Teesdalia
Over Teesdalia
Klein tasjeskruid, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit J. Kops, www.bioLib.de
Teesdalia nudicaulis, R. Br. (naak stengelig, zonder haren.)
De bladeren staan meestal in een wortelrozet en zitten dicht tegen de grond. Ze zijn liervormig en veerspletig tot veerdelig.
Kleine witte bloempjes met ongelijke kroonbladen komen in april tot juni.
Hauwtjes zijn plat en omgekeerd eirond met een uitgerande top.
Een klein plantje van 10cm.
Een- of tweejarig die op droge zandgronden voor komt van West en Midden Europa.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
Naam, etymologie.
Teesdalia is genoemd naar de Engelse botanist Robert Teesdale, auteur van een flora over Castle Howard.(1740-1804)
Klein tasjeskruid, zelfde familie, Fries leppeltsje. Duits Teesdale, Nacktstängeliger Bauernsenf, Bauernsenf, Frans téesdalie à tige nue, Engels shephard’s cress, pepper cress, naked stalked teesdalia.
Matthiolus; ‘Het heeft even de kracht zoals de kers en groot bezemkruid, echter zoals Galenus en Democritus betonen, is het vooral en voortreffelijk goed tegen de jicht of voetenpijnen, dat kruid gestoten en op de gebreken gebonden, dan het trekt de boze vochtigheid van grond uit op de huid, alzo dat ze rood wordt en blaartjes gewint waaruit diezelfde vochtigheid vloeit.
Ettelijke zeggen: ‘Zo men deze wortel aan hals hangt beneemt ze de smarten der tanden.
Dit kruid heet Grieks en Latijns Iberis. Tsjechisch Stenicnijk.’
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/