Balanophora
Over Balanophora
Proet. Vorm, afkomst, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.
Dit zijn rhyzocorm vormende (een preivorm hebben) planten en planten die met dikke en vlezige (fungus)achtige wortels de wortels van andere planten vastgrijpen.
Ze bezitten opgaande stengels die ronde en langwerpig of aarvormige groene hoofden dragen.
Het zijn bladgroenloze en geel- of roodachtige planten.
Deze familie omvat een 100 soorten die tot 14 geslachten behoren.
Zij zijn wijd verspreid. Twee worden er te N. Zeeland gevonden en een in Z. Europa op Sardinië, wat tevens het uiterste is van hun verspreidingsgebied.
Balanophoraceae.
Naam, etymologie.
Balanophora; eikel dragend.
Dit geslacht komt met een 12tal soorten voor in Australië en Tropisch Azië en het meest in het bergland.
Het zijn planten met een knotsvormige en rode, gele of oranje bloeiwijze die aan het eind van een korte en met schubben bedekte stengel staat.
Balanophora elongata, Blume. (verlengd) komt voor in de bergen van West Java.
Op Java draagt ze de naam proet dat gevolgd wordt door de inlandse naam van de boom op wiens wortel ze parasiteert. Dezelfde soort kan op vele bomen woekeren en zo vele namen hebben als proet tjangtigri, proet ramo gileng, proet panggang en dergelijke.
Komt voor op allerhande bomen en soms ook op lage planten, zelfs kruiden, maar meestal op verschillende Vaccinium- en Schefflera soorten.
Gebruik.
Het gewas bevat in de knolvormige stengelvoet een grote hoeveelheid plantenwas. De inlanders maken van de knollen een soort brij, die aan het einde van bamboestokjes gesmeerd wordt, waardoor waskaarsjes of kleine fakkels ontstaan die voor verlichting dienen.
De tot dezelfde familie behorende Langsdorffia uit Z. Amerika wordt op een vergelijkbare wijze gebruikt.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl