Lithospermum

Over Lithospermum

Parelzaad, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Het zijn lage en meestal kruidachtige planten die van weinig belang zijn, sommigen soorten worden gebruikt in de alpine- of rotstuin.

De45- 60 soorten komen meestal voor in het Noordelijk Halfrond.

Kruiden of halfheesters die ruig, zijdeachtig of borstelig behaard zijn.

Bladen staan afwisselend en zittend.

Bloemen zijn wit, geel, blauw of violet en staan in bladige en vaak gedraaide trossen.

Boraginaceae, ruwbladige, Heliotrope klasse.

uit plantillustrations.

Lithospermum canescens, Lehm. (grijsachtig) Zittende bladeren zijn smal langwerpig tot lijnvormig, stomp en grijsachtig behaard.

Kruidachtige stengels zijn opgericht en bovenaan vertakt, zacht behaard.

Talrijke zittende en ca. 1cm lange oranje/gele bloempjes staan in dichte bebladerde trosjes, bloembuis is aan de voet behaard, juni/juli.

Is afkomstig van de vlaktes en open wouden van Ontario tot Alaska en westelijk tot Arizona en wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1826.

Gebruik/Naam

Hairy puccoon of indian paint, indian red root of paint. De rode wortel wordt gebruikt wordt om er een verf van te bereiden. In zijn geboorteland werd het door de Indianen puccoon of Indiaanse rootwortel genoemd, die buiten het verfgebruik de plant ook gebruikten als een soort voorbehoedsmiddel, een eigenschap die ook andere planten uit dit geslacht zouden bezitten. Alkanet of N. America, deep yellow flowered gromwell, hoary puccoon.

Uit Fuchs.

Lithospermum officinale, L. (geneeskrachtig)

De plant heeft lijnvormige en duidelijk nerven bezittende bladeren, is dicht bebladerd en blad is ruig van boven.

Glad parelzaad is een veel vertakte plant van een halve meter hoog.

De kleine bloem is groenachtig/wit in juni.

Meerjarig.

In de winter, als het groen verstorven is, en de houtige delen van stengels en twijgen resteren, zie je dit bedekt met parelachtige zaden, een aparte verschijning.

Zaden zie je vooral komen op kalkbodems.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a)’Vanwege de grote hardheid van de zaden worden deze twee eerste kruiden Lithospermon genoemd, dat betekent eigenlijk steenzaad, sommige noemen het ook Gorgonium, andere noemen het Aegonychon, Leontion of Diosporon of ook Diospyron, als Plinius leest, bovendien ook Heracleos.’

Lithospermum is afgeleid van het Griekse lithos: een steen, en sperma: zaad, omdat de zaden op kleine stenen lijken. Of omdat de zaden in wijn gedronken de stenen verdrijven. Lithospermum is een naam die al bij Dioscorides gebruikt werd.

Plinius XXVII.74: ‘Merit iuxta folia singulas veluti herbulas et in earum cucuminibus lapillos candore et rotundidate margaritarum, duritia vero lapidea, ipsi qua pediculis adhaerent cavernulas habent et intus semen - his lapillis drachmae pondere potis in vino albo calculos frangi pellique constat.’

Witte steenbreek, midden-Hoogduits weiss Stainprech, weiss Steinbrech in Hort. Sanitatis en Steinbrecha bij Hildegard, Steinsamen bij Bock. In Spaans lithosperma.

Dodonaeus (b) ‘De Arabieren noemen het Millium Soler, de apothekers en de Italianen milium Solis, de Spanjaarden mijo del solծ Platearius bespreekt alleen granum solis; Ԉerba cuius semen proprie grana solis dicitur. Dissurium, yliacam passionem et lapidum frangit. Dioscorides beschrijft het Lithospermon waarbij de commentator Matthiolus opmerkt; Ԍithospermon hodie Serplasarij & omnes fere medidic Barbaros secuti Millium solis nominant.’ Hij zegt dat het beter Milium Soler genoemd moest worden omdat deze plant, naar het zeggen van Serapio op getuigenis van Aben Juliel, op de Soler bergen groeit, de naam heeft meer betrekking op de plaats waar de plant groeit dan op de zon, Sol.

Sonnenhirse, -korn. Het werd vergeleken met het graan Milium;

Dodonaeus ‘Het heet in het Hoogduits Meerhirsen, in het Spaans milliban.’

Oude Duitse namen zijn, naar de granen; Meergries in Oostenrijk en Zwitserland, Steinhirs Meerhirs en, een vergelijking met Hirs.

Dodonaeus(d) ‘De Fransen noemen het gremil en in het Engels gromell.’

Engelse gromwell, midden Engels grummel, graymile of gromelle, stamt mogelijk van Frans le gremil, oud-Frans gromil en dit van Latijn granum milii: de millet of hirs. In middeleeuws Latijn werd een plant met een uitzonderlijke sterke medische reputatie milium solis genoemd, de millet van de zon, naar zijn harde en glanzende zaden. Of van Keltisch graun: een zaad, mil: een steen.

Dodonaeus (e) ‘De Fransen noemen het ook herbe aux perles. De grote soort die van ons groot parelkruid genoemd wordt is in de apotheken van Neder- en Hoogduitsland onbekend. De tweede soort noemt men eigenlijk in Nederduits steenzaad en parelkruid. Deze wordt in de apothekerswinkels van Hoogduitsland en Nederland gebruikt.’

Het kruid heet parelzaad naar de vruchtjes die zich als vier glanzende witte pareltjes onder in de kelk vertonen. Ze zijn zo hard dat het moeilijk is ze te breken en lijken wel van steen. Een sierlijke naam is ook het Franse herbe aux perles of perliere, Engelse pearl-plant, Duitse Perlenkraut.

(f) Marienthranen en verder Geisfuss, Iserhart, Zwitsers Isechrut. Engels lichwale of lychwale.

Gebruik.

De zaden bevatten kiezelzuur, de planten groeien dan ook veel op kiezelgronden. De zaden, semen milii solis, werden vroeger in de artsenij gebruikt. Ze werken op de plas en voortplantingsorganen. De bladeren bevatten looistof en werden vroeger in Bohemen wel gebruikt om er groene of zwarte thee van te bereiden die bekend was als porseleinthee. De groene bladeren kwamen in de handel als Bohmerisch of Kroatische thee. Ook werden de bladeren gebruikt om de echte thee te vervalsen.

De soorten met rode wortel bevatten een verfstof. Deze verfstof werd wel als kleurstof gebruikt in pommades en haarzalven en vandaar de Duitse naam Bauernschminke, het rode sap dat door dorpsschonen als schmink gebruikt werd en bij ons basterd alkanet.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 310, 309) ‘Tegen de nierstenen en steen: Neem van het zaad een of anderhalf vierendeel lood, als het fijn gestampt is geef het met wijn in. Dioscorides. Plinius zegt dat dit kruid ook de druppelplas geneest.

Voor zware arbeid van de vrouwen: Neem van het fijn gepoederde zaad een half lood en laat het met vrouwenzog innemen. Platearius, Pandecta, Serapio, Matthiola. Dit is dikwijls beproeft geweest en werkt snel, maar daarin wordt het klein steenzaad voor krachtiger gehouden dan het groot steenzaad.

Dit kruid wordt zeer geprezen om de vloed van het mannelijk zaad op te laten houden die men gonorroe noemt en dan geeft men anderhalve drachme van dit zaad te drinken met een halve drachme Asplenium en twee scrupels witte amber met sap van weegbree of van sla.’

Folklore.

De zeldzame verschijning van een uit een plant groeiende steen, niet verwonderlijk dat het kruid gebruikt werd als tovermiddel, de Franse millet dաmour. Slowaakse meisjes nemen onder het onderkleed de uitlopers van dit kruid zodat ze met dansen niet moe worden. Met een aftreksel van deze plant wassen ze zich zodat ze geuren en begeerd worden.

Uit en.wikipedia.org

Lithospermum purpurocaeruleum (L.) I. M. Johnst. (purper/blauw) (Buglossoides purpurocaerulea (L.) I.M. Johnst) Donkergroene bladeren zijn lancetvormig en 1nervig, behaard.

Kruidachtige stengels zijn behaard, de niet bloeiende liggend en tot 80cm lang, de bloeiende opstaande.

Eindstandige losse trosjes van 1cm grote bloempjes die eerst purper/rood en later hemelsblauw worden, aan de buitenkant behaard in juni/juli.

Kalkhoudende grond. Een bodembedekker die zelfs droogte en schaduw verdraagt. Waar de stengels de bodem raken, gaan ze wortel schieten.

Uit Midden en Z. Europa, Kaukasus, Klein Azië en Japan wordt 20-40cm hoog.

Naam.

Blauw parelzaad, Engels creeping of purple gromwell, Duits Blauroter Steinsame, Purpurblauer Steinsame, Frans grmil pourpre bleu. Japanse naam is murasaki wat een inspiratie was voor de een naam ‘Lady Murasak ‘ en is ook de bron voor de gewone Japanse term voor de kleur purper, murasaki iro. De verf die van de wortel gemaakt wordt heeft ook andere namen als shikon, ze hebben aluin nodig en zijn zo moeilijk te bewerken. Tijdens de Han periode waren er wetten dat murasaki-gekleurde kleding er alleen was voor de heerseres en hun dames.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in mei/juni, of zaaien bij 20 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl