Theobroma

Over Theobroma

Cacaoboom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Dit geslacht bestaat uit kleine bomen die voorkomen in tropisch Amerika. Het geslacht heeft vermoedelijk zijn oorsprong in het westelijke Amazonebekken, daar waar men de meeste soorten in of nabij dit gebied vindt. Enkele komen echter voor ten zuiden van het Amazonebekken of in centraal Amerika.

Grote, dikke en sterk generfde bladeren.

Kleine bloemen die in sommige soorten op de takken staan, meer dan in de oksels.

Een 20 soorten omvat dit geslacht.

Sterculiaceae, nu Malvaceae.

De grootste hoeveelheid chocolade komt van Theobroma cacao, ook van Theobroma pentagona, (5 hoekig) Theobroma speciosa, (mooi) Theobroma angustifolium, (smal bladig) en de nauwste verwant, Triboma bicolor, (twee kleurig)

Theobroma pentagona lijkt op de eerste, Theobroma cacao, misschien is die nog wel beter in geur.

Dit soort is bekend als alligator cacao naar de grappige overeenkomst van zijn huid met die van de alligator. De buitenste schaal van de peulen zijn zacht en worden gemakkelijk gebroken en geven niet zo’n goede bescherming aan het interieur als bij de eerste vorm. Vaak groeien die twee samen en worden gemengd aangeboden.

De monkey cacao komt voornamelijk van Theobroma speciosa. Deze cacao komt vrijwel nooit in de handel en is inferieur in kwaliteit met een onaangename geur.

=Theobroma cacao, L. (cacao) de cacaoboom is een struik/boom van 6-10m, wijd vertakt en altijdgroen.

De boom heeft dunne en papierachtige bladen die zeer zacht zijn in jonge toestand.

De kleine rode bloemen worden geproduceerd aan oude stam en takken.

Ze worden gevolgd door gele en rode, peulachtige vruchten die 50 of meer zaden bevatten.

De plant bloeit tweemaal per jaar.

De cacao groeit graag in de beschutting van andere struiken als de koffiemama. (Erythrina)

De boom kan een 80 jaar oud worden.

Is gevonden aan de voet van de Andes, Amazone en Orinoco.

Er zijn drie typen in cultuur, respectievelijk ‘Criollo’, die gebruikt werd door de Maya’s die nu een 10% levert die minder bitter en aromatischer is dan de anderen, ‘Forastero’ levert 80% en is sterker en levert zo goedkopere producten, Trinitario, is een hybriden van die 2 en levert 10%, verder was er ‘Calabacillo’.

De vruchten rijpen het gehele jaar door aan lang gerekte trossen. Bij rijpheid worden de zaden uit de peul genomen en ondergaan een lichte fermentatie, na in de zon gedroogd te zijn krijgen ze een bruine kleur. Onder het drogen werden ze wel besprenkeld met water, bestoven met rode aarde en geregeld gedraaid om ze zo een hogere waarde te geven.

Naam, etymologie.

(a) Theobroma, komt van theos: een god, en broma: voedsel, poëtisch voedsel voor de goden. De zaden hiervan zouden door de hemelse tuinman Quatzalcoult naar de aarde gebracht zijn. ( of Xochiquetzal, de godin van de vruchtbaarheid, die dronk xocoatl.)

(Dodonaeus) (b) ‘Cacao of cacavate dient in West-Indië voor geld’.

De soortnaam stamt van het Mexicaanse cacauatl, cacauare is de vrucht en cacahoaquahuitl is de boom. De Azteken noemden het gewas cacaoxochitl. Het woord chocolatl schijnt afkomstig te zijn van een Mayo taal, een taal van stammen die in Yucatan en Guatemala woonden waar men de oorsprong van het woord zoekt.

Het Mexicaanse chocolalt werd in 16de door de Spanjaarden chocolate genoemd en hieruit ontstond via het Portugese het Franse woord chocolat en Engels chocolate het Duitse Schokolade wat in het Nederlands chocolate werd. Dit woord werd in 1605 in het nieuw Hoogduits, onder invloed van limonade tot Chocolade. Tegen het einde van de 17de eeuw gaf er op een hoffeest in Marly, Duitsland “Schenck-keller von Schockolat, von Limonaden und....

Bij ons is het ook bekend als cacao, bij de Engelsen werd het ingevoerd, door verwarring met de kokosnoot werd het cocoa genoemd.

Gebruik.

Napoleons gewoonte om chocolade en koffie te mixen wordt nog vaak in Frankrijk aangeboden als het middel om je kracht te laten toenemen.

Het werd gebruikt als een versterkende drank, maar zou niet geschikt zijn voor mensen wiens bloed te zwaar, dik of olieachtig was of van galachtige nature, dan zou de drank hen nadelig zijn.

Een minnedrank werd eruit gemaakt, met wat vanille, kaneel en witte suiker plus wat ambergrijs in water of melk.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De vruchten zijn als amandels en als die uit hun harde steenachtige schil genomen zijn gewonden zijn met een zwart dun vliesje en mogen in twee of drie delen overdwars gescheiden worden en zijn bruinachtig van vlees en met asgrauwe aderen doorregen, tezamen trekkend en onlieflijk van smaak. Dan de hele vrucht is in hauwen gesloten als kauwoerden en zo dik en breed als komkommers en als die rijp is dan schudden ze die uit hun bolsters of hauwen en leggen ze die in de zon op matten totdat alle vochtigheid opgedroogd is. Maar als ze er een drank van willen maken dan drogen ze deze vruchten in een aarden pan of pot op het vuur of ze stoten ze daarna goed klein en doen ze in schotels die van flesvormige boomvruchten gemaakt zijn en gieten er geleidelijk aan water over en daarop strooien ze poeder van Brazilië peper en maken er een drank van die wat bitterachtig is, verzadigt en verkoelt, maar geenszins dronken maakt, ja heel onlieflijk is voor diegene die hem ongewoon zijn, nochtans hebben de West Indianen geen waardevollere of aangenamere drank, ja geven het te drinken aan diegene die ze eer en vriendschap willen bewijzen.’

Historie.

De zaden worden gebruikt om er dranken van te maken. Vanouds werden ze al zo gebruikt, de oorsprong is niet meer te achterhalen. Ten tijde van de verovering van Mexico, in 1519 door de Spanjaarden, was het daar al sinds onheuglijke tijden bekend als volksdrank.

Bij Montezuma werd de drank chocolatl (latl: water) gedronken, die drank werd in gouden bekers gedronken en moest wel zeer kostbaar zijn. De Azteken gebruikten de bonen als een soort munten die bij de bemiddeling van kleine handel dienden. Voor 4 boontjes kreeg je een grote pompoen, voor 10 een konijn en voor 100 een slaaf. Een compleet muntstelsel was op de bonen gebaseerd, de countle was 400 zaden, de xiquipil, 8000 zaden en de carga 24000 zaden. De stad Tabasco betaalde een jaarlijkse belasting van 2000 xiquipils aan Montezuma. Cacao bonen waren een rituele drank en een betalingssysteem in de pre-Columbian Mesoamerican civilisatie. Op een tijd ontving het Azteekse rijk een jaarlijkse schatting van 980 ladingen (xiquipil in Nahuatl) cacao. Elke lading vertegenwoordigde exact 8000 bonen. De waarde van kwaliteitsbonen was zo dat met 80-100 je een nieuwe mantel kon kopen. Dat betaalmiddel was er in het hele Azteekse rijk en in sommige gebieden als in Yucatán werden cacao bonen nog tot 1840 gebruikt in plaats van munten.

De Maya geloofden dan de kakaw (cacao) ontdekt was door de goden in een berg dat ook ander heerlijk voedsel bevatte die de Maya’s gebruikten. Volgende de Maya mythologie gaf het gepluimde serpent de cacao aan de Maya nadat mensen geschapen waren uit maïs door de goddelijke grootmoeder godin Xmucane (Bogin 1997, Coe 1996, Montejo 1999, Tedlock 1985). De Maya’s vierden elk jaar een feest in april ter ere van hun cacaogod, Ek Chua, een gebeurtenis waarbij een hond werd geofferd met cacao stippen en vlekken met het offeren van cacao, veren en wierook en giften. In een vergelijkbaar verhaal ontdekte de Mexicaanse (Azteken) god Quetzalcoatl cacao (cacahuatl: “’bitter water”’), in een berg die gevuld was met andere voedselplanten (Coe 1996, Townsend 1992). Cacao werd regelmatig geofferd aan Mexicaanse goden en de Madrid Codex beeldt priesters af die hun oorlellen doorsteken (autosacrifice) en bedekken de cacao met bloed als een geschikt offer voor de goden. De cacao drank als ritueel werd alleen door mannen gebruikt, het zou giftig zijn voor vrouwen en kinderen. Er worden verschillende mixen van cacao in oude teksten beschreven, ceremonische, medische en gewone gebruiken. Sommige mengsels bevatten maïs, chili en vanille pindaboter en honing.. Archeologische bewijzen, wel relatief zelden, zijn gekomen van de ontdekking van hele bonen te Uaxactun, Guatemala (Kidder 1947) en van houtfragmenten van de cacaoboom te Belize inclusief Cuello en Pulltrouser Swamp (Hammond and Miksicek 1981; Turner and Miksicek 1984). Ook in keramische vazen heeft men sporen van theobromine gevonden uit Puerto Escondido, Honduras (1100 - 900 v. Chr.) en te Colha, Belize (600-400 v. Chr.) , zo ook uit 400 v. Chr., uit een tombe in de archeologische plaats te Rio Azul met afbeeldingen.

De eerste Europeaan die cacao zag was Christopher Columbus en zijn zeelui in 1502 toen ze een kano in beslag namen te Guanaja dat een hoeveelheid van mysterieuze amandelachtige zaken bevatte. De eerste Europese vermelding kwam in de vorm van een drank bij de ontmoeting met Montezuma in de hoofdstad van de Azteken te Tenochtitlan in 1519. Cortez en anderen noteerden de vaste hoeveelheid van deze drank die de Azteekse heerser gebruikte en hoe het ervoor voorzichtig gemengd werd door zijn hofhouding. De oude Mexicanen gebruikten voor de bereiding van de drank zelden honig, meestal kruiden zoals de Mexicaanse peper. Vooral werd Quararibea funebris gebruikt waarvan de gedroogde bloemen een sterke specerij leveren met een fenegriek geur. Het nederige volk gebruikte ze om de pozonque, een dikke en geurige drank van chocola, met maïsmeel en water te kruiden. De Spanjaarden vonden er eerst niets aan, ze werden echter gedwongen door Cortez die had gemerkt dat je door een kop cacao te drinken in staat was om een hele dag te marcheren. Pas na het gebruik van suiker en vanille vond er een snelle verspreiding plaats.

Bonen en andere producten kwamen naar Spanje, maar het lijkt dat de drank die ervan gemaakt werd pas op het Spaanse hof in 1544 door Kekchi Maya edelen geïntroduceerd werd via Spaanse Dominicaanse broeders om prins Philip te ontmoeten (Coe and Coe 1996). Het kwam zo naar het hof van Karel V waar al snel fabrieken ontstonden die de bereiding van de bonen vervolmaakten. De Spanjaarden hielden de bereiding van chocolade eerst geheim. Pas in 1606 toen Carletti, na een lang verblijf in de west terugkeerde, werd het geheim ontsluierd. Het gebruik verspreidde zich nu in korte tijd over Europa. Antonio Carletti voerde in 1606 de fabricatie in Italië in en via Italië kwam de verspreiding naar midden en noord Europa. Naar Frankrijk kwam het vanuit Spanje en is mogelijk meegekomen met Anna van Oostenrijk, de gemalin van Lodewijk XIII. De vraag naar die drank bracht Frankrijk er toe om plantages te stichten in de Xaribben, de Spanjaarden naar de Filippijnen. De naam kreeg een wetenschappelijke vorm in 1753 door Linnaeus die het Theobramo cacao noemde.

Eerst bij Lodewijk XIV werd het gebruik algemeen en zakte de eerst zeer hoge prijs door het monopolie van Spanje in, een monopolie dat Philips V in 1728 aan een handelsmaatschappij gaf. In 1776 was er in Frankrijk de eerste chocoladefabriek.

In Engeland was het eerste chocoladehuis in 1657.

Toch ondervond de drank in het begin, net als koffie wel tegenstand, Clusius en Benzoni achtten het een voedsel voor de zwijnen.

Cacao werd vooral bekend werd door het boek van Bontekoe. Deze oorspronkelijke scheepsdokter en later lijfarts van een keurvorst, schreef in zijn Tractat dat het heel gezond was, vooral als voedsel voor de hersenen en om diverse kwalen tegen te gaan.

De eerste Duitse chocoladefabriek werd door Wilhelm von der Lippe in 1765 te Steinhude opgericht.

Van Houten vond in 1828 het cacaopoeder uit, waar de cacaoboter aan was onttrokken, daarvoor was het een zware en vette drank met een scherpe bijsmaak.

De zwarte bosduivel, een soort aap met zijn rode gezicht, heet in Suriname kwatta. Naar hem werd een cacaoplantage kwatta genoemd en de daarvan afkomstig chocolade heette weer kwatta. Twee Zwitsers kwamen een honderd jaar geleden met chocolade in vaste vorm, repen, gevulde of niet. De eerste Zwitser, Lindt, maakte een dikke pasta waar repen van gemaakt konden worden en andere omhulsels. De andere, Nestle, hoe je melk kon condenseren, wat leidde tot romige melkchocolade.

Uit www.montosogardens.com

Theobroma grandiflorum Schum (grote bloemen) is een middelgrote, groenblijvende boom.

Leerachtige bladeren staan afwisselend, zijn gaafrandig en wat gegolfd, lancetvormig, aan de bovenkant donkergroen en aan de onderkant lichter en dof, 55cm lang en 15cm breed.

Purperachtige fluwelig behaarde bloemen staan met 3-5 stuks in een schermachtige bloeiwijze. Heeft de grootste bloemen en vruchten van alle soorten in dit geslacht.

Breed-elliptisch tot eivormige vruchten van 35cm lang en 15cm breed en tot 1,5kg zwaar met harde, houtige schil die bedekt is met pluizig, roodbruin vilt. Daarin liggen tot vijfentwintig lichtbruine, eivormige, harde zaden die omgeven worden door een dik geelwitachtige, sappige, vezelige pulp met een aromatische zoetzure smaak. Er kan een sap en gelei van worden gemaakt net zoals met cacoa.

Groeit in het Amazonebekken in Brazilië en Peru en wordt elders geteeld.

De cupuazú is samen met de macambo, Theobroma bicolor, na cacao, Ttheobroma cacao, de belangrijkste soort in dit geslacht.


Vermeerderen.

Neem 10cm lang topstek van zacht hout in juni, net voor het verhouten. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 1% ibz groeistofpoeder. Planten in 3 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/