Thymus

Over Thymus

Tijm, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit F. Kohler.

geslacht van kleine struiken of halfheesters, tot 40cm.

Er zijn meer dan 350 tijmsoorten bekend die wijd verspreid zijn over de gematigde zones van Europa, Azië en N. Afrika. Het grootste aantal stamt uit het M. Zeegebied. Verder zijn er talloze kruisingen en cv..

De bloempjes staan meestal in eindstandige aartjes en trekken veel insecten, bijen, aan. De bovenlip is uitgerand, onderlip 3lobbig en afstaand, kelk 2lippig met 3 korte tanden, 4 meeldraden die niet of zeer weinig boven de bloemkroon uitsteken, helmhokjes met breed hoekig helmbindsel.

Planten met kleine gaafrandige bladeren, liggende of opgaand groeiende stengels. Bloemen in schijnkransen tot hoofdjes of aren verenigd.

Lamiaceae, lipbloemige, Menthoideae klasse.

De vele soorten lijken oppervlakkig veel op elkaar. Om ze te herkennen is het noodzakelijk de groeiwijze en de beharing te kennen.

Naar de groeiwijze kunnen ze in 3 groepen ingedeeld worden.

Repentes. Hiertoe behoren soorten die in het voorjaar steriele, kruipende uitlopers vormen, die in het najaar nogmaals tot steriele en kruipende, vaak wortelende uitlopers verlengen. Deze groeiwijze vertoont bijvoorbeeld Thymus serpyllum.

Pseudorepentes. Hiertoe behoren planten met uitlopers, uit de bladoksels van de overjarige uitlopers ontstaan nieuwe kruipende uitlopers die in de herfst in een bloeiwijze veranderen. Bijvoorbeeld Thymus glaber.

Suberect. Hiertoe behoren soorten met opstijgende op opstaande stengels, zonder steriele, kruipende uitlopers. Deze groeiwijze vind je bij Thymus pulegioides.

Naar de beharing kunnen de soorten ook in 3 groepen verdeeld worden.

Holotrichus. De beharing wordt holotrich genoemd wanneer de stengels rondom behaard zijn.

Goniotrichus, de stengels hebben twee niet behaarde kanten terwijl de beide andere kanten behaard zijn, soms bestaat deze beharing uit 2 rijen haren langs de kanten. De beharing van de opvolgende stengelleden is afwisselend zodat dezelfde kant van de stengel tussen de opvolgende knopen afwisselend niet behaard en behaard is.

Mixotrichus, wanneer de stengels rondom onregelmatig behaard zijn, dus niet zuiver goniotrichus.

1. =Thymus vulgaris, L. (gewoon of vulgair) Lancetvormige tot langwerpig/elliptische bladeren zijn 5-8mm lang en 3-4mm breed, de randen wat omgekruld.

Sterk geurende heestertje met opgaande en sterk vertakte, vierkante stengels met beharing, holotrich.

Verlengde trosjes van licht lila/roze bloempjes in juni/juli.

Uit Z. Europa wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1548.

Compactus’ blijft laag, de stengels worden ongeveer 10cm hoog.

‘Golden Dwarf’ verschilt hiervan door de goud/gele blaadjes.

Thijm groeit het liefst op zonnige, kalkarme en steenachtige plaatsen. Door die steenachtige ondergrond wordt de warmte nog meer uitgestraald waardoor het kruid steeds warmer wordt en beter zal groeien en geuren.

Naam, etymologie.

Oorspronkelijk zou de plant afkomstig zijn uit het M. Zeegebied en Klein Azië. Door de Romeinen is tijm naar Engeland overgebracht. De Romeinen gebruikten het om kaas en likeur te kruiden. In de 11de eeuw zou de wilde tijm uit het M. Zeegebied naar het noorden zijn gekomen en de veredelden nog veel later. Dit is de tijm van de zoet geurende tuinen, de tijm van de keuken.

(Dodonaeus) (a) ‘De Hoogduitsers en Neder-Duitsers noemen deze kruiden Thymum, Thijm en ook Thymus, de Fransen du thym, de Italianen thymo, de Spanjaarden tomille, de Engelse tyme, de Grieken Thymos en de Latijnen Thymus en Thymum’.

Thymus komt van thuo: parfumeren. Of van thyo: offeren, omdat het kruid als een wierook gebruikt werd in de tempels. Deze naam werd gebruikt door Theophrastus voor deze plant of voor het bonekruid. De Grieken rookten het als wierook. Maerlant noemt dat geurende hout dat wel stamt van Callitris quadrivalvis, Vent.; ‘Thymus is in de Oriënt een edele boom en ons bekend. Het boek der Koningen doet er van gewag en zegt dat op een dag de koningin van Saba kwam naar Salomon, want ze vernam van zijn grote wijsheid mare en zo bracht ze met haar daar presenten van grote duurte en tijm hout mede. De glossaria zegt, dat dit hout niet rot al is het oud en dat van witheid keert in het heldere gelijk of het een zuil (of kool) ware’.

Isidorus XVII.9.12 en 13: “Thymum appellatur, quod flos eius odorem refert. - Nam flos graece thymum vocatur”.

Volgens anderen stamt het woord van Egyptisch tham: dat woord staat voor het balsemen van lijken.

Of van thumos: kracht of levensgevoel, wat in verband staat met eetlust wat op het aroma zou kunnen slaan.

Dodonaeus (b) ‘De eerste soort hebben we in het Latijn Thymum capitatum genoemd, (Thymus capitatus) dat is tijm met knopjes, hoofdjes of aren, in het Grieks Thymos kephalotos en Thyrsion. Sommige hebben het de toenaam van het eiland Kreta gegeven (daar het zeer veel groeit) en Thymum Creticum genoemd. Thymus van Kreta of Griekse, in het Grieks Thymos of Thymus genoemd en in het Latijn eigenlijk Thymum, wordt voor de echte Thymus van de ouders gehouden en heet in het Italiaans tymo, in het Spaans tomillo salsero of salsero alleen. In het Portugees oregaou de matto, in het Frans thym; in het Hoogduits Welsch en Romischer Quendel, in het Engels thym of Candie’.

Net als Satureja, Kunerle, spanisches Kuttelkraut in Oostenrijk, romischer of welscher Quendela bij Bock: buitenlandse Quendel.

Dodonaeus © ‘De tweede soort heet harde Thymus, in het Latijn Thymum durius naar de Griekse naam Thymos scleroteros die het bij Dioscorides heeft in het kapittel van de Epithymum. Deze is hier te lande met de naam Thymus meest bekend.

Plinius schrijft ook dat er twee geslachten van Thymus te vinden zijn en het eerste is wit en het ander zwarter die hij Thymus candidum en Thymus nigrius of nigricans noemt en hij zegt er noch bij dat de witte voor de allerbeste gehouden wordt en op de bergen of heuveltjes plag te groeien zoals blijkt in het 21ste kapittel van zijn 21ste boek. Welke twee geslachten enige medesoorten van de harde Thymus, dat is ons tweede geslacht, schijnen te wezen want een soort van de harde tijm heeft witachtige bladeren en de andere heeft groene bladeren die men voor de zwarte soort mag houden daar Plinius van spreekt gemerkt dat ze donker groen en niet witachtig, bleek of grijsachtig groen van kleur is. Dan van de onze is de groene goed en lieflijk en de witte onbehaaglijk en zwaar van reuk wat tegen de woorden van Plinius enigszins strijdt. Het is een oud verschil onder de kruidbeschrijvers of onze tijm met die van de ouders overeen komt, maar dat is van Dodonaeus en Lobel en meer andere ter neder gelegd’.

Demuth, Themuth, Thymian, Tymchen, Timian en Zymis, Themuth, klein Zypresse, Frans thym, Duits Thymian, Engels common of pot-herb thyme, onze thym of thijm.

(d) Verder, Duitse Binsuga geldt ook voor andere lipbloemigen, Bienenkraut en Gartenthymian.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Tegen benauwdheid en kuchhoest: Maak een afkooksel van dit kruid met water, maak het zoet met honing en laat hiervan drinken. Of neem poeder van dit kruid zo veel als nodig is, meng het onder gezuiverde honing en laat hiervan een boon groot innemen. Matthiola.

Om de urine en maandstonden te verwekken en om de wormen van de buik af te jagen: Maak een afkooksel van dit kruid met wijn en laat hiervan drinken. Dioscorides, Galenus. Datzelfde afkooksel jaagt de wormen uit de buik, verwekt de maandstonden, laat de vrucht voortkomen en drijft de nageboorte af en laat plassen.

Tegen jicht: Neem van dit kruid zo veel als nodig is, stamp het klein, doe er gerstemeel en wijn bij, meng dit tezamen tot een pap en leg het van buiten op, geef ondertussen van fijn gestampte tijm een half lood met honingazijn in. Galenus, Aetius.

Sommige prijzen Thymus ook zeer om de ogen te verhelderen die duister geworden zijn en belemmerd gezicht hebben als men die met de spijs veel gebruikt en te eten geeft.

Thymus is voor de gezonde lieden ook zeer nuttig, ja zo aangenaam als de zieke want het wordt in de sausen veel gebruikt en bij de spijzen veel gedaan om die een betere smaak en reuk te geven. Alle geslachten van Thymus en vooral die van Kreta zijn zeer goed om alle gebreken te genezen die van zwaar en melancholisch bloed veroorzaakt zijn en daarom is het goed dat diegene die zwaar van geest zijn en zonder reden bevreesd dit kruid dikwijls gebruiken, hetzij met wijn, hetzij met melk want het jaagt de melancholie en zwaar bloed uit het lijf, ja beter dan Epithymus zelf.

Aëtius schrijft dat droge Thymus zeer klein gestoten en een lood zwaar met een kroes honingazijn dat in de apotheken oximel heet ingenomen nuchter door diegene die jicht hebben alle gele vochtigheden en galachtige, ja ook andere vochtigheden uit het lijf jaagt.

Tenslotte zegt Plinius is de Thymus zeer goed drie vierendeel lood nuchter gedronken tegen de zwelling van de manlijkheid.

Olie van Thymus is goed in alle voor vermelde gebreken en vooral tegen tandpijn.

In Spanje plag men de tijm in water te koken en daarmee de wijnvaten te spoelen om de wijn langer te bewaren tegen het bederven.

Men doet de tijm ook in de tonnen of vaten daar men de gekonfijte of gedroogde druiven en rozijnen plag te doen. Thymus is ook zeer goed om de bijen te voeden en om bij de sausen en toespijs te vermengen’.

2. uit commons.wikimedia.org

Thymus herba-barona Loisell ( kruid om baron, soort steak, te laten geuren) is een kruipende plant van 10-25cm hoog die met vele uitlopers zich vermeerdert en verspreidt.

Bladeren van 4-10mm lang zijn donker groen en harig.

Ze bloeien laat in het voorjaar, bijenplant.

Komt uit Corsica, Sardinia en Mallorca.

2 subspecies: Thymus herba-barona subsp. herba-barona. Corsica, Sardinie, Thymus herba-barona subsp. bivalens. Mallorca.

Karwijtijm, Caraway thyme heeft een sterkere geur dan karwij. Kümmel-Thymian.

4. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Thymus serpyllum, L. serpyllum komt van het Griekse herpyllos, herpein: wat kruipen betekent, dit werd in het Latijn serpere: denk aan serpent, ook een kruiper.

Wordt niet meer dan 10cm hoog, zodenvormend, groeiwijze repent en beharing holotrich.

Smal elliptische bladeren zijn 4-6mm lang en 1-2.5mm breed met afgeronde top en wigvormige, gewimperde voet, 7nervig met nerven die aan de achterkant uit puilen.

Bloeiende stengels liggend tot opstijgend met teruggebogen beharing.

Min of meer bolvormige en tot 1.5cm brede trosjes van licht purper/roze bloempjes van 6mm lang met ruig behaarde kelk, bovenste kelkbladeren zijn even lang als breed en lang gewimperd in juni/augustus.

Het is de altijdgroene tijm en is bijna gelijk aan de vorige tijm, Tijm kruipt op zonnige heuvels van Z. Europa, N. Afrika en W. Azië, het is zonnige tijm.

Moet op droge zonnige gronden staan en kan zich dan goed uitbreiden.

Coccineus’ licht karmijnrood, ook is er een vorm met witte bloemen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Hoogduitsers noemen dit gewas Quendel, de Neder-Duitsers quendel’.

Cunila, Chenela, Chonile en Kenula in oud-Hoogduits, Cunnella bij Hildegard, Gundel, Kundelkraut, Kunel bij Bock, Kunel, Kunle, Kudelkraut, Kuttelkraut, Kutenkomel, Quandel, romischer Quendel, Quenela en Kummel bij Bock, De naam quendel stamt uit het Latijnse cunila of conila dat zelf uit het Grieks/Latijn cunila of conila stamt als naam voor een lipbloemige bij Dioscorides en Plinius. Tot de oud-Hoogduitse vormen behoren Kunele, Chunil of Kunle, de vormen met een qu, als bijvoorbeeld in Quenele en Quenel komen sinds de 12de eeuw in het midden-Hoogduits voor en, in het Nederlands als quendel, sinds de 16de eeuw verschijnt de naam kwendel. In het Angelsaksisch is het cunel(l)e. De naam quendel betekent vrouwenkruid. De gelijkbetekenende Poolse naam macierzanka: betekent moederlijke ziel, de geest van de grote moeder. Het is de Moeder der Kruiden. Culpeper noemt de wild thyme dan ook wel mother of thyme. Een kruid onder het beheer van Venus en het teken Aries, daarom voornamelijk toegepast voor het hoofd.

Het heet in het Hoogduits ook Feldkam. Is het woord niet gewoon afgeleid van Quendel? Of is het woord met Satureja (Konele) als met Carum (Kummel) en Anthriscus cerefolium (Kerbel) vermengd? Feldkomelkraut, Feldkolle, Feldkummel Veltchenula, Veltchol, Veltkumig, -kymich, -kymmel.

Dodonaeus (b) ‘De Neder-Duitsers noemen het wilde Thymus en onser vrouwen bed-stroo’.

Liebfrauenbettstroh, Marienbettstroh. Die naam werd later aan andere planten gegeven. Zie onder.

Dodonaeus © ‘De Hoogduitsers noemen het ook Rumel en Rienlin’.

(Dodonaeus d) ‘De apothekers noemen het gewoonlijk Serpyllum, dan sommige van die noemen het ook Pulegium montanum’.

Van polium, wild Boley, Feldpolei, Huhnerpolei, Hunkel-Polei en wilder Polei bij Bock. Boleig, Bohler, Frobulig van polei? De oude Franse schrijvers noemden het pouliot-thym, pillolet en vroeger in Engeland puliall mountaine of pella mountaine.

Dodonaeus (e) ‘De Spanjaarden noemen het serpol en serpillo, de Italianen ook serpillo, de Fransen serpolet of pillolet, in het Italiaans serpollo en serpillo, de Bohemers materij Dausska. Overal worden deze kruiden voor het echt Serpyllum van de ouders genomen en aangezien, nochtans komen ze niet zo goed met de soorten van Serpyllum overeen als met de Saxifranga daar Dioscorides van spreekt want hij zegt dat de Saxifranga een kruid is dat op de Thymus lijkt en aan de steenachtige gewesten groeit. De naam Serpyllum en Herpyllos komt in het Grieks en Latijns van het kruipen’.

Engels serpolet oil plant, running thyme, creeping thyme, Frans serpolet.

Dodonaeus (f) ‘Om deze twee soorten van elkaar te scheiden zal men de eerste soort gewone quendel mogen noemen of liggende quendel, in het Latijn Serpyllum vulgare’.

Dodonaeus (g) ‘De andere soort mag men rechtopstaande quendel heten, in het Latijn Serpyllum alterum of Serpyllum erectum’.

Dodonaeus (h) ‘In het Hoogduits heet dit kruid en Huenerkoel’.

Bij ziektes, Huhnerklee en –kohl bij Bock, ook Hippelkrautchen, Huhnerquaml, Huhnerbolle mogelijk omdat het bij hoenziektes gebruikt werd, het werd onder broedende kippen gelegd zodat ze krachtiger jongen zouden krijgen.

Dodonaeus (i) ‘De Engelse noemen het wild thyme’.

Wilde tijm, Fries wylde time en in Engels wild thyme, Frans thym, Italiaans teino, Spaans tomillo, Pools tym, Deens timian, Duits Wilde Thymian, Sand-Thymian, Feld-Thymian, Deimianche, Deimfanche, Demuth, Dimchen, Thymian, Thymus, wilder Thymian, Wilder Zimt, wilder Zimmet, Zymis.

(j) Een Kranzlkraut omdat er kransen op hoogtijdagen van gemaakt werden,

(k) Maiorana, Buchelmairo, Magaro.

(l) Het groeit op de heuvels en gegeten door schapen, Engels, shephard’s thyme, brother wort of hill wort.

(m) Verder Rauschkraut, werd gebruikt om te roken, Wurstkraut, Feldkümmel, Rainkümmel, Grundling, Keale of Hollaien, .Ameissekruttel; mierenkruid, Kleinknospes, Immenkraut, Immelechrut; bijenkruid, gebruikt voor het uitroken van bijenkorven. Wilder Meron, Zwitsers Chostez.

Gebruik.

Tijm werd gebruikt als een wierook om tempels te laten geuren en te zuiveren. Tijm heeft een grote intensiteit en heeft geen begeleiding nodig van andere kruiden, maar de andere kruiden zoeken gezelschap van tijm. Tijm is een all around kruid voor de cuisine, individueel of in een groep, het zal nooit het feest bederven en heeft de kwaliteit van een overvloedige mixer. Wordt gekweekt als toekruid, gebruikt in soepen, sausen, vissoorten, vlees en likeur en wordt daartoe in huis wel in hangpotten gekweekt.

Tijm is ook een groot medium in de wereld van parfums, is prima geschikt als badwater en heeft genezende eigenschappen. Tijm als tisane brengt gelukkige dromen. In de Alpen is geitenkaas altijd geserveerd met wilde tijm, gelukkig overweldigt de tijm de geit.

Doordat het kruid vaak op arme gronden groeit, zelfs steenachtige gronden, wordt het vaak door schapen gegeten die het eigenlijk niet lusten of alleen als ze zeer hongerig zijn. Doordat ze er veel van aten zou hun vlees geuriger smaken.

Dit kruid montert de mens op. Het is een remedie tegen depressies voor interne ziektes. Een thee ervan voorkomt slechte dromen en de geur geeft kracht en moed. Er kan een thee van gezet worden die goed is tegen hoest en astma, met honing stilt het de maagkrampen. Bij de Grieken was tijmstroop een middel tegen hoesten, het lost het slijm op en om die reden wordt het ook gebruikt in drop.

Tijm is het antibioticum van de armen. In de top van de plant bevindt zich een desinfecterend middel. In de geneeskunde wordt Thyno gebruikt wat uit tijm gewonnen wordt, dit werkt antiseptisch en wordt gebruikt in gorgeldranken, hoestdrop en conserveringsmiddelen. Tijm gaat, net als munt en eucalyptus bederf tegen en wordt gebruikt om bacteriën in het eten tegen te gaan. Het was goed tegen steken van ongedierte. Linnaeus beval het aan tegen pijnen in ’t hoofd. Het wordt net als tuin tijm gebruikt in zenuwversterkende baden, afkooksels en als kruidkussen gebruikt tegen neuralgisch en reumatische pijnen, kop en tandpijnen. De olie werd tegen reumapijnen gebruikt.

Grote verlichting krijgt men uit de gewone tijm gemaakte afkooksel, 20 gram op een kwart liter water, met honing of suiker zoet gemaakt tegen het hoesten van kinderen. Tijmsiroop is een bekend hoestmiddel. In een bad wordt er 50 gram gewone of wilde tijm gebruikt.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 310, 309) ‘Tegen buikpijn, niersteen, opgestopte maandstonden en om de hersens te versterken: Neem van quendel twee handen vol, kook het in wijn tot een pint en laat hiervan een roemertje vol drinken. Of neem het gedistilleerde water van hetzelfde kruid en geef er drie ons van in. Dioscorides, Fuchsius, C. Bauhinus.

Tegen draaiing en pijn van het hoofd: Neem van quendelwater een half mutsje, van rozenazijn een ons en bindt dit met doeken voor het voorhoofd. Dodonaeus.

Quendel vermengt met honing, zoethout, anijs en wijn geneest de droge hoest en versterkt de maag en daarom is het ook goed om bij de spijs en in sausen te doen.

De rook van Serpyllum verjaagt alle vergiftige gedierten.

Hetzelfde water in juni gedistilleerd is zeer goed ‘s morgens en ‘s avonds gedronken de zwaarte van drie ons om het hoofd te versterken, het gezicht te verhelderen en de maag en de hersens kracht te geven en goede appetijt om eten te maken en om alle krimpingen die van winderigheden komen te verdrijven, opent de verstopte neusgaten en oren en geneest de doofheid en breekt de steen.

Wijn, waar het in gekookt is, en gedronken, is goed tegen het in onmacht gaan, tegen druipende plas en de dysurie en tegen steen van de blaas of van de nier.

Als je een pleister van onze vrouwen bedstro met azijn maakt is het goed tegen steken van de bijen en opent het de verstoppingen van de plas weg. Als je daar van drinkt geneest het de verheffing van de lever.

Tegen hoofdpijn leg je op het hoofd en voorhoofd een pleister van onze vrouwen bedstro.

Quendel zuivert het hele ingewand, vooral de longen, en de borst, verwekt de stonden, maar drijft de vrucht af. Is mede goed, dit kruid tussen haar lakens, en rondom haar bed te stoven’.

Uit Ravelingen.

Historie.

(411) ‘Van de plant υΰμος, (θύμος) thýmos, kent Theophrastus een witte en een zwarte soort. Hij voert ze als bijenplant op en zegt ook dat de bijenhouders uit haar een goede honing halen. Het is zonder twijfel dat het hier om een lipbloemige handelt en daarom kan onze plant hier bedoeld zijn, maar deze is onwaarschijnlijk omdat onze plant zeldzaam is in Griekenland. (serpyllum is beter bekend in noordelijke gebieden zoals de naam uitwijst, de ander is dan ook Rooms of buitenlands genoemd) Op een latere plaats zegt Theophrastus dat de thymos op vele plaatsen de geur van έρπνλος, herpyllos, heeft. Dit kruid herpyllos groeit wild, in Sikyon, een stad in Achaja, het werd het van de bergen en in Athene van de Hymettus gehaald en geplant. Hier zou de aan onze tijm verwante Thymus sibthorpi, Bent. (=Thymus glabratus, Ch. et B.) zijn die nog tegenwoordig om zijn bijenkruiden beroemde berg van de oudheid de berg Hymettus groeit. Dioscorides verklaart de naam herpyllos daaruit dat de plant over de aarde kruipt, Grieks herpein: kruipen. Van de geneeskracht schrijft hij dat het de geboorte zou bevorderen. Later zien we ook nog dat vele volksgebruiken aangeven dat het een vrouwenkruid is, een gynaecologisch middel. Ze gold bij hem om de schorpioen en slangen te verdrijven, dat heeft niet alleen het afkooksel maar ook het gebrande kruid. De beroemde teriakel, het tegengift, van koning Antiochus de grote van Syrië, 224 tot 187 v. Chr. bevat naar Plinius ook onze plant. De samenstelling van dit middel staat in verzen op een steen bij de ingang van de Aesculapius tempel op het eiland Kos. Cato schrijft als men de runderen gezond wil houden dat ze elk jaar als de druiven rijp worden een drank moet ingeven dat een uit wijn gemaakte mengmiddel is van een afgestreken slangenhuid, spelt, zout en onze plan. Een oud cultuurgebruik, zout, meel spelen ook bij offers een grote rol, is het hier al een demon verdrijvend middel? De slangenhuid zal een verjongingsmiddel zijn die de dieren ingegeven werd om ze voor gebreken van ouderdom te behoeden. Naar Gargilius Martialis in de 3de eeuw na Chr. wordt het kruid in eten gemengd zodat de snijders als ze door de hitte van de middag vermoeid inslapen van giftige dieren gevrijwaard blijven. Naar Marcellus Empiricus noemen de Galliërs het serpullum (serpyllum) ‘gilarum’, het moest tegen mondgeuren in nuchtere toestand een tijdje gekauwd en dan ingeslikt worden. Met de plant thymos zou men naar de arts Alexander uit Tralles (Lycië) in de 6de eeuw te herkennen zijn of een epilepticus te helen was of niet. Als men hem namelijk als hij neergevallen is de thymos geeft en hij herstelt zich dan is hij te genezen, zo niet dan is het niet te genezen.

Omdat we nergens met zekerheid bij de oude schrijvers onze plant herkennen, zonder dat het om verwante soorten zouden kunnen gaan, zo kan er geen twijfel zijn dat met de Latijns/Griekse naam serpillum van de H. Hildegard onze plant bedoeld wordt. Dat ze in de middeleeuwen zeer bekend was blijkt wel uit de vele namen die ze draagt.

Brunfels noemt bijvoorbeeld Quendel, Kyenlin, Hunerkol, Hunerklee, Hunerserbe, wilder boley en unser frawen Bettstroe.

Dat laatste als vrouwenkruid en vandaar ook Marikenbettstroh, Marienbettstroh (zie Galium). In Deens Voor Frues sengehalm, Engels our Ladies bedstraw, (voor Galium verum) en onze Onze-Liewe-Vrouwe-bedstroo. Een Vlaamse legende zegt dat onze lieve vrouw moest als kind op een zeer hard bed slapen want haar ouders waren zeer arm. Toen zei op zekere dag haar moeder, de H. Anna, het bed van mijn kind is werkelijk te hard, ik zal eens kijken of ik niet ergens anders een zachter bed vinden kan. Ze ging uit en kwam in een zeer droge plaats waar veel tijm groeide, ze verzamelde het en maakte er een zacht bed van. Sindsdien verzamelen de kinderen het kruid en zeggen dat onze lieve vrouw daarop gerust heeft. Naar een andere sage maakte Maria daar het bed in de kribbe van. De Tiroolse naam is Karwendel voorde Quendel. Hier hebben we een woord waarin dezelfde stam steekt die in Karfreitag (Goede Vrijdag) De eindiging wendel is een Latijnse afstamming zoals in de gelijkluidende lavendel. De stam kar, dat in Gotisch kara: zorgen betekent, verschijnt in het oud-Hoogduits als chara: (Engels care) treur of verdriet. Omdat Karfreitag de dag is waarop de mensen klagen of treuren over het heengaan van de Heer, zo is het een kruid dat in modern gebruik alle zorgen en verdriet wegneemt. Het geldt in Tirol ook voor een zeer vroom kruid wiens bezitter geen kwaad kan overkomen. Maria zou zelf, bij haar moeizame gang over de bergen, zich op het kruid neergezet hebben en ze voor alle anderen bevoordeeld hebben. Ook een krans ervan placht ze te dragen. Ook in dit beeld is de heilige Maria eigenlijk de oud Germaanse Freya en hier te herkennen in de vorm van vrouw Holle. Ze is de “zoekende”, een Germaanse Demeter die de mensen overal cultuur bracht en zich eens vermoeid op het zachte en weke kruid neergezet had. Het vermoeden dat hier een rolwisseling heeft plaats gevonden wordt door Silezië en andere naamgevingen als bijvoorbeeld Unserer lieben frauen Bettstroh, zoals het zich in Brunfels herbarium bevindt, bewaarheid. Hetzelfde gebruik is al in de klassieken terug te vinden. In de oude heidendom bracht men in de stad Eryx op Sicilië, die een beroemde Venustempel had, de tijm gelijk met rozen in sierlijke biezen korven aan deze godin als offer. Ook de Hetären naam Herpyllis, (zie herpyllos; tijm) zou op zijn afrodisiaca werking wijzen. Herinneren we verder dat de oude artsen de tijmsoorten op het geslachtsleven van de vrouwen invloed heeft, een geloof dat nog niet geheel verdwenen is (Marzell 1930) want in Rusland wordt het nog tegen alle vrouwenziektes gebruikt. Net zo gebruikt men in Vogtland de op Johannisdag verzamelde takken als thee bij de bevalling. Uit de Rheinpfalz wordt verhaald, dat toen een meisje lange tijd aan menstruatiepijn lag ze een mooie bloeiende tijmstruik voorbij ging dat haar de slaap overviel. Ze legde zich er op en sliep direct in. Mensen die langs kwamen zagen uit het meisje mond een dier kruipen. Ze wilde haar wekken maar hielden zich terug en bekeken het dier wat op een pad leek. Het dier (de baarmoeder) ging naar de tijm, krabbelde wat rond, maakte zich schoon en kroop dan weer in de mond van het meisje terug dat vlak daarna wakker werd en gelijk gezond was. Als verklaring van deze sage geldt dat vooral in Beieren/Oostenrijks gebied het volk de baarmoeder als pad voorstelt waarom ook in de kerken bij baarmoederpijnen wassen padden geofferd worden. Bij voorgaand voorbeeld sluit deze sage goed aan, een moederkruid waarop men slaapt en geneest.

Bij de Slavische volkeren is een wijd verspreide naam die ook uit de gynaecologisch betekenis van de plant komt, het zieltje van de moeder, =Pools macierza dusza, Boheems materina duska, Servisch majinka dusica. Isidorus schrijft in de 6de eeuw na Chr. ‘Herpillus quae apud nos Serpillus vocatur eadem et Matris animula (zieltje van de moeder) quod menstrua moveat’. Hofler houdt deze matris animula voor een Latijnse overzetting van een Keltisch/Gallische vulgaire betekenis wat is het verband van Isidorus met de Slavische namen, zou ook niet de Engelse naam van de plant, mother of Thyme, daarmee in verbinding staan. Het kruid werd toch ook bij dieren ingegeven bij verlossingen, Kindlkraut.

Het wordt wel Onser Vrouwen Bedstroo genoemd, omdat vrouwen het in bed gebruikten vanwege de geur, voornamelijk omdat het als een echt vrouwenkruid in gebruik was bij vrouwenziektes. Het kruid zou de verlossing bespoedigen, zelfs miskramen.

Symbool van moed.

De oude Griekse thumon was een symbool van thumos: moed, en zij geloofden dat de plant bezielende krachten had vanwege zijn geur die de geest opwekt. Het vernieuwde de geest van dier en mens. Het zou de Thursion zijn, de thyrsus staf van de Grieken, een staf omwonden met bladeren en bloemen. Die werd door de goden gedragen als wapen of waardigheidsteken evenals bij de Bacchanten die er elkaar mee sloegen. Bacchus deed met zijn staf wijn uit de rots springen zoals Mozes eens deed met water. Dodonaeus vereenzelvigt het Thursion met Thymus cephalotus omdat dit kruid “ op zijn steelkens een rondachtigh bolleken draagt’ .

Tijm was geassocieerd met vermoorde mensen wiens zielen in de bloemen verhuisden. Dan herinnert men de oude spreuk: tijm en ruit groeien naast elkaar in de tuin. In Wales werd tijm geplant op de graven. Het is een grafplant voor de Oddfellows die tijdens begrafenissen takjes dragen en die op de kist van hun collega laten vallen.

Tijm mag een oer kruid genoemd worden want het was het eerst ontdekt bij Athene op de klassieke berg Hymettus. Daarom wordt het geserveerd met honig van de berg Hymettus, honig die gemaakt was door de bijen van Athene die zich voedden op de tijm. Tijm levert een goede bijenhoning en men wrijft dit kruid ook wel van binnen in de korf als men het voor de bijen aangenaam wil maken.

Het was niet alleen het symbool van moed, maar ook van stijl, sier en elegantie. Hij die ‘de geur van tijm’ bij zich draagt was een hooggeprezen term, die had aanzien. Het was de meest mannelijke geur bij de Atheners en Romeinen. Heren parfumeerden hun lichaam er mee na het baden. Tijm was het symbool van moed en dapperheid. De soldaten baden zich in water wat gemengd was met tijm om meer moed en kracht te krijgen. Zelfs tot de riddertijd borduurden de dames nog takjes tijm met een bij op de sjerp van een ridder. In de middeleeuwen gaven de knechten hun dames een stukje tijm als aandenken. Een afbeelding van een tijmspruit werd gewoonlijk op een scherf afgebeeld die aangeboden werd als een vaarwel geschenk van de lover voor zijn vertrek naar kruistochten of ander vooraanstaand vertrek.

De rook van tijm dreef als een wierook van de tempels en openbare gebouwen in de klassieke tijd. Plinius zegt dat als het verbrand wordt alle venijnige creaturen verdrijft. Zijn antiseptische kwaliteiten werden door de ouden goed begrepen. Het versterkt de longen. De Romeinen waren dol op tijm in kaas en ze geurden er een likeur mee.

Shakespeare.

Shakespeare in Midsummer’s Night Dream “where the wild thyme blows” met de “nodding violet” en de “luscious woodbine”.

Tijm met zijn goddelijke geur die opgaat naar de hemel. Tijm de kruipende, de vertrapte, de verkruimelde. Tijm de zonnige, de opbeurende. Tijm de honing uit het paradijs. Tijm de elvenplant, de zoete, de zachte tijm, het tapijt waarop koningin Titania kon liggen en dromen. Tijm geliefd door bijen, symbool van zoetheid.

Zo spreekt Milton in Lycidas, meer geïnspireerd door de naam:

“desert caves

With wild thyme and the gadding vine o’ergrown”

Vondel, De Heerlijckheyd van Salomon

‘O, aller schoonste uw zelve aan ons wilt melden

Wie de tortel, mus en duif uw bij dag en nacht vergezellen

Met groter eerbied, wiens gouden vlechthaar blinkt

Dat met rozen, tijm en mirten is omringd’.

Vondel, Groete aen den heer G. Staeckman;

‘Na dat hij, als een honing bij

Nu zwanger van het Duitse rijm

Uit puik van Roomse en Griekse thijm. (overdrachtelijk gebruikt als een fijn voortbrengsel van de poëzie)

Zich vol gezogen heeft en zat’.

Vondel, Ter bruiloft van Joan Six en Joffer Margarite Tulp;

‘Omhelst, en onderhoudt met vriendelijke togen

En dauw de geur, uit thijm van poëzie gezogen

Daar het bij wijlen, ’t hart en zijn verliefde geest

Met geuren sterkt, en witte en rode rozen leest

Op haar ontloken wang’.

Folklore.

Net als andere wel riekende kruiden is het een demon werend kruid, dat zegt ook de naam Teufel vertreibt, en behoort met de marjolein tot dezelfde groep. In Tirol zegt men dat het kruid gewijd is en behoedt voor aanspiegelen van alle boze geesten. Eens ging een boerin naar het dorp om zich te laten voorzeggen. Ze had niets gewijds bij zich. Daar komt ze bij een onheilspellende plaats waar er altijd geesten waren. Toen riep ze plotseling, hef je op, hef je op. Naast haar kwam een antwoordt, ik kan niet, ik kan niet, is zit vast op een Karwendelstock. Tegen de grens van Oostenrijk is de volgende sage zeer bekend. De duivel wilde in de vorm van een jager een meisje vervoeren en was al bij haar venster gekomen, het zou bijna zover zijn. Maar toen ze eens na een nachtelijk bezoek aan de paardenvoet dat die liefhebber de duivel was zag zette ze een kruis van tijm, ereprijs en tegen de dood op het hoofd en zette net zo als struik voor het venster. Toen nu de boze zijn liefste weer bezoeken wilde moest hij er ver van blijven, krans en struik lieten hem niet in het venster komen en zong Hu’lkraut, Ehrenpreis und Widertat (tegen de dood). Habn mich um mei Herzliebste bracht draaide hij om en is niet meer te vinden.

Op Drievuldigheidszondag wordt het kruid om 12 uur stilzwijgend geplukt en naar huis gebracht. Dit allemaal zonder stromend water over te steken, die onttrekt de krachten aan de plant. Men vlecht er kransen van die men tegen alle ongeluk in huis en stal ophangt. In andere streken hangen jong meisjes tijm kransen, die eerst in processie op Sacramentsdag op het hoofd gedragen zijn, aan de slaapkamervenster om niet door het boze in de gedaante van een aardige jongeman verleid te worden. Dit laatste klinkt ongelooflijk, beter deden andere meisjes het op St. Agnesavond en dan is het een liefdesmiddel als deze formule gerepeteerd wordt: “St. Agnes, is vriendelijk voor verliefden, kom, genees de pijnen van mijn geest”.

In Frankrijk is het een van de kruiden van St. Jan.

4. uit www.wildgingerfarm.com

Thymus x citriodorus Pers. (citroen geurend) is de citroentijm, lemon thym, een kruising tussen Thymus pulegioides x Thymus vulgaris, wordt 20-40cm hoog.

Sterk naar citroen geurende plant. Groeiwijze suberect, beharing mixotrich. Verschilt van vulgaris door de ongelijke stengelbeharing en bredere, aan de voet wat gewimperde bladeren, van pulegioides door ongelijk behaarde stengels, meer 3hoekige bladeren en wat behaarde kelk met niet gewimperde bovenlip.

Is beschreven in 1820.

Argento-variegatus’ met wit gerande tot wit gevlekte bladeren. Hiertoe behoort;

‘Silver Queen’ met zilverwitte bladeren.

Var. aureo-variegatus of ‘Aureus’, met geel gerande tot geel gevlekte bladeren.

Naam.

De citroentijm, Zitronen-Thymian, Engelse lemon thyme. Dit heesterachtig bosje heeft een naar citroen ruikende geur. Andere tijmvormen geuren weer heel anders, samen geven ze een scala van geuren. Tijm is er in meerdere allerheerlijkste geuren. Een idee voor een geurtuin?

Hybriden ervan geuren weer anders etc.

4. uit G. Oeder.

Thymus pulegioides, L. (poleiachtig) Fors groeiende plant, groeiwijze suberect en beharing goniotrichus.

Heeft een lossere zode waar alles dunner en slapper is dan bij de gewone tijm.

Eivormig/elliptische bladeren zijn 7-10mm lang en 4-6mm breed, stomp en aan de voet gewimperd.

Opstijgende stengels zijn vierkant en ongeveer 1mm dik.

Verlengde bloemtrosjes met de onderste bloemkransen vrij ver van elkaar, purper/roze bloempjes met gewimperde kelkbuis en bovenste kelktanden die langer zijn dan breed en gewimperd in juni/augustus.

Uit Europa wordt tot een 30cm hoog.

Thymus pulegioides subsp. chamaedrys (Fr.) Gusul., (kleine eik) heeft eivormige bladeren die aan de voet gewimperd zijn en een meer bolvormige bloeiwijze. Thymus pulegioides subsp. effusus (Host) Ronniger, (uitgespreid) Thymus pulegioides subsp. pannonicus (All.) Kerguélen, Coll.(uit Hongarije) Thymus pulegioides subsp. pulegioides, Thymus pulegioides nothosubsp. pilistensis (Borbás) ined. (Thymus pulegioides subsp. chamaedrys × Thymus pulegioides subsp. pannonicus)

Thymus pulegioides subsp. montanus (Benth.) Ronniger, (Thymus montanus, W.& K. (van de bergen) (Chamaedrys montanus)

Suberecte groeiwijze, beharing goniotrichus.

Opgerichte stengels zijn vertakt.

Eivormige bladeren zijn dik en 10-18mm lang, gewimperd, de nerven puilen aan de achterkant uit.

Verlengde bloeiwijze met de onderste bloemkransen vaak vrij ver van elkaar, licht purperen bloempjes in juni/augustus.

Uit de Balkan wordt 15-30cm hoog.

Berg-Thymian.

‘Splendens’ is donker purperroze.

Naam.

Grote tijm, Duits Gemeiner Thymian, Arzneithymian, Breitblättrige Thymian, Quendel-Thymian, Feld Thymina, Engels large thyme, Frans serpolet commun.

4. uit www.provenwinners.com

Thymus lanuginosus, Mill. (wollig of zacht behaard) De wolthijm vormt dichte zoden, groeiwijze repent, beharing holotrich.

Smal elliptische bladeren zijn 4-5mm lang en 2-3.5mm breed met wigvormige voet en 7nervig, aan beide kanten grijs wollig behaard.

Eivormige en tot 1.5cm brede trossen met lila/roze bloempjes, kelk is ongeveer even lang als breed en dicht wollig behaard in juni/augustus.

Uit Z. Europa en Engeland wordt 4-8cm hoog.

Naam.

Woolly, lemon of downy thyme, wol tijm.

5. uit www.dijitalimaj.com

Thymus hirsutus, Bieb. (ruw behaard)

Zodenvormende plant, groeiwijze repent, beharing holotrich.

Lijnvormige bladeren van 5-11mm lang en 0.5-1mm breed met omgekrulde randen, aan beide kanten afstaand grijsachtig behaard, bladeren, kelk en bloemkroon dicht klierachtig gestippeld

Bolvormige trosjes van kleine, roodachtige bloempjes met behaarde kelk in juni/augustus.

Uit de Kaukasus wordt 3-6cm hoog.

Var. doerfleri (Ignaz Dorfler, Oostenrijke botanicus) met bloeiende stengels van 5-9cm hoog.

Var. neiceffii wordt 5-6cm hoog met karmijn/roze bloempjes en roodachtige kelk.

Uit www.dijitalimaj.com

Thymus x marschallianus Mill. (Fr. A Marschall von Bieberstein, Duitse botanicus, 1768-1826) uit Groeiwijze suberect, beharing holotrich.

Lijn/lancetvormige bladeren zijn 18-20mm lang en 3mm breed, aan de voet gewimperd, dunne nerven.

Opgerichte stengels zijn bovenaan afstaand en onderaan met teruggebogen haren.

Verlengde en ca. 1cm lange trosjes met bleek rode en aan de buitenkant behaarde bloempjes, behaarde kelk in juni/augustus.

Uit Kaukasus en Balkan, wordt 20-40cm hoog.

Uit commons.wikimedia.org

Thymus praecox Opiz (vroeg) is een kruipende vaste plant van 5-10cm hoog met een tamelijk losse zode.

Vrij dikke, stijve, van boven behaarde bladeren zijn elliptisch tot bijna rond en hebben aan de onderkant licht verdikte nerven.

Rood paarse geurende bloemen in juni en juli in een schijnkrans.

Groeit op kalkhoudende gronden. ‘Doone Valley’, Minus’, ‘Pseudolanuginosus’. =Woltijm, woolly thyme.

Thymus praecox Opiz subs. arcticus Jalas, (van het Noorden) (Thymus neglectus Ronn (onopgemerkt) Thymus pycnotrichus, Ronn. (dicht opeen gedrongen behaard) Groeiwijze repent, beharing goniotrichus.

Smal elliptische bladeren zijn 3-5mm lang en 1.5-2.5mm breed met afgeronde top en 7nervig, nerven puilen aan de achterkant uit, aan de voet vaak gewimperd.

Bolvormige en tot 1.5cm brede trosjes van karmijn/purperen bloempjes met ruig behaarde kelk, bovenste kelkbladeren zijn ongeveer even lang als breed en gewimperd in juni/augustus.

Uit Engeland wordt 3-9cm hoog. ‘Hall’s Woolly’, ‘Languinosus’, wollige tijm, woolly thyme.

Thymus praecox Opiz subsp. britannicus (Ronniger) Holub (uit Brittannië, Engeland) (Thymus britannicus, Ronn.) wordt 10-15cm hoog.

Zodenvormende plant, groeiwijze is repent, beharing goniotrichus.

Lancetvormige tot smal elliptische bladeren zijn 4-6mm lang en 1.5-3mm breed met afgeronde top en wigvormige voet, 7nervig met behaarde bovenkant.

Talrijke ronde, 1.5cm lange trosjes van karmijn/purperen bloempjes met ruig behaarde kelk in juni/augustus.

Naam.

Kruiptijm, Duits Feldthymian, Frühblühenden Thymians, Engels creeping thyme, hairy thyme, Frans thym chevelu, thym des Alpes. . (Thymbra capitata, Coridothymus capitatus),

Thymus capitatus.  (Thymbra capitata, Coridothymus capitatus), Het is de tragoriganum of bokorego van Kreta. De tragoriganum van Spanje is Sideritis tragoriganum.

Groeit in het M. Zeegebied, N. Afrika.

Wordt 20-50cm hoog met opgaande of oplopende stengels.

Tegenoverstaande gave bladeren.

Purperen roze bloemen in mei-augustus.

Mediterraanse tijm, Mediterranean thyme.

Naam, etymologie.

Thymbra, Grieks thymbra, voor een kruid die we nu kennen als Satureja thymbra, of naar een plaats van een stad in Lydië, bij Troje, waar ze vochten tegen de Perzen, of van thymos; geest, ziel.

Planten.

De meeste soorten worden als grondbedekker gebruikt in borders of rotstuinen. De kruipende vorm, de mogelijkheid om op droge plaatsen te groeien en de kleur van het blad maken ze geschikt voor velerlei gebruiken.

Ze zijn gemakkelijk te vermeerderen door scheuren in april/juni. Stekken kan in augustus/september zonder groeistof. Zaaien bij 20 graden. De vormen komen niet zuiver uit zaad terug.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/