Hypericum

Over Hypericum

Hertshooi, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Curtis botanical magazine.

De hertshooi- of tutsan familie is een familie van struiken, kruiden of halfheesters.

Gewoonlijk bezitten ze kantige stengels en tegenoverstaande of tot kransen verenigde bladeren die door oliepuntjes doorzichtig en gepunctioneerd lijken.

De vele meeldraden staan in drie bundels gerangschikt waar de driedelige stampers boven uitsteken. Bloemen zijn meestal geel en staan in schijnschermen of eindstandige tuilen.

Deze familie omvat meer dan 8 geslachten met een 1000 soorten.

Ze zijn wijd verspreid over de gematigde en tropische regionen.

De meerderheid bestaat uit Tropische soorten.

Het geslacht Hypericum is het talrijkst in soorten en omvat meestal kruidachtige.

De boomachtige komen in de tropen voor.

Allen bevatten een vluchtige olie die voornamelijk uit de bomen gewonnen wordt.

Hypericaceae, nu Clusiaceae. Deze familie is nauw verwant met Guttiferae en ook met de Theaceae.

Hypericum.

Een geslacht van bladverliezende of altijdgroene en gewoonlijk lage struiken of meerjarige kruidachtige, zelden zijn ze eenjarig.

Bladeren tegenoverstaand en kort gesteeld of zittend, gaafrandig en met vele oliepuntjes.

Bloemen staan meestal in eindstandige trossen, minder vaak alleenstaand en soms okselstandig, geel, zelden roze of purperachtig Veel worden ze gekweekt om hun opvallende en heldergele bloemen, ook wel om de opvallende donkere vruchten.

Enorm variabel zijn ze in vorm.

Meer dan 400 soorten komen voor in warmere en koelere streken van de N. gematigde zone, een paar in het zuidelijke halfrond.

1. = Hypericum ascyron, L. (mans bloed)

Op elke knoop van de stengel staan twee bladeren die groter zijn dan die van het St. Janskruid en wat ronder, met een paar of weinig gaten erin, lang eivormig en spits, heldergroen en 4-9cm lang, deels stengelomvattend.

De plant schiet met bruinachtige, vierkante stengels op tot soms anderhalve meter hoog en spreidt zijn takjes vanaf de top.

Aan de toppen van de stengels staan vele sterachtige bloemen die gevuld zijn met vele meeldraden, 3-12 helder gele bloemen van 4-6cm lang, meeldraden in bundels, 5 stijlen die aan de voet met elkaar zijn vergroeid in juni/augustus.

Vochtige en zonnige plaatsen.

Het is een opgaande heester van 50-100cm hoog uit N. Amerika, Mantsjoerije en O. Azië. Is beschreven in 1774.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Grieken noemen dit gewas Ascyron, de Latijnen geven het geen andere naam. Sommige noemen het ook Androsaemon door dezelfde oorzaak waarom Hypericum ook zo heet. Galenus zegt dat het een soort van Androsaemon en Hypericum is en Ascyron of Ascyrodes genoemd wordt.

Ascyron is oud Grieks van a: niet, en skyros: hart, het betekent mans bloed.

Dodonaeus (b) ‘De Hoogduitsers noemen het Hartshaw en Waldthopff, in het Nederlands mag men het hertshooi noemen, het is in de apotheken niet bekend. Hertshooi kan bijna zoveel doen als het Hypericum of Sint Janskruid. De bloemen zijn bleker en langer van bladeren dan die van Sint-Janskruid en ruikt ook vol naar als hars.’

Hars hooi of hooi waarin hars zit en vandaar in Duits Hartshaw.

Dit kruid is wel bekend als St. Petrus kruid, Duits St. Petruskraut, Engelse St. Petruswort, de plant is wat groter en steviger dan het Sint Janskruid. Sint Petrus is ook een grotere apostel. Red leaved St. Johnճ wort of Siberian St. Johnճ wort.

In Wales ‘Ctreulys bendiged,’ in Ierland’ Bheahnua Firion.’

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 311, 309) ‘Om alle galachtige vochten door de stoelgang af te zetten: Neem van het zaad een half lood en geef het met mede of honingwater in. Dioscorides.

Tegen heupjicht: Neem van hertshooi drie handen vol, kook het op in wijn tot een pint en laat hiervan een roemertje vol drinken en laat ondertussen het zaad op de voor verhaalde wijze dikwijls gebruiken. Dodonaeus.

Om de wonden te helen: Maak een afkooksel van de bladeren met wijn en was de wonden dikwijls daarmee. Dodonaeus.

Galenus zegt ook dat het zaad purgeren en afjagen kan en de buik week maken

De bladeren worden net zo gebruikt als die van het St. Janskruid en helpen die plaatsen van het lichaam die door het vuur geraakt zijn.’

Folklore.

St. Pieterkruid, zijn dag is 29 juni, het eind van de Johannesfeesten. Op die dag werden er in delen van België kronen gemaakt die boven de straat werden gehangen. Van diegene die er onderdoor liepen werden de schoenen gepoetst. Գ Middags werd er thee gezet van het Sint-Pieterskruid waarbij mastellen, kleine broodjes, werden gegeten. ‘s Avonds werd er onder de kroon gedanst.

2. Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Hypericum calycinum, L. (kelkachtig)

Net als alle Hypericum’ s bezit dit gewasje kruisgewijs en tegenoverstaande bladen. Eirond langwerpig, dik en donkerblauwgroen, kort gesteeld, fijn doorschijnend gestippeld, achterkant grijs/groen, 3-8cm lang en 1.5-3cm breed. Er is vaak wat roodachtigheid op deze bladeren.

De stengels zijn onduidelijk vierkantig en vertakt, wijd uitgespreid, roodachtig.

Aan het eind van elk takje zit een grote goudgele bloem, 7-9cm in doorsnede, meeldraden staan in 5 bundels, 5 stijlen, de helmknoppen in de knop zijn rood, zo ook bij het uitlopen in juli/september. De bloemen houden lang stand, vooral in de schaduw. Gekneusd geven ze meestal een sterke geur af.

Vermeerderen door scheuren of zomerstek.

Dit is een zeer laag sierplantje, een liggende of kruipende vorm die in het leger gezeten heeft. Kruipt door en over de grond in militair groen.

Heeft wel eens wat problemen in de winter maar herstelt zich weer vlug in het voorjaar.

Met hun allen bedekken en veroveren ze grote velden.

Het is wel de bekendste hertshooi. De plant zou afkomstig zijn uit Schotland, Cork in Ierland, verder komt het in zuidoost Europa en Klein Azië voor, 20-40cm hoog.

Naam, etymologie.

Het kruid wordt wel Aarons baard en in Engels Aaronճ beard genoemd naar de mooie bloemen met de vele meeldraden, large flowered St. John’s wort. Frans millepertuis a grande fleurs: duizendgatengewas met grote bloemen. Grokelchiges Johanniskraut, Immergrnes Johanniskraut. Jerusalem star, Rose of Sharon, naar de Bijbelse woorden:’Ik ben een roos van Sharon en de lelie der dalen. Er is een verhaal dat vertelt dat deze plant vanuit het H. land meegebracht zou zijn door de kruisvaarders. Als tuinplant is het geïntroduceerd vanuit Turkije rond 1675.

