Syzygium

Over Syzygium

Kruidnagel, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit J. Carson.

Een groot geslacht met een 500-1000 soorten, van Afrika naar Z. Azië en de Pacific. De meeste bij en rond Maleisië tot noordoost Australië.

De meeste soorten zijn altijdgroene bomen en struiken. Verschillende zijn sierplanten vanwege hun mooie glanzende bladeren, een paar geven eetbare vruchten voor jams en compotes. De belangrijkste is wel de kruidnagel.

Syzygium aromaticum Merr. et Perry (aromatisch) (Caryophyllus aromaticus, Eugenia caryophyllata, Jambosa caryophyllus, Ndz.)

De kruidnagel is een altijdgroene boom die tot 12m. hoog komt met een fraaie ronde kroon, maar meestal laat men het niet hoger worden dan 5m.

De smalle en tegenoverstaande elliptische bladeren zijn in jong stadium roze en bezitten doorschijnende olieklieren. Dergelijke klieren vind je ook in andere delen van de plant.

Het rijkst aan olie zijn de bloemknoppen. De langwerpige bloemknoppen hebben 4 kelkslippen en 4 kroonbladen en een groot aantal meeldraden. Het vruchtbeginsel is onderstandig.

Myrtaceae, mirtefamilie.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Groffels naghelen van deze tijden zijn in het Grieks ook Caryophyllon genoemd, maar oneigenlijk, want de oude Grieken kenden ze niet. De boom daar ze aan groeien lijkt niet op de notenboom en zijn ook geen bladeren, maar eerder bloemen of scheden van vruchten en verschillen daarin zeer veel van het Garyophyllon Plinij. Deze boom is van Egineta alleen, dat men weet, onder de Grieken eerst Caryophyllon genoemd en in het Latijn Caryophyllum’.

Caryophyllus aromaticum: (welriekend) Dit woord is afgeleid van karyon: een noot, en phyllus: een blad. Zie Plinius: “Zo hebben ze ook in India korrels als peper, maar harder en meer breekbaar, die noemen zij garyophyllon…... het wordt verhandeld vanwege zijn geur”. Plinius naam garyophyllon lijkt een volk etymologisch aanpassing te zijn van de Indisch naam katakaphalum: wiens vruchten scherp zijn.

De specifieke middeleeuwse naam Cariofilus en Caryophyllus is van deze boom naar de geurende anjer overgegaan. (Dianthus caryophyllus) Ook vanwege de geneeskracht zagen Europese geneesheren in de anjer de vervanger. Van dit caryophyllum kwam het Franse clou de giroflee of girofle en de Engelse gillyflower, maar dan als naam voor de anjer, zie daar.

Dodonaeus (b) ‘De bloem of de schede van de vrucht heet in het Nederduits groffels-nagel, in het Frans gyroffles en cloux de giroffle omdat ze een hoofd heeft als een nagel met vier uitstekende kruisvormig gevoegde tanden, in de apotheken Garyophyllus of Garyophyllus femina bij de navolgers van Avicenna, dan de grote of volmaakte heet Caryophyllus mas en in de apotheken Antophyllus en daarnaar in onze taal antoffel. In het Arabisch heten ze beide carrumfel of calafur of ook Arumfel, in Java heten ze syanke of chanque; in Maleisië synken. De lange steeltjes daar de bloemen van afhangen noemen ze fusti en sommige noemen de bladeren varaqua en de boom siger’.

De kruidnagel is de gedroogde en niet uitgelopen, spijker- of nagelvormige bloemknop. Goede nagelen moeten bij het indrukken van de nagel een olie laten zien. Ze zijn in verse toestand rood van kleur.

Dit zijn de cloves van de handel. Dit woord komt van oud-Frans clou: nagel, naar de vorm van de middeleeuwse nagels. Duits Wurznelken, eerder Nagelein, midden-Hoogduits Nagelbaum. Kramerneglen.

(c) De vruchten waren in de middeleeuwen bekend als Anthophyllus of Antofolus en vandaar Mutternagelen.

(d) Syzygium, van Grieks syzygos, verenigd, naar de gepaarde bladeren en twijgen van een soort uit Jamaica.

Gebruik.

Ze worden gebruikt als specerij, in de parfumindustrie, likeur, artsenij, tegen tandpijn en dergelijke. Op het eind van de negentiende eeuw werd op Java de tabak gemengd met kruidnagels wat een knetterend geluid maakte, kretek werden die sigaretten genoemd. In India wordt de kruidnagel gebruikt om de betelpruim te kruiden. Kruidnagels worden veel gebruikt in koekkruiden, zoals in speculaas, bij stoofgerechten, zoals runderlappen, worden kruidnagels langdurig meegetrokken. Traditioneel worden kruidnagels ook meegekookt met rode kool en met wild en vormt een bestanddeel van het kerriemengsel. In Duitsland wordt kruidnagel toegevoegd aan glühwein en bij ons aan de (vergelijkbare) bisschopswijn. De kruidnagels zelf moeten niet gegeten worden, want zelfs na lang stoven hebben ze nog een zeer sterke smaak. Dit geldt niet voor de kruidnagels in de Friese nagelkaas.

De olie werkt mild adstringerend in aromatische baden. Het bevat eugenol, de basissubstantie voor synthetische vanille.

Het gebruik was vroeger zo. (562, 164, 141) ‘Ze hebben een versterkende kracht, dun makend met enige tezamen trekking en daardoor versterken ze de hersens en het ganse ingewand en als ze bij de spijs gedaan worden verbeteren ze de gebreken van de maag, lever, hart en hoofd, verheugen het hart en maken vrolijk, nemen de verhitting, roodheid en de schel van de ogen weg, helpen de koude lever, genezen de waterzucht en laten de spijs verteren en geven het lichaam een goede reuk. Bij de spijs mag men ze niet met al te grote menigte doen omdat ze die wel een goede reuk, maar een bittere smaak geven en de buik al te hard maken. Dan dat nagelpoeder vier drachmen of een half ons tegelijk met melk gedronken maakt de mens bijslapen lustig en laat jongetjes winnen. De reuk van deze kruidnagels laat gauw opstaan diegene die in bezwijming gevallen zijn. Die nagels gekookt of op kolen geworpen genezen die verkouden, versnottert of in de neus verstopt zijn als ze die rook langs de neusgaten ontvangen. De Indische vrouwen kauwen deze nagels om een goede adem te krijgen en ze doen ze ook in zakjes om op de maag en het hoofd te leggen om die te versterken. Als je kruidnagels voor de neus ruikt versterkt het de hersens’.

Historie.

Kruidnagels werden al in Chinese en Sanskriet taal vermeld. In de Han‑periode, 3 eeuw v. Chr., werd het kippentong‑specerijen genoemd. Chinese hovelingen zouden in de 3de eeuw na Chr. verplicht zijn om kruidnagels in hun mond te nemen als ze tot de keizer wilden spreken. Ze groeiden in de specerijeilanden. Archeologen vonden kruidnagels in een keramische vaas in Syrië uit rond 1721 v. Chr. Plinius klaagde dat ‘er is geen jaar waarin India het Romeinse rijk geen 50 000 000 sestertiën afhandig maakt’.

In 176 na Chr. werd de specerij ingevoerd in Alexandrië. In de 4de eeuw na Chr. was het kruid algemeen bekend. De nagels werden toen door Maleise scheepvaarders naar Sri Lanka gebracht en vandaar door Indische handelaars naar de havens van de Rode Zee om tenslotte over land Alexandrië te bereiken waar het via Arabische handelaars als een kostbare specerij in de westerse handel kwam. Men verhaalde dat de kruidnagel gewonnen werd van een boom op de Molukken en wiens knoppen bewaakt werden door soldaten en waarvoor alle andere bomen op het eiland hun hoofden bogen.

De Indische specerij was al gauw bekend als genezer van alle ziektes en vooral die van het hart. Keizer Constantijn zond in 315 aan Bisschop Sylvester al nagelen. Kosmas vermeldt in 545 dat ze uit China en Sri Lanka stamden.

In de middeleeuwen waren ze hoog geschat. De Gravin van Leicester moest in 1265, 10‑12 shilling voor een pond kruidnagels betalen. Marco Polo vermeldt de specerij in het land Caidu, dat vermoedelijk in het stroomgebied van Irawadi (Soenda-eilanden?) te vinden is. Na de in bezit name van de Molukken door de Portugezen in 1524 kwamen ze rijkelijk naar Europa. Het was een van de duurste specerijen, 1 kg kostte rond 7gram goud. In de 17de en 18de eeuw kostten ze in Engeland vrijwel zoveel als goud.

Uit Curtis botanical magazine.

Binnen de perken.

Sinds 1599 traden de Hollanders daar op. In 1602 veroverden ze de Banda-eilanden en hadden een zeer lucratief monopolie.

Het verbod om nagels niet anders als in de door de company bestemde perken te cultiveren werd in 1633 per decreet uitgevaardigd. De cultuur werd op Ambon en de eilanden Oma, Honimoa en Nusalaut teruggedrongen en tussen 1648 en 1654 op andere eilanden uitgeroeid.

Vele miljoenen bomen werden met “Gods genade” vernietigd en op Ambon zelf werd het getal der bomen op 500 000 begrensd.

De Hollanders deelden het land in perken in (binnen de perken blijven) en verjaagden of roeiden de bevolking uit, tienduizenden eilandbewoners. Volgens sommige berichten zouden er 65 000 inwoners van de eilandgroep Ambon vermoord zijn. Verder werden smokkelaars of anderen, die het verbod overtraden, met de dood bestraft. De controlevaarten van de oorlogsschepen lieten, door expedities aan land ondersteund, vrijwel geen mogelijkheid onbenut om de nagel- en peperzaken in goede handen te laten.

Ze verboden de handel met andere volken en gaven de overgebleven voorraad aan de vlammen op om de prijs niet te laten zakken. Scheepsladingen werden verzonken of verbrand. In 1760 werd in Amsterdam voor een waarde van 8 000 000 franken vernietigd en in 1773 in werd in Batavia 250 000 pond muskaatnoot vernietigd.

Deze regels maakten de Hollanders niet geliefd. Het was bijvoorbeeld bij de inlanders een gebruik om bij de geboorte van een kind een kruidnagelboom te planten, waardoor ze de leeftijd van de kinderen ongeveer wisten. Bij het dood gaan van zo’n boom was dit een slecht voorteken en toen kwamen de Hollanders en moesten de geboortebomen vernietigd worden. A. Munting: ‘Doch wordt tegenwoordig op die Molukse eilanden er niet een meer gevonden omdat de geoctrooieerde Oost-Indische Compagnie der Vereenigde Nederlantsche Provincien met toestemming van de koning van die eilanden die alle heeft laten uitroeien en in de eilanden van Ambon laten planten waarin ze nu alleen gevonden worden. Ze geven daarvoor jaarlijks aan die koning de somma van vier en twintig duizend guldens tot een vergoeding zodat ze de nagels alleen in hun macht hebben en behouden en ook daarna naar hun believen de prijs stellen want die eilanden behoren hun toe.’

Frankrijk.

De muskaatvogel of duif, de burong pala, trok zich niets aan van dit verbod en verspreidde de zaden over aanliggende eilanden.

In 1769 lukte het de Franse intendant van Reunion en Ile de France, (Mauritius) Poivre, de nagelboom te verplanten. Hij wist met twee kleine scheepjes zaden en plantjes naar Mauritius over te brengen vanwaar de cultuur zich spoedig verspreidde over Reunion, de Seychellen, Bourbon en Cayenne.

Toen was het met het Hollandse monopolie gedaan. In 1824 werd het monopolie definitief afgeschreven. De dwangcultuur werd eerst in 1863 opgeheven.

Engelsen.

Na de verovering van Mauritius door de Engelsen werd de plant ook naar de kust van Malakka, Java en Sumatra gebracht. In 1793 kwam de plant, door een Arabier, van Mauritius naar Zanzibar. Daar ontwikkelde de cultuur zich het best zodat Zanzibar en het eilandje Pemba de grootste hoeveelheid voor de wereldhandel leverden.

De kruidnagel van Ambon geld echter nog steeds als de beste. Ambon en Saparoea voerden jaarlijks gemiddeld 100 ton uit die via Singapore naar Nederland wordt verscheept.

Uit J. Banks.

Syzygium australe (J. C. Wendl. ex Link) B. Hyland (in ‘t zuiden voorkomend) (Eugenia australis, Endl.) (Eugenia myrtifolia) (mirtbladig) Wordt gebruikt als sierboom en om er geknipte hagen van te maken in warme streken.

Het blad is dicht en glanzend, met wat wijnrood aan de sierlijke en spreidende jonge scheuten..

Uit Australië is een boom van meer dan 20m hoog.

Australian brush cherry. De soort is verdeeld in 2 soorten, de ander is Syzygium paniculatum.

Uit B. Van Nooten.

=Syzygium cumini (L.) Skeels (Eugenia jambolana, Lam.) (Jambolana) (Syzygium jambolana DC)

Een snel groeiende grote struik of kleine boom die 30m kan halen en meer dan 100 jaren leven.

Het dichte loof geeft veel schaduw en wordt als sierboom geteeld.

Bloeit vanaf maart tot april, geurend en klein, 5mm in diameter.

De eetbare bes is ter grootte van een kers of duivenei en komen in mei of juni.

Uit Tropisch Azië, India, wordt 6m hoog.

Naam, etymologie.

Jambolan, Duits Wachsjambuse, Jambolanapflaume, Frans jambolanier, Engelse jambul, jamun, jamblang, jambolan plum heet in het Maleis djamblang. De verschillende namen van deze vrucht zijn in Frans faux pistachier, in Java plum, jambul, jamun, jaman, black plum, Indian blackberry, jambol, doowet, jambolan, jambolão, naval pazham in Tamil.

Het hout is sterk en water water resistent.

Hiervan werden de zaden en bast als middel tegen suikerziekten geroemd, respectievelijk semen syzygii en cortex syzygi. Het zaad wordt in verschillende alternatieve systeems gebruikt als in de Ayurveda (om diabetes te controleren), Unani en Chinese medicijnen. De bladeren voor bloeddruk. Wijn en azijn worden ook van de vrucht gemaakt, heeft veel vitamine A en C.

Uit Flora de Filipinas.

Syzygium jambos (L.) Alston (Eugenia jambos, L.) (Jambosa vulgaris, DC). Blad is lancetvormig en zeer toegespitst, dik en glimmend.

Bloemen zijn groenachtig wit.

Vrucht is een peervorm die wit of geelachtig is met wat roze. Heeft zeer goed geurende vruchten die als jambusen zeer gezocht zijn. Ze worden wel ingemaakt De in suiker ingemaakte bloemen werden voor koortsachtige ziektes gebruikt.

Het is een mooie en altijdgroene boom van 6-12m. hoog.

De jambos groeit op de Oost-Indische eilanden.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘De vrucht is zo groot als een ganzenei of groter en lijkt op een peer en is tweevormig, een soort is meest donker rood of bijna zwart en meest zonder steen en beter van sap en de andere is uit de witte roodachtig met een wit hard steentje en niet zo rond en zo groot als een perziksteentje en met een wit ruig vliesje bedekt en die is ook lieflijk om te eten, maar niet zo goed als de eerste. Beide ruiken als rozen en zijn koud en vochtig van smaak, zeer mals en dun, ja velachtig van schors. Deze boom groeit in Malabar en is het hele jaar door met heel rijpe en onrijpe vruchten en met bloemen geladen.

De Portugezen noemen hem jambeiro en de vruchten jamboli of jambos, in het Arabisch tupha Indi, in het Perzisch tuphar, in het Turks alma. Deze vruchten worden buiten de maaltijd gegeten en ook in het begin van de maaltijd en die (als ook de bloemen) worden in suiker gelegd en in hete koortsen gebruikt, om de dorst te verslaan’.

De naam Jambos is afgeleid van de Indische naam schambu, de naam van de boom. Ook wordt de plant wel jambosa van schamber genoemd.

Rozenappel, Engels Malay rose-apple, jamrosade en jambos, chom pu of chom-phu, Malabar plum, jambu, champakka en pomarrosa, Duitse Aprikosenjambuse en Rosenapfel, Frans pomme d’eau en pomme rose, de naam pommeros (: pomme de rose) komt voor in Suriname, op Maleisië djamboe mawar. In oud Sanskriet heette het land dat we nu kennen als India, Jambudvipa, rozen appelland, jambu; roos appel, dvipa; land.

Wereldboom.

Een grote boom die grootse vruchten draagt en bekend is bij de Hindoes als jambu, de vrucht der koningen dat zijn naam gaf aan het land Jambduvipa.

Het was een van de vier bomen, ghanta, kadamba, ambala en jambu die de kardinale punten markeerden waar de vier gigantische olifanten de wereld vast hielden. Vier grote rivieren stromen uit van deze boom in de kosmische mythe, want zijn vrucht was zo groot als een olifant en brekende, als ze vielen en rijp waren, veroorzaakten ze de vloed die nu Jambo river genoemd wordt. Deze stroom, gevoed van zijn vruchten, is daarom heilig en een stroom van gezondheid die zo dicht bij de kostbare soma van de goden komt, daar waar de stervelingen ooit hopen te komen. Hij is als de soma, in zover dat de boom de koning van het plantenleven is, want de soma levert de goddelijke ambrosia, de dronk van eeuwigheid. De doden klimmen in zijn takken om nieuwe kracht te krijgen als ze hun tocht beginnen naar de hemel waar de onsterfelijke zijn.

Als de goden op de berg Himavant aankomen in hun gouden boot geeft de costus of kushtha zo’n verblindend licht dat het zijn buurboom laat verbleken die, in zijn vroegere vorm, de dag en nacht gaf voordat de zon en sterren geboren waren.. Het vormt een stoffelijke lichaam voor Brahma zelf en draagt elke bekende vrucht die bekend is in de wereld, de goden zitten in zijn schaduw en drinken soma en hernieuwen hun jeugd.

In Tibet en Burma werd de jambosa of roosappel als heilig aangezien. Men identificeert hem met de Ilpa of Ilya die in het midden van het meer Ara groeit, verder dan de Vigara nadi, de stroom zonder ouderdom waarvan het water de eeuwige jeugd schenkt evenals de boom zelf die Brahma, die erin woont, zijn eigen heilige reuk schenkt.

Zie ook Amanita, Cynanchium, Malus, Ficus, Mangifera e.a.

Uit B. Van Nooten.

=Syzygium malaccense (L.) Merr. & L. M. Perry (Eugenia malaccense, L. )(uit Malakka) uit Maleisië is in 1768 beschreven.

Het is de large fruited rose apple. De rode ovale vrucht is een 4cm groot en geurt naar appels, donker rood, er zijn var met witte of roze huid. Het vlees is wit en omgeeft een groot zaad. Wordt tot jam gemaakt met bruine suiker en gember.

Uit Maleisië.

De pommerak of djamboe tersana, djamboe bol, jambu bol (Indonesië; bal guava), rozenappel of Maleise wasappel, Engelse Malay apple, mountain apple, jambu bol, plum rose, pommerac, met nog vele andere namen voor deze boom.

Uit www.fourlangwebprogram.com

Syzygium paniculatum Gaertn (Eugenia paniculata, Banks.) (trosvormig) (Syzigium paniculatum) Groenblijvende struik die sterk vertakt is.

Leerachtige en glanzend groene bladeren met roodachtige achterkant, jonge bladeren zijn vaak geheel rood.

Trosjes met kleine, geelachtig/witte, zacht geurende bloempjes in juli/augustus.

Uit Australië, Bourbon is beschreven in 1822.

Kirschmyrte, Engels brush cherry, magenta cherry, scrub cherry, magenta lillypilly.

Uit www.pbase.com

Syzygium samarangense (Blume) Merr. & L. M. Perry(uit Samarang, Indonesië) (Eugenia javanica, Lamk.) (uit Java) (Syzygium javanicum) is beschreven in 1823.

Altijdgroene struik of kleine boom tot 15m hoog met een brede kroon en afbladderende schors.

Tegenoverstaande bladeren zijn langwerpig ovaal, 10-25cm lang en 5-12cm breed.

Geelwitte geurende bloemen van 2-4cm breed staan in overhangende trossen.

Groen-witte tot licht oranje peervormige vruchten met een wasachtige, dunne schil. Het vruchtvlees is wit, sappig en smaakt mild zoetzuur, kunnen zo gegeten worden of tot compotes.

Groeit in de eilanden van de Indische Oceaan, Maleisië, Indonesië, Filippijnen.

Java-appel, in Indonesië jambu semarang, op Curaçao kashu (di) Suriname (Surinaamse kashu), in Suriname Curaçaose appel, Engels wax apple, love apple, java apple, Duits Rosenapfel, Jambu, Chomphu(on Thailand), bellfruit (Taiwan), water apple, mountain apple, jambu air (water guava” in Maleis), wax jambu, rose apple, bell fruit, macopa and tambis (Filippijnen).

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl