Pisum
Over Pisum
Erwt, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit Redoute.
Dit is een geslacht dat meestal met ranken klimt.
Deze kruiden stammen uit het N. Afrika, M. Zeegebied en verder oostwaarts.
Het zijn een- of meerjarige.
Het bevat 1 of 5 soorten, afhankelijk van de botanische indeling. De International Legume Database (ILDIS) accepteert 3 soorten, 1 met twee subspecies:
Pisum abyssinicum (uit Abessinië) (Pisum sativum subsp. abyssinicum Berger), Pisum fulvum, (taankleurig) Pisum sativum L. met Pisum sativum L. subsp. elatius Schmalh (hoger, slanker) (Pisum elatius, Pisum syriacum) Pisum sativum L. subsp. sativum.
Fabaceae, vlinderbloemige, Vicia klasse.
=Pisum sativum, L. (gekweekt) heeft geveerde bladeren en een vertakte rank, het is een klimplant, met lange en sterk vertakte, holle en zwakke stengels, wordt 1m hoog.
De blauwgroene blaadjes zijn ovaal tot langwerpig. 4-8 stuks vormen samen een blad, er onder zit nog een steunblaadje.
De witte bloemen staan in de bladoksels.
Geeft een dopvrucht en de peul springt met rijpheid over de gehele lengte open.
De erwt geeft een goede grond door de stikstofknolletjes die de plant vormt zodat een volgend gewas hier baat bij heeft.
De erwt is een bekende en snel groeiende plant die een pionier van cultivatie is en alle andere planten overgroeit zoals een honderd jaar geleden in N. Zeeland voorkwam.
Er zijn dop-, ronde groene-, ronde gele-, schokkers, kapucijners en rozijnen of grauwe erwten. Ook zijn er nu niet rankende vormen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In onze taal heten deze vruchten gewoonlijk Roomsche erwten, grote erwten of stockerwten, in het Latijn Pisum majus of Pisum Romanum, Theophrastus en andere oude schrijvers noemen het in het Grieks Pison en in het Latijn eigenlijk Pisum, vele noemen het ook Lecythos, maar niet zeer eigenlijk. Want Lecythos betekent geen bijzondere hauwvrucht of gewas, maar een pap of brij die uit het meel van enige hauwvruchten gemaakt wordt, zoals Galenus in het boek ‘De Euchymia & Cacochymia’ betuigt. In de hoven van Nederland vindt men vele soorten van erwten die niet waard zijn om in het lang beschreven te worden zoals zijn de grote Italiaanse rode erwten, de grote witte erwten en de zwarte erwten die alle klimmende erwten in onze taal plegen te heten, in Holland peulen en wagen peulen omdat ze aan wagens, dat zijn prielen en latten of staken geleid worden om tegen te groeien. De kantige heten ook grauwe erwten. Sommige grauwe erwten noemt men oude wijfkens.’ (vanwege hun bruinheid en verrimpelde huid)
Raasdonders, (grauwe erwten). Uit den stam van razen + donder. Wellicht oorspronkelijk in andere betekenis gebruikt: ‘levenmaker?’
De gewone of kleine erwten beschrijft Dodonaeus apart; ‘In onze taal heten deze vruchten erwten en tot verschil van de grote eigenlijk kleine erwten of gewone erwten, in het Hoogduits heten ze Erbsen, in het Frans des pois, in het Grieks Ochros naar de gele of okerkleur die het binnenste merg of vlees van deze vruchten heeft. Plinius en andere Latijnse schrijvers noemen het Ervilia en de nieuwe schrijvers met de apothekers noemen ze gewoonlijk Pisum en Pisum minus vanwege de grote gelijkenis die dit gewas met het echt Pisum of grote erwten aangaande de stelen, bladeren en hauwen heeft, al is het zaak dat de vrucht rond is en zulks blijft en niet hoekig of kantig wordt zodanig als Plinius de vrucht van Pisum schrijft te worden.
In het Nederduits heten deze vruchten eigenlijk erwten, erweten en erwiten, in Italië roviglione, bisi, piselli en pisarelli en bij Trente arabeja, in Spanje arveja en sommige noemen ze tot verschil van de andere ronde erwten, Lobel noemt ze hete erwten en in het Latijn Pisum minus ex luteo virescens en ook Ochrum of Ochra, in het Engels middel peasen.’
(b) Het is laat uit Azië ingevoerd en met rijst (Oryza) verwisseld en waarschijnlijk niet Ervum genoemd.
De oorspronkelijk vorm is Pisum, Latijn pinsere: stukslaan of stoten, van Grieks pison: stukslaan, bij de bereiding. Of van Pisa, de plaats waar het veel geteeld werd. Keltische pis. Anderen verklaren het woord van: ‘Hij viel,’ omdat deze plant, als die niet ondersteund wordt, op de grond valt. Pisello van de Italianen. De nobele familie Pisones kreeg hun naam van deze plant
Erwt, Isidorus XVII 4.11: ‘Ervum a Graeco trahit vocabulum.’.
Erwt, Duits Erbse of Erwes, is door de Zuid-Germanen in voorhistorische tijd hier bekend geworden. Dit woord zou afgeleid zijn van erwt, wat in Keltisch bewerkt land betekent. Bij de Italianen kwam het binnen als ervum of ervilia. (zie Ervum lens, oude naam voor linze) Na de 5de eeuw kwam de oud-Saksisch Erit naar het noorden en in oud-Noors verschijnt ertr. Toen de Angelsaksen in de 5de eeuw afreisden had de erwt Jutland nog niet bereikt.
Angelsaksisch earfan, aerfe: wikke, oud-Duits Arfen, midden-Hoogduits Arwe(e)it Araweiz of Arawiz. Die woorden verenigen zich op Germaans arwait, Indo-Germaans ar: opengaan, de zaden. Scheidt men het tweede deel ait: koren (in Angelsaksisch ate, Engels oats: haver) af, mag het eerste woord arwo oer verwantschap toeschrijven met Latijn ervum, en een peulvrucht vermoeden, Grieks erebinthos: peulvrucht. Of van het Keltische woord erw, wat bebouwde grond betekent. Heet bij Albertus Magnus Vicia sepium. Of het woord komt van Sanskriet Aravinda: Nelumbium speciosum, wiens eetbare vruchten boonvormig zijn, vandaar Arfen, Aarske, Arske, Arbassen, Arwken en Arwten in Mecklenburg, Jarsken, Erweten in oud-Hoogduits, Erweyssen bij Bock, Eritten in de 15de eeuw, midden-Nederlands erwete, Erweisgarten in midden-Hoogduits.
(d) Uit Earfan, Angelsaksisch earfan, kan ook Faselen gekomen zijn die zo genoemd worden bij Bock, ook Faselen, Fasslen, Fasilien of Fasol. (of van Faba of Phaseolus)
(e) Engels pea komt van pease, Angelsaksische peose of pise, Frans pois dat uit Gallo/Romaans pisa ontleend is, van Latijn pisum en dit van Grieks pison.
(f) Peul: huls, midden Noord-Duits pole: schaal of pot, de peulen. Ze worden uit de dop gehaald, rwten, dop: schaal, erwt, zie ook Vicia.
(g) De verschillende vormen. Bock heeft Klotzerweisen die in de kloosters gekweekt worden, Gartenerweissen in de tuinen en Felderweissen in het wild, ook Pfohlerweissen, uit Polen?
(h) Kapucijners zijn zo genoemd naar de monniken, de Kapucijners die alleen sandalen dragen zonder kousen een grote wollen bruine pij waaraan zich een kap bevindt, deze kap keert in gelijke vorm terug in de bloemvorm.
