Corylus

Over Corylus

Hazelaar, vorm, struiken, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit P. Turpin.

De hazelaars zijn nauw verwant aan de berkenfamilie waar ze vaak worden ondergebracht. Als zelfstandige geslacht omvat het een 14-18 soorten. Vanwege het napje behoorden ze vroeger tot de napjesfamilie, als eik.

De hazelaar komt voor in N. Amerika, Europa en Azië.

Vele variëteiten worden gecultiveerd om de vruchten. Verder worden ze gekweekt voor bosschages en groeien op vrijwel elke grond.

Het blad van sommige soorten kleurt helder geel of rood in de herfst.

Houtachtige planten die gekweekt worden om hun mooie en grote bladeren en bij sommige soorten om de eetbare vruchten.

Bladverliezende struiken en zelden bomen. Bladeren staan verspreid, zijn gezaagd en vaak wat harig.

Bloemen komen al vroeg in het voorjaar, voor de bladeren, eenhuizig. De mannelijke katjes zijn zacht geel en 5-12 cm lang. De vrouwelijke katjes zijn erg klein, verborgen in de knoppen, terwijl alleen de rode 1-3 mm lange stijl zichtbaar is.

De zaden zijn nootjes van 1-2,5 cm lang en 1-2 cm breed. De schil omgeeft de noot gedeeltelijk tot volkomen, en de vorm van de schil is belangrijk bij de determinatie van de soort.

Betulaceae, berkenfamilie of Corylaceae.

Ook zijn er verschillende hybriden.

=Corylus americana, Marsh. (uit Amerika) Blad is 8-12cm lang en 6-10cm breed, van boven spaarzaam behaard en heldergroen, van onderen zacht behaard en iets lichter gekleurd, breed/eivormig tot ovaal, top is kort toegespitst en de bladrand is ongelijk dubbel gezaagd

Oude takken zijn grijs en de twijgen grijs/bruin en vooral aan de top klierachtig bruin behaard.

Bloeit in februari/maart zeer rijk met tot 6cm lange katjes.

Vruchten staan meestal met meerdere bijeen of alleen. Nootje is tot 1cm lang en glanzend lichtbruin en geheel door een vruchtomhulsel omgeven.

Vanwege de bloei en mooie herfstkleur wordt hij wel eens geplant.

De Amerikaanse hazelaar wordt maar 2-3m hoog en is een dicht groeiende en brede struik. Is beschreven in 1798.

Amerikaanse hazelaar, Engels American wild hazel.

2. uit J. Kerner.

Corylus colurna, L. (hoorn of houtachtige speer) Deze boom geeft zeer grote, 15cm, brede en hartvormige bladeren.

Mooi is de boomhazelaar al vroeg in het voorjaar door de talrijke geel/bruine hangende mannelijke katjes.

In de nazomer zie je de groepjes vruchten zitten.

Een fraaie boom voor de smalle straten, hoewel de groei maar beperkt is.

Heeft een diepgaand wortelgestel en is daardoor gevoelig voor natte gronden.

Het is een kleine tot middelmatige boom, 15m, met een regelmatige dichte eivormige kroon. De takken staan horizontaal, zijn dik en wat kronkelend. Een oude boomhazelaar is een feest om te zien. Kijk je vanonder naar boven dan zie je een machtige sparrenbos, alsof er veel bouwwerken omheen gebouwd zijn.

De boomhazelaar heeft als opvallend kenmerk dat de twijgen en takken met een kurklaag zijn bedekt. Is beschreven in 1665.

Komt uit Z. Europa, W. Azië. Is verzameld door Ungnad von Zonneck in de buurt van Constantinopel, 1582.

Var. glandulifera wijkt van de soort af doordat de napjes zeer sterk met klierharen bezet zijn.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Die van Constantinopel zijn van Clusius Avellana pumila Byzantina genoemd.’

Turkse hazelaar, boomhazelaar, Engelse Turkish hazel of tree hazel, Constantinopel hazel, Franse noisetier de Bysance; Byzantie, Duitse Trkische Hasel of Nuss, Byzantinische Hasel of Baumhasel.

4. Uit Redoute.

Corylus avellana, L. (uit de stad Avellana) Blad is rond hartvormig en gepunt, donzig aan de onderkant.

De hazelaar, is een meerstammige struik van tweede grootte, wordt zo’n n tot vijf meter hoog, en kan zelfs als boom opgekweekt worden.

Als vulheester versiert het onze bossen en kan goed tegen schaduw. Omdat het gewas goed tegen snoeien kan wordt het als haagplant gebruikt. Komt door geheel Europa voor, in het Noorden tot 67 graden N. B., in de Alpen tot 1200 tot 1800m.

Lyrisch.

De bloei is al vroeg in het voorjaar, zo rond eind februari. Dan wordt de naaktheid van de takken gedekt door een dansend goudfranje, het eerste teken van het nieuwe natuurleven. De zachte gele kwasten staan als goudstrengen aan de takken. Als de staartjes in de wind zwaaien zweven de gouden wolken van vruchtbaarheid door de lucht. De mannelijke bloemen staan rechtop aan het bovenste deel van de takken en dragen een karmozijnrood kwastje. Die moet je wel zoeken. De zachtgele katjes zijn vaak de enigste kleur in de sombere wintertijd. Ze stuiven soms al als er nog sneeuw ligt die dan goudgeel wordt gekleurd. Het zijn de Engelse lamb ‘s tail, de lammetjes staarten.

De zeer lange en buigzame takken, die zich in elkaar vlechten of worden gebogen, vormden de berceau of loofgangen van vele oude tuinen.

De boom is een sprookje en volledig versierd met harten. De hazelaar behoudt zijn bladeren zelfs nadat andere bomen al ontmanteld zijn en geeft het bos dan een warme gloed, een warme kleur als de gloed van de morgenwarmte.

De noten zijn vaak bedekt door de bladeren en slecht te zien. De vruchten liggen in een vruchtenomhulsel en zijn een lekkernij voor mens en dier. Door de harde schaal is die alleen te eten door grotere planteneters als Vlaamse gaai, eekhoorn, hazelmuis en wilde zwijnen. Soms zit er in de hazelnoot een klein gaatje; in zo’n geval is de kern opgegeten door de hazelnootboorder (balanis nucum). In zuidelijker landen groeit de hazelaar tot grotere hoogte en wordt het geteeld voor de vruchten. Er is een vorm die dubbelgrote noten geeft.

Vormen.

Van de hazelaar zijn ook enige bijzondere vormen gewonnen voor tuingebruik.

‘Aurea’, heeft eerst gele bladeren die in de zomer meer en meer groen worden.

‘Fuscorubra’,, bloedhazelaar, de Duitse Blut-Hasel, heeft bruinrode bladeren, die in de schaduw zijn rode kleur verliest, deze vorm komt hier weinig voor, meestal wordt ze verward met Corylus maxima ‘Purpurea’..

‘Contorta’,, de kurkentrekker hazelaar, heeft grillige krullen en zo erg dat zelfs de bladeren gedraaid zijn. Recht naar beneden hangen in die krullen de gele katjes. Het origineel vond men omstreeks 1863 in Engeland. De krulhazelaar wordt gent op een onderstam. Het beste hiervoor is de Turkse hazelaar die vrijwel geen opslag maakt. Met een andere onderstam gebeurt dit wel wat men telkens moet verwijderen, anders zie je er binnen enkele jaren geen krul meer in.

‘Pendula’, is de treurhazelaar. Een langzaam groeiende boom met sterk afstaande en in korte bogen overhangende takken.

Goede notenrassen zijn: ‘Cosford’, en ‘Fruhe von Frauendorf’, die twee moeten voor bestuiving met andere soorten geplant worden, b.v. met de ‘Lange Spaanse’, of ‘Bollwiller’, of ‘Gunslebert’.

De Lambertnoot kan het beste bestoven worden door ‘Segorbe’ of ‘Ferile de Coutard’..

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit boomachtig gewas wordt in het Grieks Carya Pontice genoemd, dat is Nux Pontica, maar in het Latijn meest Corylus.’

Oer verwant zijn uit oud-Iers, oud-Kymrisch coll (uit coslo), wat verwant is met het Latijnse corulus, jonger corylus. Dit woord is gevormd naar het Griekse korus: hetgeen hoed of helm betekent en een verwijzing is naar de bloemkelk die de noot bedekt. Afgeleid daarvan is het Griekse ҫaryonӺ het woord voor noot.

Dodonaeus (b) ‘De vruchten of noten zelf worden in het Grieks Caryon Ponticon en Leptocaryon en dat is in het Latijn Nux Pontica, Tenuis Nux en Parva Nux genoemd, ze heten ook Nux Praenestina, Nux Heracleotica en gewoonlijk Nux Avellana met welke naam ze in de apotheken bekend zijn.’

Plinius XV 24: ‘Aut in Abellanis, quas antea Abellinas patriae nomine appellabant.’

Isidorus XVII 7.24: ‘Avellanae ab Avellano Campaniae oppido cui abundant, cognominatae sunt.’ Het tweede gedeelte van de naam, Corylus avellana, ‘Avellana’, kreeg het vermoedelijk van de stad Abella (Abellinum) uit het oude Campania of van de stad Abellare uit Turkije, beide centra van de hazelnotenteelt. De Romeinse schrijver Cato vermeldde al de Pontische of Abellana noot. In dit verband zij nog gemeld dat de vroegere Franse admiraal Avellan zijn naam gekregen had omdat hij als zuigeling onder een hazelaar gevonden werd.

Frans heeft avilinier, naast abelanie, als naam voor de struik. Spaans en Italiaans avellano, Portugees avelleiro.

Dodonaeus ‘Het heet in het Nederduits haselaer en in het Hoogduits Haselstrauch, hier te lande noemt men de vruchten haselnoten, in Hoogduitsland Haselnusz De haselaeren zijn zo genoemd als hagelaeren omdat ze haagvormig groeien.’

(88, (1921) De hazelaar heet in het Duits Haselstrauch en in het Engels hazel en hazeltree. Het oud-Hoogduits Hasala, midden-Hoogduits Hassel, Hasle of Hasel, midden-Nederlands hasel, Angelsaksisch haesel of hesel en het Engelse hazel voeren op Germaans haslaz terug dat uit de Indo-Germaanse wortel qos(e)lo: hazelaar gevormd is. Van het Germaanse haslaz is een vorm hasla afgeleid dat in oud-Noors hasla: hazelroede, verschijnt. De naam verklaring dat dit een bosje vormt waaronder hazen legeren is niet juist, mogelijk omdat de manlijke bloeikatjes met de haas vergeleken werden, beter is de verklaring van Dodonaeus. Of van Angelsaksische haes, wat bevelen betekent. De hazelaarsstaf was daar een teken van gezag.

Dodonaeus (d) ‘De vruchten heten in Frankrijk noisettes en noiselles, in Itali noccinolo, avellano, nocelle, in Spanje avellanas en in Bohemen lyskowy wezech.’

Frans heeft verder coudrier of coudre en in de Ardennen caurier, in Walloni cori, uit Corylus, en noisetier: notenboom, nux=noot.

Engels hale nut, nut bush of wood nut, Duits, Klaeterbusch.

Vele plaatsen zijn nu nog genoemd naar de hazelaar. De stad Haslach in het Duitse Wrtemberg heeft een hazelstruik in haar wapen. In het vroegere Oostenrijk waren er meer dan twintig plaatsen die een naamsverwijzing hadden naar de hazelaar. In Duitsland komt de naam ‘Hasel’in familienamen voor als Haselbacher, Haslinger e.d. Verder in Hassel, Hassels, Hasselt. In Engelse plaatsen als Haselingfield, Haslemere, Hazelbury, Hasellwry, etc.

Bij het klooster St. Gallen komt de naam Hasliholz of Haslistuda en bij de H. Hildegard Hassel- of Hasilboum voor. In midden-Hoogduits en oud-Nederlands heette de hazelaar ‘hesele, heselin of hesil’. Dit is nog te zien bij sommige plaatsnamen als bijvoorbeeld Oosterhesselen dat in het jaar 1207 Oesterhessel heette, enkelvoud van de nu bekende naam. Assel zou ook afgeleid kunnen zijn van hazel, verder Hasselo, Hasselt, Hazelaarhazelberg, Hazeldonk en Hieslum dat in 1150 hasalon heette.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (141, 164, 52) ‘De rode of tamme hazelnoten zijn zoeter van smaak dan de bleke of witte die men wilde hazelnoten noemt.

Dan de hazelnoten moeten alle in de winter van de jonge sterken werkende lieden gegeten worden, anders van andere mensen gegeten drijven te zeer in de maag op andere spijs en maken pijn in het hoofd als men er veel eet en schaden de keel, maken hees, verkorten de adem, laten veel gal groeien, maar de rode onrijp gegeten veroorzaken de rode loop.

Hazelnoten gebraden en met wat peper ingenomen maken de catarre en slijmerigheden die van het hoofd op de borst zinken rijp.

Diegene die lange tijd hazelnoten in het begin van hun maaltijd eten zullen van het niergruis genezen worden en daartoe dient ook as van gebrande hazelnootschillen met enige drank ingenomen.

De hazelaar zelf, zowel als de vrucht, heeft kracht tegen het venijn want is het dat men een tros van hazelnoten ergens in een huis hangt daar zal geen schorpioen of ander venijnig beest inkomen, maar zal daarvan vlieden. Zelfs de landlieden zeggen dat de slangen, hagedissen en alle andere kwade giftige dieren terstond sterven als ze met een stokje of twijgje van deze hazelaar gesneden gesmeten zijn. Men zegt ook dat de kern van deze hazelnoten met vijgen, ruit en amandels gegeten het vergif en de beten van de slangen en schorpioenen geneest en ook de pest weerstaat.

Men plag hier vroeger te zeggen dat er vele huwelijken gemaakt zullen worden in het jaar dat de hazelaar goed vol is.

De taaie en niet gauw breekbare twijgen van dit geboomte worden niet veel gebruikt, dan de dunne afschaafsel van hazelboom hout dat te Rome tacchie genoemd wordt in verse dikke of donkere most geworpen maken die helder en zuiver in de tijd van dag en nacht.’

8. Uit Fuchs.

Corylus maxima, Mill. (de grootste) Lijkt veel op de gewone hazelaar. De bladeren zijn meestal groter met de grootste breedte boven het midden. Kenmerkend zijn de vruchten waarvan de vorm en vruchtomhulsel geheel van de gewone hazelaar afwijken. Ze zitten meestal met drie bijeen en soms alleen, en zijn lijn/lancetvormig.

Het vruchtomhulsel omsluit de noot geheel en steekt buisvormig naar voren zodat de noot niet zichtbaar is.

Komt uit Z. Europa en wordt 6-10m hoog

De Lambertus hazelaar komt hier niet veel voor.

Hiervan heeft men een algemeen gekweekte intens rood/purperen vorm, ‘Purpurea’, die in 1836 in Engeland ontdekt werd. Door het regelmatig terug te snoeien behoudt men het frisse en opvallende gekleurde blad.

De rode kleur, zo ook bij de gele, verliest aan kracht als die teveel in de schaduw staat.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Van deze noten worden diegene wiens kern in een rode schil of vliesje gewonden zijn voor tamme hazelnoten gehouden, in ;t Latijn Avellanae sativae of Avellanae urbaenae en voor de echte Nuces Ponticae en in het Nederduits rode hazelnoten genoemd, in het Hoogduits Rhornusz en Rothnusz, in het Italiaans noci barbata omdat ze gebaard schijnt te wezen. Hier te lande groeien ze wel, dan worden ook wel uit verre landen gebracht. Zulks zijn de drijfnoten en die zijn zo genoemd omdat ze drijven al zijn ze goed daar de inlandse zinknoten genoemd worden omdat als ze in water geworpen worden te gronde gaan tenzij dat ze bedorven en met gaten zijn.’

Bartnuss met rode, Bart- of Baschtnuss, Bluthaselnuss, Blutnuss, rothe Haselnuss, roth Nuss, Ruhrnuss, Bock heeft Ruhrnuss, oud-Hoogduits Heseliner. Baardnoten of langbaardnoten naar de franje onder aan de noten. De bloedrode kern van de bloednoot zou eraan herinneren dat de hazelaarstruik de zweetdoek van de heilige Veronica, met de beeltenis van Christus, voor de mensen aan de kruisweg verborgen had. Toen Veronica het gezicht van Jezus afgedroogd had en met de kostbare doek wilde vluchten werd ze door de Joden achtervolgd. Die konden niet dulden dat het afbeeldsel van Christus in de toekomst bewaard zou blijven. De maagd liep in een hof en wierp de doek in een hazelaarstruik en vluchtte verder. De hazelaar liet al zijn bladeren vallen en bedekte zo de relikwie. Daarom zijn de hazelnoten, als ze rijp zijn, bloedrood.

Dodonaeus (b) Met witte noten, Duitse Zollernuss of Zellernuss.

Dodonaeus; ‘Men acht veel de Kellerse en Keulse hazelnoten die roodachtig zijn en de Lyonse hazelnoten die groter zijn dan de andere.’

Lamperterland: Lombardije en vandaar uit foutief Langbartnuss genoemd, Lambertsnuss, Lammertsnot of Lammersche Not, Labertshasel, Lampertsnuss, Engelse Lambertճ, onze lambertnoot of lammertjesnoot, ook wel Italiaanse-, Roomse-, Lyoner- of Barcelonanoot, Engels Spanish of Toker nut, Duitse romische Haselnuss: buitenlandse hazelnoot.

Dodonaeus (d). In Italië heten ze pontiche noccinuole, nocelle, avellane, ze noemen ze ook nocchie of antriti zo men te Napels spreekt.’

De Fransen noemen deze noten avelines, couldres en noix de couldrier.

(e) Engelse filbert naar de Normandische naam, noix de filbert: noot van (St.) Philibert, abb van Jumieges in Normandië, 684, omdat de noten verschijnen en klaar zijn op zijn feestdag, 20 augustus. Shakespeare vermeldt die vorm als ҆’Flbert’ in Tempest, II, 2, 173. ‘So clust'ing filberts,’ Ook large bond.

Uit Curtis botanical magazine var. purpurea.

Engelse folklore.

Een bijzonder bijgeloof was er bij het volk dat, als het regende omstreeks midzomer, de filberts dat seizoen bedorven zouden zijn. Als ze gewreven werden boven de ogen van jongens die twee kleuren ogen hadden, zouden de verschillen wegnemen. Grauwe ogen moesten er zwart van worden.

Voor een koude in het hoofd, schrijft Chaucer:

‘Take small note kennelys, and roost them, and ete hem with a lytyl powder of peprys when thou gost to bed.’

De interessante en eerbiedwaardige kerk die als een van de eerste opgericht is in Engeland, de kerk die behoort tot de Abbey van Glastonbury, zou een muur gehad hebben van hazelaartakken in elkaar geweven rond palen. Muren van deze vorm, gepleisterd, komen nog voor in sommige landhuizen.

Historie.

Hazelnoten werden al in de oudheid gecultiveerd. In het bronzen en stenen tijdperk moet de hazelaar goed bekend zijn geweest, gezien de grote hoeveelheid doppen die in Zwitserse paalwoningen gevonden zijn.

De hazelaar kwam vroeger veel meer voor en op een veel groter gebied. Dat dit niet meer het geval is schreef men meestal toe aan een onbeduidende klimaatverandering. Toch zou de vraag onderzocht moeten worden of hier niet van menselijke beïnvloeding sprake is.

Yggdrasil.

Bij Tacticus Germ. 10, bij het voorzeggen of orakelen uit bomen: ‘Zij snijden een groene dunne tak van een vruchtboom in stukken, etc.’ zie beuk en Yggdrasil, de es. De Germanen hadden in de hazelaar een vruchtboom die door geheel Europa mild groeit. Het is mogelijk dat deze struik de oude Yggdrasil is en de orakelboom.

Griekenland.

(88, (1932) In Griekenland komt de hazelaar alleen voor op de bergen en subalpine zones. Toch was de plant al bij Theophrastus in het jaar 305 voor Christus bekend. De Grieken bezaten al vroeg de gekweekte vorm met grotere vruchten (‘Grandis’ Lamk.) Dit was de Nux Pontica die ze ingevoerd hadden vanuit Klein-Azië en ‘Pontus’ noemden.

Vergilius, zinspelend op het nadeel dat de hazelaars veroorzaken als die bij een wijngaard geplant zijn, zegt: ‘Seve tibi ad solem vergent vineta cadentem.

Neve inter vites corylum sere’.

’Ook dient ghe de wijngaert niet te planten tegen ‘t westen

Noch onder ‘t hazelaars loof’. Vondel in landgedichten II 434.

Het is daarom dat men van hazelaarshout de roosters maakt om de ingewanden te braden die aan Bacchus geofferd werden. Zo werd aan deze God een dubbele vijand geofferd.

Het was onder de schaduw van een hazelaar en een olm dat de herders van Vergilius zich verzamelden om de deugden van Daphnis te bezingen:

‘ conylis mixtas inter considimus, ulmos’.

‘Daerom niet gezeten op die kanten

Daer de olm en hazelaer dus door elckandre plantte.’ Vondel, herderskout V.3.

Romeinen.

De gekweekte vorm werd door de Romeinen tegelijk met de okkernoot en kastanje over de Alpen gebracht. Vondsten in het Duitse Saalburg leren dat de Romeinen ook de in Istrië voorkomende Corylus maxima gekend hebben. Deze kan niet scherp onderscheiden worden van de vorige en laat zijn geschiedenis daardoor niet geheel ontraadselen.

Ook in latere tijden wordt de hazelaar vermeld. Karel de Grote gaf bevel om het in zijn gebied te kweken. Naar verluidt was in het klooster St. Gallen in het jaar 820 een tuinperk voor de Avellanarias gereserveerd. De H. Hildegard raadde zwakke naturen aan om zaden van avellino te gebruiken. De hazel-nut is een boom die onder Mercurius valt.

Ierland.

Zijn vruchten bevatten een verborgen levenskracht.

Het cijfer negen werd door Ierse barden met noten verbonden en noten weer met dichterlijke inspiratie. In hun bomenalfabet drukte de letter coll , die voor hazelnoot stond, ook het cijfer negen uit. Volgens de Ierse Dinn-Schenchas hingen boven de bron van inspiratie in de rivier de Boyne de negen hazelnootbomen van de kunst der pozie. In Ierland was de hazelaar de boom der kennis. Het materiaal voor roeden en stokken. Hazelaarstokken waren goed tegen slangen en beschermt je tegen geesten en kwaad. Een universeel hout voor omheiningen. Een hazelnoot in een Ierse zak beschermde tegen reuma of pijnscheuten, dat zijn tenslotte elvensteken. Een dubbele noot genas tandpijn, Bij de feeën is de wagen van de feenkoningin een lege hazel­noot dat door eekhoornvolk of kabouters werd gemaakt.

De magische hazelnoot komt voor in de superbe ballade van Hind Tin. Hij was een demon of elf die de hazelaars beschermde. Dan komt de May Margret om noten te zoeken:

‘The had na puդ a nut, a nut

A nut but barely ane

Till up started the Hynde Etin

Says, Lady, let thae alane

And he takes her by the yellow locks, ties her to a tree, and threatens to kill her.

Then he relents, makes her his wife, and has seven children by her.’

Germanen.

(88, (1921)Nuttige gewassen, in het bijzonder voor de mensen onontbeerlijke voedingsplanten, golden bij de Germanen als heilig. De hazelaar is de eerste in het voorjaar met bloeiende katjes en die zitten er ook de hele winter aan. De winter, die als de dood werd beschouwd, had op deze struik geen vat. Symbool van het voorjaar en onster­felijkheid, verzoening.

In de Germaanse mythologie speelde de hazelaar dan ook een grote rol. De hazelaar zou door de Goden op de aarde gebracht zijn. Het was volgens een oud-Zweeds runenschrift de levensboom. Het was echter vooral een vruchtboom waarvan de vruchten ook geofferd werden. De hazelaar was gewijd aan de goden en net als de heilige eiken mocht het niet omgehakt worden. Rechtsplaatsen en bouwgrond werden met hazelaars omgeven om ze voor onbevoegden te beschermen. Hazelaartakjes werden om akkers geplant en zouden zo de vruchtbaarheid bevorderen.

Een mythische kracht oefende de hazelaar ook op de Germanen uit. De hazelnoot was het zinnebeeld van het voorjaar en onsterfelijkheid omdat het de kiem van het leven, een nieuwe plant, bevatte en daarom de verjonging in zich hield. Zo werd de hazelaar tot symbool van vruchtbaarheid.

Struiken en bomen waren door bijzondere godheden bewoond gedacht. Deze goden beheerden het leven en groeien van die boom of struik. Daardoor ontstond bij onze voorvaderen het geloof aan bepaalde natuurgeesten. Zo baden ze tot vrouw Hazel om vergeving, als het niet te vermijden was dat men een hazelaar omhakte. Verder zien we in vele sprookjes, legenden en liedjes het leven in een hazelaar terugkomen.

Het is dezelfde twijg of roede die Assepoester geplant had op het graf van haar moeder. In die takken woonde vrouw Hazel die haar voerde naar heerlijkheid en schoonheid, gaf haar glanzende japonnen en voerde haar weg in een koetsje. Net als bij Roodkapje woont de petemoei, de wijze vrouw binnenin een notenhaag, de woonplaats van vrouw Hazel de weldoende fee, Assepoester offert op de heilige plek bij de hazelaar.

Symbool van liefde.

Bij H. Hildegard was de hazel niet in hoog aanzien: ‘Der Haselbaum ist ein Sinnbild der Wollust, zu Heilzwecken taugt er kaum.’ N oten werden met seksualiteit en vruchtbaarheid in verband gebracht. Die seksuele verbinding is in een Duits volkslied te herkennen: Die Nachtigall singt auf kein Tannenbaum,Schlagt in der Haselnussstaud..Tijdens het zoeken zingt hij, na de paring niet meer. De volksspreuk ‘viel Hasel, viel Kinder ohne Vater en der ist aus einer Haselstaude entsprungen ‘wijzen op zijn overbleven herinneringen van zulke verbindingen. De in vele gebieden bewaarde gebruik om bij zijn liefste op 1 mei een berkenboom te zetten werd door het zetten van een hazelaar afgewend en het meisje aan spot overgeleverd. Vanwege dit seksuele gebruik werd de hazelaar als afrodisiaca gebruikt en de tot poeder vermalen bast werd onder het eten gestrooid of in hazelnootolie gebruikt.

Over de hazelaar als symbool van vruchtbaarheid zijn vele verhalen in omloop. Als vrouwen bijvoorbeeld niet tevreden waren met hun mannen, legden ze een met vele noten behangen hazelaartak boven het echtelijke bed. In vele dorpen was het gebruik dat jonge vrouwen de zekerheid in verwachting te zijn, door een hazelaartak in de hand lieten zien.

De Angelsaksische hoeder sneed een buigzame twijg om het vee te drijven. Hij noemde die twijg zijn haesel of haesl, dat wil zeggen zijn maarschalksstaf van gezag.

Over ‘Vrouw Hazel’, wordt gesproken als een goede fee die met de meisjes als een vriendin sprak. Het is een breed bladerige als voor stille liefde geschapen struik. Een oud gezegde in Duitsland is, ‘In die haseln gehen’, hetgeen liefkozen betekent. Wie van zijn geliefde niet het jawoord krijgen kon, moest alleen maar zorgen dat hij haar bij een hazelaar trof, dan was de bond gesloten. In Duitsland zei men tegen een geliefde: mein nuskernle.

St. Nicolaas strooit de noten, het symbool van vruchtbaarheid.

Verhalen over de hazelaar werden ook in andere landen verteld. Op kerstavond werden in het Engelse Northumberland door bruidsparen noten in het vuur geworpen. Als deze noten stillagen en tezamen verbrandden, dan werd het een gelukkig huwelijk; als ze uit elkaar vielen, dan betekende dat een ongelukkige, kraakte het daarbij, dan zou het in de toekomst kraken. In Frankrijk liet men nog lang op vele plaatsen noten voor het van het altaar komende paar vallen.

Vrijsters gooiden noten, met de namen van haar aanbidders, in het vuur met Allerheiligen om uit te maken wie van hen haar liefde waardig was. Degene die kraken of springen zijn niet te vertrouwen, zij die rustig liggen te branden zijn de ware.

In Shakespeare zegt Petruchio tot Catharian:

(‘Kate, like the hazel-twig) Kate, is als een hazelaartak

(Is straight and slender, and as brown in hue) En recht en slank. Ze is bruin van kern

(As hazel nuts, and sweeter than the kernels) Als een hazelnoot en zoeter dan haar kern.’

Verder komt de hazelaar voor in Romeo en Julia.

Zelfs bij de oude Romeinen speelde de noten al een rol bij huwelijken. Op de avond voor het trouwen werden bij fakkellicht en fluitspel noten onder het volk geworpen. Dit was het ‘Nuces projicere’ wat zoveel betekent als: ‘De kinderschoenen verlaten’. Voorts geloofde het volk dat in een jaar dat de hazelaar vol noten hing, vele (onechtelijke) kinderen ter wereld zouden komen. Dit werd waarschijnlijk veroorzaakt doordat het bij het jonge volkje, die tussen het donkere gebladerte in duistere bossen de noten plukten, wel eens onkuis aan toe ging.

In Polen geloofde men dat de hazelaar op klokslag twaalf in de kerstavond bloeide en ogenblikkelijk weer verdween. Als een meisje deze bloemen bemachtigen kon, zou ze de liefde verkrijgen van alle jongens en zou ze de man krijgen die ze maar wilde hebben.

Dromen van hazelaars betekent rijkdom en tevredenheid als beloning voor een leven van hard werken. Dromen van het vinden van verborgen hazelaarnoten voorspelde de ontdekking van verborgen schatten.

Bijbel.

In de Bijbel nam Jacob roeden van groen populierenhout en van hazelaar en van kastanje Genesis 30; 37,38.

Uit Bock.

Christelijke hazelaars.

Mede doordat de H. Agatha een oude volksheilige is staan velerlei gebruiken met haar naam in verband die teruggaan op de legendarische redding van de stad Catania bij een uitbarsting van de Etna. In Otranto bestaat het geloof dat de H. Agatha alle jaren de zee van Catana tot Gallipoli overvaart in de schelp van een hazelnoot

H. Alena: Germaans Adalina, of de naam is een verkorting van Magdalena. In de streek rondom Brussel is ze een bekende heilige en wordt vereerd te Vorst_Brussel en te Dilbeek, ten westen van Brussel. In Vorst, in de St. Denijskerk is een Alena tombe en -kapel. Ze wordt beschouwd als een van de oudste heiligen van België en leefde in de 7de eeuw (vandaar mogelijk een Germaanse naam) Ze was de dochter van Bevold, heer van Dilbeek en zijn vrouw Hildegaart. Ze maakte kennis met het christelijke geloof en ging ‘s nachts naar Vorst om in het geloof te worden ingewijd. Daar woonde een Christen die de nieuwe leer verkondigde. Iedere nacht ging Alena door het woud dat Dilbeek van Vost scheidde om in deze laatste plaats de morgenvergaderingen bij te wonen. Hier stond een kapel die niet overlommerd was. Daarover was Alena zeer bedroefd. Eens stak zij haar wandelstaf in de aarde, vooraleer de kapel binnen te gaan. De dienst gedaan hebbende kwam ze naar buiten en vond dat haar staf bladeren en bloemen had gekregen. Het was een hazelaar geworden.

Voor jaren geleden zag men de hazelaar nog staan op het kerkhof nevens de kerk. De gewijde boom werd zeer vereerd. Zijn stam was zo dik als een ton. Het was wellicht de grootste hazelaar in de wereld. De hazelnootjes werden zorgvuldig geplukt en in de kerk bewaard. Men verkocht ze aan de bedevaartgangers die naar Vorst kwamen om er de tandpijn te genezen, met de tanden kraakt men immers hazelnoten? Geen kind durfde nootjes van de gewijde hazelaar te plukken, geen vee mocht het gras van het kerkhof afgrazen.

Eens reed een jongeling voorbij de kapel van Vorst en zei: 'is dit de hazelaar wiens noten niemand durft aanraken?' Hij stak zijn paard met de sporen, reed naar de boom en trok er enige vruchten af. In het naar huis keren werd hij geheel uitzinnig en zijn paard stierf onvoorzien. Dat bedroefde de ouders, maar door de voorspraak van de H. Alena werd de jongeling kort daarop weer gezond.

Ze werd verraden door de wachters van haar vader. Die, een vervolger van het nieuwe geloof, gaf bevel haar gevangen te nemen. Alena verloor daarbij een arm en stierf, overgelaten aan haar lot. Aan een van de dienaren van haar vader gebeurde toen een wonder, zodat hij zich bekeerde. Op Pinksteren van het jaar 1193 werd haar gebeente door abt Godschalk van Affligem plechtig verheven, wat gelijk stond met heilig verklaring. Ze ligt te Vorst begraven. Mogelijk het oudste graf van België.

Ze wordt aangeroepen tegen oogziekten.

Deze heilige zou in 630 geboren zijn. De Bollandisten (naar de Jezuïet J. Bolland) bewezen dat die hazelaar in de 12de eeuw al bestond en in de 17de eeuw had de stam een omvang van een ton.

In Bohemen eert men Onze Lieve Vrouwe in de Hazelstruik, im Haselstrauche. Een slager die eens voorbij een hazelaar ging, hoorde de stem van Maria, hij zocht en vond er een Mariabeeld in dat hij naar huis meedroeg. Maar tijdens de nacht keerde het beeldje weer naar zijn oude plaats terug.

Het was tussen hazelaars dat de Goddelijke verschijning van de Heilige Maria Alacoque, te Paray, nu Lemonial, plaats had. De gelovigen nemen, ter godvruchtige herinnering, de bladeren van deze struik mee.

Doodsboom.

In de voorchristelijke tijd was de hazelaar het symbool van de dodencultus. Dode hazelnoten bevatten de kern van het nieuwe leven. Zo is de god van de vruchtbaarheid vaak ook dezelfde als de god van de dood. De gestorvenen werden hazelnoten in de handen gelegd, zoals skeletten uit paalwoningen laten zien. Zulke ‘Godenspijs’, vond men in historische paalwoningen bij het Duitse Weimar. Men vond in de graven van Germanen en Alemannen schalen met hazelnoten en stokken. Bij de Alemannen bevond zich ook een staf onder het lichaam en twee staven onder de uitgeholde dodenboom die als kist diende.

Folklore.

In Griekenland was de hazelaar gewijd aan Persephone, de godin van de onderwereld. Bij de Germanen was het aan de hemelgod, in het bijzonder aan de oppergod, Wodan, en aan de dondergod, Donar, gewijd. Zij zouden hun bliksem door de lucht werpen in de vorm van hazelaartakken. Het volk zette daarom een hazelaartwijg voor de ramen als bliksemafleider. Een andere herinnering aan die dondergoden was het gebruik om bij bliksem met een hazelaarstok in het zand een kruis met twee harten te maken. In de hazelaar slaat de bliksem niet in en onder zijn schaduw is men veilig voor onweer.

De christenen namen de heidense gebruiken over en gaven deze een nieuwe interpretatie. Zo ontstond de sage dat Maria, toen ze naar Elisabeth reisde, door onweer werd overvallen en bescherming vond onder een hazelaarstruik. Sindsdien beschut de hazelaar tegen bliksem en zet men ze voor de ramen of steekt men ze onder het dak. Ook wordt gezegd dat de plant Maria met Jezus tegen onweer beschut zou hebben. Maria zegende de struik en sindsdien wordt ze niet meer door onweer getroffen. Die bliksem werende kracht zou vooral in de katjes dragende twijgen zitten. Deze werden palmbosjes genoemd en werden op Palmzondag in de kerken gewijd. Bij naderend onweer moesten dan drie tot zeven van deze takjes in het vuur geworpen worden om het huis vrij te houden van blikseminslag.

Heksen.

Op sommige plaatsen was de hazelaar de ruggengraat van de tegen heksen en bliksem behoedende palmstok. Aan zoծ palmstok waren de symbolen van het aankomende voorjaar, het wilgenkatje, de mistel, de vlier en de palm gebonden. De stam mocht niet lang zijn en moest geschild worden: de heksen konden tenslotte in de kleinste ruimte kruipen, zelfs tussen bast en hout. Omdat men de stok tenslotte moest vasthouden, mocht alleen het handvat zo blijven.

Vele andere heidense gebruiken en bijgeloof hebben zich in christelijke tijden staande weten te houden. In sommige delen van Duitsland werd een bestuurder via een hazelaarstok gekozen en droeg men op een bruiloft afgeschilde hazelaarstokken om het nieuwe paar tegen de invloeden van boze heksen en geesten te bewaren. Om het koren voor schade te behoeden legde men drie kruisen van hazelaartwijgen op de bodem van de schuur, voordat de oogst binnengebracht werd. Om het vee te behoeden en te laten gedijen werd de hazelaar in de stallen gebracht. Tenslotte behoedde de hazelaar ook tegen slangen. Beschreef men met een hazelaar een cirkel om een slang, dan kon die daar niet uit komen. Als kinderen dan ook ver moesten, kregen ze een hazelaar mee voor onderweg. Tenslotte was de combinatie van hazelaar en maretak uitermate gunstig. Als een maretak op een hazelaar groeide, zou die epilepsie tegengaan en kende men er magische eigenschappen aan toe. (349)

Toverkunst.

In de toverkunst werkte de hazelaar ook. Zo was er een middel om ervoor te zorgen dat een vrouw haar man verliet. Daarvoor moest zij een in de Andreasnacht opgegraven en fijn gestampte hazelaar wortel vermengen met bloed van haar man en dit in het eten mengen. Dit middeltje werkte onfeilbaar, mits de wortel op de goede tijd opgegraven werd, namelijk direct nadat de heksen over de struik gevlogen waren.

Als je een afwezige wilt kwetsen of een lichaamsdeel wil ontnemen, snijd je op een zondag voor zonsopgang een eenjarige hazelaartwijg en buigt die onder het snijden naar beneden en spreek’ ‘ik snijd u in naam van mijnen vijand, die ik verminken wil’ Daarna ga je naar huis leg de hazelaartwijg in naam van de Heilige Drievuldigheid op een eikentafel, neem een scherp mes en doorkerf de tak al murmelend. ‘bald-bluein-droch-mir­roch-betu-baroch-assa-maroth’. H. Drievuldigheid straffe hem, die mij dit kwaad heeft aangedaan en laat hem niet toe het nogmaals te doen. ҅son-elion-emasis-ales erge!!

Om een afwezige te kwellen kun je ook een stuk geconsecreerd vet spek ter grootte van een ei nemen, steek er spelden in, een dertigtal, zonder ze evenwel te tellen, terwijl je bij iedere steek de magische woorden uitspreekt ‘Eenmaal vassis atatlos, tweemaal vassis atatlos’, etc. Als het steken gedaan is leg je er kruisgewijze twee gewijde palmtakken op en begraaft alles in onbebouwde grond.

Of je volgt je vijand en laat een steen vallen op het stuk grond dat door zijn schaduw bedekt is, juist op het ogenblik dat hij naar het zuiden gaat. Dan wacht je tot de vijand zich verwijderd heeft en zoek je naar de nagelaten indrukken van zijn linkervoet. In deze voetindruk trek je met een cipres­tak, die je met een geconsecreerd mes gescherpt hebt, een streep in de lengte en een streep in de breedte en dat herhaal je tot je er zes hebt. Raap het aldus gevormde mul op en leg het in een blad van maagdenperkament en begin in een andere indruk van de linkervoet tot driemaal toe. Met dit mul of stof ga je naar huis en ontsteek je een vuur. Dit doe je op de dag en het uur van Mars en op een avond van nieuwe maan en werp je het stof in het vuur. Een ongeluk zal de vijand overvallen. Duits Zauber-strauch.

Als het op Johannes regent worden de noten wormstekig.

In Ennstal snijdt men een met wratten bezette mens een twijg af, de zogenaamde Warzenstecken en zoveel inkervingen als hij wratten heeft geeft hij en werpt die dan zonder om te kijken achter zich op straat. De vinder krijgt dan als loon zijn wratten. Om mollen te verdrijven gaat men op drie vrijdagen in maart voor zonsopgang driemaal op drie plaatsen met molshopen weide met hazelaarsroeden slaat men op de aarde.

De buigzame twijgen werden wel gebruikt om te slaan, als staak om planten tegen aan te leiden, wandelstokken, ze worden door schaapsherders gebruikt, hazelnootkolen zijn goede tekenkolen.

Uit de kernen perst men een amandelolie gelijkende vette olie die voor eten gebruikt wordt en vooral voor in olien van instrumenten, uurwerken, muziekinstrumenten. Als vervanger van amandel worden ze gebruikt in fijn bakkerswerk, bij chocolade.

Wichelroede.

(88, (1921) De hazelaar werd wegens dezelfde takvorm voor dezelfde doelen gebruikt als de maretak. De belangrijkste betekenis van de hazelaar was zijn functie als wensroede. De latere gebruiksdoelen van hazelaarhout zoals voor handhaving van vrede en afweer, het bannen van heksen en toverij en het vinden van schatten of water zijn hieruit af te leiden.

Het is een wensroede, wunscilgerta. Het gebruik van die magische wensroede kende al reeds de Etrusken en Romeinen. In Rome heten mensen die met de wensroede water zochten, aquileges. Tuturna, de bronnennimf (aquae virgo) werd met een roede in de hand afgebeeld. Bronnen, ertsaders, begraven en verborgen schatten, verloren wegen en ontsnapte dieven konden met behulp van de wensroede gevonden worden.

Bij het gebruik als wichelroede voor het vinden van edele metalen kreeg het in Tirol zelfs aparte namen. Indien gebruikt voor het zoeken naar goud, werd de tak Kaspar genoemd, voor het zoeken naar zilver Balthasar, en voor het zoeken naar water Melchior. Soms wordt de afgesneden roede min of meer vervormd tot de gestalte van een menselijk lichaam, de twee takken van de gaffel verbeelden de benen.

Wichelroede snijden.

(189A) (349) De wichelroede moest wel op een speciale manier gemaakt worden. Gewoonlijk snij je de wensroede van een eenjarige twijg af. Het snijden gebeurt op de voorgeschreven wijze, niet met een mes, maar met een scherpe vuursteen. Daarbij moet je snel handelen zodat de struik niet de tijd heeft om zijn geheimzinnige kracht uit de twijg terug te trekken en tegelijkertijd moet je de toverspreuk uit spreken.

Laat het na het snijden niet de onreine aarde beroeren en snijdt gelijk boven aan een kruis, dan is het klaar om te gebruiken. Naakt moet je dan deze wensroede volgens speciale riten maken in de Johannesnacht op 29 augustus, of in de Kerstnacht tussen 11 en 12 uur onder het mompelen van de volgende woorden; ‘G҇od groet u, edel takje, met God de vader zoek ik u, met God de Zoon vind ik u, met God de heilige Geest macht en kracht breek ik u, ik bezweer u roede, zomertak, bij de kracht van de allerhoogste, dat gij mij alles zegt, alles wat ik u beveel en dit zo zeker is, als Maria de moeder van God en reine maagd was, wanneer zij onze heer Jezus baarde, in naam van God de Vader, de Zoon en de heilige Geest, amen.’ Of de toverroede wordt gewijd, een wijding die zeven dagen duurt en begint met nieuwe maan. Deze wijding moet gedaan worden door een geïnitieerde, bezitter van de ‘Grande arcanes’ en van een dergelijke gewijde roede. Deze tekst is wel ge-ent op de christelijke hogere macht, maar het ligt voor de hand dat deze een overlevering is van heidense gewoontes.

Je moet zulke toverroeden met zorg verbergen, wordt die door een profane aangeraakt, dan verliest de roede zijn kracht.

Slag.

Overigens moet nog aan een voorwaarde voldaan worden om succes te garanderen. Degene die de roede maakt, evenals degene die het gebruikt, moet namelijk ook nog in een zeker teken geboren zijn. Om de wichelroede -Waals ‘jetter la bauette’, te kunnen gebruiken, moet men met de helm -Waals ‘hamelette’, helm- geboren zijn. Bij gebruik moet de roede ook nog in een voorgeschreven houding worden vastgehouden, dat wil zeggen: van het lichaam af en voor zich uit. Als het gezochte dan daar is, buigt de roede zich naar beneden, hoe stevig je het ook vasthoudt. Die beweging wordt ‘slag’, genoemd. Niet iedereen kan de roede gebruiken. Het gebeurt zelfs wel dat sommigen die ze al jaren met goed gevolg gebruikt hebben de roede niet meer in beweging kunnen krijgen. Dit alles lijkt heel mystiek, maar er zijn toch mensen die de ‘straling’, kunnen opvangen en de roede weten te gebruiken. De tovenaar mag enkel zijn wichelroede gebruiken als hij alleen is en, zonder noodzakelijkheid, mag hij die niet aanraken. Vele oude magiërs maakten ze ter lengte van de voorarm en verborgen ze onder hun brede mouw. Ze toonden aan het publiek alleen de eenvoudige raadsroede: de Franse baguette divinatoire, die verschilde van de echte toverroede: baguette magique.

Schatten.

Er zijn vele volksverhalen dat onder hazelaars schatten verborgen zijn. Onder de hazelaar bij Polkendorf in het Reuzengebergte zou een grote schat begraven zijn. Alleen iemand uit de familie van Jorg Back kan die om 12 uur 's nachts op halen. Toen Jorg Back er eenmaal naar toe durfde zag hij in de hazelaar, op een grote steen, een vrouwengestalte en naast haar een verschrikkelijke draak. De vrouw zei hem om uit het diepe binnenste van de draak de sleutel tot de schat te pakken. Sidderend liep Jorg weg en nog lang hoorde men het huilen van de vrouw wiens hoop op verlossing weer verloren was.

Toen in de boerenoorlog het slot Speckfeld afgebrand was, geloofde een boer een paar jaar later, dat er in de rune onder een hazelaarstruik een schat begraven was. Hij ging zelfs naar de bisschop met het verzoek om hem toestemming te geven om de schat uit te graven. De bisschop gaf hem die en gaf bevel aan twee dienaren om bij het schatgraven aanwezig te zijn. Maar er werd niets gevonden en alle drie, vooral de boer, werden hartelijk uitgelachen.

Sage:

Een naklank over het bijgeloof als wichelroede zie je in de sage van Alshetregent.

In een woud leefde eens een geweldige waterreus die dagenlang als tijdverdrijf bronnen sloeg die hoog opsprongen. Tot zijn verstrooiing blies hij met zijn mond water tot machtige waterzuilen die hij in reusachtige bogen liet neerkomen. Schenen dan de zonnestralen brak die de straal in duizenden ronde dropjes zodat alle zeven regenboogkleuren ontstonden, dan juichte hij van vreugde. Hij was in het bezit van grote waterlaarzen die hij tijdens de zomer, als de wateren stil waren en de stormen zwegen, uittrok en bij zijn grot neerzette als een teken dat rust en stilte heersen zou. Na zijn dood bleven ze daar en versteenden. Naast die laarzen droeg hij een grote wandelstaf van een hazelaarstruik die hij voor het ordenen van het water gebruikte. Stiet hij daarmee in de aarde dan ontstond daar een geweldig gerommel en al gauw verscheen daar een bron die nooit meer droog stond die hij met de toverstaf de weg wees. Op die manier had de hazel vele zijrivieren laten ontstaan, een zijtak van de Werra draagt dan ook de naam Hasel.

Knuppel.

Een bijzonder gebruik heeft de hazelaar ook als knuppel. Het is een boom van wijsheid en vandaar goed materiaal voor alle krachtige roeden. Dat komt omdat als je van een gesnoeide hazelaar een stevige tak afbreekt er van onderen een verdikking zit waar zich callus gevormd heeft wat zeer hard en zwaar is. Dat is uitstekend geschikt als wandelstok of om er mee te slaan.

Vondel, De Leeuwendalers

‘..Met een hazelaren stok’.

De knuppel uit de zak was een knuppel uit de hazelaarstruik. Men verhaalt de volgende geschiedenis. ҅en herder wijdde zijn wollige kudde. Gemakkelijk leunde hij op zijn herdersstaf die hij van een hazelaar afgesneden had. Daar kwamen soldaten voorbij en zagen hem op zijn staf leunen. Een van hen, een goede schutter, nam zijn geweer en schoot de staf middendoor zodat de herder ter aarde viel. De soldaten lachten dat ze schudden, de herder verdroeg dit zwijgend. Toen de soldaten verder trokken, deed de herder zijn rok uit, wierp die op de grond en sloeg met een stuk van zijn staf stevig op de rok in. Hierdoor bereikte hij, door de kracht van de hazelaar, dat de slagen door de soldaten gevoeld werden. (Het is een soort voodoo. Afwezigen konden gepijnigd en gedood worden door magische middelen. Hiertoe gebruikte men vooral de hazelaarroede). De slagen trof en de overmoedige soldaten en een kwartier lang hoorde men hun gekerm in de wijde omgeving.’

De staf van pelgrims was gewoonlijk van de hazelaar gesneden en mensen die lange pelgrimstochten gemaakt hadden bewaarden de schat als een staf, ja, hij werd zelfs met hen begraven. Zo werd bij het openen van de graftombe van Richard Mayo, bisschop van Hereford, een hazelaar staf en een schelp gevonden, waarschijnlijk een teken van zijn pelgrimstocht naar het heiligdom van St. James in Spanje. Ook in andere graven als de tombe van Richard, bisschop van Chicester die gestorven is tussen 1245 en 1253, werden hazelaartakken op zijn lichaam gevonden.

Het was de hazelaar staf die St. Patrick gebruikte toen hij de slangen voor zich uit, Ierland uit joeg.

Grote hazelaars.

De hazelaar kan toch zeer grote afmetingen bereiken, hoogte en ouderdom. Er werd er een gezien door Karel van Ecluse (Clusius) met een hoogte van 12m en een middellijn van 32 cm. Keizer Leopold zou in 1567 te Frankfurt an Main een maaltijd hebben gehouden onder een hazelnotenboom die 27m hoog was.

Vermeerderen.

Vermeerdering door zaden, de variëteiten door afleggers en soms enten.

De gewone hazelaar en de boomhazelaar worden via zaad vermeerderd. Zaai ze direct ter plaatse in oktober. Of stratificeren en in maart zaaien. Dat voorkomt veel vraat door dieren.

De roodbladige vorm wordt vermeerderd door afleggen. Buig de onderste twijgen naar beneden, maak een kuiltje, zorg dat de top rechtop komt, bindt die vast aan een piket. Zorg dat de grond daar voldoende vochtig blijft, na 1 groeiseizoen afsnijden van de ouderplant en oppotten. ‘Contorta’ kan ook gestekt worden in juli met 1% ibz, maar de groei is later matig. In ieder geval geen opslag zoals bij de geënte vorm.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl