Koeleria

Over Koeleria

Fakkelgras, vorm, grassen, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik

mUit www.gieteling.nl

Meerjarige met dunne stengels.

Aartjes zijn 2-4 bloemig en staan in dichte aarachtige trossen.

Een 12 soorten komen voor in de gematigde gebieden van beide halfronden.

Poaceae, grassen.

Koeleria glauca, Schult. Sub (zeegroen blauw) (Koeleria gracilis, Pers (sierlijk)

De bladen zijn ruw en gefranjerd aan de randen.

De donzige stengels variƫren van een 30cm tot 60cm hoog.

Bloempluim is compact en aarachtig, onderbroken aan de onderkant in juni/juli. De aartjes zijn wat donzig, soms glad en van een groene zilverachtige tint.

Meerjarig.

Groeit in droge weiden bij de zee.

Prairie junegrass.

Uit www.freenatureimages.eu

=Koeleria macrantha (Ledeb.) Schult. (grote bloemen) ( Koeleria pyramidata) (piramidaal-achtig)

Een vaste plant van 60-120cm die dichte zoden vormt met een paar opstaande, harde stengels.

De tot 5 mm brede bladeren hebben langs de rand en vaak ook op de bovenkant lange haren.

Bloeit van juni tot juli met een 8 tot 16 cm lange pluim met meestal 3 bloemen.

Groeit in graslanden op kalkhoudende grond als in Zuid-Limburg, N. en O Europa.

Duits Grosze Kammschmiele, smal of gewoon fakkelgras.

Naam, etymologie.

Koeleria is zo genoemd naar Georg Ludwig Koeler, een Duitse botanist en professor te Mainz die in de tijd van Napoleon leefde en over de grassen van Duitsland en Frankrijk heeft geschreven, 1765-1807.

Scherpgras of fakkelgras, Duits Rischgras, zie Carex, Pyramiden-Kammschmiele, Engels crested koeleria, prairie junegrass, Frans koelerie.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl