Canarium
Over Canarium
Javaanse amandel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten,
Uit F. Kohler, www.BioLib.de met Icicia icacariba.
80-100 soorten komen voor in dit geslacht die groeien in tropisch Azië en Afrika.
Het zijn hoge bomen, 40-50m, met geveerde bladeren en kleine groene bloemen.
Ze zijn gezocht vanwege de hars die bij verwonding uit de schors vloeit en die bij vele soorten als elemi bekend staat, meest van Canarium luzonicum. Het zijn Indische balsembomen.
Verschillende soorten hebben eetbare noten en zijn bekend als Canarium noot, Pili noot en Galip noot, Canarium indicum, Canarium odontophyllum en Canarium ovatum zijn hiervan de belangrijkste.
Burseraceae.
Canarium indicum, L. (uit Indi) (Canarium commune L., (gewoon) Canarium zephyricum, Willd. ) (zephyricum is een onbekende plaats die door Plinius vermeld wordt, mogelijk van Zephyr; westenwind) Ongelijk geveerde bladeren.
januari is normaal de bloeitijd.
De boom draagt vrijwel het hele jaar door vrucht.
De kanarienoot is een fraaie hoge, altijdgroene boom die 10 tot 30m hoog kan worden met een flinke kroon.
Aan de voet tref je meestal wortellijsten aan en soms ook ademwortels. De boom groeit in achter Indië, Molukken, Java en Celebes, in India wordt het als straatboom aangeplant.
Houdt van een vochtig, warm klimaat. Is de tamarinde de boom voor de kuststreken, de kanari groeit daar ook als het niet te droog is, maar liever wat hogerop. Het is een fraaie straatboom.
De gom vloeit natuurlijk uit de bast, wordt bespoedigd door insnijdingen te maken. Het is vloeibaar als het vers is, wordt dan steviger en honingachtig zoals het te Manilla aankomt. Licht geel, zacht, korrelig en later geler en meer doorzichtig, geurt als kruidnagels, smaakt scherp en bitter.
Naam, etymologie.
Canarium is zo genoemd naar de inlandse naam Canari of kenari in Indonesië.
De boom is algemeen bekend onder de naam kanari of kanari-oil-plant. De Hollanders noemden hem, ter onderscheiding van andere kanari soorten, tamme kanari. Op Ceylon/Sri Lanka heet hij Java almond: Javaanse amandel. Op Banda heet hij nanari, op Borneo gelima, op Java kanari, kenarah, kenari en ki kanari. De Engelsen noemen het Chinese dolive, Java almond, kenari nut tree en kanari oil plant.
Gebruik.
Na de namiddag, als er flinke buien gevallen zijn gepaard met veel wind, vallen vaak heel wat kanaripitten af en worden dan verzameld.
De kanarienoot geeft zaden als een walnoot, die driehoekig is. Die smaken naar hazelnoten, maar wat zoeter. Het is een dagelijks voedsel van de inwoners. Zodra de vruchten zwart worden haalt men ze van de bomen en eet ze rauw. Een onmatig gebruik veroorzaakt buikloop.
Jonge bomen, die rijkelijk vrucht dragen, geven geen hars. Eerst oudere exemplaren gaan daartoe over en in drogere streken meer dan in vochtige. De zogenaamde menjan-kanari wordt door de inlanders verzameld om op zichzelf, of met Styrax hars en met enige welriekende stoffen vermengd, als wierook gebrand te worden
De bomen leveren verder een sterk riekend hars die in bladeren gewikkeld tot fakkels kan dienen. Een olie ervan levert een brandolie.
Canarium luzonicum A. Gray (uit Luzon, eiland in de Filippijnen) is een boom uit de Filippijnen waar een olie van geoogst wordt, de elemi.
Elemi gom is lichtgeel, honingachtig, geurt als venkel, wordt gebruikt in vernis en lak, inkt.
Medisch als kruidmedicijn tegen bronchitis, catarre, extreem hoesten, huid, stres en wonden.
Elemi.
Elemi is een hars van Burseraceae. Dit is een door Theophrastus vermelde gom van een Ethiopische olieboom dat als wondmiddel gebruikt werd wat in de 16de eeuw nog als resina elemnia in de apotheken gebruikt werd. Het woord komt, net als de oudere term animi, zou afgeleid zijn van enhaemon (εναιμον) de naam van een bloedstelpend middel bij Plinius die als traan uit een olijfboom van Arabië vloeit. De afstamming van de nu verdwenen gom is onbekend. Mogelijk Boswellia frereana. Elemeolie, Duits Elemi-ol, werd in de oudheid in Egypte voor inbalseming gebruikt. In Europa werd het in de 16de eeuw vaak als wond helend en rookmiddel, ook voor zalven gebruikt.
Na de ontdekking van Amerika verving men daarvoor het hars van Icica soorten als I. icariba, dat weer door de Manilla-elemi werd vervangen dat eerst door Camellus in 1701 werd vermeld.
Canarium ovatum Engl. (ovaal) Groeit in de Filippijnen.
Symmetrisch gevormde altijdgroene bomen, 20m met geurend hout.
Tweehuizig, bloemen staan in trossen in de bladoksels van jonge scheuten, bloeit geregeld en de vruchten rijpen in lange tijd.
De vrucht, pili genoemd, is 4-7cm lang en 2.3-3.8cm in diameter en weegt 15.7-45.7gram. de huid is glad, dun, glimmend en wordt purperachtig zwart als de vrucht rijpt. Het moes is vezelachtig en groengeel, vlezig, bevat veel proteïnen en 70% vet.
Pili nut.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl