Carapa
Over Carapa
Krappa. vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit J. Galvis.
Naam, etymologie.
Carapa, is afgeleid van caraipe, zijn inlandse naam in Z. Amerika. Ze kunnen 30m hoog worden.
4 soorten komen voor in dit geslacht die in de tropen van oude en nieuwe wereld groeien.
Melilaceae, Mahoniefamilie, bidboomfamilie.
Carapa guianensis, Aubl. (uit Guyana) Mooi is het gewas door de meestal onparig geveerde bladeren van 1m. lang.
Kleine geel/witte en veel bloeiende trossen worden gevolgd door grote, houtige 6-12 kamers bevattende zaden waarin de afgeplatte en noot grote zaden zitten.
Vormt prachtige bomen van een 24m groot uit Z. Amerika, Guyana, Venezuela en Brazilië. Is in1824 beschreven.
Gebruik.
De boom levert uit de vruchten een boterachtig en niet onaangenaam ruikend, maar het zeer bittere carapa vet, (andirobaolie) waar de Indianen zich mee insmeren tegen insecten (krabolie, krappaolie). Ook dient de olie tegen huidziektes van huisdieren en tegen ongedierte, als brandolie en als zeep en bij de Indianen voor het zalven van het haar, als kaars tegen insecten.
Krappa, Engels carap, crab (van Carapa) of andiroba oil plant, andiroba is van Nheengatu taal nhandi rob wat bittere olie betekent, bastaard mahonie vanwege het mooie hout. Duits Andirobabaum. Frans bois calle. Hout vroeger voor scheepsbouw, masten en meubels.
Uit skinhg.homestead.com
Carapa procera DC. (hoog en slank opgroeiend) is een grote boom uit W. Tropisch Afrika en Azië met zeer lange hangende takken, lange bladeren en zwartrode zaden die de boterachtige tulucua olie leveren.
Het hout is als kailcedrahout in de handel. African crabwood.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl