Papaver
Over Papaver
Klaproos, opium, heul, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Grandeville.
Een geslacht van kruiden, zelden zijn het halfheesters, vaak bezitten ze blauwachtig gekleurd blad.
Het zijn melksap bevattende planten.
Bladeren zijn meestal gelobd of verdeeld. Bloemstengels zijn lang en enkelbloemig, de knop meestal hangend. Bloemen rood, violet, geel en wit.
50-120 soorten komen voor, meestal in het M. Zeegebied en verder in de Armeense en Kaukasus regionen en wat verder zuidwaarts, 1 in het zuidelijk halfrond. 2-3 in Amerika.
De papavers zijn een van de mooiste tuinplanten, met briljante maar kort levende bloemen.
Naar hun verbazende kleurenrijkdom, of de formidabele lijst van soorten, hybriden, namen en dergelijke zou je veronderstellen dat het geslacht zeer gecompliceerd is. Er zijn echter maar een paar soorten in cultuur en die zijn allemaal goed te onderscheiden.
Papaveraceae, papaverfamilie.
De opium papaver, Papaver somniferum, (slaapverwekkend) is een van de gewoonste met een zeer variabele vorm.
Dit is een eenjarige papaver met een statige vorm.
Het gewas kan herkend worden aan de blauwe gloed over het blad.
De bloemen zijn groter dan de eenjarige papaver, maar ongeschikt als snijbloem omdat de bloemblaadjes zo snel vallen. De vele meeldraden serveren duidelijk de verwantschap van zijn leden.
De korenpapaver, Papaver rhoeas, (vloeien) is ook een eenjarige, maar kleiner in gewas.
Groene haren en fijn ingesneden blad en kleinere bloemen.
De ‘Shirley poppy’ is de beste vorm hiervan.
De IJslandpapaver, Papaver nudicaule (naakte stengels) is de glorie van de arctische regionen.
Het kruid beschikt over een enorm gebied en varieert aanmerkelijk, in het wild als wel in de tuin.
De oriëntaalse papaver, Papaver orientale, (oosters) is een lang levende meerjarige.
Ofschoon het de grootste bloem heeft van dit geslacht heeft het niet de faam van de opiumpapaver.
Plinius kende 3 soorten, Papaver sativum, Papaver silvestre en Papaver rhoeas.
Sectie Rhoeadium.
Uit O. Thome, www.BioLib.de
=Papaver argemone, L. (Dodonaeus) Het is Argemone genoemd omdat het de argemata, dat zijn de wolkjes, schellen en zweren van de ogen geneest. (Of van Griekse argos: traag, vanwege de narcotische effecten) De stengel is bebladerd en de bladen zijn tweemaal gedeeld.
De kroonbladen zijn donker scharlakenrood met een zwarte voet in mei/juli.
De doosvrucht is knotsvormig meestal met weinige en naar boven gerichte borstels bezet.
Komt voor op zandig bouwland en tussen koren, hoewel niet zo opvallend als de klaproos.
Ook hier zitten de narcotische werkingen in de vrucht, ook wat in het blad.
Het is een eenjarige van 15-30cm. hoog uit Midden-Europa.
Naam.
(Dodonaeus) ‘De tweede soort met zwart zaad is van Plinius en andere op het Latijn Papaver nigrum, dat is zwarte heul, genoemd en tegenwoordig voert ze meestal de naam van Papaver rubrum, dat is rode heul, te weten naar de rode kleur van de bloemen. Dioscorides houdt deze soort voor de wilde heul, Papaver silvestre in het Latijn en in het Grieks Mecon agrios, dat zo hij zegt van sommige Pithitis genoemd wordt en van sommige Rhoeas omdat het opium daaruit verzameld wordt. Daarom is ze ook Papaver commune, dat is gewone heul, in vele apotheken genoemd.’
Ruige klaproos, Engelse long rough headed poppy, pale poppy of wind rose, Duits Sand-Mohn, Frans pavot argmone.
Sectie Argemonidium.
Uit svalbardflora.net
Papaver dahlianum Nordh (Dahlia-achtig) wordt 10-25cm hoog.
Lang gesteelde geveerde bladeren staan in een rozet.
Bloemstengels zijn dun en behaard.
Witgele bloemen met een doorsnee van 2-4cm met 5 kroonbladen en twee kelkbladen waarvan de laatste dichtbehaard zijn met donkerbruine haren.
Stijf behaarde doosvrucht met veel zaadjes.
Komt uit Noord-Noorwegen en Spitsbergen. Het is de symbolische bloem van Spitsbergen.
Svalbard poppy.
Sectie Argemonidium.
Uit J. Sowerby.
Papaver hybridum (hybride) is een eenjarige plant van 10-50cm hoog.
De 6-7cm lange bladeren zijn met weinig zachte haren bezet.
Meerdere bloemstengels met 1 bloem per stengel van 2-5cm lang en helder rood, knoppen hangen en gaan later rechtop staan, kroonbladeren overlappen elkaar niet. En hebben aan de basis een zwarte vlek, maart-mei.
Niervormige zaadjes in een doosvrucht.
Groeit op akkerland en wegbermen, komt uit Z. Europa.
Naam.
Bastaardklaproos, Engels rough poppy, round pricklyhead poppy. Duits Krummborstiger Mohn, Krummbortsiger Mohn, Bastard-Mohn, Frans pavot hybride.
Sectie Meconella.
Uit en.wikipedia.org
Papaver radicatum, Rottb. (wortelend) Meestal wortelstandige bladeren zijn lang gesteeld, langwerpig/lancetvormig en geveerd, alleen bij de nerven wat behaard met lancetvormige, getande slippen, stengelbladeren zijn klein.
Opstaande stengel met meestal 1 bloem.
Oranje tot lakrode bloemen zijn 5-7cm groot, onbehaarde bloemknoppen in juni/augustus.
Langwerpig/knotsvormige vruchten van 2.5cm lang.
Zoden vormende rotsplant. Kweken als tweejarige plant.
Groeit in polaire streken als N. Canada tot N. Siberië, wordt 25-40cm hoog.
Kruipende klaproos, rooted poppy. Arktischer Mohn.
Uit www.biopix.nl
Papaver suaveolens, Lap. (zoet geurend)
Wortelstandige bladeren zijn gesteeld en groen, 5-7cm lang en geveerd, behaard, met lancetvormige, gave tot wat ingesneden slippen.
Bloemstelen met 1 bloem zijn behaard.
Knikkende bloemknoppen en zijn behaard, geurende bloemen van 3cm groot, geel met omgekeerd eivormige en ongeveer 1.5cm lange en 1cm brede, elkaar niet rakende bloembladeren in mei/juli.
Langwerpige vruchtjes zijn meestal behaard.
Kweken als tweejarige plant.
Uit de Pyreneeën, wordt 8-15cm hoog.
Var. puniceum verschilt door de purper/rode bloemen.
Pyrenen-Mohn.
4. Sectie Rhoeadium.
Uit G. Oeder.
Papaver dubium, L. (twijfelachtig) Bladen zijn zittend en een of tweemaal gedeeld.
Borstels zijn er aan de bloemstengel die er dicht tegenaan zitten.
De rode bloemen zie je wel in korenvelden in juni en juli. Zijn brede bloembladen zijn van een lichtere kleur de gewone papaver en de bloem is niet zo groot.
Heeft een ovale vruchtdoos.
Het is een eenjarige van een halve meter hoog.
Dubium en hybridum worden door het volk niet onderscheiden. Uit Z. Europa.
Papaver dubium subsp. dubium de gewone vorm is het wijdst verspreid, Gewhnliche Saat-Mohn, Papaver dubium subsp. confine (Jord) Hrandi, (op het gebied) Verkannte Saat-Mohn, Papaver dubium subsp. lecoqii (Lamotte) Syme, (Franse botanist Henri Lecoq, 1802-1871) Gelbe Saat-Mohn, Papaver dubium subsp. austromoravicum, (uit zuidelijk Moravi) Weie of Sdmhrische Saat-Mohn.
Naam.
Kleine klaproos of bleke klaproos, Engelse long smooth-headed poppy, blind eyes, smooth fruited corn poppy, Duits Saat-Mohn, de hybriden als Bastard-Mohn.
Sectie Rhoeadium.
5. Uit F. Kohler.
Papaver rhoeas, L. (vloeien, stromen)
De korenpapaver, is ook een eenjarige, maar met groene haren en fijn ingesneden bladeren.
Dit is de klaproos met rode bloemen, meestal met een zwart hart. De bloembladen zien eruit alsof ze in een broekzak gezeten hebben. Ze geven op de dunne stengel een wuivend of zwaaiend geheel in de wind. De opvallende kleur is een typisch voorbeeld van verwaandheid. De plant is de onafscheidelijke begeleider van koren, zodat slaap en eten samen gevonden worden.
Een ideaal korenveld is bezaaid met onze driekleur, rood wit en blauw, het rood van papaver, blauw van korenbloem en wit van de margriet. Is er een schitterender kleur in de wereld dan het helderrood waarmede het tegen het gele graan afsteekt? Wanneer de knoppen openbarsten en 't rode kroontje, dat daarin met duizenden kreukels opgesloten zat, zich losmaakt dan valt reeds de groene kelk, die het beschutte, af en de vier blaadjes zijn aan de wisselvalligheden van het seizoen overgeleverd. De bloem verwelkt snel en weldra zie je ze dan ook her en derwaarts zweven, zijdeachtig alsof ze nog op hun stengels zaten en dienen 's nachts tot dansrokjes van de elven. Geen honing, wel veel stuifmeel voor bijen, hommels en zweefvliegen.
Een enkele plant kan wel 50 000 zaden voortbrengen.
De zaden kiemen in de herfst, met een strenge winter kunnen ze het dan moeilijk hebben. In de bergen zie je ze dan in de zomer ook meer op noord hellingen, waar ze langer onder de sneeuw gelegen hebben, massaler optreden.
Vormen.
‘Shirley papaver,’ is wel de bekendste kleurvorm. Een plant van een 75cm hoogte. Verplanten is vrijwel onmogelijk vanwege de lange penwortels. Bloei in juni/juli.