(i) Pisum arvensis, L, met donkere, harde zaden en rode bloemen is de acker-Erbse, gruae, preussische Erbse, Felderweissen, Felderbse of velderwt, ook Krickarften, Kricke, Kricke, Krickarften, (zie Vicia cracca) Kicher, Zwitsers Chifel, Schafen en de tuinvorm.
(j) Pisum sativum, met groene, gele tot witachtige zachte zaden en vrijwel witte bloemen die met de var. Mohrenerbse, Schafen, Paalarfen en Pahlerbsen bij Bock heten.
(g) Die in de schaal zitten, Erbsschalen en Erpsen in de schalen, Erffphalen, Erbskafen, zie ook Pinus sylvestris, Guterbskiefel, Kiefel.
(h) Quadratum met dikke en wat wervelvormige zaden die zoet en rijp rimpelig zijn, waar dicht bij staat.
(i) Suikererwt, Zuckererbsen, Pisum saccharatum) zijn de peulen samengedrukt en wat sikkelvormig omgebogen en met net zulke zaden en eetbare, brede, gebogen, vlezige schalen die, naar J. Bauhin en Tabern in 1687, Ԯeu Geslecht erstlich aus der Littau von Vilna gebrachtՠis. (Dodonaeus) ‘Deze erwtenhauw zonder schors, zegt Lobel, is onlangs gebracht uit een stad die Vilna of Wilde genoemd wordt in Pruisen. Behalve deze zijn er grote of bruine erwten zonder schillen die van de gewone witte erwten zonder peulen zeer verschillen, zoals Petrus Hondius ons geleerd heeft. Want de ganse vrucht is groter dan enige van alle bekende erwten. De bloem is van vorm en kleur die van de grauwe erwten die men oude wijfkens noemt volledig gelijk, de hauwen hebben van binnen geen harde schillen en zijn dikwijls wat sikkelvormig krom en zijn zeer mals, ja soms van buiten in de groene schil die zeer dik en sappig is en hier en daar geborsten van malsheid bekwaam om groen met de peulen gegeten te worden, evenwel zo smaken ze wat wilder dan de andere. Voorts aangaande dat deze erwten zo hoekig zijn zo twijfelen sommige of de hoekachtige erwt het echt Pisum quadratum of vierkante erwt is daar Plinius van spreekt want die, getuigt Lobel, wordt in de hoven van Engeland en ook van Nederland zeer groot, hoekachtig en vierkant en groter dan de cicers en als een middelbare boon.’
Uit Fuchs.
Historie.
De erwt is al vanouds geteeld, maar welke soorten?
De oorsprong van de erwt is niet met zekerheid bekend en is niet gevonden in Egyptische graven. Het gewas heeft echter een naam in het Sanskriet (de naam in Ruanda is njegele of mashaza) en kwam vroeg naar India en naar Griekenland en Rome, is mogelijk afkomstig uit China. De erwt zou gevonden zijn in paalhutten te Zwitserland en in latere periode ook in Spanje en Duitsland tijdens de Hallstattperiode.
Rond 8000 v. Chr. Is de teelt van erwten door archeologische vondsten bewezen. De oudste vondsten stammen uit Jericho en Aswad in Syrië en behoren tot de akkerbouwcultuur van de jonge steentijd. Als uitgangsvorm van de erwt wordt Pisum sativum subsp. elatius (Pisum elatius, Beck. (verheven) aangenomen. Deze wilde erwt komt voor in het M. Zeegebied en in Voor Azië tot in India. De diversiteitcentra liggen hoofdzakelijk ten oosten van de M. Zee. Ook in Griekenland, waar de wilde vorm inlands is, zijn er vondsten uit 7300-6000 v. Chr. (Franchthi). Aan de hand van archeologische vondsten zijn de subspecies en var nauwelijks te onderscheiden en de overgang van wild naar gecultiveerde is vrijwel niet te traceren. Vanuit de landen rondom Griekenland en Turkije breidde het zich naar Europa uit, Bulgarije in 4800-4600 v. Chr. (Karanova I/II), Servi 5300-4500 v. Chr. (Starčevo-Kultur), Polen 4500 v. Chr. In het westelijk M. Zeegebied drong het pas later door, in Italie in laat neolithicum, Spanje pas in de bronstijd. In Duitsland was de erwt en linze naast koren het voedsel van de oudste akkerbouwers, Bandkeramiek. Op elke tweede graanvondsten komen ook erwten voor, de noordgrens was de noordelijke rand van het Middengebergte. Later nam dat weer af. In de bronstijd, rond 1800 v. Chr., nam het aandeel van peulvruchten weer toe en daarmee ook de erwten.
Onder Karel de Grote werd de erwt vermeld onder de naam Pisus Mauriscus, bekend als Mohrenerbse In de middeleeuwen is het een waardevol voedingsmiddel en vormde het hongerrantsoen die de monniken aan de armen gaven. Ze werden toen droog gegeten. In de 13de eeuw vermeldt Petrus de Crescentia uit Bologna wit zadige erwten. In de kruidboeken van de 16de eeuw werden Kleine Felderbsen met witte bloemen en Grssoe Gartenerbsen met roze of rode bloemen onderscheiden, zo bij Leonhart Fuchs.
Tot in de 17de eeuw werden erwten als droge groente gebruikt en als moes gegeten. Pas in de 16de of 17de eeuw werden soorten geteeld die men onrijp en groen als suikererwten met peul gebruikte, Zuckererbsene. In het begin waren die zeer duur en waren aan het hof van koning Ludwig XIV zeer geliefd.
Rond 1601 verschijnt de Hollandse erwt die groen gegeten kan worden. Het gebruik zou vanuit Holland gebeurt zijn en werd hier veel geteeld zodat het gewas in het buitenland bekend werd als Hollandse erwt, dit was de vierkante, Pisum quadratum. (vier kanten)
Vanuit Genua komen er in 1660 in Frankrijk de doperwten aan. In 1683 waren ze aan het Franse hof nog een zeldzaamheid en stonden daar in grote eren zodat ze geregeld met spek aan de koninklijke tafel gegeten werden. Eens in het voorjaar toen de erwten schaars waren liet Madame de Pompadour door de luitenant van de politie te Parijs alle daar aanwezig doperwtjes opkopen om Lodewijk XV maar van deze spijs te kunnen voorzien.
In de 16de eeuw zijn er al heel wat meer erwten, grauwe, groene, peulen, spliterwten en vooral de doppertjes.
Gebruik.
In Duitsland werd er wel een erwtenbrood van bereid, met toevoeging van korenmeel kan er een voedzaam brood van gebakken worden. Dit zou al door de Vikingen gedaan zijn, wat zeker niet meeviel, want later maakten ze er soep van. Het eiwitgehalte alsmede zetmeelgehalte is hoog, terwijl het gehalte aan vitaminen B1, B2, kalk en fosfor belangrijk kan worden beschouwd.
Om er een soort bier van te maken werden de peulen in een ketel gedaan met 3cm water er bovenop aangevuld, op warmte gebracht, niet laten koken, daarna filteren, waarna er hop of salie bij gedaan werd als smaakmaker en conserveringsmiddel. Dan laten gisten en in het afgekookte water voor het koud was een tweede hoeveelheid peulen koken, waarna je er zoveel suiker aan toevoegt dat het na gisting een smaak kreeg gelijk aan het Engelse bier, ale.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Erwten verwekken appetijt of lust om eten, zuiveren de borst, genezen de hoest en geven het lijf zeer goed voedsel, maar ze zijn hinderlijk diegene die weke en losse tanden hebben en ze zijn ook wat winderig en daarom worden ze van sommige met zout en veel olie gekookt en dan met peper en sap van zure vruchten en olie van amandelen gegeten of men kookt ze met amandelmelk.
Ze zijn geschikt om in hete tijden en van hete jonge mensen gegeten te worden, men plag er stamppot van te maken omdat ze terstond murw worden en omdat ze kleiner, vetter en teerder zijn dan de andere daarom worden ze ook gemakkelijker gekookt, gemakkelijk rijp en verteerd.
Erwten in loog gekookt genezen de schurft van het hoofd en die vegen de plekken van het aanzicht af en met gerstemeel en honig genezen ze alle kwade zeren.
Meel van erwten met vitzen gekookt en pleistervormig opgelegd ontdoet alle gezwellen en verzoet alle smarten.
Om te verhoeden dat het koren van de wormen geen schade lijdt, zaai er erwten bij.’
Shakespeare.
As You Like It, ‘een gouden erwtenschil,’ in het Engels staat eenvoudig, hoe ik met een erwtenschil vrijde. Erwtenschillen werden opengespleten zodat de erwten zichtbaar werden en van dun goud vervaardigd werden als halssieraad gedragen.
Waar Toetsteen over zijn liefde praat, II,4,52:
‘En ik herinner mij hoe ik de gouden erwtenschil, peascod, die zij als sieraad gedragen had, in haar plaats liefkoosde, en er twee erwten uithaalde, maar die er ook weer in deed, zeggende met wenende tranen, graag die om mijnentwille. Wij echt verliefden, worden tot vreemde capriolen meegesleept. Ja, terwijl alles in de natuur vergaat, gaat de dwaasheid van een verliefde natuur al bijzonder ver.’
Folklore.
Met een erwt kan je je onzichtbaar maken. Hiertoe moet je op Goede Vrijdag een doodskop uitgraven en die met aarde vullen en er 3 erwten in steken. De doodskop wordt weer ingegraven en dan ga je naar de kerk en spreekt de geloofsbelijdenis. Neemt men van 1 van de erwten die op die manier gegroeid zijn in de mond, dan word je onzichtbaar. Vroeger zouden de wilddieven zich veel van erwten bediend hebben en zich daardoor voor de ogen van vorsten in allerlei levenloze dingen veranderd hebben, bijvoorbeeld in boomstompen.
Een jongen uit Wurmlingen at van die erwten. Toen hij in de kapel van zijn biecht wilde zeggen zag hij een enorme hoeveelheid gestorvenen die hij kende, als geesten aan hem voorbij gaan, waarop hij zo schrok dat hij weg rende en zeer ziek werd.
Als oeroude cultuurplant speelt ze ook in sprookjes een rol, de prinses op de erwt en Assenpoetser. Erwtenmoes geldt als lievelingsspijs van dwergen en Heinzelmannchen.
Erwten golden ook als dodenspijs. De eerste vermelding hiervan stamt uit Egypte de 12de dynastie (1900 v. Chr.). Ook in Midden Europa was het een dodenspijs. Wie in de Goede Week erwten at zou gauw een lijk in huis hebben. Ook het eten van erwten in de 12 rooknachten( Kerstmis) zou tot verschillende ongelukken voeren. In vele gebieden is erwtensoep een bestanddeel van doodsmaal, in Freiburg in Breisgau wordt het bij het waken uitgereikt.
Erwten golden ook als voorjaarsbrengers omdat de gestorven voorouders ook vruchtbaarheid brachten. Enige gebruiken die hiermee samenhangen zijn; erwten als eerste voer van het zwijn in het nieuwe jaar, (Oost-Pruisen); Slaan op een zak met erwten bij een ooftboom zodat ze net zoveel vruchten zal dragen als er erwten in de zak zijn, erwten als huwelijksspijs, erwten voor het bruidspaar werpen.
Planten.
Je kan ze vroeg planten, al in maart. Plant ze een 10cm uit elkaar en zodanig dat er stokken of gaas tussen kan. Plant aan de andere kant, een 12-15cm verder, de volgende regel. Ze houden wel wat van kalksalpeter. Als de planten een hoogte bereikt hebben van een 15-20cm span dan de draden tussen de stokken zodat ze steun krijgen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl