in 't Latijn Myrtus Belgica, Hollandica, Brabantica, Rhus Sylvestris Dodonaei, of Pseudo-Myrtus; in մ Fransch Pimente, of Piment royal; en in 't Italiaans Mirto di Hollandia, of Mirto falsoծ Over het gebruik zegt hij; 'in Wijn gezoden, zyn ze goed teegens Vergif. In plaats van Hop in 't Bier gekookt, ontroeren ze de Harssenen, en maken dronken. In Most, of nieuwen Wijn gedaan, krygt’r dezelve een goede geur van. Daar van gedronken, versterkt de Maag; en ontsteld het Hoofd niet. By de Kleederen gelegd, bewaren ze dezelve voor Motten en Wormen.’

Megenberg; ‘Myrtus heet een mirtenboom groeit graag aan de oever bij de zee aan dat eind der zeven woningen [404] tegen Denemarken. Dat boompje groeit honderd veertig cm lang of twee meter en heeft bladeren zoals een wilg, uitgezonderd dat ze breder zijn een weinig en korter. Zijn hout neigt zich een wat van de groene tot een zwarte. De boom draagt korrels en die heten myrtelli en zijn goed voor dat onverteerde tot de mond en tegen de lijf loop. De boom heeft ook een edele geur en waartoe men het mengt dat behoudt het lang fris en heeft veel twijgen en veel bladeren, echter zijn geur doet het hoofd pijn en maakt iemand recht alsof hij dronken is. De boom heet beter een heester dan een boom want het is klein en groeit graag bij vochtige plaatsen en is zijn bloem erg een wonderlijke geur en de bloei legt men graag in bier dat men uit water en uit rogge of uit gerst maakt. Met de boom brengt man toverachtig toe dat zich de lieden haten tegen elkaar. Er schrijven ook de meesters van de natuur dat de boom erg nuttig is tot veel dingen. Het heeft die aard dat het de overige hitte verzacht en de overige koude aan het mensen lijf en daarom vergelijkt men onze vrouw tot de boom in een lofzang dat heft zich aan: ‘Salve mater salvatoris,’ daar spreekt een vers: ‘Myrtus temperantie,’ dat spreekt: ‘Moeder der barmhartigheid u bent een mirtenboom der zachtheid want de zachte moeder die verzacht de hete toren van de hoogste rechter. Platearius spreekt, wie de boom kookt met wijn en dat drinkt die drank beneemt de mensen de milt en de lever verstopping en besluit dat in Latijn epilacio heet en dezelfde boom zijn as met eten genomen is ook voor dezelfde dingen goed en wie vaak uit het hout drinkt dat helpt ook daarvoor en daarom maakt men vakken uit dat soort hout en daar zet men wijn in over nacht en die drinkt dan de zieke op de dag. De bast heeft grotere kracht dan de bladeren zijn. De boom zijn olie heeft die kracht dat het zweet terug trekt en alle vloeden, ze zijn rood of niet en wanneer men zich daarmee wrijft in het bad dat bekrachtigt [405] en versterkt het lijf en trekt de vochten uit dat tussen vel en vlees is. Datzelfde geschiedt ook wanneer men zich met de boom wrijft. Echter de boom zijn olie en zijn sap en zijn water waar men het in kookt helpt voor dat haar uitvallen en maakt dat haar lang en ook zwart. Wie echter die mirtenbes kookt met boter dat weerhoudt het zweet en de boom zijn droge bladeren benemen de stank onder de oksels en ergens anders aan het lijf en versterken dat hart en benemen de hartkloppen.’

Belgisch Kruidboek; ‘De bladen en zaad mogen op geenerlei wyze met dranken ingenomen worden, want zy kunnen den mensch hoofdpyn en dronkenschap veroorzaken.’ Vandaar de volksnaam dronkaard.

Het was vroeger moeilijk wat nu Myrtus heette, ja, een geurende plant. Daar leek onze gagel wel wat op.

Maerlant; ‘Myrtus, als Isidorus zegt, is een boom die te groeien pleegt in woestijnen en op stenen en op zeeoevers algemeen. Dokters boeken die beschrijven dat deze boom nuttig is de wijven want hij is over heet en koud en tempert alles met zijn geweld. Platearius die het zegt dat het sap van zijn bladeren pleegt men te koken met zijn bladeren in wijn die ziekte of pijn aan lever of aan (3) longen heeft. Zijn poeder mede die men geeft helpt het in spijzen mede dat, de schors is beter dan het blad. Myrtus noemen we hier de gagel, maar boeken zeggen dat is meer laag en men er nappen van maken mag, doch ik weet niet want ik zag zo groeit gagel in het land hierbij dus twijfel ik welke myrtus zij.’

Schotland.

De gagel komt veel voor in het vochtige Schotland. Myrica is de clanbadge van de Campbells.

Gedroogde twijgen werden in Schotland tussen het linnen gestoken zoals in andere landen lavendel om die te laten geuren, gelijk helpt het goed tegen motten en andere insecten. In Schotland werd het bed wel gevuld met de bladeren. De bosjes werden ook gebruikt om er bezems van te maken.

Bijbel.

Een woord dat voorkomt in Jereremia17: 6 is ar‑ar of aro‑er. In Jeremia 48: 6 komt aroաir voor. Naar zijn afgelegen en gesoleerde groeiplaats zou het de struik, heide, kunnen zijn. In die streken wordt geen heide gevonden, alleen Juniperus oxycedrus en Tamarix mannifera. Sommigen denken aan de gagel. Een zinnebeeld van dorheid en verlatenheid. Weest als de gagelkruid in de woestijn Jeremia 48: 6, 17,6.

Vermeerderen.

De besgagel wordt meestal gezaaid. Stratificeren en in april zaaien bij 15 graden.

De gewone gagel kan goed vermeerderd worden door scheuren en afleggen. Een gemakkelijke en simpele manier die vrijwel altijd lukt. Het enigste nadeel is dat de productie niet zo groot is.

Buig hiervoor de buitenste twijgen, in het voorjaar, naar de grond, waar je een kuiltje hebt gemaakt. Leg de twijg erin en zorg dat de top recht omhoog staat. Bindt het desnoods aan. Verwond een oog die in de grond komt, zo als je met je duimnagel zou kunnen doen. Leg er een steen op zodat de twijg niet omhoog komt. Zorg dat het in de zomer voldoende vochtig is. Snij het na een groeiseizoen af van de moedertak en verplant het.

Stekken kan van winterstek, 2% ibz en zomerstek in juli/augustus met 1% ibz, wel in turfgrond.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/