‘Shirley poppies’ zijn gewonnen door referendaris W. Wilks, vicar van Shirley, bij Croydon, die in 1880 opmerkte dat er een bloem bij was met een smalle witte rand. Hier zaaide hij het volgende jaar van waaruit hij al een 4 of 5 met gerande bloemen verkreeg. De besten werden eruit geselecteerd wat zo een paar jaar doorging. De bloemen werden steeds witter totdat een licht roze verscheen en een puur witte. Toen zette hij zich bezig om de zwarte bloembodem eruit te selecteren voor geel of wit. Tenslotte had hij een lijn met bloembladen die varieerden van het helderste rood tot het puurste wit met alle schakeringen ertussen, randen en vlammen, allen hadden gele of witte meeldraden en stampers met een witte basis. Het kenmerk van de ‘Shirley poppies ‘is: altijd enkel, altijd met een wit hart, altijd gele of witte meeldraden en nooit zwart bij hen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande heten deze kruiden wilde heul, rode heul, (zie onder) en kollebloemen, te weten de grote soort grote kolle-bloemen en de kleine of algemeenste kleine kollebloemen. Lobel, die deze bloemen roo colle-bloemen.’
Heul, oelsaet, olsaat, van Latijn oleum; olie.Van heul komen ook de Duitse namen ol-magen, Gulle of wilden Huel, Huckel. Frans oeilette.
In België heet het kollebloem, Fuchs sprak van collebloemen, zo ook Dodonaeus. Van kol: heks? Of van Frans col: kraag, Duits Kol: schedel, naar de vorm van de zaadbol. De naam heks zie je ook in spokenbloem. Wie komt te vallen met de plant in de mond zal sterven. Iemand die hem in de hand heeft en hem breekt krijgt de vallende ziekte. Engels cop rose of copper rose. Brunfels beschrijft het waarom het waarschijnlijk later een duistere naam gekregen heeft; ‘Met deze rozen hebben de heidenen ook hun goochelwerk gedreven en de vorst der hel, Dis of Orcus genoemd, in zijn tempel en schouwspelen een rok daaruit gemaakt. Daarom het ook genoemd Orci tunica. En hebben ook de oude Egyptenaren zo ettelijke bijzondere tekens van dieren en gewassen in plaats der letters gebruikt, deze bloem getekend zo vaak ze hebben aan willen duiden willen menselijke ziektes. Wordt ook van Dioscorides en Plinius genoemd Anemone en Fremium, daarom, dat ze zich niet opendoet de wind waait dan. Verder zo fabelen de poten daarvan hoe dat ze het eerst gegroeid is uit het bloed van Adonis, een jongeling.’
Dodonaeus (b) ‘Men noemt ze ook soms klapperrozen naar de Hoogduitse naam Klapperrosen, Lobel noemt het clapperroosen.’
Clapperrose, Blatzblumen, Blatze, Hirnschal, Klatschblume, -rose, Klitschen, Klatschrose, Klapperblom, -rosen, -blume, -mohn, Pfafծrosen, Plapperblume, onze klaproos, Fries klaproas, omdat de bloemen kunnen klappen als de bloemblaadjes bovenaan vastgepakt worden tussen duim en wijsvinger waardoor eronder een ruimte ontstaat, door er dan hard op slaan scheurt die met een knal middendoor. De bloembladen geven een knal, een test voor geliefden, dit werd al gedaan door jonge Griekse meisjes. Knalde het met stevig geluid was het een goed teken, zonder geluid of gescheurd, betekende zonder vertrouwen. Vandaar dat ze in Engeland tell-tales heten. Van Griekenland kwam deze liefdestest naar Italië, waar dit nog in gebruik is en naar andere Europese landen. Als een meisje in Zwitserland het blad in haar hand houdt en erover wrijft met haar rechterhand, om een krakend geluid voort te brengen, betekent dit dat haar lief oprecht van haar houdt. Het kraken lijkt op het geluid van een kus. In sommige delen van Duitsland en Nederland zijn de traditionele krachten zo bekend geweest dat ze bekend waren als krakende- of bekentenis rosen.
Dodonaeus ‘In het Hoogduitse heten ze ook Kornrose of Cornblum, Lobel noemt het cornroosen.’
Groeiplaats, Franse pavot des champs, ook poncean, Italiaans papavero salvatico, Duits Kornrosen, Engels cornpoppy, wild of red poppy, red weed.
Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk heten ze coquelicoc,’
Gockeler, Franse coquelicot: hanengekraai, mogelijk naar de rode kleur, in de Languedoc heet cacaraca en in Picardi coqriacot, zowel hanengekraai als Papaver rhoeas, of de naam stamt uit Gallisch, vergelijk Marcellus Empiricus: ‘Papaver silvestre, quod gallice calocatons dicitur.’ vergelijk Iers codlaineam of codalan, Engelse cockrose.
Dodonaeus (e) ‘Lobel noemt deze bloemen in het Frans pavot sauvage, consanons, ponceau, pouctau, in het Italiaans papavero salvatico rosso, in Spanje amapolas, roselle en papoulas en in het Engels wild redde poppye en redweede.’ Frans ponceau, van puniceus: scharlakenrood of purper, de Feniciërs leverde het beste purper, de bloemkleur.
Dodonaeus (f) ‘Dioscorides noemt het in het Grieks Mecon rhoeas als vloeiende heul en dat zo dezelfde Dioscorides zegt omdat de bloemen van dit gewas zo gauw afvloeien en vallen. Nochtans vallen de bloemen van de andere geslachten van heul ook even zo gauw af als deze als ook doen die van de gehoornde heulen. Zelfs is er geen soort van heul met langdurende bloemen. Allen vallen zeer gauw af. En net zoals alle heulen dat eigens of onder elkaar gemeen hebben dat hun bloem met een velletje of vliesje bedekt en rondom als in een schede besloten is wat als de bloem uitpuilt en voortkomt in twee gesneden opengaat en van beide zijden afvalt zo hebben ze ook allen vier bladeren in hun bloem die zeer gauw afvallen en om zo te zeggen afvloeien. Daarom zou de naam Rhoeas, dat is vloeiende heul, of op het Latijns (als gezegd is) Papaver fluidum niet alleen deze wilde soort van heul eigen, maar ook alle geslachten van heul algemeen mogen wezen, te weten indien zo’nnaam nergens anders van gekomen is dan van het gauw afvallen van hun bloemen. Dan indien die toenaam Rhoeas (zo het schijnt) van het gemakkelijk uitvloeien van het zaad gekomen is dan zal die naam het derde of klein geslacht van tamme heul eigenlijk toe te schrijven wezen doordat het zaad van die soort van heul als het rijp is uit de gegaatte hoofdjes of open bolletjes zo gauw en gemakkelijk plag te vloeien en uit te vallen. Nochtans valt het zaad van deze wilde heul ook uit zijn huisjes, maar niet zo merkelijk of zo gemakkelijk als het in de voor vermelde derde soort van tamme heul gebeurt. Aangaande de naam Papaver fluidum of Rhoeas, dat is vloeiende heul, die is oorzaak dat sommige deze bloem voor de Flos Adonidis van de oude poten houden die ook gauw afvallen en zo te zeggen vloeiend beschreven en onder de vergankelijke kruiden gerekend werd. Lobel noemt ze in het Latijn Papaver erraticum en zoals Theophrastus Gaza noemt, Papaver fluidum, in de apotheken Papaver rubrum, dat is rode heul.’
Plinius XIX 53: ’Rhoeas. Flore rufo et protinus deciduo unde et nomen a Graecis acceptit.’
Plinius en Theophrastus vermeldden bloemen van verscheidene papavers als Papaver erraticum en Papaver argemone die bij het eten gebruikt werden. Theophrastus noemt een soort, Papaver rhoeas die met onze klaproos identiek is. De veld- of korenpapaver werd door Dioscorides Rhoeas genoemd. Dit is mogelijk afgeleid van het Griekse rhoia: een granaatappel, de bloemen, kleur en vruchten zouden op elkaar lijken. Of verwant met Latijn ruber: root, de bloemkleur. Of van het Griekse rheiein: stromen of vloeien, denk aan vele riviernamen die met rh beginnen als Rhône en Rhein omdat de bloemen snel afvallen, Schnellrosen.
Dodonaeus (g) ‘Lobel schrijft met Dodonaeus dat de bloemen gewoonlijk bloedrood of vermiljoenrood zijn en insgelijks ook dat de wortel van dezelfde kollebloemen de handen wat roodachtig of bloedkleurig maakt als men ze wat lang handelt.’ Duitse Tintebluem.
De Duitse namen komen meestal van; Glitzern, Glitschen, oud-Hoogduits Clitizinon: glinsteren, vandaar dat de plant ook Klitsche genoemd werd vanwege de glanzend rode bloemen, in Württemberg Fackel, zo ook naar de bloemkleur, Flitschrose, Glatzen, Glitschen, Purgerlitzen.
(h) De rode bloem, Allerleilust, Appelblom, rot Appfelblome, -blut, Appellon, -rodt, Bluatbloama, Blutblume, -rose, Fakel, Furblome, Fuerblume, Kolrose, Rotman, Zwitsers Furblueme.
(i) Het rammelen van de rijpe zaden, de dunschalige vrucht, Pfaffen.
(i) Het rammelen van de rijpe zaden, de dunschalige vrucht, Pfaffen.
(j) Verder Smok, Ackerdockele, Huredissche, Jungfer, Passeblume, Nasenbliata, Schnalla(stock), Gogaligo, Gulipa, Zwitsers Ackerrolle, Stinkrose.
(k) Van Mohn, Feldmohn, Feldmagensamen, Feldmahn, Madam, Mag(e)Grindmage, Katzenmagen, wilder Mahn, Maon, Muech, Schnalle, Schnellblumen, Veltmage, Windmohn.
(l) Engels headache, cancerrose, onze kankerbloem omdat men dacht dat je er kanker van kreeg door de stengel in de mond te steken, of de bloem is als kanker op ‘t land. Engels flower of rose, cheese bowl. De dubbele heten John of Joan.
Zweeds vallmo, Spaans amapolo, adormidera, Portugees papoula, Boheems makowice, Hongaars pipacs, Pools maczek, Fins unikkuka, Arabisch sakaif.
(m) Wanneer bij stil weer dwarrelwindjes het graan in een golvende beweging brengt, dan lijkt het alsof de planten van onderen geschud worden door een of ander dier dat er doorloopt. Om de kinderen te beletten het graan in te gaan had men een soort van afschrikking bedacht. De kinderen wordt wijsgemaakt dat dit dier hun kwaad zal doen en hen zal straffen. Als kinderen korenbloemen of papavers willen zoeken zal de ‘dullkater’ hen pakken. (een Donnerkater, de bul komt van bullern of bollern en betekent het bolderende rollen van de donder). Op een andere plaats is dit de windkat, de weerkat, de korenkat of wilde zwijnen. In Oostenrijk worden ze bang gemaakt voor de ‘Droadhahn,’ de korenhaan die hen de ogen zal uitpikken. ‘Geht nich ins korn, Kinder, da liegt der grosze Hund drin.’ luidt de waarschuwing bij Danzig. Of ‘Der Kornwolf kriegt dich.’ De roggenwolf vreet je op. De roggemue heeft rode ogen, een zwarte neus en een roede of zweep in de handen. Op vele plaatsen stopt ze de kinderen, die in het koren lopen, in een boterkarn en stamt ze dood. Daarom heet ze in Pommeren de ‘Botermoei.’ Bij Brunswijk vertelt men, wanneer de wind het koren beweegt, dat de korenvrouwen er over heen lopen. Ze hebben draagkorven op de rug waarin ze kinderen meenemen die te ver in het koren zijn gelopen.
Soms is het geslacht mannelijk, dan heet hij de rogge-werte, -gerste of haverman. De meisjes die voor het eerst als bindsters zullen werken worden gewaarschuwd zich niet door de bok te laten stoten, komt er een ten val dan krijgt de bok de schuld. Het dier wijkt steeds voor de maaiers, niemand heet het toch zien weglopen, het moet toch in het koren zijn en zo zal die in de laatste garf zitten. Die haar maait heet naar het dier: kat, hond of wolf en staat aan plagerijen bloot. (zie moederkoren)
(n) De klaproos heeft een zittende stempel, de stijl is niet aanwezig. De stempel zit als een ster boven op het vruchtbeginsel. Bij de zaaddozen zie je de ster er duidelijk bovenop zitten. Kinderen doopten de zaadbol in inkt en drukten dan dit op hun voorhoofd. Zo ontstond het kruisje, gelijk als het askruisje dat op Aswoensdag in katholieke streken op het voorhoofd wordt gedaan, België ink-, enkbloem, kruiskensbloem.
(k) Ierse vrouwen durfden de plant niet aan te raken. Engelsen hadden de mening dat opsnuiven hoofdpijn gaf en er te lang naar staren blind maakte, vandaar blind eyes. Het geloof bij de Engelsen dat het bloempje niet geplukt mochten worden uit angst voor donder, zie je nog in de namen thunderbolt, -cup, -flower, lightnings. Bij Luik fleur di tonit: donderbloem en zo ook bij ons, maar geplaatst onder het dak beschermde het tegen bliksem. In Wells heet het ilygad y. Het plukken veroorzaakte bwgan: ofwel geestesoog. In een droom betekent het echter dat de moeilijkheden die je hebt, spoedig opgelost zullen worden.
Keizer Charlotte, 1840-1927, echtgenote van Maximiliaan van Oostenrijk, keizer van Mexico, stelde eens een ridderorde in waarvan het draaglint vuurrood was. Daar protesteerde Napoleon tegen, hij had die kleur uitgekozen voor zijn legion d’Oonneur. Charlotte stuurde hem daarop een brief waarin zij de klaproos had gedaan met een kaartje. Hierop stond dat de orde van de natuur voorrang heeft op die van het Legion d'onneur.
Uit J. Weinmann.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Tegen het lopen en pijn van de ogen zal men de bolletjes met het zaad stoten met azijn en op de ogen leggen.
Het kruid van kolle met azijn gestoten en op het voorhoofd gelegd stilt de pijn van het hoofd.
Andere zeggen dat het zaad van kollebloemen met honigwater gedronken de buik week kan maken zonder enige beroerte en tot dat doel maken sommige er banketsuiker van.
Het gedistilleerd water van kollebloemen matigt de inwendige hitte van het lichaam en wordt van sommige gebruikt in de hete koortsen en om de lever te verkoelen.
Hetzelfde water is goed om de ontstekingen van de keel en van de tong te verzoeten als men de mond daarmee gorgelt of spoelt.
Het gedistilleerd water van het kruid zelf is goed om het bloed dat uit de neus vloeit te stelpen en om de rode uitslag van de huid en ontsteking van de lever te genezen door het met een doek van buiten op te leggen.
Om de krankzinnigheid te matigen strijken sommige de slaap van het hoofd met dit voor vermelde water.
De Turken maken een konserf van deze bloemen tegen de hoest.
Het water of sap maakt de handen wit en aan de slag van het hoofd gestreken laat slapen. Dan boven alles is dat goed gebruikt van buiten als iemand door de hitte van de zon pijn in het hoofd of de huid ontstoken of verhit heeft. Het geneest ook de zeren van de mond en de hete smartende lopen van de ogen.
Een bad of spoelsel gemaakt van het water daar dit kruid in gekookt is stopt de maandstonden en verzoet de ontstekingen of verhitting van de ogen.
Drie of zes bolletjes van klaprozen met wijn gekookt en gedronken laten slapen en hetzelfde doet het zaad ook met honig ingenomen.
De boerinnen van Italië doen dit kruid bij hun spijs en elders mest men de ganzen ermee, andere geven het zaad de papegaaien te eten.’
Een siroop werd van de bloembladen gemaakt en een kleurstof die bij de bereiding van rode inkt werd gebruikt. Ook om bier en andere dranken te kleuren, om er kunstwijnen van te maken en kazen te kleuren. Door er azijn over de bloembladen te gieten krijgt men een rode verf.
De gedroogde en gesneden bloemblaadjes zijn een bestanddeel van een bloemenborstthee die lozen en rustgevend zou werken. Een afkooksel van de bloembladen, 5 gram op een kwart liter water, werd als gorgelwater aanbevolen, net zo als de siroop als middel tegen hoest en diarree. Men maakt het door overgieten van 100 gram verse, of 20 gram droge, bloemen met een kwart liter heet water, na 12 uur wordt het sap uitgeperst en dat met 100 gram glycerine en 250 gram suiker tot een siroop inkoken. Deze goed houdbare siroop wordt theelepelsgewijze, meermaals dagelijks, ingenomen.
Het sap bevat geen opium, maar tijdens de bloeitijd bevat de plant een giftig alkaloïde dat bij mensen en huisdieren vergiftigingsverschijnselen op kunnen roepen. Meel met papaverzaden kleurt geel en bederft licht.
Sprookje.
Lang geleden was er een koning die een mooie dochter had. Alles werd aan haar gegeven wat ze verlangde. Bedienden wachtten op haar wensen. Zo veranderde de kleine prinses in een verwend en zeurderig kind. Ze dacht nooit aan anderen en volgde altijd haar eigen verlangens. De kleine prinses was verwaand en zag alleen haar eigen schoonheid. Altijd droeg ze kleren die van prachtige rode zijde gemaakt waren. Ze was even zacht gekleed als de bloembladen van de tuinpapavers. Elke morgen kamde haar bediende haar lange donkere haar met een gouden kam. Al haar eten werd opgediend in gouden schalen. Ze sliep in een zacht zijden bed. Haar bediende sliep dicht naast haar op een bank, zodat ze wakker kon zijn als de prinses iets wilde. Dat meisje was vriendelijk, geduldig en beleefd en haar trouwe ogen waren even blauw als die van de korenbloem en haar gouden haar had de kleur als de stengels van de rijpe tarwe in een korenveld. Op een dag zat de prinses op de veranda waar de bediende haar koelte toe wuifde met zoet ruikende grassen. ‘Kom’, zei de prinses, ‘laten we naar het veld gaan en naar de maaiers op het veld gaan en kijken hoe ze oogsten.’ Het dienstmeisje nam de rode zijden parasol mee en samen gingen ze naar de oogst kijken. De rapers hielden van hun koning en respecteerden hem, daarom zouden ze ook elke wens van het verwende prinsesje inwilligen. Toen het prinsesje en het dienstmeisje het veld bereikten stopten ze even en bogen hun hoofden. De prinses draaide sierlijk met haar rode parasol. Ze hoonde de eerlijke werklui en beval ze weer aan het werk te gaan. Maar het vriendelijke blauwogige dienstmeisje lachte naar de mannen. Zo kwam het dat de prinses dacht dat ze naar haar bogen, maar de mannen keken naar het dienstmeisje. Het was het bewegen van haar eenvoudige blauwe kleed dat de blik trok. De prinses werd moe van de lange wandeling. Toen ze op gouden tarwearen zaten zag de prinses in de verte een dun zwart wolkje. Ze sprong op en klapte in haar handen en riep luid om de werklui. ‘Zie,’ zei de prinses terwijl ze met haar paraplu wees, ‘er komt een storm aan’. Bouw een beschutting voor me en maak die van stro.’ De werklieden deden wat ze wenste, maar 1 oude man boog en zei tot de prinses, ‘O, schone prinses,’ zei hij, ‘vergeef me, maar er komt geen regen, dat is geen regenwolk, zie hoe mooi de zon schijnt.’ De prinses lachte hem uit.’ Hoe durf je,’ riep ze, ’Hoe durf je, is het bevel van de prinses niet genoeg. Weiger je te gehoorzamen.’ ‘Sorry prinses,’ zei de man, ‘iedereen zal aan je wens voldoen, maar je wens is nutteloos en de tarwe duur.’ De prinses was sprakeloos van kwaadheid. Snel bouwden de rapers een schuilhut voor de prinses. Ze wisten dat de aren die ze verspilden brood voor voedsel opgeleverd zouden hebben. Zonde was het en de winter komt eraan. Een klein huisje was klaar, de wanden, de vloeren en het dak gemaakt van het gouden graan. ‘Kom erin,’ zei ze tegen het meisje, die, met tranen in haar ogen, de prinses volgde, maar ze zei niets. De hemel was helder en zij zaten in het arenhuisje. Dan, zonder een waarschuwing, gebeurde er iets vreselijks. Uit de heldere lucht kwam plotseling een bliksemflits, van de het veld kwamen rode tongen, het arenhuisje stond in brand. De brandende aren vielen op de hoogmoedige prinses en haar kleine dienstmaagd. Niets kon hen redden. Toen de vlammen uitstierven bleef niets anders over dan grijze stof. De oude man ging bedroefd naar het paleis en ging recht naar de koning en koningin. Aan hen vertelde hij het gruwelijke ongeluk. Hun hart was gebroken en ze rouwden lang. Na enige tijd zagen ze zelf wel in dat ze een fout begaan hadden om hun kind haar gang te laten gaan en weenden bitter. De volgende zomer, tegen oogsttijd, kwamen de rapers twee nieuwe bloemen tegen op de plaats waar eens het arenhuisje was gebouwd. Een bloem was lang en stond trots tussen de tarwe. Haar bloembladen waren als van zijde en rood als de kleur van de prinses. In de bries schudde ze haar hoofd hooghartig. Naar de rode papaver groeide een lieve blauwe korenbloem. ҅Even blauw als de ogen van het meisje,’ fluisterde de werklieden. ҅ven mooi en simpel als het blauwe kleed dat ze heeft gedragen.’ Zo bloeien de papaver en de korenbloem naast elkaar in het koren.
Legende.
Na de schepping riep de klaproos steeds uit: ‘O, wat ben ik mooi en wat heb ik een mooie rode hoed.’ Dag in dag uit,’niemand is zo mooi dan ik.’ Dat verdroot God zeer. Ten einde raad gaf hij de duivel toestemming om er iets aan te doen, maar hij mocht de bloem niet vernietigen. De duivel raakte de bloem met zijn zwarte vingers aan. Hierdoor verschenen er zwarte plekken op de bloembladen die er ingebrand werden. Sindsdien heeft iedere klaproos, als straf voor zijn hoogmoed, zwarte vlekken op de bloembladen. De kleur van de bloem lijkt op het hellevuur en sindsdien voorspelt ze de dood en ellende en op alle slagvelden groeien deze klaprozen.
Toch draagt ze nog steeds het kruis in haar hart.
Oorlogsbloem.
Volgens een oude Christelijke traditie toont de rode papaver in zijn centrum de echte representatie van het Heilig Kruis. Een legende verhaalt dat er papavers ontsprongen uit het bloed van de draak die verslagen werd door de Heilige maagd Margaret:
‘And poppies a sanguine mantle spread
For the blood of the dragon St. Margaret shed.’ St. Margriet zou de dochter geweest zijn van een heidense priester die tot de christelijke godsdienst overging wat haar de haat van haar vader en anderen op de hals haalde. Ze werd op allerhande manieren gefolterd en tenslotte op 20 juli 275 onthoofd. Volgens de legende zou in de kerker, waarin ze opgesloten was, een draak op haar afgekomen zijn die de vlucht nam toen ze het monster een kruis voorhield.
De vuurrode bloemen zouden ontstaan zijn op de slachtvelden. Bloed uit bloed. Talloze legenden zijn er hoe zijn hoofd verbonden is met mensen en vooral de rode kleur met gevallen strijders. Sinds de oudste tijden is de klaproos het symbool van gevallen strijders vanwege de bloedrode kleur die gekomen zou zijn van het bloed van de gestorven helden.
Vergilius, zingend over Euryales, een van de Peloponesische leiders in de Trojaanse oorlog, vergelijkt de stervende held als hij ter aarde zinkt en zijn witte borst doorboord is door het wrede zwaard met een papaver en, vervuld met water door de regen, buigt het zijn dunne nek naar de grond.
Klassieke legenden vertellen hoe Tarquin een bericht van zijn zoon ontving die om advies vroeg hoe hij om moest gaan van met een veroverde stad. Hij gaf geen antwoord, maar leidde de boodschappers naar de velden en, nog steeds stil, sloeg hij de hoofden van de hoogste papavers af. Hij vertelde de verbaasde boodschappers dat zijn zoon moest doen wat hij zonet gedaan had. Hij begreep die boodschap dadelijk en doodde de meest belangrijke mensen van de stad.
Waterloo.
Daarom zou het slagveld van Waterloo bezaaid zijn geweest met papavers. De bloem drinkt het bloed van de gesneuvelden in zijn bloembladen, zo ook na de eerste wereldoorlog. Het gewas zou bloeien op het slagveld of daar waar iemand vermoord was.
Na de eerste wereldoorlog werden de rode papavers uit de Vlaamse velden (P. dubium) het symbool van de wapenstilstandsdag, 11 november in de VS is Poppyday. Flanders poppy.
J. MacCae schreef in 1915 vanuit Ieper een gedicht dat hij opstuurde naar het Engelse maandblad Punch;
‘In de velden van Vlaanderen waaien de klaprozen tussen de rijen kruizen, die onze plaats merken. En in de lucht zingen de leeuweriken steeds dapper vliegend. Nauwelijks tussen de kanonnen gehoord.
Wij zijn de doden. Zojuist leefden we nog. Voelden we de dauw, zagen we het avondrood, hadden lief en werden geliefd. En nu liggen we hier in de velden van Vlaanderen. Ga door met onze strijd tegen de vijand. Uit falende handen werpen wij u de fakkel. Aan u om hem hoog te houden. Wanneer u de eed aan ons die sterven zult breken, zullen wij niet slapen. Ondanks dat er klaprozen groeien in de velden van Vlaanderen.’
Hierop reageerde de Amerikaanse Moina Belle Michael met een gedicht en besloot daarna, in overeenstemming met McCrae, altijd een klaproos te dragen. Op een vergadering vonden enkele vrouwen dit een goed voorbeeld en zij zouden voortaan klaprozen gaan verkopen. Met het geld zouden vrouwen en invalide soldaten geholpen worden. In Frankrijk begon men in 1921 dit gebruik over te nemen en Engeland een jaar later. Hier is nog elk jaar de Poppy-day met als slagzin: ‘The memory fades but the suffering doesnt. ‘De herinnering vervaagt maar niet het lijden.’ Dit is op de tweede zaterdag van november. Ook in België is er een klaprozendag in november met hetzelfde doel. De non-profit organisatie die zich bekommert om oorlogsslachtoffers en hun nabestaanden heet er Poppy Appeal.
Een gedicht van Pol de Mont, getoondicht door E. Tinel waar de kollebloem tussen de tarwe vergeleken wordt met een slagveld;
‘Tusschen de tarwe
In den zomergloed
Bloeien de kollen
Rood gelijk bloed
Blozend en vonkelend als karbonkels
Rood als druppelen bloed
Staan we, kollebloemen, te gloeien
In den stralende zomergloed,’
Zeg, zijt gij het roode bloemen
Kollen uit den zomertijd
Die ԫ van verre zoo hel zie vonklen
Ginds in ‘t blankende sneeuwtapijt!
Och neen! de kollen zijn lang vergaan!
Och neen! de maaiers en rusten daar niet
Zij zijn voor tirannen ten strijd gegaan
Zij hebben er allen hun plicht gedaan
Zij zijn er gesneuveld
Och neen! wat ginds de sneeuwklok kleurt
Zoo rood, de kollen en zijn het niet!
‘t Zijn leden en rompen doorhakt en verscheurd
‘t Is bloed!’t is bloed, o droevig lied
Der roode, roode kollebloemen! ‘
10. sectie Papaver.
Uit O. Thome.
Papaver somniferum, L. (slaapverwekkend)
Dit is een melksap bevattende plant met blauwgroen, gedeeld en getand blad.
De plant heeft een grote bloemknop. De slaapmaker is een wit bloeiende eenjarige, de white poppy, die aan de voet van de bloemen dikwijls met een donkerder en blauw blok gekleurd is. De bloemen zijn vaak knikkend, bij het opengaan komen ze recht te staan. De opiumpapaver heeft 4 verkruimelde kroonbladen die zeer groot zijn en spoedig afvallen, soms al met hevige wind. Wordt wel donderbloem genoemd omdat de bloem met donder zou trillen. Midden in de bloem staan vele witte en ronde draden verzameld om een rond groen hoofd die een kroon of sterachtige bedekking heeft. Bloeitijd juni/augustus.
De zaden worden uit de plant geschud door middel van een capsule die op de stengel staat en op een soort peperbus lijkt. Bij papaver is de eierzak zo groot dat die wel op een kleine kookpot lijkt. Die pot kan enorm veel zaden bevatten. Van een goed ontwikkelde plant kan er in een jaar tijd 33 000 zaden komen.
De gekweekte vormen zijn erop gericht om zoveel mogelijk zaden te winnen en zo zijn er al cv’s met gesloten peperbus.
Bloemen zijn er in vele kleuren, behalve geel of blauw. Er zijn enkelbloemige maar ook gevuldbloemige typen in de handel. Papaver somniferum Paeoniflorum groep (soms Papaver paeoniflorum genoemd) is een subtype van opium papaver wiens bloemen zeer dubbel zijn en in vele kleuren Van die gevulde zijn er twee vormen, de anjerbloemige en de bekendste zijn de pioenbloemige, ‘Paeoniflorum,’. De eerste heeft gefranjerde bloembladen, de laatste niet.
Ze worden een meter hoog.
Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
Niet zeker is deze indeling
Papaver somniferum L. subsp. setigerum (DC.) Corb.(borstelachtig, korte borstels op de top van de bladlobben)
Papaver somniferum L. convar. nigrum, (zwart) waarbij de zaden worden geperst voor gebruik als olie.
Papaver somniferum L. subsp. hortensia, tuin-papaver die gekweekt wordt voor de mooie bloemen,
Papaver somniferum L. subsp. sativa, geteelde papaver, blauwmaanzaad waarbij de zaden op broodjes gebruikt worden.
Papaver somniferum L. subsp. somniferum, is de opium-papaver die vooral in Afghanistan wordt gekweekt.
Sectie Papaver.
Papaver glaucum Boiss. & Hausskn. ex Boiss (zeegroen blauw) (Papaver somniferum var. glaucum) is de tulppapaver, tulip poppy.
Een kale en wat blauwgroene eenjarige.
De bladeren zijn veerspletig en niet golvend.
De grote bloemen, 12cm., zijn alleenstaand. De bloemblaadjes zijn verschillend van grootte, de buitenste twee zijn het grootst. De bloemblaadjes zijn helder rood met een opvallend zwarte vlek aan de basis.
De hoogte is een ruime halve meter met bloei in juni/augustus.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze kruiden heten hier te lande heul, huel en mankop, in Hoogduitsland Magsamen en Olmag, in het Grieks Mecon en soms Oxytonon.’
Man of maenkopsaet, Mohn komt van oud-Duits Mago: Magen, Machenoll, Magoel, Magen Magle, bij Bock, Mago, Mahn, Maissamen en Mo of Mon. Het Franse woord mahon, het Duitse woord Mohn, oorspronkelijk Magsamen, in midden-Hoogduits komt Mage en Man voor en in oud-Hoogduits Mago, is met het Griekse woord mekon verwant, vandaar macopsaet, mancop of maancop. Mankop werd het genoemd naar zijn gedaante van een hoofd en zo gebruikt in de signatuurleer tegen hoofdpijnen, het blauwmaanzaad. Het betekent eigenlijk Mohnkopf of Kolben. De overige betekenissen zijn van de gebruikelijke delen.
Dodonae.’s (b) ‘In Frankrijk heet het pavot, in Itali papavero domestico, in Spanje dormideras en cascall, in het Latijn heten ze Papaver zowel in de apotheken als eldersծ
Plinius meldt papaver, vermoedelijk is het woord verwant met het Sumerische woord pa pa, waarschijnlijk van pap: uitblazen of uitzwellen wat we zien in Latijn pampin: een druivescheut, papula: een kleine zwelling, een vat. Onduidelijke is de woordafkomst maar waarschijnlijk is het verbonden met het Keltische papa: dikke melk naar de latex. Dikke melk of kinderbrei omdat in het oude Rome de familieoudste, als de papa, de precieze doseringen in hun voedsel klaarmaakte.
Uit het Latijns kwam laat Latijn papavum waaruit het Franse woord pavot ontstond wat in oud-Engels popaeg, later popig en tenslotte poppy werd. H. Hildegard noemt het Papawere.
Dodonaeus ‘De eerste soort die soms langere knoppen en witter zaad heeft noemt men in het Grieks Mecon hemeros en kepeutos, dat is op het Latijns Papaver sativum & hortense, alsof men tamme of hofheul zei. Dioscorides verhaalt dat ze ook Thylacitis in het Grieks plag te heten, in de apotheken heet ze Papaver album, dat is witte heul. Witte heul of mankop, in het Frans pavot blanc en pavot priv, in het Italiaans papavero domestico, in het Engels white garden poppie.
Dodonaeus (d) 'De derde soort (Papaver setigerum, DC) is van ons Papaver sativum tertium, dat is derde tamme heul of kleine heul genoemd en wordt van Dioscorides niet alleen voor een soort van wilde heul gehouden, maar hij houdt het ook voor wilder dan enige van de andere (zo zijn woorden luiden) en ook beter en nuttiger om in de medicijnen of tot het genezen te gebruiken omdat het groter en langwerpiger van knoppen is. Dan het is waarschijnlijk dat in deze plaats van Dioscorides enige bedorven of kwalijk gestelde woorden zijn. Plinius in het 8ste kapittel van zijn 19de boek zegt dat het derde geslacht van heul in het Grieks Rhoea en in het Latijn Papaver erraticum genoemd wordt en dat het vanzelf in de bouwlanden met de gerst groeit.’
Dodonaeus (e) ‘De vierde soort is naar haar dubbele en veel bladige bloemen dubbele heul genoemd, in het Latijn Papaver sativum quartum, dat is vierde tamme heul.’
Dodonaeus (f) ‘Het sap dat uit de zaadbollen van de tamme heul en vooral van de tweede vloeit als ze gekwetst worden wordt in het Latijn Opium en in het Grieks Opion genoemd. Het opium wordt ook Opium meconicum genoemd. Dan hetgeen dat uit de bladeren en zaadhoofden tezamen vloeit heet Meconium in het Latijn en in het Grieks Meconion, dat is heulsap.’
Lobel: ‘Welke heulen in Grieks Mecon genoemd zijn omdat de zinnen gebonden zijn door de heulachtige slaperigheid en de leden verdooft en niets kunnen doen. Of tenzij dat het (Me) Conion genoemd wordt vanwege dezelfde reden dat Cicuta de naam heeft want zij beide maken draaiingen en duisterheid van gezicht gelijk van de Cicuta blijkt.’
Melksap of Momilch, Monmilch, opium, Latijn, van Grieks opion: het sap van de plant, van opos: sap.
Dodonaeus (g) ‘Heul heet ook soms in het Grieks Prosopon, Lethe en Lethusa, in het Hoogduits Magle en Moen en hier te lande soms oelzaad.’
Oel, (El, Eul, Huel, Lyn) Elmagen, Eulsatkraut, Huel, Magsamlyn, -ol, -ole, Oelmagen, -saat, der Ole, schwarz Olemag, Olimage, Olkolben en Olmag, oelsaet in Dyetsche. Witte heul is een naam die afkomstig is van het midden-Nederlands oele dat uit het Latijnse oleum is ontstaan, van Olea, de olijf.
(h) De zaden, Hirsebrun, Mahen, Sat papaveris.
(i) Engels bale wort, carnation, paeony of opium poppy, Joan silver pin of white poppy.
Spaans adormidera, Arabisch cascas, kasbas, Italiaans papavero. India, Iran en Turkije heet het khaskas haşhaş in Perzie khash kaash.
(j) Slaapbol, de drowsy poppy, is het symbool van de slaap. Vader Odin kende reeds de slaapbol en legde er een onder het hoofd van Brunhilde, opdat zij zou insluimeren. Deze slaapbollen hield men hier en daar voor nestels van vrouw Holle, het bewaarde kinderen voor betovering en kramp, ook diende het als behoedmiddel tegen watervrees, waanzinnigen werden ermee tot rust gebracht.
Van opium wordt morfine gewonnen dat gebruikt wordt als een verdovend middel bij operaties en werd wel Slaep‑kruyt genoemd: (141) ‘Heulzaad heeft de kracht om te laten slapen als je een pleister maakt van heulzaad, van vrouwenmelk en van het wit van een ei, en dat op de slapen van het hoofd legt. Dat geven sommige ook aan kinderen. Sommige mensen geven dit ook of met melk aan kinderen te eten. (310) ҉k en sta steeds tegen de avond hier in de apotheek of daar wordt van talloze lieden gehaald kinderrust, een conserfje dat zijn voornaamste kracht uit de slaapbollen trekt. Een zeer boos en schadelijke gewoonte die ons mettertijd het land wel vol gekken mag brengen. Hier werd eens in een kraam onder de vrouwen gesproken hoe kwaad het was de kinderen te bollen omdat zij daar dom en gek van werden.’
Nog lang werden de bloemen verzameld en als volksmedicijn als rustgevend middel bij kleine kinderen gegeven. Marzell vermeld dat in zijn tijd, 1920, nog steeds het gevaarlijke gebruik bestond om kinderen een afkooksel van onrijpe maanvruchten als slaapthee te gebruiken. Het gebruik om huilende kinderen met papaver te laten inslapen was algemeen en heeft verscheidene kinderen het leven gekost. Othello iii 3 330;
‘For all the drowsy syrups of the world
Shall ever medicine thee to that sleep
Which thou owդst yesterday.’
In Wenen werd het gebruik op 13 juni 1886 verboden.
Vondel, Hecht aen deze Maenden;
De Nacht
‘Bruinette, ik zal mij aan uw schoonheid niet vergapen
Uw krans van mankop sluit om մ suizebollend hoofd
De zwartheid van uw kleed geen licht van sterren dooft
De kloot uw elleboge stut. Uw ogen moeten slapen
Twee kinders, van de slaap verwonnen, en verkracht
De nachtuil en de muis verbeelden mij de nacht.’
(uit Parkinso ‘s Theatrum botanicum 1640, garden poppy)
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562, 310) ‘Het zaad van de heulen, zoals dezelfde Galenus betuigt in het boek van de krachten van het voedsel, wordt op het brood nuttig gestrooid om het een betere of andere smaak te geven maar wat dat aangaat houdt hij het wit zaad voor beter dan het zwart. Hij voegt er ook bij dat het een koud makende kracht heeft en de mens tot slapen brengen kan en daarboven het lichaam geen vermanen waard voedsel geeft. Voorts zo wordt dat zaad soms ook gebruikt en vooral als het met suiker ingemaakt of gekonfijt is om met het banket op tafel te brengen. Dan zijn verkoelende kracht wordt bevonden dat het niet zeer groot is en om de slaap te laten komen is het niet zeer krachtig of geschikt.
Opium of het sap dat uit deze zaadhoofdjes vloeit is het sterkste dat men in de heul vindt en het Meconium of heulsap is niet zo sterk. Dan zowel het Meconium als het opium, hetzij ingenomen, hetzij van buiten op het hoofd gelegd of gestreken brengt de mens in slaap en soms met een zeer vaste slaperigheid en schadelijke of immers moeilijke dromerigheid en zwaarhoofdigheid die veel op de slapende ziekte lijkt. Maar het opium vooral, zo Plinius met de waarheid betuigt als het teveel ingenomen of te dikwijls van buiten gebruikt wordt brengt de mensen ter dood. Het neemt weg of verzoet wel allerhande smarten en weedom, dan men bevind dikwijls dat het in plaats van de oorzaak van de ziekte weg te nemen die ziekten slechter en ongemakkelijker om te genezen worden laat.
Door het gebruik van opium, zegt Galenus in het 2de boek van de geneesdingen of medicamenten naar de plaatsen, worden zeer beschadigd en gekrenkt alle sterkste en vaste delen van het ganse lichaam op die manier dat ze na het gebruik er van verbeterd en met naarstigheid in hun oude stand gebracht moeten worden. En zo is het ook dikwijls gebeurt dat oogzalven daar opium bij was vele mensen schadelijk geweest zijn op die manier dat ze de ogen daarna teer en week en het gezicht duisterder gelaten hebben net zoals men ook bevindt dat alle dingen die met opium of heulsap tegen de onlijdelijke smarten van de oren van sommige vermengd en bereid worden de pijn wel schijnen wat te verlichten, maar tenslotte nochtans een doofheid of hard en stijf gehoor veroorzaken en nalaten. Daarom moet men alle geneesdingen schuwen en geenszins gebruiken die men van heulsap of opium om de pijn te verzoeten of (om beter te zeggen) om het gevoel te benemen plag te bereiden en men moet nimmermeer tot het gebruik van die komen, tenzij dat men door enige noodzakelijke oorzaak er toe gedrongen en gedwongen wordt, te weten als geen ander redelijke of gewone gebruikelijke zachte middelen die onlijdelijke pijnen enigszins verzoeten of matigen kunnen, zo Galenus ons merkelijk leert in het derde boek van de geneesdingen of medicamenten naar de plaatsen.
Dodonaeus heeft ons genoeg betoond hoe schadelijk dat het gebruik van heul en van al hetgeen dat er van komt in het mensen lichaam is en vooral het opium wat zo hinderlijke kracht heeft dat het teveel ingenomen of te dikwijls van buiten gebruikt of anders zonder rijpe voorzichtigheid gebruikt zeer zware en lastige slapen maakt met razernij en ijdelheid van het hoofd die het verstand en zinnen beneemt, lamheid en benauwdheid van de leden veroorzaakt en tenslotte de mens ombrengen kan. Wat de slaven en ook de misdadige mensen in Turkije zeer goed weten, want ze nemen van dit opium wat veel tegelijk in en brengen zichzelf daardoor zeer gemakkelijk al slapende tot de dood zonder enige smart of weedom te voelen.
Maar op welke manier dat men het gebruikt, heul is krachtig om de hoest te genezen en allerhande smarten te verzoeten en vooral de pijn en weedom van teveel of te weinig kamergang. Het maakt de keel zacht en belet de vloed van alle dunne vochtigheden uit het hoofd die op de borst rijzen, maar boven alles laat het goed rusten en slapen en tot dat doel strijken sommige de slaap van het hoofd of baden hun handen en hoofd in het water daar de zaadbolletjes in gekookt zijn of drinken het alleen of met enige siroop vermengt. Sommige vrouwen mengen het poeder van wit heulzaad met hun eigen melk en geven dat hun kinderen in om hun goed te laten slapen en verteren. Hetzelfde poeder van het zaad van witte heul met olie van violen vermengd en daarmee de ruggengraad bestrijken kan de pijn van de leden weg nemen. Het zaad van zwarte heul gedronken of het water daar dat in gekookt is in de baarmoeder gedaan verzoet de pijn en weedom er van en stelpt alle buiklopen en onmatige vrouwelijke vloeden.
Heul geneest ook de razernij of waanzin en met olie van amandelen in de oren gedaan verdrijft hij het tuiten en wordt ook gelegd op de hete zwellen en ontstekingen van de ogen.
Niet tegenstaande ook dat het opium zo schadelijk is, als gezegd is, plegen nochtans sommige dat zeer te prijzen en veel te gebruiken. Zelfs het wordt in vele composities en geneesmiddelen gedaan die men naar het opium op het Latijns Opiaten in de apotheken plag te noemen, maar daarnaast wordt het opium dikwijls alleen gebruikt, hoewel niet veel tegelijk. Maar nergens wordt het opium meer gebruikt dan bij de Mohammedanen, want de Turken, Moren en Perzen plegen dat dagelijks te eten meer dan een scrupel tegelijk en ze noemen dat Amphia of Ofioun, ja sommige van hun zijn dat zo gewoon dat ze het niet laten kunnen zonder groot letsel of nood van sterven. Het maakt hun blij, dapper en als dronken, onbevreesd en onbedacht, ja bijna uitzinnig zodat ze noch vijand noch dood vrezen of ontzien. Willen ze het gebruik er van laten moeten ze elke dag wat minder nemen totdat ze het wederom ontwent worden. Dit wordt in India osium genoemd en in de apotheken opium. Door geheel Azië, en Afrika is het gewone volk aan dit Osium zo gewend, dat ze in stervensnood schijnen te wezen, wanneer zij het niet meer eten al is Դ dat het gebruik van tabak de achting van Osium nu onlangs in Turkije zeer verminderd heeft. Want eer tabak in het gebruik kwam zo ontzag een slecht man niet zijn laatste geld aan Opium te besteden net zoals we hier te lande zien in tabak. En net zoals bij ons diegene die daar op gesteld zijn een tabaksdoosje bij zich dragen en waar zij komen steeds tabak zuigen eveneens zijn de Turken gewent dat te doen met hun Osium die zij altijd bij zich hebben, maar noch allermeest gebruiken in tijde van oorlog, vooral wanneer zij met hun vijanden slaags zullen gaan. Want zij voelen door het gebruik van het Osium zichzelf dapperder of vrezen het gevaar minder en ontzien het daardoor minder net zoals in zodanige gelegenheid onze matrozen een glas Spaanse of brandenwijn voor de mast geschonken wordt want dat kan ook een ongewapend man in de strijd stoten. Hierom als de grote heer te veld gaat dan is er in Turkije nauwelijks Osium te koop te vinden. Prosper Alpinus doet er noch bij, dat ze na het innemen van Opium slapen en een genoeglijke droom hebben en ze schijnen grote hoven vol bomen, kruiden en bloemen te zien. Zij nemen gewoonlijk gelijk van de twintig tot de vijftig azen en zulk zonder letsel, anders dat zij dronken schijnen te wezen. En hier te lande heeft men genoeg aan drie azen en in de grootste nood en zware razernij zes. Omdat het met zo weinig hoop niet alleen een diepe en vaste slaap, maar ook wat te veel ingenomen zijn broeder de eeuwige slaap verwekt. Het wordt uit Syrië en Alexandrië gebracht, maar het beste is naar de stad en landschap Thebe Opium Thebascum genoemd en wordt zowel van de zwarte als van witte heul gemaakt. ‘
De zaden bevatten een 50% olie wat verwerkt wordt tot slaolie, die wordt minder gauw ranzig dan olijfolie en verder als machineolie. Door schilders werd dit gebruikt als een droogmiddel.
De opiumpapaver werd vroeger veel geteeld vanwege zijn geneeskrachtige eigenschappen en tegen dysenterie, cholera en malaria gebruikt.
In de artsenij gebruikte men de witte maanzaden om er een emulsie van te maken, dat is een melkachtige vloeistof waarin de vette olie in zijn fijnste verdeling behouden is. Men gebruikte het in plaats van amandelemulsie als zacht afvoerend en omhullend artsenijmiddel, op 100 gram zaden werden door stampen en wrijven onder steeds water bij doen een liter maanzadenmelk gewonnen die als net als amandelmelk als dorst stillende drank voor zieken en genezende aanbevolen werd. De olie werd verder als vervanger van olijvenolie bij inwrijven, pleisters en zalven gebruikt, als om brandwonden te bestrijken en in grotere dosis, van 500 tot 1000 gram, als klisteer gebruikt. Uit de groene, onrijpe vruchten maakte men een afkooksel voor pijn stillende omslagen op het onderlichaam en hoofd. Door de onrijpe vruchten te koken met suiker werd er een siroop van gemaakt.
Van de bloemen werd wel een siroop gemaakt. In droge toestand werden de bloemen wel met slijmerige middelen gemengd om er een borstkruid van te maken. Tegen het hoesten van dit borstkruid werd het gemengd met andere kruiden zodat dit verzachtend en pijnstillend werkt.
De zaden zijn de bekende blauwmaanzaden die wel op broodjes gestrooid worden. Hier zitten geen droom verwekkende stoffen in. De Romeinen mengden de zaden met honig, ze werden geroosterd en door het deeg gemengd, de zogenoemde placenta melitta. Papaverzaden werden gebruikt om er een soort drank van te maken, cocetum, die aan jonggehuwden voor de bruidsnacht werd gegeven.
Oude Duitse kruidboeken noemen het ook al als een smakelijk kruiderij voor brood en noemden het oelsamen: oliezaad.
De vele zaden zijn een symbool van vruchtbaarheid, voortplanting. Vandaar dat Venus soms afgebeeld wordt met in de ene hand een appel en in de ander een papaver.
De korenaar en de slaapbol worden ook vaak vergeleken met het hoofd van de mens en zelfs met een sterke stad die met vestigingswerken is omgeven. De grote hoeveelheid zaden in de slaapbol doen aan een hele bevolking denken.
Uit Redoute.
Historie.
Een verwant van de opium poppy werd gecultiveerd in de late steentijd. Vruchten ervan zijn gevonden in Zwitserse meerlagen uit die tijd. Papaver is gevonden in paalbouwwoningen te Robenhausen, bij Bouget in Frankrijk en te Lagozza in Italië. Als stamplant wordt de sinds de bronzen tijd gecultiveerde en in het oostelijke M. Zeegebied voorkomende soort, Papaver setigerum, D.C. (borstel dragend) aangezien die nog samen met de slaapbol in N. Frankrijk geteeld wordt. Zijn geboortestreek ligt waarschijnlijk in de landen rond de Zwarte en Kaspische Zee waar de stad Sinope, vroeger Mekon, aan de slaapbol herinnert.
In Perzië schijnt het gebruik van opium als opwekkend middel voor het eerst gebruikt te zijn. Papaver komt voor in een van de oudste rituaalvoorschriften van de mensheid, de Atharwaweda, daar werd de papaver als zinnebeeld van de slaap voorgesteld.
Al in de oudste tijden is de papaver gekweekt als sierplant. Men vond zijn bloemen op de mummie van een Egyptische prinses uit de 21ste dynastie, 1100 v. Chr. Opium mengsels zijn van 1800 v. Chr. gevonden. Ze bewaarden die in speciale vaten, de Bibel-vaten. Het is gevonden op de Eberspapyrus als een van de Egyptische geneeskrachtige planten en werd gebruikt als kalmerend middel. In het tweede millennium v. Chr. kweekten ze het ook voor een spijsolie. In het paleis van Koning Sargon II te Khorsebad wordt een priester getoond die een papaverstengel met 3 doosvruchten vasthoudt. (Hoewel dit vrijwel zeker op Nelumbium slaat)
De Sumeriërs noemde de papaver als ‘plant van vrede’ en uit oud Griekenland geven archeologische vondsten aan dat de Grieken opium voor cultische en ook medische doeleinden gebruikten. 1400 v. Chr. kweekten de vrouwen van Kreta papavers voor opiumwinning, een beeldje van een papavergodin is gevonden in het heiligdom Gazi. Homerus vermeldt de plant in zijn Ilias waar het in de tuin onder de vruchtlast buigt, verzwaard door de voorjaarsregen. In negende zang van de Odyssee vermeldt Homerus het middel van Helena, Helena ‘s nepenthe, tegen kommer en kwel, waarschijnlijk slaat dit op opium. De zaaddoos was een symbool voor Morpheus, de God van dromen en voor Thanatos, de doodsgod, voor Nyx, de Godin van de nacht, die symbolen van droom, slaap en dood zie je veel in de beeldende kunst. De eerste winning van opium middels insnijden in de bol leerde Diagoras, 380 v Chr. Theophrastus, 3de eeuw v. Chr., beschreef hoe opium gewonnen kan worden, hij kende dit onder de naam van mekonion. Zo ook Hippocrates. Het is echter niet zeker of dit om deze plant of om Euphorbia peplus, L. handelt die, zoals Plinius meedeelt, bij de oude Grieken dezelfde naam had. Dioscorides noemde het extract uit de zaaddozen het meest werkzame. Men onderscheidde het opos (melksap), het ingedroogde melksap van de zaaddoos van het minder werkzame extract van de gehele plant, het mekoneion. Sommige soorten waren bekend als gecultiveerde plant bij Homerus, Theophrastus en Dioscorides, de laatste kende de zaden als broodbedekking en opium. In het Romeinse rijk werd het een welstanddroge. Bij een inventarisatie van het keizerlijk paleis uit 214 werden 17 tonnen opium ontdekt. Sinds 1100 telen ook de Chinezen het als pijnstillend middel.
Het vroege Christendom dat een ziekte als straf van God zag verbood in de 4de eeuw het gebruik van opium als pijnstillend middel. Karel de Grote vernieuwende het gebod in 810, het sap gold als duivelswerk. Met de Arabische medicijnen keerde het naar Europa terug.
Vanwege ons klimaat is het gewas niet geschikt voor opiumbereiding. Opiumwinning is in alle milde en subtropische klimaten mogelijk met niet te sterke regenval.
De zaadbollen van de witte heul worden, als ze nog niet geheel rijp zijn, wat gesneden waardoor er een wit vocht uit de wond druppelt die geplukt wordt als het wat verhard is. ‘And tell you it is a kind of tear, or such like thing, that drops from poppies when they weep.’ Een plant die onder de Maan valt.
Mythologie.
Men geloofde men dat de papaver nodig was voor de vruchtbaarheid van de velden, de plant was gewijd aan Demeter, de godin van vruchtbaarheid, waaraan ook gerst en graan gewijd waren. Bij de Romeinen was de plant gewijd aan de korengodin Ceres.
Ze was de ‘dochter van de velden,’ bij de Assyriërs.
Zijn ontstaansgeschiedenis gaat aldus; toen Persephone, zelf een lieflijke bloem, bloemen verzamelde op de vlakte van Etna werd ze geroofd door de god van de onderwereld, Pluto. Ontroostbaar door het verlies van haar dochter zocht Demeter (Ceres) haar, richting Sicilië. Toen de duisternis viel haastte ze zich naar de Etna, die vlamde als een grote toorts zodat ze haar zoeken over de hele wereld kon verder zetten. Op haar reizen riep ze de goden aan om haar te helpen zoeken naar haar verloren kind. De goden, krachteloos om te doen wat zij vroeg en bewogen door medelijden lieten rondhoofdige papavers opkomen. Zij at van de met sap gevulde zaden en voelde dat haar gevoel zwakker werd. Pronkend te midden van de bloemen lag Demeter (Ceres), gevoelloos aan alle gevoel en pijn en gezonken in die gevoelloosheid waarin de krachten van de papaver lagen om het lijden te verzachten.
Mekon was de naam van de trooster die door Apollo gezonden werd tot de treurende Demeter. Mekon schonk Demeter een slaapbol als aandenken, ze at wat van de gom en al haar verdriet was vergeten. Zo zou de verdovende en pijnstillende werking al in Homerische tijden bekend zijn geweest. Demeter was woedend en ze verbood de aarde vrucht te dragen tot ze haar dochter zou terugvinden. Dat was voor Zeus ook wel even schrikken, de mensheid werd nu bedreigd. Hij gaf Hades het bevel om Persephone terug te geven. Dat mocht onder de voorwaarde dat ze in de onderwereld nog niet gegeten mocht hebben van het dodenvoedsel. Het bleek dat ze al een paar granaatappels had gegeten. Daarom sprak men af dat Persephone elk jaar drie maanden naar de Hades terug zou keren en de overige maanden daarbuiten mocht doorbrengen. Daarom is het drie maanden winter en doods, pas als Persephone terugkomt wordt het lente. Daarom plukte ze klaprozen, dat is de winterslaap, de slapende aarde. De vuurrode kleur is ook een symbool van opstandig uit de dood. De papaver is zo het symbool voor slaap, opstanding en, vanwege de vele vruchten, vruchtbaarheid.
Volgens Ovidius was Ceres de ontdekker van de verdovende eigenschappen. De beelden van Ceres waren met maankophoofden en een kroon van tarwe gesierd en haar priesters droegen op feestdagen kransen van papaverbloemen. Verder werd de godin van de slaap met een stengel van papaver in haar hand afgebeeld. In de andere hand hield ze hoog verheven een vaas waar ze een vloeistof uitgoot dat een uit papaver gebrachte vloeistof voorstelde. Of, in 1 hand een verlichte toorts en in de andere een bos papavers en koren.
Vergilius schrijft dat de vergetelheidpapavers aangeboden werden als begrafenisrite aan Orpheus.
De Grieken wijdden deze plant ook aan Hypnos, de god van de slaap, (als de grootste genezer van menselijk leed) en aan Morpheus, de god van de dromen. Mekon stond onder bescherming van de goden van de nacht (Nyx of Nox) van de slaap (Hypnos) en van de dood (Thanatos) Zo schenkt het sap eerst de zachte slaap waarin men pijn en verdriet vergeet, dan de diepe slaap, waaruit men bijna niet terug kan komen en tenslotte de dood. Morfine is afgeleid van Morpheus, de Griekse god van slaap en droom. Morphin of morfine is bekend sinds 1804.
Bij de Romeinen was het een gebruik om de doden papavers te offeren, vandaar dat de god Nox of nacht en Thanatos, god van dood, gekroond werden met deze bloem om ze gunstig te stemmen.
Zo is de papaver, waarschijnlijk vanwege zijn narcotische principes, lang als symbool van de dood gezien.
Naar Ceres een symbool van traagheid en matigheid want wanneer het kruid in het koren staat benadeelt het de groei ervan.
Verspreiding.
In het Sanskriet bestaat er geen woord voor opium terwijl in de gehele Orint de uit de Griekse woorden opos of opios afgeleide betekenissen voorkomen. Waarschijnlijk hangt deze uitbreiding samen met de komst van de Mohammedanen. Die werden door het gebruik van opium moediger en zeer fanatiek, zonder doodsverachting. De Arabieren verspreidde het gewas onder de naam asium. Waarschijnlijk had het verbod om wijn te gebruiken dit gebruik van opium doen toenemen. In de tijd van Mohammed kende men in Arabië de medische als wel de verdovende eigenschappen. De Arabieren zijn de ontdekkers van een elegant middel voor ontspannen geslachtsgemeenschap, de hookah of waterpijp. De witte papaver is het wapenembleem van Turkije.
India.
In India zette de cultuur zich verder door in Malwa, waarschijnlijk ook met invoering van de Mohammedaanse heerser in de 16de eeuw. De Islamitische handelaren en zendelingen verspreidden het over Perzië, India, China en zuidoost Azië. Steeds meer werd het echter gebruikt als verdovend middel, eerst in India en daarna in China.
In China is het voor de Tangdynastie, 618-907, onbekend geweest. Pas in de 9de eeuw kwam het door de Arabieren China binnen. Hier is opium bekend onder de naam o fu yung of afiyun wat aan het Arabisch ontleend is.
China.
De Chinezen haalden toen veel opium uit India als artsenijmiddel waarna ze in de 17de eeuw het roken uitvonden wat als een plaag over het land verspreid werd. Kooplieden haalden daar enorme winsten uit, zoals Hollanders, Portugezen en Britten.
De Engelse O.I.C begon de opiumcultuur in Bengalen, monopoliseerde het en voerde sinds 1773 opium in steeds stijgende hoeveelheden in. In 1820 verbood de Chinese regering de invoer, bewerkte daardoor de organisatie van de smokkelhandel die tot de opiumoorlog met Engeland voerde in 1840. Die kwam in 1842 tot een einde en in 1858 volgde het verdrag van Tintsin, met van Chinese zijde de toelating van opium. In 1873 werd in India meer dan 6 miljoen kg opium geproduceerd. Nu leveren de Engelsen weer strijd om het ongedaan te maken.
14 sectie Pseudopilosa.
Uit Curtis botanical magazine.
Papaver rupifragum Boiss, var. atlanticum (Ball.) Coss. (rotsbreker en van het Atlasgebergte) (Papaver atlanticum) Wortelstandige bladeren zijn lang gesteeld en langwerpig/lancetvormig, grof gekarteld tot geveerd en aan beide kanten zijdeachtig behaard, kleine en zittende stengelbladeren.
Opstaande en behaarde stengels met meestal 1 bloem.
Donker oranje/rode bloemen van 5-7cm groot met behaarde bloemknoppen in juni/juli.
Knotsvormige vruchtjes van 2.5cm lang.
Uit Marokko wordt 20-50cm hoog. Is beschreven in 1890, meerjarig.
Naam.
Marokkaanse papaver, Spaanse klaproos, donzige klaproos, Spanish poppy, Atlas poppy. Atlasmohn.
16. sectie Pseudopilosa.
Papaver orientale, L. (oosters) Gesteelde bladeren zijn langwerpig en onregelmatig gekarteld/gezaagd en behaard, stengelbladeren half stengelomvattend.
Opstaande stengels zijn vertakt en behaard, bebladerd.
Grote bloemen staan in trossen met ronde, ca. 4cm lange bloembladeren die variëren van licht tot donker oranje/rood met witte voet in juni/juli.
Knotsvormige vruchtjes.
Ofschoon het de vrijwel de grootste bloem heeft van dit geslacht, heeft het niet de faam van de opiumpapaver. Na de bloei wordt het blad snel lelijk en sterft af, plant ze tussen andere gewassen in.
Zijn reuzenbloembladeren staan rond een centrale stengel als de spaken van een wiel langs een massa van meeldraden. Snij ze als de twee groene bootvormige bloembladen zich ontsluiten en wacht in de kamer op het magnifieke ontsluiten van de kleine knop tot die een pakje wordt
Het dak van de zaaddoos is als een dak boven het hoofd van de zaden en beschermt ze tegen inregenen. Juist onder dit dak zijn gaatjes die met nat weer gesloten zijn maar met goed weer is het als een peperbus en zaaien ze de zaden eruit.
Een lang levende meerjarige.
De oriëntaalse of oosterse papaver komt uit N. Iran en Kaukasus, wordt 70-100cm hoog. Is beschreven in 1714.
Vormen.
Uit kruisingen van orientale x bracteatum zijn mooie hybriden ontstaan.
Planten van 50125cm hoog die in groei en bloeiwijze nu een sop de ene dan weer op de andere ouder lijken terwijl sommige ertussenin staan.
Stevige opstaande stengels met zeer grote bloemen die in kleur variëren in alle tinten van purper/rood tot scharlaken, roze en wit in mei/juni, de onderlinge verschilpunten zijn maar klein, geen enkele komt zuiver uit zaad terug.
‘G.A. Bowles,’ van 100cm met zachtroze bloemen met wit centrum.
‘Mrs. Perry,’ van 90 cm met donker vleeskleurige bloemen met kleine zwarte vlekken.
‘Perry ’s Pigmy,’ van 30cm met grote, donker vleeskleurige bloemen.
‘Perry’s Unique,’ van 60cm met middelmatig grote helder karmijn/rode bloemen met sterk ingesneden bloembladeren.
‘Perry’ s White,’ van 10cm met grote satijn/witte bloemen met licht karmijn/rood centrum. Deze 5 zijn gewonnen door A. Perry, kweker te Enfield, Engeland.
‘Wunderkind of Enchantress,’ van 100cm met grote donker karmijn/roze bloemen. Gewonnen door H. Seibert, kweker te Rossdorf, Duitsland.
‘Furstenkind,’ van 80cm met zeer grote donker lila/paarse bloemen.
‘Grossfurst,’ van 125cm met zeer grote donker vermiljoen/rode bloemen. Deze 2 zijn gewonnen door W. Pfitzer, kweker te Stuttgart, Duitsland.
‘Mrs. John Harkness,’ van 90cm met zeer grote oranje/scharlaken/rode bloemen. Gewonnen door Harkness & Sons, kwekers te Bedale, Engeland.
‘Goliath,’ van 150cm met grote scharlaken/rode bloemen.
‘Sturmfackel,’ van 60cm met middelmatig grote vuurrode bloemen.
‘Prinzessin Viktoria Luise,’ van 75cm met vrij grote zalmkleurige bloemen. Deze 3 zijn gewonnen door Goos & Koeneman, kwekers te Niederwalluf, Duitsland.
‘Mahony,’ van 125cm met de donkerste karmijn tot mahonie/rode bloemen. Gewonnen door B. Ruys, kwekerij Moerheim in Dedemsvaart.
‘Salmon Glow,’ gloeit als gevulde bloem in zalmkleurig oranjerood.
‘Turkenlouis,’ bloeit met gefranjerde bloembladeren.
‘Watermelon,’ is helder kersroze, een grote, grootse bloem.
Naam.
De oriëntaalse of oosterse papaver, Engelse eastern poppy, oriental poppy, Frans pavot d’orient, Duits Staudenmohn, Feuer-Mohn.
sectie Macrantha.
=Papaver bracteatum, Lindl. (van schutbladen voorzien)
Lijkt veel op orintale maar groeit forser, verschilt verder door grotere, bloedrode bloemen van 15-20cm doorsnede, de voet van de bloembladeren is violet/zwart gevlekt, onder elke bloem bevinden zich 2 lancetvormige, getande tot ingesneden/gezaagde schutblaadjes, stempel 10-18stralig in mei/juni.
Grote eironde vruchten.
Uit Kaukasus, Turks Armenië en Cappadocië, N. Perzië, wordt 80-150cm hoog. Is beschreven in 1817.
Armeense 17.
Uit Lindley.
Klaproos, reuzenpapaver, great scarlet poppy. Orientalischer Mohn.
sectie Meconella.
18 Uit pwinkel.home.xs4all.nl
Papaver alpinum L. subsp. rhaeticum (Leresche) Nyman (volk in Rhaetie bij Zillerdal en Italië) (Papaver rhaeticum Leresche (Papaver pyrenaicum, Willd. (uit de Pyreneeën) Wortelstandige bladeren zijn gesteeld en groen, aanliggend behaard en 3-10cm lang, geveerd met lancetvormige slippen.
Behaarde bloemstelen met 1 bloem.
Hangende bloemknoppen zijn dicht behaard, zwavel/gele bloemen met omgekeerd eironde, 1.5-2cm lange en brede, elkaar met de rand bedekkende bloembladeren in mei/juli.
Langwerpig en behaarde vruchtjes.
Zodenvormende rotsplant. Kweken als tweejarige
Uit de Pyreneeën en Alpen, wordt 10-15cm hoog.
Rehtische klaproos, Engels Rhaetian Alps poppy. Rhtische Alpenmohn, Gelber Alpen-Mohn.
Var. aurantiacum verschilt door de meer afstaande beharing en oranje bloemen.
sectie Meconella.
19. Uit J. Jacquin.
Papaver alpinum, L (uit de Alpen) Wortelstandige bladeren zijn gesteeld en dubbel tot 3voudig geveerd, blauw/groen en kaal tot zwak behaard met lijnvormige, spitse slippen.
Geeft heeft meerdere rechtopstaande, behaarde stengels.
Knikkende bloemen zijn dicht behaard, alleenstaand en wit met eironde elkaar met de rand bedekkende 1.5-2cm lang en even brede bloembladeren met gele meeldraden in juni/augustus
Wat knotsvormige vruchtjes zijn 1cm lang en behaard.
Kweken als tweejarige, is een meerjarige.
Zodenvormende rotsplant.
Wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1759.
Alpenklaproos, Alpine poppy, Alpenmohn.
Papaver alpinum L. subsp. sendtneri (A. Kern. ex Hayek) Schinz & R. Keller (O. Sendtner, Duitse hoogleraar, 1814-1859) (Papaver sendtneri, Kern.)
Zodenvormende rotsplant die veel op pyrenaicum lijkt maar ervan verschilt door de blauwachtig/groene bladeren die geheel bruinachtig behaard zijn en door de witte bloemen in mei/juli.
Groeit in de noordelijke Alpen.
Salzburger klaproos, Engels Salzburg Alpine poppy. Salzburger Alpenmohn, Weier Alpen-Mohn
Uit de Alpen, wordt 10-15cm hoog.
Papaver alpinum L. subsp. kerneri (A.J. Kerner von Marilaun, Oostenrijkse botanicus, 1831-1898) heeft 2- of 3-voudig geveerde bladeren en gele bloemen. Komt uit de Sloveense Alpen. Kerner-Alpine poppy. (Papaver kerneri, Hayek. Lijkt veel op alpinum maar verschilt ervan door de iets grotere gele bloemen in juni/augustus. Als tweejarige telen, wordt 15-20cm hoog. Kerner-Alpenmohn.
Papaver alpinum L. subsp. alpinum heeft 2- of 3-voudig geveerde bladeren en witte bloemen.
Noordoost-klaproos, Burser-klaproos, Engels North-east Alpine poppy, Burser-Alpine poppy, Nordost-Alpenmohn, Burser-Alpenmohn. Groeit in Oostenrijk.
20 sectie Meconella.
Papaver nudicaule, L. (naakte stengels) Wortelstandige bladeren zijn gesteeld, geveerd tot dubbel geveerd en blauw/groen, meestal behaard met lancetvormige, gave tot ingesneden slippen.
Stengels met 1 bloem zijn behaard.
Wat geurende bloemen zijn licht geel, niet gevlekt met 4 bochtig gekartelde, 1.5-3cm lange bloembladeren waarvan de 2 buitenste groter zijn dan de 2 binnenste in juni/september. In knop hangt de bloem, in bloei staat die fier rechtop.
Eivormig/langwerpige vruchtjes zijn behaard tot kaal.
Wordt meestal als tweejarige gekweekt, is meerjarig.
Deze plant beschikt over een enorm territorium en varieert aanmerkelijk, in het wild als in de tuin. Oranje, rood en wit zijn de hoofdkleuren, zelfs tinten van geel, maar nooit verschijnt het briljante rode van de korenpapaver. De IJslandse is bekend vanwege de satijnen uitvoering en het gerimpelde karakter van zijn bloembladen.
De IJsland papaver is de glorie van de arctische regionen, groeit in Mongolië, O. Siberië en Kamtsjatka, 20-30cm hoog. Is beschreven in 1730.
Papaver nudicaule L. subsp. nudicaule var. aquilegioides Fedde (als akelei) (Papaver anomalum, Fedde. (ongelijk, van de gewone vorm afwijkend) Wortelstandige bladeren zijn lang gesteeld en geveerd, blauw/groen, 8-15cm lang met geveerde slippen.
Opstaande bloemstengel met 1 bloem is geelachtig/bruin behaard.
Oranje/gele bloemen van 3-5cm in diameter met bijna ronde, bochtig gekartelde bloembladeren in juni/augustus.
Ronde vruchtjes van 1cm doorsnede.
Lijkt op nudicaule en wordt het beste als tweejarige gekweekt. ‘Album,’ heeft witte bloemen.
Uit ,Midden-China wordt 30-60cm hoog.
Vormen.
‘Excelsior,’heeft pasteltinten, ‘Unwin,’ komt in middelmatig grote bloemen, ‘Victory Giants,’ is zeer grootbloemig en de ’Cardinal,’ heeft helderrode bloemen in juli/augustus.
Naam.
IJslandse papaver, Duitse Sibirische Mohn, Islandmohn, Nacktstengeliger Mohn en Engelse Island poppy, Iceland poppy of yellow arctic poppy.
Vermeerderen.
Gemakkelijkste gaan de vaste plantenpapavers via wortelstek. In februari rooi je wat wortels op. De stevigere wortels verdeel je in stukken van een 10cm en zet ze rechtop in stekgrond. Afdekken met een 2cm stekgrond en bevochtigen. Bij warmte zullen de knoppen direct beginnen te groeien, beter is ze wat koeler weg te zetten, na het uitlopen verspenen en half weg mei in buiten te planten.
Anderen zaaien in januari/maart bij 10 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl