Levisticum
Over Levisticum
Maggi, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Een geslacht van een meerjarig kruid met aromatische zaden.
1 soort komt erin voor.
Apiaceae, schermbloemenfamilie.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Levisticum officinale, Koch. (geneeskrachtig) (Hipposelinum levisticum, L.) Donkergroene, gepolijste en glimmende, zeer grote bladeren waarvan de ondersten dubbel geveerd en de bovensten enkel zijn, alle blaadjes zijn omgekeerd eirond met wigvormige voet, meestal ingesneden.
Opstaande, holle en stevige stengels.
De trossen met talrijke lichtgele bloemen staan in een 6-20stralige scherm, omwindselblaadjes zijn wat omgebogen en lancetvormig, witvliezig gerand in juli
Gevleugelde vruchtjes.
De maggiplant, is afkomstig uit Z. Europa, Itali, midden Oosten, mogelijk Perzië en wordt 120-200cm hoog.
Var. variegatum met geelachtig bonte bladeren.
Historie.
De plant werd al genoemd door Dioscorides. In de middeleeuwen is het kruid in de artsenij ingevoerd omdat men het verwisselde met de Ligusticum van de ouden. Dit was echter Laserpitium siler. Karel de Grote beval de aanplant in de keizerlijke tuin.
Naam, etymologie.
(a) Maggiplant, Duits Maggikraut, is zo genoemd naar een fabriek die het als specerij gebruikte, de fabriek van Julius Maggi die bouillonpreparaten, vooral van soepen maakte. Een plant die genoemd is naar een fabriek, heel opmerkelijk.
(Dodonaeus) ba) ‘Dit kruid wordt in Brabant lavetse genoemd en in Holland lavass, lavetse of lavetsche, maar ook levistock en lubstickel, in Hoogduitsland Liebstockel en in Frankrijk livesche, in het Engels lovage en in het Italiaans ligustico falso. We hebben het in het Latijn Levisticum vulgare genoemd, dat is Levisticum van de gewone man, want het wordt overal Levisticum in het Latijn genoemd met een naam die van het woord Ligusticum gemaakt en verdraaid schijnt te wezen want de apothekers plegen dat in plaats van Ligusticum of Sermontaine te gebruiken. (Laserpitium siler, beter Peucedanum oreoselinum). Fuchsius en Lacuna hebben het voor Smyrnium aangezien en andere noemen het Laserpitium Germanicum. Matthiolus noemt het Hipposelinum, nochtans verschilt het veel van het echt Hipposelinum of ros eppe van Dioscorides, ja Guillandinus houdt het voor het echt Laserpitium van Dioscorides.’
(411) Net als het engelenkruid behoorde deze plant vroeger tot de statige schermkruiden die in de boerentuinen zeer geliefd waren maar nu vaak door nieuwe gewassen verdrongen zijn. Men houdt het voor de λιγνστιχόν, ligystikon, van Dioscorides. Volgens hem was dit woord afgeleid van Ligusticum, een provincie in Liguri waar deze bergplant bij bronnen veel voorkomt en door de dorstige bewoners panakes, alheelmiddel, genoemd werd. Hij schrijft de zaden en wortel verwarmende en vertering bevorderende eigenschappen toe, verder zouden ze tegen de beet van giftige dieren helpen. De zaden zouden een goed maagmiddel zijn waarom in inheemsen het in plaats van peper in spijzen gebruikten. Plinius XIX.50: Ҍigusticum silvestre est in Liguriae suae montibusӮ Hij geeft verder aan dat het overal geteeld werd, maar de gekweekte is wel in tegenstelling tot de wilde zonder geneeskracht.
Isidorus XVII. 9.5:’Ligusticum a regione nomen acceptit. Nascitur enim plurimum in Liguria.’
Of van levo: zich lenigen voor, omdat het winderigheid zou verminderen. Niet zeker is of het opwekken van liefde, Hebreeuws garaheloheb via Grieks in Latijn ad Amorem provocans omdat Levi toegedaan, toegesteld betekent zoals leviatha; iemand die een ding meer acht dan het goed is zoals iemand doet die verliefd is. Hoewel met het woord leviathan ook een draak of grote walvis aangeduid wordt. Het mag ook wel een lijfversterker heten, vandaar lavetse; dat is laving of versterking. Maar Paracelsus heeft het vanwege zijn deugd om het edele hout tegen bederven te beschermen marathrispa genoemd; venkel en houtworm en zo wormvenkel.
In Capitulare komt het voor als Liebstckel, zo ook in het klooster Reichenau, Walafridus Strabo, gestorven in 849 noemt in zijn Hortulus het in een leergedicht, ԉnter odoratum memorare Libystica silvam. Fortia suadet amor parvi diffusior hort. Hoc germen succo quamvis et odore gemellis. Orbibus officere et tenebras inferre putatur. Semina saepe tamen quaesitis addere curis. Parva solent, famamque aliena lauda mereri.’ ‘Onder de welriekende kruiden raden we voor de liefde aan om in de kleine tuin het krachtige Liebstockel te vermelden. Zo men meent dat deze plant door haar sap en geur beide ogen schaadt en slecht zien bewerkt, toch pleegt men de kleine zaden bij de geneesmiddelen te zetten en ze in een roep te brengen door vreemde verdienste.’
Oudhoogduits Lubistechal, Lubestekel komt voor bij Hildegard die ook vermeld dat ze bij hals blaren gebruikt wordt, iets wat nog lang in gebruik gebleven is.
Er ontwikkelden zich midden Latijnse nevenvormen als luv-lub-, lev-, livisticum en libestica. Een omvorming tot het oud-Hoogduits stecco: steken, werd Lubestecco. In midden-Hoogduits verscheen zo het woord Lubestecco en (met de gedachte aan lief) Liebstuckel, Liebstckel bij Bock die vermeldt het gebruik tegen koude maag, gif, halszweren, galzucht, melancholie en slangenwonden, dit ging verder in, Glufծstock, Glufe, Laubspickel, Laubstock, Ladstockl, Leibstockel, Levestock, Lewerstock, Lebensstock, Leberstock: tegen leverkwalen, Leibstuckle, Liebesticke, Liebstockel, Lobstock, Lubberstick, Lubstik, Lugstock, Luststecken, Neunstockel, Luixenstickel, Rubenstuckl. Zo verbasterde het verder en komt ook in andere namen voor als Luststock en Manskracht. Deense loestilk en Oostenrijkse Lustock.
Een gelijk uitgangspunt heeft het Angelsaksische woord, lufu: liefde, en werd zo lufestice, of met love: liefde, ontstond het woord lovage, oud-Frans levesche en Frans liveche. Bij ons lavas, lubbestok en manskracht. Engels common of Italian lovage, ook mountain hemlock.
De Highlanders noemen het sea parsley en kauwen het als tabak.
Verder in Duits Badkraut.
Symbool van lijfelijke liefde, de liefdesplant.
H. Hildegard noemt de Lubestekel een sterk aromatisch kruid dat boze geesten verdrijft. Als kooswoordje werd ze in sierlijke verzen gebruikt.
‘Mein liebstockel und mein holderdrussel
Mein herzentrost und rosenbuschel
Mein tausendschon, mein augenlust,’
Gebruikt als liefdestoverij. Niemand kan als die het kruid bij zich draagt kwaad zijn en de geliefde ziet er onweerstaanbaar uit.
Het oud-Hoogduitse Lubistechal heeft niets met liefde of stok te doen. Zijn naam zou het als liefdesplant gebruikt laten worden.
Toch draagt men in Silezië om liefde te verkrijgen de Liebstockel bij zich. Zo zien we ook in Slavische namen dit gebruik, hun naam voor deze plant is ljubcac, in ouds-Sloveens betekent ljuby: liefde en men draagt het bij huwelijk mee of in liefdestoverij en kijkt de bruid door het kruid om zeker te zijn dat haar man zich in vrede met haar in liefde zal zijn. Op andere plaatsen dragen de meisjes om geluk in liefde te hebben de gewijde plant mee. Zou dit toch het liefkruid van de Ouden zijn?
De vluchtige olie van wortel en kruid bevorderen het doorbloeden van het bekken en daarmee ook de toegangsorganen.!!
Uit W. Woodvillle.
Gebruik.
(411) 'In de volksmedicijn wordt het gebruikt als plas drijvend middel en halsziektes. Schroder schrijft in zijn 17deeeuwse medicijn/alchimisten apotheek dat de gewone man drinkt door zijn holle stengel waardoor het hoesten naar zijn inbeelding gestild wordt. Hij voegt verder toe dat de wortel gegraven wordt als de zon in de ram staat en als amulet omgehangen helpt ze tegen het afnemen van het lijf. Verder wordt de gerookte plant als hoestmiddel gebruikt. De ouden vermelden daar niets van.
Wel bij een ander gebruik. In sommige plaatsen geldt het als beschermmiddel tegen adderbeet als men met het sap de voetzolen inwrijft en opvallend leggen de Esten het kruid er met een adderbeet op. Pierper voert het op als middel tegen de Kreuzotterbiss, men drinkt sap van deze plant en legt het gekwetste kruid op de wond. De zwel zal afnemen en na 24 uur verdwenen zijn. Al Dioscorides schrijft dat de ligystikon tegen de beet van giftige dieren helpt en is zo bij het volk gekomen, de gestampte wortel of zaden op de beet van vergiftige wonden van slangen, adders, spinnen schorpioenen en dolle honden gelegd beneemt en de pijn en trekt het gif uit.
De gehele plant geurt sterk en wordt gebruikt voor soepen en sausen. Bij gebruik in de keuken kan het kruid gauw door zijn sterke geur overheersen.
De bladribben worden wel gebleekt en als een selderij gegeten. De rijpe zaden zijn aromatisch en worden wel in suikergoed en gebak gebruikt. Door de holle stengel dronk men in Pfalz zijn warme en gekruide melk. Zo’n machtige geur moet wel een grote kracht tegen toverij geven.
De lubbestok (Fries lobbestruk) is een van de rookplanten die bij verbranding door de rook de boze geesten (later de duivel) verdreven. De lubbestok stond voor de melkkelder om daar de heksen te weren. Dan zou het boterkarnen niet door toverij ongedaan worden gemaakt. Ook als middel tegen onweer en heksen. De op Maria Hemelvaart gewijde Weihbund heeft een Liebstockel en die Luststecken heeft grote kracht tegen elke vorm van toverij. Daarom werd ze ook aan de kanten van de graanvelden gestoken.
De bruingroene en zeer weke wortel ruikt sterk balsemachtig, ruikt naar selderij en smaakt bitter, bevat vluchtige olie, harsen en suikers. In Z. Europa werd het met borretsch als inmaakkruid gebruikt. Dit werd wel gebruikt om de maag te reinigen na een overdosis alcohol. Het is een kruid van de Zon onder het teken Taurus.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 309, 310, 311) ‘Tegen winden en pijn van de maag en darmen, opgestopte maandstonden, achter blijvende nageboorte, opstijging van de baarmoeder, benauwdheid, verstopping van de lever, milt en geelzucht: Neem van de gedroogde wortel of het zaad een vierendeel lood, als het fijn gestampt is geef het met wijn in. Of maak een afkooksel van de wortel, bladeren en zaad met wijn of water en laat hiervan drinken. Dodonaeus, Matthiolus, Fuchsius.
Het zaad van maggi heeft dezelfde kracht in de voor vermelde gebreken en bovendien laat het noch plassen en verwekt de maandstonden en drijft af de te lang achterblijvende secondine of nageboorte en is zeer nuttig tegen de wurging of opstijging van de baarmoeder en is ook zeer krachtig tegen de beten van de slangen.
De bladeren van maggi in een badstoof gedaan laat sterk zweten en nemen weg alle onzuiverheden en vlekken van de huid en verwekken de maandvloed van de vrouwen.
Die bladeren gestoten en op een verse wond gelegd genezen die zeer gauw.
Het water daar dit kruid in gekookt is of het gedistilleerd water er van geneest de schurft en alle gebreken van de huid en is goed om allerhande zweren en zeren te zuiveren en te genezen, het verscherpt het gezicht als men de ogen daarmee wast en het maakt het aanzicht helder en schoon en neemt weg alle vlekken, sproeten en roodheid als het aanzicht dikwijls daarmee gewassen wordt’.
Planten.
De plant is te vermeerderen door zaaien bij 20 graden, ook door scheuren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl