Moringa

Over Moringa

Ben, vorm, bomen, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit R. Wight.

Moringaceae.

Een familie die uit bomen bestaat.

1 geslacht komt er in voor met een dozijn soorten.

Het zijn kleine doornloze bomen met tamelijk grote witte of rode bloemen en lange peulachtige vruchten.

Ze zijn inlands in N. Afrika en Tropische delen van Azië.

De familie is apart en niet nauw verwant aan een ander, mogelijk met Anacardiaceae. Engler & Hooker plaatst de familie tussen Resedaceae en Sarraceniae. Grisebach plaatst het bij de Capparidaceae. Anderen verwijzen naar de Leguminosae waarin de familie qua uiterlijk veel overeenkomst mee heeft.

Moringa. (Hyperanthera moringa, Vahl, Guilandia moringa, L.)

1 geslacht dat met een 13 soorten voorkomt in Afrika en India.

Moringa oleifera, Lam. (olie leverend) Is gemakkelijk te herkennen aan de 2-4voudig geveerde bladeren die alle delen gesteeld zijn.

De pluimen zijn bezet met witte, op die van Papiloniaceae gelijkende, geurende bloemen. Ze bevatten nectar en worden door vogels bestoven.

Lange en scherp driekantige bruine doosvruchten.

Een 5-10m hoge en spaarzaam vertakte boom met gladde stam.

Zacht hout en een kurkachtige bast.

De bennut is een snelgroeiende boom die algemeen gekweekt wordt in de hete streken van de aarde. Het kleinste takje in de aarde gestoken zet al wortel.

Komt uit Himalaya, mogelijk Afrika en Midden-Oosten.

(Dodonaeus) Het heeft niet veel takken en maakt geen grote of brede schaduw en is gans knoopachtig of knoestig en breekbaar zowel in haar stam als takken. De bladeren zijn als Lentiscus bladeren donker groen, diep en levend van kleur, maar van smaak lijken ze op het raaploof. De vrucht is achthoekig en wel vijftien cm lang, dik als een radijs en van kleur uit de asgrauwe groenachtig en van buiten heel gespikkeld, maar van binnen wit en vol merg en vervult met groene blinkende zaden als cicers die afgezonderd zijn met verschillende laatjes, groen en zeer teer en scherper van smaak dan de bladeren.

Naam, etymologie.

(a) Moringa is de Malabar naam van de plant, morunga, de Indische naam is moringo. De Tamil-Maleise naam is murungakkAi.

(Dodonaeus) (b)’Ben is de vrucht van een boom die op Tamarix boom lijkt, zegt Dioscorides, zo groot als een hazelnoot en wiens kern gestoten of geduwd wordt zoals amandels en een vochtigheid van zich geeft die Elaeon Balaninon en in het Latijn Oleum Balanium of Oleum de Ben heet en gebruikt wordt bij de kostbare zalven. Galenus zegt ook hetzelfde, maar Plinius zegt dat het de vrucht is van een boom met bladeren als die van Heliotropium en dat de drogisten olie uit de schorsen van deze vrucht halen, maar de dokters uit de kernen, stoten die en gieten er warm water over. De vrucht zelf wordt Balanos myrepsice in het Grieks en in het Latijn Glans unguetaria genoemd en van Plinius Myrobalanum, van de Arabieren Habel Ben of Ban en van andere Granum Ben, in de apotheken Ben. De Turken noemen deze zaden ook hebulben, zegt Bellonius, en worden daar overal verkocht en gebruikt. Dan Lobel beschrijft het aldus: Glans unguentaria cathartica siliquata is een vrucht die naar haar driekantige, maar ronde gedaante op die van een eikel lijkt en heeft daardoor de naam eikel of Glans gekregen, maar de olie die er uitgeduwd wordt maakt dat men het Glans myrepsica of Glans unguentaria noemt, dan de Arabieren noemen het nucula unguentaria (in hun taal Ban en meestal Ben)’. Lobel: Het wordt ook van de Arabieren gemengd in de cordiale composities die zij schijnen genoemd te hebben met de naam van rood en wit Behen. Wat ook een oorsprong schijnt gehad te hebben van de dadels waarbij Dioscorides vergelijkt Balanum nucem myristicam bij de Arabieren Ben geheten.’ Behen is ook het Arabisch woord voor Silene soorten.

Engelse ben oil plant, Duitse Meerretigbaum, Behenbaum, Behennussbaum, er wordt een behenolie, Duits Behenool, (Benol of Moringal) van gewonnen.

Horseradish-boom, Meerrettichbaum, is zo genoemd naar de scherpe radijsachtige smaak van de wortel die soms gegeten wordt. De jonge vrucht wordt ook wel gegeten.

Maleis kelor. Engelse drumstick tree naar de zaadpeulen. Duits Wunderbaum, Klarmittelbaum,. Trommelstockbaum

Dodonaeus geeft de volgende plant aan als Moringa en van Ravelingen noemt voor vermelde benolie, ook naar de landen daar het groeit lijkt het geen verwantschap met elkaar te hebben, of er is nog een soort van Moringa.

Wonderboom naar de hoge voedingswaarde en medicinale eigenschappen.

(Dodonaeus) 'Men vindt dit gewas in Oost-Indië alom, maar meest in Malabar. En daar wordt het Moringa genoemd, in Turkije morian, in Gazarat turiaa en in Perzië tame. Dit gewas is goed tegen alle vergif en besmetting van de lucht net zoals Lapis Bezaor. De vrucht wordt nu heel Indien door verkocht als hier te lande de bonen en men kookt ze met vlees of men eet ze ook wel met andere spijzen. Maar de wortel is boven alles nuttig en heeft de deugd en kracht van de eenhoren en Lapis Bezoar en men houdt het zeker voor een zeer goede teriakel tegen allerlei vergif en tegen de beten van alle kwade dieren, zowel gedronken als van buiten op de steek of beet gelegd. Ze is zeer goed voor diegene die veel braken en een kwade loop hebben welke ziekte cholera genoemd wordt. Men mengt ze bij andere dingen die de zwarte of zware melancholische vochtigheden lossen en ze is zeer bekend van de melaatse of melaatse mensen waarvan sommige door het lang gebruik van deze wortel volkomen genezen zijn geweest.’ Monardus: men brengt uit Santo Domingo driehoekige noten waarmee de Indianen zich purgeerden. Later deden de Spanjaarden het ook maar wel met gevaar van hun leven want het is een sterke purgatie die ook van onder en boven uitgeeft. De dokters noemen het Ben en die is er in twee soorten, een grote en kleine.’

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De apothekers en handschoenmakers persen uit deze vrucht een olie dat dient tot de gezondheid en tot wellust en omdat het geen lieflijkheid van reuk heeft krijgt het ook geen schimmel of sterke reuk en brengt ook geen smetten of vuile vlekken in handschoenen of kleren die daarmee bestreken zijn, maar is de beste van alle olies om de lieflijkheid van reuk goed en vers te bewaren.’

Alle delen hebben een bijzondere smaak of eigenschap. De scherpste, krachtigste en heetste smaak en reuk openbaren zich in de bast van de wortels. Die komen zo natuurlijk met die van de mierikswortel overeen dat ze met de neus niet en met de mond ternauwernood onderscheiden kan worden. Men kan het tot op het hout toe afschrapen en over gekookt vlees of vis strooien.

Bladeren en jonge vruchten smaken naar kers en worden als groente gebruikt en zijn een bestanddeel van curry.

De bruine vrucht is een peul ter dikte van de vinger die van binnen wit is. De 3 hazelnootachtige kernen leveren een soort olie die tot het bereiden van welriekende zalven gebruikt wordt. De zaden, die bennuts genoemd worden, leveren een olie die in de kunst gebruikt wordt. De vette olie, ben- of behen olie, is geschikt voor het opnemen van bloemengeuren, voor zalven en pommades. De boom levert een gom als die door insecten wordt aangetast. Die gom is aanvankelijk wit en wordt later aan de lucht spoedig bruin. De gom behoort tot de tragacantachtige soorten die in water niet oplossen maar alleen opzwellen. Gebruikt als appreteermiddel, voor kalikoweefsels, die bonte weefsels.

De bladeren worden verzameld onder de naam klintang.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/