5. Uit R. Wight.

=Hypericum hookerianum, Wight. & Arn.. (Engelse botanist sir William Hooker, 1785-1865, eerder directeur van de Botanical Gardens) Bladeren zijn eivormig en frisgroen, aan de onderkant blauw/groen, 4-8cm lang en 2-4cm breed, zittend

Een sterk groeiende struik met rode en bijna ronde twijgen.

Bloeit zeer rijk op het eind van de twijgen in schijnschermen, bloemen zijn tot 5cm in diameter en goudgeel, bloembladen zijn breed omgekeerd eivormig en vallen ver over elkaar heen, iets opstaand, meeldraden in bundels, 5 stijlen, juli/september.

groeit in de gouden driehoek, Birma, Thailand en Z. India. T. Lobb heeft het vandaar ingevoerd en wordt 1.5-2m hoog. Is beschreven in 1823.

‘Hidcote’ is een rijk bloeiende heester met diep gele schotelvormige bloemen aan wat overhangende half bladhoudende twijgen.

Meestal bloeit de plant met enkele bloemen bij elkaar die als gouden schotels gevuld zijn met gele nectardraden. Hidcote bloeit van juli tot september in groot gloeiend geel.

Blad is donker blauwgroen van kleur.

1m hoog en meer breed.

Glossy flowered St. John ‘s wort.

6. uit Curtis botanical magazine.

Hypericum patulum, Thunb. (open staand) Bladeren zijn 3-5cm lang en frisgroen, van onder blauw/grijs of blauw/groen, eivormig of lang eivormig en zeer laat afvallend.

Een laag blijvend struikje met sterk afstaande en overhangende tweekantige twijgen met een rode kleur.

Bloeit van juli tot september met goudgele bloemen aan het eind van de twijgen, soms alleen staand maar meestal met meerdere bijeen. Bloemen zijn in knop kogelvormig en later staan de bloembladen meer uitgespreid 4-5cm in doorsnede met talrijke en in 5 bundels verenigde meeldraden, de 5 stijlen zijn even lang of iets langer dan de meeldraden.

Komt uit Japan en wordt 0.50-100cm. De soort komt hier weinig voor, wel de var. en ‘Hidcote Gold.’

Spreading St. John ‘s wort. Groblumige Johanniskraut.

Uit www.rogerstreesandshrubs.com

Hypericum pseudohenryi, Robson. (Augustine Henry, Ierse arts en plantenverzamelaar, 1857-1930) Hypericum patulum var henri) komt hiervan die een meter hoog wordt met overhangende twijgen.

Bladeren zijn tot 8cm lang en vallen laat af.

Bloeit zeer rijk in juli/september met bloemen van 4-5cm in diameter.

Irish tutsan.

Uit www.rogerstreesandshrubs.com

Hypericum forrestii Robson. (George Forrest, Engelse plantenverzamelaar en botanicus, 1873-1932) die overeen komt met pseudohenry.

Bladeren zijn tot 4cm lang met verdiepte middennerf.

Bij oudere twijgen zijn die afschilferend en jonge zijn bijna niet kantig en aan de zonkant bruin/rood.

Goudgele bloemen van 5cm diameter.

7. Uit www.biolib.de

Hypericum x moserianum Andre = kruising tussen Hypericum patulum x Hypericum calycinum en gewonnen door Moser, kweker te Versailles, Frankrijk in 1889.

Bladeren zittend en 4-8cm lang, 2.5-3cm breed en van onderen duidelijk blauw/groen, eivormig of lang eivormig.

Bloemen zijn 6-7cm in diameter en goudgeel, ze staan met een paar bijeen maar door de talrijke twijgen toch rijk bloeiend eind juli/oktober, meeldraden staan in bundels, helmknopjes zijn roze/rood en 5 stijlen.

Toch is dit plantje wat vorstgevoelig, loopt meestal weer goed uit.

Een aardige half wintergroene struik die wijd overhangt met roodachtige, tweekantige twijgen van 60 cm hoog.

‘Tricolor,’ is een matige groeier die opvalt vanwege de drie bladkleuren, wit, roze en groen. Moet wel in de zon staan.

8. uit plants.jstor.org

Hypericum lobocarpum, Gatt. (gelobd zaad) De ongesteelde bladeren zijn 4-6cm lang en blauw tot grijs/groen van onder iets lichter en gewoonlijk lancetvormig of smal ovaal, naar de bladvoet en top spits toelopend.

Twijgen zijn zeer dun en weinig vertakt, 2kantig en grijs/bruin.

Bloeit van augustus tot oktober met stervormige bloemen in schermvormige tuilen op het eind van de twijgen. Bloemen zijn 1-1.5cm in diameter en helder geel, de meeldraden staan vrij en zijn iets korter dan de bloembladen.

Vochtige plaats.

Een losse en opgaand groeiende struik die hier zelden hoger wordt dan 1m.

Komt uit O. N. Amerika, N. Carolina en Tennessee en wordt 1-2m hoog. Fivelobe St. Johnswort.

9. Uit Curtis botanical magazine.

Hypericum kalmianum, L. (als Kalmia; Pehr Kalm, Zweedse botanicus en plantenverzamelaar, 1715-1779) De ongesteelde bladeren zijn 3-4.5cm lang en aan de onderkant duidelijk blauw/groen gekleurd, lancetvormig en smaller dan de vorige, omgekrulde randen.

Bloemen zijn eindstandig en staan in schermvormige tuilen met 1-3 bijeen, 2-3cm in doorsnede, bloembladen zijn breder en de bloemen iets groter dan de voorgaande, heldergeel, de 5 stijlen steken iets boven de meeldraden uit, juli/augustus, de vrucht is ook iets groter en aan de top afgerond.

Droge plaatsen.

Een opgaand groeiend struikje dat, hoewel het lager blijft, veel op de vorige lijkt, sterk vertakte takken en tweekantige twijgen.

Komt uit O. N. Amerika, Ontario tot Illinois en Wisconsin en wordt 50cm hoog.

Kalm’s St. Jhon’s wort.

11. uit www/nps.gov

Hypericum densiflorum, Pursh. (dicht bloeiend)

De kort gesteelde bladeren zijn 2-4cm lang, 1-1.5cm breed, lijn/lancetvormig en blauw/groen, van onderen lichter, de randen wat omgekruld.

Bloeit zeer rijk in eindstandige tuilen met goudgele, stervormige bloemen van 1.2-1.5cm in diameter, meeldraden staan niet in bundels, 3 stijlen, juli/september.

Vochtige plaatsen.

Het is hier een half groenblijvende struik die rechtop groeit, bovenaan sterk vertakt met tweekantige twijgen.

Komt uit midden en N. Amerika, New Yersey tot Missouri en Texas en wordt 1-2m hoog. ‘Buttercup’ is half wintergroen.

13. uit www.wildflower.org

Hypericum prolificum, L. (voor voortteling geschikte organen vormend) Bladeren 4-6cm lang zwak glanzend wat blauw donkergroen en van onderen licht groen, fijn doorzicht gepunt, lang lancetvormig en soms met de grootste breedte boven het midden, gave bladrand die soms zwak naar beneden is gebogen.

Bloeit in juli/september met goudgele bloemen in trosvormige schermen aan het eind van de twijgen, 2-3cm in diameter met ongelijkvormige kelkbladen, 3 vergroeide stijlen.

Een breed uitgroeiende struik met weinig afschilferende en rechtop groeiende kantige grijs/bruine takken en zwak tweekantige bruin/groene twijgen.

Komt uit O. N. Amerika, New Yersey tot Minnesota en Arkansas, wordt 1-1.5m hoog.

Shrubby St. Johns wort.

14. Uit Curtis botanical magazine.

Hypericum frondosum, (bebladerd) (Hypericum frondosa) Bartr. (Hypericum aureum (goudgeel) De ongesteelde bladeren zijn 2.5-7cm lang en leerachtig, blauw/groen aan beide kanten en sterk gepunt, lang eivormig met een licht omgebogen bladrand en staan in kransen van 4 waarvan twee klein en twee goot zijn

Alleenstaande bloemen of met 2-3 bijeen zijn zittend en goud/geel, 4-6cm in doorsnede, 3 vergroeide stijlen.

Een van de mooiste soorten die van juli tot september bloeit met zeer grote en meestal alleen staande goudgele bloemen, 3-5cm in diameter.

Een breed vertakte struik met afschilferende rood/bruine takken en onduidelijk kantige rood/groene twijgen.

Komt uit O. N. Amerika, Carolina tot Tennessee, wordt 1-1.5m hoog. Is beschreven in 1802. ‘Sunburst’ met dicht opgaande met grote gele bloemen.

Dense foliaged St. Jhon’s wort.

16. uit www.growsonyou.com

Hypericum buckleyi, M.A. Curt. (Samuel Botsford Buckley, Amerikaanse botanicus, 1809-1884, dus geen buckleii)

Langwerpige tot elliptische bladeren zijn kort gesteeld en stomp, 0.5-2cm lang, blauwachtig/groen met mooie rode herfstkleur.

Twijgen liggend tot opstijgend, vertakt en onduidelijk kantig.

Gele bloemen staan met 1-3 bijeen en zijn kort gesteeld, geel, 2.5-3cm in doorsnede, 3 stijlen in juni/juli.

Uit Carolina en Georgia wordt 10-30cm hoog. Is beschreven in 1891.

Blue ridged of Buckley' s St. Johns wort.

21. uit J. Sowerby.

Hypericum hircinum, L. (bokachtig, de geur) Bladeren zijn ongesteeld en 3.5-6cm lang met een spitse top, grijsgroen en van onderen licht grijs/groen, ei/lancetvormig en zeer laat afvallend met een onaangename geur, vandaar de naam bokkenkruid.

Twijgen zijn bruin/rood en kantig.

Bloeit van juli/oktober met stervormige en goudgele bloemen op het eind van de twijgen in kleine schermen, 2.5-3cm in diameter, de meeldraden zijn iets langer dan de bloembladen.

Komt uit Z. Europa en wordt een meter hoog Werd vroeger wel gekweekt onder de naam Hypericum erectum naar de recht opgaande groeiwijze. Is beschreven in 1640.

Naam.

Bokkenkruid, goat scented St. Johnճ wort, stinking tutsan. Bocks-Johanniskraut.

(Dodonaeus) ‘Stinkende Androsaemum. Dit kruid heeft smalle bladeren en is sterk van reuk en niet zeer bekend. Bellonius heeft dat Tragum Creticum genoemd zo het schijnt. Het groeit in het eiland Elba of Ilva en wil kwalijk de koude van deze landen verdragen net als het groot Androsemon ook niet doet. Het vermenigvuldigt zichzelf nochtans van zaad. ‘

22. uit J. Sowerby.

Hypericum inod’rum, Willd. (geurloos) (Hypericum persistens ’Elatumՠ) (blijvend)

Bladeren zittend en tot 5.5cm lang, van boven dof donkergroen en onderzijde is iets lichter met duidelijk vooruitspringende nerven, lang eivormig en half wintergroen.

Jonge twijgen zijn duidelijk kantig en groen of iets bruin/rood.

De plant bloeit in rijke tuilen van gele schotels, 2cm in diameter met zeer smalle kelk en bloembladen, de bloembladen zijn nog een keer zo lang als de kelkbladen. Meeldraden met donkergeel getinte hemknoppen zijn iets langer dan de bloembladen.

Zijn schoonheid bereikt het gewas als besheester. De mooie ovale vruchten worden van lichtend rood tot diepzwart.

Het is jammer dat de struik wat gevoelig is voor roest.

Gaat rechtop met weinig overhangende twijgen.

Komt uit Z. Europa en wordt 1-1.5m hoog.

De cv. ‘Rheingold’ zou hier ongevoelig voor zijn en wordt een meter hoog. Heeft gelijk ook mooiere bloemen en vruchten.

23. Uit J. Sowerby

=Hypericum androsaemum, L. (mans bloed) De donkere blauwgroene bladen staan in paren, de een tegenover de ander en zittend, 4-7cm lang en 2.5-5.5cm breed, in het voorjaar wat rood getint.

Opvallend zijn de glimmend bruinhoutige en tweekantige stengels van een meter hoog.

Aan de top van de stengels verschijnen volop gele schotels die versierd zijn met vele trillende naalden die gekroond worden met een donkerder knop in juli tot september, 2-3cm in doorsnede, meeldraden in bundels, 3 stijlen.

Na de bevruchting wordt de knop eerst bruinrood maar geeft spoedig glimmend zwarte bessen, al gauw schijnen die sinister zwart en worden zelfs dof zwart, een duivelachtige kleur en gepresenteerd op een stervormig ondergrond.

Mooi is dat donkere duistere in combinatie met de roze bloemen.

Zeer sterk ruikend.

Tutsan is een van de mooiste hertshooi' s, een half wintergroene sierstruik. De bladen en de vrucht zijn vaak rood getint in de herfst.

Verlangt een wat tamelijk vochtige plaats.

Is afkomstig uit Z. Europa en W. Azië. De plant kwam in 1594 door Clusius naar Nederland en wordt 60-100cm hoog.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid is in het Grieks Androsaemon genoemd en in het Latijn houdt het die naam ook. Men noemt het ook Dionysias als Galenus betuigt welke naam onder de valse namen ook gevonden wordt. In de apotheken kent men dit gewas niet.’

Hypericum androsaemum, Grieks aner: man, haima: bloed, Duits Manssblut of Blutheil. Bij Dodonaeus komt mansbloedt voor, de vrucht geeft bij verwonden een bloedrood sap af, Alfblut.

(Dodonaeus b) ‘Doctor Matthias de Lobel en meer andere menen dat dit het gewas is wat van sommige in het Latijn Siciliana of Caeciliana genoemd wordt en in Frankrijk toute saine (op het Engels tutisan) vanwege zijn grote krachten. De naam Siciliana komt om dat sommige Italianen geloven dat dit kruid alleen in Sicilië groeit.’ In Duits ook Cunrad of Koenraad.

Een Engelse naam voor deze vorm is tutsan. De naam komt van het Angelsaksische tutsaine, Frans toute-saine: de pure, de alles genezende, (de naam wordt nog zo gebruikt in Normandi) wat zo tutsan werd met vele var. in die naam.

De geur lijkt op amber en zo is ook de naam amber en sweet amber ontstaan. Park leaves, eens gebruikt als wond helend middel en op wonden gelegd.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 311, 309) ‘Het komt in aard, krachten en medicinaal gebruik met het hertshooi of Ascyrum in alles over een komt. Dioscorides, Dodonaeus.

Het sap is geschikt om katoen een rode kleur te geven en wijn rood te maken. Het zaad laat goed plassen en stopt de rode buikvloed en vrouwen stonden als het tot een vierendeel lood ingegeven wordt, met terpentijn gemengd geneest het de zaadloop.

Lobel zegt dat dit gewas (wat hij toute saine noemt) matig tezamen trekt al verterende en verdroogt met weinig of geen warmte en zeer goed en geprezen wordt in de wondgenezingen, balsems, zalven en oliën als een panacee of algenezend kruid tot alle zeren en ziekten nuttig.’

Het kruid werd voor geluk gedaan in kerkboeken en bijbels.

In het voorjaar is het blad rood aangelopen en met zijn rode herfsttinten wordt het gewas bestempeld als een kruid van Saturnus. Een kruid dat bloedende wonden en brandwonden stelpt.

Uit Curtis botanical magazine.

Hypericum coris, L. (oude Griekse naam voor een Hypericum soort, koris; wandluis) Kleine bladeren zijn in 3-5 rijen geplaatst, smal lijnvormig en stomp, kort gesteeld, heldergroen met omgekrulde randen, doorschijnend gestippeld, achterkant blauwachtig/groen.

Vaste plant met opstijgende stengels die dun en rond zijn, vaak roodachtig en aan de voet wat houtachtig.

De kleine goud/gele bloemen staan in kleine trosjes en zijn 1.5-2.5cm in doorsnede, vaak roodachtig gestreept in juli/augustus.

Uit Midden en Z. Europa wordt 10-20cm hoog. Is beschreven in 1640.

Naam.

Heath leaved St. Johns wort, Duits Quirlblttrige Johanniskraut. (Dodonaeus) ‘Daar is een zeer klein kruidje wat er op gehouden wordt dat het grote gelijkenis met Hypericum zou hebben dat van Dioscorides Coris genoemd zou wezen en ook Hypericon en is om dezelfde gelijkenis zo genoemd want Dioscorides zegt aldus; ‘Coris heeft rode bladeren die van heide van gedaante gelijk, maar kleiner en vetter en niet hoger dan een zeventien cm. Dan er zijn vele soorten van heide en daaronder is er een die veel op dit kruid lijkt van gedaante en die van het gewoon volk ook kleine Hypericon of klein Sint Janskruid genoemd wordt.’

Gebruik.

(Dodonaeus) ‘Het zaad van Coris, (zegt Dioscorides) verwekt de plas en maandstonden, geneest de beten van de kwade spinnen, de heupjicht en allerlei jicht met wijn gedronken. Hetzelfde met peper gemengd is goed tegen het schudden en beven, maar voor diegene die een kromme of stijve hals hebben is het beter met olie gemengd en daarmee gesmeerd. De wortel in wijn gekookt en die wijn gedronken, zegt men, helpt diegene die bang van hart zijn, maar ze moeten goed bedekt worden en dan zal bij hun het zweet overal op het lichaam uitbreken en daardoor zullen ze hun eerste kracht en dapperheid weer krijgen. Dit zijn de woorden van Dioscorides.’

Uit www.vegetationskunde.uni-oldenburg.de

Hypericum annulatum Moris (geringd) (Hypericum degenii, Borm. (Arpad von Degen, Hongaarse botanicus, 1866-1934)

Gehele plant is zacht behaard.

Eivormige en stompe bladeren met hartvormige voet, zittend en grijs/blauw, doorschijnend gestippeld, 4-5cm lang en 2-3.5cm breed.

Opgerichte stengels zijn rond.

Bloemtros van 15cm lang met uitgespreide vertakking, donkergele bloemen van 2.5-3cm doorsnede met lijn/lancetvormige kelkblaadjes die spits en groen zijn, de randen gewimperd met lange, zwarte klierachtige haren.

Uit Bulgarije en Servië, wordt 30-50cm hoog.

Uit J. Sowerby.

=Hypericum elodes, L. (van het moeras) Bladen zijn rondachtig en, net als de stengel, dicht bedekt met vezelachtig dons.

Stengel is kruipend en de twijgen opgaand.

Bloemen zijn licht geel, er zijn er maar een paar en openen in juli en augustus.

Geeft een onaangename geur, vooral met warm weer.

Meerjarige van Midden-Europa.

Naam.

Moerashertshooi, Engels marsh hypericum of marsh St. Johns wort, Duits Sumpf-Johanniskraut, Sumpf-Hartheu, Frans millepertuis des marais.

Door eerdere botanisten werd het Ascyron tomentosum palustre genoemd (de viltige van ‘t moeras) (Dodonaeus) De andere soort wordt van Clusius in het Latijn Hypericum supinum, dat is liggende of kruipende Sint-Janskruid genoemd.

(Dodonaeus)’LԌiggende hertshooi van Holland, in het Latijn Ascyrum supinum elodes is onlangs eerst van de hooggeleerde en wijdvermaarde doctor Peeter Pauw gevonden en na hem van Clusius beschreven. Het groeit in vochtige plaatsen en is heel zacht, wolachtig en heeft ronde liggende of kruipende stelen met altijd twee tegen over de ander staande bladeren, wat ronder dan die van gewoon hertshooi, de bloemen zijn geel, vijfbladig en als die gewreven worden niet bloedig kleuren.’

Moerashertshooi, Engelse marsh St. John ‘s wort, de Ieren noemen het Birin yarragh.

Uit Curtis botanical magazine.

Hypericum empetrifolium, Wildd. (met blad als Empetrum) Bladeren staan met 3 in een krans en zijn lijnvormig, stomp en helder groen, 8-16mm lang en 1-1.5cm breed, doorschijnend gestippeld met wat omgekrulde randen.

Groenblijvende struik met liggende takken en opstijgende, dunne en vertakte, kantige twijgen Bloemen staan in eindstandige lange trosjes en zijn helder geel, 1-1.5 cm in doorsnede in juli/augustus.

Droge en zandige grond op beschutte plaats, in de winter wat bedekken.

Uit Griekenland en Klein Azië wordt 15-30cm hoog. is beschreven in 1820.

Empetrum leaved St. Johns wort.

Uit J. Sowerby.

Hypericum hirsutum, L. (behaard) Bladen zijn eivormig tot ovaal, donzig aan de onderkant en staan aan een kleine steel.

Stengels opgaand en bijna rond, donzig. De dunne stengel komt tot een ruime halve meter, de paar bladeren erop staan verdeeld.

Bloemen staan in een smalle, losse en eindelingse, rijk bloeiende pluim, mei/juni, diep geel met rode meeldraden, ook de stengel is wat roodachtig.

Meerjarig.

Groeit in bossen die wat droog zijn.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Deze soort die we wilde ruit met gedaante van Hypericum noemen wordt van Dioscorides ook wilde ruit genoemd, in het Grieks Peganon agrion, in het Latijn Ruta silvestris, ze verschilt nochtans zowel van de sterk ruikende ruit of wijnruit als van de Harmala die ook wilde ruit genoemd wordt. Dan men zou het beter voor een soort van Hypericum of Sint Jans-kruid houden dan voor een geslacht van ruit en daarom mag men ze met goede reden de toenaam van Hypericodes geven en in het Latijn Ruta silvestris Hypericodes noemen, dat is in het Diets wilde Hypericum-achtige ruit of wilde ruit met gedaante van Hypericum of Sint Jans-kruid. Zoveel de krachten van deze wilde ruit aangaat, Dioscorides (of immers diegene die de beschrijving van dit gewas geeft) toont genoeg aan dat ze alles doen kan wat het echt Hypericum of Sint Jans-kruid bewerkt.

Ze verwekt de plas en de maandstonden ook.

De bladeren die met het zaad op de verbranding gedaan zijn genezen die.

Dezelfde bladeren die veertig dagen lang gedronken zijn genezen diegene die de jicht in de heupen hebben.’

Ruig hertshooi, Engelse hairy St. Johnճ wort, Duits Behaarte Johanniskraut, Rauhaariges Hartheu, Conradskraut in de Elzas.

Uit G. Oeder.

Hypericum humifusum, L. (gestrekt, liggend) Bladen zijn ovaal en stomp, doorboord met heldere punten.

Stengels liggen en zijn wat tweekantig, dun en 7-20cm lang.

Bloemen met een paar in een, een kleur als de andere in juli.

De geur is echter onaangenaam.

Meerjarig van centraal Europa en Engeland.

Naam.

Liggend hertshooi, Engels trailing St. Johns wort, Duitse Niederliegende Johanniskraut, Liegendes Hartheu, Erdkierfelein in Schlesi.

Uit J. Sowerby.

=Hypericum montanum, L. (van de bergen) Bladen zijn ovaal en zittend, met oliepunten langs de randen

Stengel is opgaand, rond en glad.

Bloeiwijze is kort en gedrongen, geel.

Meerjarige van 60cm.

Bloeit in juni/september in droge plaatsen, bos, Midden Europa, Kaukasus.

Naam.

Berghertshooi, Engelse mountain of pale St. John ‘s wort, Duits Grundheil en wild Garheil in Schlesie, Berg-Johanniskraut, Frans millepertuis des montagnes.

Uit www.photomazza.com

Hypericum repens, L. (kruipen, reppen) Hypericum modestum Boiss (matig of bescheiden) Heldergroene en lijnvormige bladeren van 6-10mm lang zijn doorschijnen gestippeld, de randen wat omgekruld.

Liggende tot opstijgende stengels zijn weinig vertakt.

De goud/gele bloemen staan in lange trosjes en 2.5cm in doorsnede, eivormige kelkbladeren zijn gaafrandig en stomp, juni/augustus.

Vaste plant, zodenvormend met kruipende wortelstok.

Uit Z.O. Europa en Klein Azië, wordt 15-20cm hoog.

Creeping St. Johns wort.

Uit J. Sowerby.

Hypericum maculatum, Crantz (gevlekt) is te herkennen naar de op de gehele bloem gepuntioneerde kliertjes en maar weinig doorschijnende klieren op de bladeren.

Een uitstoelende kruidachtige plant van 25-60, zelden 80cm met houtige kruipende grondstengels.

De stengel is hol en vierkantig met zachte lijsten.

Brede bladeren met weinig oliekliertjes.

Trosvormige bloemstand met talrijke bloemen, goudgeel en zwart gevlekt door de kliertjes, juni-augustus.

Groeit in W. Azië en Europa in vochtige gronden.

Gevlekte hertshooi, Gefleckte Johanniskraut, Kanten-Johanniskraut.

Hypericum maculatum Crantz subsp. obtusiusculum Hayek (met stompe vormen) een vaste plant van 20-80cm hoog.

De stengel heeft vier lijsten die ongeveer even breed zijn.

Kale bladeren hebben geen of zeer weinig doorzichtige punten.

Bloeit van juni tot september met gele bloemen. Er komen overgangen voor tussen deze twee ondersoorten.

Komt voor op natte tot vochtige, voedselrijke grond in Eurazië.

Naam.

Kantig hertshooi, Duits Stumpfblattriges Geflecktes Johanniskraut, Stumpfliches Johanniskraut, Engels imperforate St. Johnճ-wort, Frans millepertuis angleux.

Hypericum maculatum Hayek subsp. maculatum (gevlekt) is een vaste plant van 20-80cm hoog.

De stengel heeft vier lijsten die ongeveer even breed zijn.

De kale bladeren hebben geen of zeer weinig doorzichtige punten.

Bloeit van juni tot september met gele, zwart gevlekte bloemen, gevlekte hertshooi.

Komt voor tussen het gras voor op natte, matig voedselrijke grond in Eurazië.

Naam.

Gevlekt hertshooi, Duits Gewhnliches Geflecktes Johanniskraut, Engels imperforate St. Johnճ-wort, Frans millepertuis tach.

Hypericum maculatum subsp. desetangsii, (Franse streek Des Etang) Duits Bastard Johanniskraut, groeit in wat warmer zeeklimaat.

Uit Curtis botancal magazine.

Hypericum olympicum, L. (van de berg Olympus, Griekenland) Langwerpig/eivormige bladeren met brede voet, spits en donkergroen, doorzichtig gestippeld en 2-3.5cm lang en 1cm breed, achterkant blauwachtig/groen.

Opstijgende stengels zijn rond en vertakt, aan de voet houtachtig.

De helder gele bloemen staan in trossen en zijn 3.5-4.5cm in doorsnede, meeldraden in bundels en 3stijlen in juli/augustus.

Vaste plant voor beschutte, warme plaatsen.

Z. Europa en Klein Azië, wordt 20-35cm hoog. is beschreven in 1706.

Mont Olympus St. Johns wort.

Uit J. Sowerby.

=Hypericum pulchrum L. (fraai)) wordt 30-60cm hoog.

Rechtopstaande stengels.

De bladeren zijn elliptisch en hebben doorschijnende puntjes.

Gele bloemen in juni-augustus, gele kroonbladen hebben aan de rand vele zwarte klieren.

Naam.

Fraai hertshooi, Duits: Schones Johanniskraut, Schnes Hartheu, Engels slender St. Johns-wort, Frans millepertuis lgant.

Uit www.asianflora.com

Hypericum reptans, Hook. & Thomps. (kruipend) Elliptische bladeren zijn licht groen en 8-12.5mm lang

Eindstandige goud/gele bloemen zijn alleen staand en 4cm in doorsnede, de buitenkant wat rood gekleurd, 5 stijlen, bloemknoppen warm karmijnkleurig geel in juni/augustus.

Groenblijvende, zodenvormende heestertje met kruipende stengels, wortelend en dicht bebladerd.

Uit Sikkim, wordt 10-15cm hoog.

Uit erick.dronnet.free.fr

Hypericum richeri Vill. (Franse botanist Pierre Richer de Belleval, 1564-1632) uitstoelende plant van 10-60cm.

Kantige grondstengels zijn houtig, gaan in meerdere bogen omhoog, boven tweekantig.

Zittende kruisstandige bladeren zijn 5,5cm lang, spits eivormig en aan de rand met zware kleiren.

1-6 gele bloemen in een dichte tros, aan de rand met zwarte oliepuntjes, juni-augustus.

Groeit in W. En Z. Alpen en Pyreneeën.

Richers Johanniskraut.

Hypericum tetrapterum, Fr. (4vleugelig)(Hypericum quadrangulum: vierkantige twijgen)

Bladen zijn ovaal en eivormig met oliepunten.

De stengels zijn kruidachtig en opgaand met vier wat gevleugelde hoeken, vertakt.

Kleine gele bloemen komen in juli/augustus.

Komt voor op moerassige plaatsen.

Een meerjarige van 30-60cm hoog uit centraal Europa en W. Azië.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Van dit kruid wordt noch een ander geslacht gevonden dat Coenraedt genoemd is. Het wordt in het Hoogduits ook Kunrath genoemd.’

Gevleugelde hertshooi, Koenraads kruid, Konradskraut in Schlesie, Geflugelte Johanniskraut, Flgel-Hartheu of Flugel-Johanneskraut, Engels square stalked St. Johns wort, St. Peters wort.

19. Uit Fuchs.

Hypericum perforatum, L. (Latijn perforare: doorboord)

Bladen zijn elliptisch ovaal met oliepuntjes, met sterke nerven en van een mooie groene kleur wat rood wordend bij ouderdom.

Deze, de echte hertshooi, groeit met rechtop gaande stengels die tweekantig en hard, droog en sterk vertakt zijn.

Tussen de platte ovale schaaltjes verschijnt een twijgje die aan de top gekroond wordt door een heldergele bloem. 5 kroonblaadjes met zwarte puntjes (oliekliertjes) en veel meeldraden. Geen honing, wel veel stuifmeel dat door bijen, hommels en vliegen gegeten wordt. Bloei in juli en augustus en soms tot eind september.

Algemeen op droge plaatsen en liefst op zandige gronden, 30-60cm hoog.

In de zomer overdekt het met zijn goud de zonnige weiden, bosranden en veldkanten van Europa.

Er zijn 4 var; var. angustifolium, (smalbladig) Schmalbalttriges Echtes Johanniskraut met kleinere bloemen en smallere bladeren, var. latifolium (breedbladig) in Duits Breitblattriges Echtes Johanniskraut met bredere bladeren en grotere bloemen, var. microphyllum (kleine bladeren) of Kleinblattriges Echtes Johanniskraut met kleinere bladeren en kleinere bloemen, var. perforatum is het Gewohnliches Echtes Johanniskraut die in de apotheek gebruikt wordt.

Naam, etymologie.

(562) ‘Hypericum, is de ύεριχόν, yperikon of hypereikon van Dioscorides, de άαχνρον is askyron, άνδρόαιμον is androsaimon of mannebloed, duidelijk drie verschillende soorten. Welke daarvan onze plant is laat zich moeilijk onderscheiden omdat de Griekse flora ontzettend veel Hypericum soorten heeft. De naam androsaimon verklaart Dioscorides daaruit dat als het tussen de vinger gewreven kruid een bloedrood sap van zich geeft. Hetzelfde schrijft Plinius. Het eerste woord zou afgeleid zijn van yper: wat bij, en ereike: heide, betekent, naar zijn groei op arme en heideachtige plaatsen. De afleiding van hypereikon van Dioscorides is echter onzeker. Een andere afleiding is van huper: bij, en eikon: een verbeelding, verbeelding naar zijn veronderstelde kracht tegen geesten. Konrad von Megenberg schrijft in de 14de eeuw de hertshooi als Kunigskron en geeft vrijwel hetzelfde weer wat A. Magnus een jaar ervoor over de Corona regis of Konigskrone zegt.

(Dodonaeus) (a) Ԉypericon wordt van de Grieken ook Hypericon genoemd, de Italianen hyperico, de Spanjaarden garaconzilla of garaioncillo.’

Dodonaeus (b) “De apothekers noemen het Perforata omdat de bladeren zoveel gaten en doorboord zijn. Dit kruid is van de Fransen mille pertuis genoemd en op het Latijns Millefora, naar de gaatjes der bladeren.’ Als je een diep groen blad tegen het licht houdt, zie je daarin vele witte stipjes, oliekliertjes, waar de naam perforatum al op wijst. Hondius, 1621, noemde het hondertgatichgewas. De bladeren zijn geperforeerd, Engelse thousand holes, vergelijk Frans le mille-pertuis en herbe a mille trous en de millies perforatum van de botanisten, Duitse Tausendloch, Tausendguldenkraut, -loch en als je beter telt, Siebenundsiebzigglocherkraut, Locherkraut. Het gewas werd vroeger ook het kruid met de oorlogswonden, in Frans herbe aux militaires, genoemd of kruid van oorlog omdat het doorstoken en verwond was.

Dodonaeus ‘Sommige noemen het Fuga daemonum al of men daarmee de boze geesten kon verdrijven.’ Oude Duitse namen zijn die vaak naar het bijgeloof verwijzen; Alfblut, Elfenblut, Hexenkraut, Jagemichel, Jageteufel, verdrijft de boze geesten, Teufelsfuchtel, Jodupel.

Dodonaeus (d) ‘de Hoogduitsers noemen het Sant Johans kraut, de Nederlanders Sint Janskruid, de Engelsen S. Johans worte, de Bohemers S. Jana zwoncek.’

Het is het Sint Janskruid, Engelse St. Johnswort, in 1538 Saynt Iohanns gyrs, de 15de eeuwse Herb Jon en Duitse St. Johanniskraut of -blut, sunte Joanneswort, Franse herbe de Saint-Jean, Zweeds Johannisori, Portugees herva de S. Joao. Dit zijn vertalingen uit het middeleeuwse Latijnse herba Sancti Joannis, zie Arnica. Sonnewendkraut.

Dodonaeus (e) ‘Dit gewas wordt ook Androsaemum, dat is mansbloed, genoemd naar het sap wat uit de toppen, bladeren en bloemen van dit kruid plag te vloeien, dan om dezelfde oorzaak worden er noch sommige andere kruiden die ook bloedig sap hebben Androsaema of mansbloed genoemd.’ Naar het bloedrode sap, Blootkrut, Mannsblut, Mannskraft, Bluttkraut, Zwitsers Manneschraft.

Dodonaeus (f) ‘Voorts zo wordt Hypericon van sommige Corion genoemd, men heeft er ook gevonden die dat Chamaepitys, dat is veldcypres of eigenlijk laag pijnboomkruid genoemd hebben en dat alleen omdat het zaad van dit kruid van reuk op hars schijnt te gelijken,’ zie bij H. coris.

(g) Merk op dat Dodonaeus dit geen hertshooi noemt, dat is Hypericum ascyron. Hertshooi, naar de naam te luisteren zou dit gewas door herten gegeten worden, een verkeerde vertaling van het Duitse Hartheu, Hardenhouye, Hartenau, Hartenhowi, Hartkopp en Hartenauwe bij Hildegard, het laatste deel is zo genoemd vanwege de harde stengels. Er zijn vele verklaringen van dit hart. Hart: woud, maar waarschijnlijk is het simpeler, Harts-hoy, dus een naar hars ruikende plant, een geur waar deze planten bekend om waren. Als het van een hert afgeleid was dat wel in de Latijnse naam uitgedrukt zijn zoals bijvoorbeeld cervina.

(h) Er komt rood bloed van af dat genezend werkt, Duits Christi Wundenkraut, Jesuwundkraut Christi Kreuzblut, Hergottsblut, Blutkraut, Engels Grace of God en is een bedstro, zie Thymus en Galium, unser Fraeun Bettstroh bij Bock, unser lieben Frau Nagel, -Gras, Fraeunkaaut. De vrouwen beroken daarmee de herstellende vrouwen na de geboorte van het kind en daarom noemt men de plant in verscheidene plaatsen Unser Frauen Wurz.

(i) Verder Kuningskron, gele Dost, Pirkum, Buttergras, Farbekraut, wilder Margram, Jumpferekrut.

(j) Medisch, uit de planten werd in Dietmarschen een Schnapps gemaakt die tegen Leibweih gebruikt werd, Leibwehblume, Fieberkraut, Fraeunpliester, in Bohemen tegen Kreuzschmerzen, Kreuzkraut, Frans herbe aux voituriers; kruid van reizigers, omdat het goed is als wondkruid, mogelijk ook omdat ze veel langs de weg groeit.

(k) Veldhoppe en Waldhopf bij Bock.

(l) Het kreeg in Amerika de naam klamath weed, van Indiaans klamath of van de Klamath rivier in Californië.

(m) In Wells, vanwege zijn kracht en tegenovergestelde bladeren, Ysgol Grist of Ysgol Fair: Christus of Maria ‘s ladder. De Ieren noemen naar de Maagd, Allus Muire: Mariaճ zweet (bij de geboorte van Christus en om de oliepunten?) lus na Naighdine Muire: het kruid van de Maagd. Vooral noemen ze het naar hun eigen heilige, St. Colum Cille: juweel van St Columba en lus Cholmcille en een bijzondere naam is achlasan Chaluimchille: okselpakje van Columba. De plant werd door man en vrouw onder de linker oksel gedragen, maar het was alleen werkzaam als het toevallig gevonden was.

‘Arm-pit package of Columba, kindly

Unsought by me, unlooked for!

I shall not be lifted away in my sleep

And I shall not be thrust upon iron.

Better the reward of it under my arm

Than crowd of calving kine:

Better the reward of its virtues

Than a herd of white cattle’ aldus A. Carmichael.

(n) Italiaans herba rossa, pelatro, iperico, Portugees hypericao, Deens hypericon, Spaans corazoncillo en Hongaars linka.

Uit W. Woodville.

Medisch.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Om de wonden te helen: Neem het sap van dit kruid en druppel het er warm in, maar veel krachtiger is de olie die van de bloemen gemaakt is. Fuchsius. Als men de bloempjes afplukt en in olie van olijven doet en lang in de zon lang staan of op een kachel heeft men een innerlijke en uiterlijke wondbalsem. Als men de bloempjes op olie van terpentijn zet heeft men een goede balsem tegen de zenuw- en peeswonden.

Voor diegene die zich van binnen gekwetst hebben: Neem een hand vol van de bloemen, kook het in een half pintje goed bier totdat een derde deel verkookt is, als het door gezeefd is doe er een stuk boter bij en laat dit warm opdrinken. Ravelingius. In Polen plag men de bloemen van dit kruid met boter en zout in het bier te doen en dat bier te drinken te geven aan diegene die iets in het lichaam gebroken hebben of enige aderen gescheurd hebben door enige grote zwaarte te dragen. Het is nuttig om op uiterlijke kneuzingen te leggen

Tegen nierstenen, bloedspuwen en jicht: Neem van het zaad een vierendeel lood en laat het met wijn of enig goed nat innemen. Plinius.

Hypericon verwekt de maandstonden en laat plassen, wel verstaande als men de gehele vrucht gebruikt en niet het zaad alleen.

De bladen en bloemen zijn ook goed om linnen en wol te verven.

Sommige schrijven dat Sint Janskruid, dat is ons Hypericon wat we nu beschrijven, zo zeer van de duivels gehaat wordt dat als men dat kruid ergens brandt alle boze geesten terstond daarvan weg lopen.’

De plant staat onder het eerwaardige teken van de Leeuw, onder het beheer van de Zon.

Het afkooksel werd vroeger bij bleekzucht en krampachtige toestanden gebruikt. Door het koken met olijfolie wordt een roodachtige olie verkregen die men bij het volk wel gebruikte tegen brandwonden en met gelijke delen terpentine tegen reumatische pijnen. Kneipp beveelt een afkooksel tegen maagdrukken, verslijming of bedplassen van kinderen, met alo gemengd tegen leverkwalen. De habakukolie werd uit Hypericum gemaakt. De bloemen zijn een prima middel om wonden te helen. Daarvan maakt men alzo een olie: Leg de verse bloemen in een glas en giet daarover boomolie, maak het van boven dicht en zet het in de zon, laat het daar enkele dagen staan. Daarna scheidt de olie zich af, druk de bloemen goed uit en doe er weer verse bloemen bij. Doe dat enkele keren achter elkaar. Stamp tenslotte de bloemomhulsels en de zaden en leg ze in de olie. Eindelijk zal de olie bloedrood worden en dan heb je een medicijn die tegen vele uitwendige ziektes helpt.

Het was een kruid tegen duivelse machten. Al Camerarius spreekt daarover.

Vondel in Bespiegelingen van Godts wercken, geeft medische tips;

‘Sint Janskruid heelt en streelt de zenuw, die, verwarmt

En opdroogt, de kracht gevoelt, die haar beschermt

Verstramde zenuwen, van koude doodgevroren

Genezen van de vos (vossenstaart) verkwikt als herboren.’

Uit de stof die in de bloeddruppels zit, hypericin, ontstaat bij lichtinwerking op de huid een toxische substantie die bij mensen tot lichtziekte kan voeren, blaasvorming en temperatuurverlaging, doodsoorzaak zou bij albino ‘s voorkomen.

Deze stof zou niet zo best zijn voor vee dat het eet, er treedt dan een ziekte op die, onder invloed van het zonlicht, schadelijk is voor het vee. Die ziekte werd lichtziekte genoemd.

Door het eten van deze plant kleurde de melk roodachtig. Dit was reden genoeg voor de bijgelovige mensen om te denken dat de dieren behekst waren. Vooral het bij indrukken van de bloeiknop komt er een violetkleurige sap tevoorschijn dat vooral als tovermiddel gebruikt werd.

Legende.

De bloemen hebben 5 bloembladen die aan de 5 wonden van Christus herinneren. Het bloed van Christus zou van het kruis af op de daaronder groeiende plant gevallen zijn.

Naar de legende had de duivel de gaten erin geboord om het bloed van Christus, dat de plant heelkracht gaf, te verstoren.

Het rode sap en de olieklieren in de bladen zijn 2 factoren die een grote rol spelen in de folklore. De bloem bevat in de tijd van de zonnewende de meeste olie, ook uit de stengels druppelt gewoonlijk een rood vocht, wat soms ook wel achterwege blijft, of anders gekleurd is. Dit kan dan gunstig of ongunstig uitgelegd worden.

Dan zei je de spreuk:

‘Bist mir gut, gibst mir Blut

Bist mir gram, gibst mir Schlamm’.

Dus goedgezind gaf ze bloed en anders kreeg je slijk.

Occulte krachten.

(190, 215) Als antidiabolisch plant bij uitnemendheid stond het in zeer slechte reuk bij de hellebaas. En enorm veel zielen waren hem ontgaan doordat het hertshooi voor de ramen van potentiële klanten was gehangen. Om die macht te breken doorboorde hij de planten op een donkere nacht, maar de plant verwelkte niet, die was toch ontsproten uit martelaarsbloed en gegroeid uit de bloeddruppels van de heilige Johannes.

De plant verkorpert de sol terrestris, de aardse zon, bij wiens aanwezigheid alle kwade vervlood als het duistere voor de zon. Mogelijk stamt van dit gebruik, na geestelijke dwalingen, dat de latinisten het fuga daemonum noemden. Occulte krachten dachten dat de prins der duisternis de plant haatte en vreesde. Dit getuigt het kruid zelf, hou een blad tegen het licht, de steken van de duivel zijn in het blad te zien omdat die woedend is op zijn krachten die hem weerstonden om de mensheid onder zijn hoede te brengen, daarom had hij die bladeren doorgestoken met een naald. Bovendien zijn de wortels, zoals sommige schrijvers verzekeren, gemarkeerd met rode vlekken, die nog Baldur ‘s bloed genoemd worden in Noorwegen.

De oude naam van de plant in het Latijn is fuga daemonum, jaag de duivel of duivelsjacht, Duitse Teufelsflucht, Jageteufel. Af en toe heten kerkklokken ook nog zo. Die kregen die naam omdat ze door hun gelui ook boze geesten verjagen. Milton: ‘Thousands of spiritual creatures walk the earth

Unseen, both when we wake, and when we sleep.’

Waarschijnlijk is de St. Jansplant zo genoemd als een van de vlammendste van zijn soort, als midzomerkruid zoals vele planten die met duivels zijn verbonden (de heidense afgoden) die een christelijke heilige hebben meegekregen. Zo werd het kruid lang geassocieerd met een gevaarlijk seizoen, met opwindende elfen en geesten van de doden waarvoor men alert moest zijn en opletten. De plant werd door de christianisering een fuga daemonum, in het Frans een chasse-diable en in het Engels de devil-chaser, een jaag de duivel.

Symbool van bijgeloof.

Symbool van ‘Je bent een profeet.’

Baldur.

(201A, 184, 187) De Johannesnacht is de kortste en de kerstnacht de langste nacht van het jaar. De Johannesnacht is voor de kerken van het Avondland daardoor het tegenovergestelde van het kerstfeest.

Het Johannesfeest valt in de tijd van de zonneomloop. In de voorchristelijke tijd was dit de datum van het zonshoogtefeest en daarom heet die dag in Duitsland nog Sonnewendfest, of Mittsommerfest, in het Engels midsummersday en in Zweeds midsommarsdag. Die nacht heet nu St. Johannesnacht, omdat die heilige Balder de Goede geheel en al vervangen heeft. In Denemarken viert men de Sanct Hans aftens blus.

Het is dan hoogzomer, de aarde is geheel gericht op het uiterlijke kosmische licht. Een licht dat zo sterk is, dat het zelfs in het donkerste gedeelte van de dag niet geheel verdwijnt. Op deze dag breken alle magische krachten los.

Wie in de St. Janstijd omstreeks middernacht precies omhoog kijkt ziet vrijwel in het zenit het sterrenbeeld van het hemelse muziekinstrument staan, de lier met de helder blauw/wit fonkelende Wega als hoofdster. Zo begeleiden de goden de aardse liederen.

De lucht en warmte veranderen omstreeks St. Jan, het licht gaat afnemen, de vruchten gaan zich vormen. De plantenwereld staat op het punt een omslag naar binnen te maken.

Vanwege het goudgeel van de zonachtige bloemen was het Johanneskruid het symbool van de Germaanse zonnecultus. In de Johannesnacht verliest Baldur (Baldr: de zon) aan macht. Toen de blinde Hodur de dodende maretak op Balder afvuurde viel die stervend neer. Uit zijn bloed ontsprong een kruid dat nog aan de stralen van de godheid herinnert door zijn heldergele bloemen en bloedrode droppen. Zijn de bloemen niet gemaakt uit stukjes zonnevuur? Het kruid heeft toch ook tongvormige blaadjes en een goudgele kroon als een echt zonnekind.

Op de nacht van de zonnestilstand is het bloedende kruid uit zijn weg vliedende bloed ontstaan. Het is de ‘Balders bra ‘van de Germanen. Baldur was de god van de natuur, zomer en licht en bal betekent glanzend. Het kruid is een verkorpering van de Germaanse zonnewende, de zonnebloem en Balders bloed. Zoals Balder doorboord was door de maretak zo zijn ook de bladeren van deze plant.

Baldur streed zijn altijddurende strijd tegen het kwaad en de duisternis. In de winter lag Baldur onder, maar hij gaf zijn strijd nooit op. Als het voorjaar kwam begon hij langzaam maar zeker te winnen. Steeds vroeger verscheen hij boven de horizon op zijn gouden wagen en altijd reed hij langzaam en aarzelend heen. En eindelijk, midzomer, was zijn glorie ten top gestegen. Baldur heerste en vierde, straalde aan de heldere zomerhemel, zijn overwinning.

In de vorige eeuw werd nog voor het laats een gebruik gezien in Cornwall dat dateert uit de zonaanbidding, waar het St. Janskruid rond een wiel werd gebonden, het symbool van de zon, en op een berg werd gedragen. Hierna werd het met een heilig vuur aangestoken en de heuvel afgerold zodat alle kwaad weg zou rollen van de man die het wiel wegwierp.

Heidense gebruiken.

Vele daaraan herinnerende gebruiken stammen uit de heidense tijd. Zoals het Johannesbad, de bloemenoffers aan de stroom en het Johannesvuur. Dit laatste gebruik komt nog in vele gebieden voor waar het vuur op de vooravond wordt aangestoken. Het gebruik om een brandend wiel rond te draaien komt van het heidense gebruik om de zon in zijn jaarlijkse loop voor te stellen. In latere jaren geloofde men dat het brandend van de heuvel afgerold moest worden om geluk te krijgen.

Het verzamelen van het hout gebeurde met liedjes die hier en daar nog wel gezongen worden:

‘Wij zullen hout gaan dragen

Wij zullen turref vragen

Wij willen vrolijk vieren

Al op St. Jansmanieren

Bij dagen en bij nachten

Gelijk wij jaren plachten.’

Op die dag, de langste van het jaar, kwamen de mensen bij elkaar en staken grote vreugdevuren aan en keken naar de zon die in de hoge Noorse streken weinig beneden de horizon daalt voor ze weer opkomt. Dit is de Moeder Nacht. En de Germanen vierden met grote vuren en rijke offers zijn feest, het midzomerfeest.

‘s Avonds, als de Avondster zichtbaar werd, kwam het hele dorp bij de houtstapel bijeen. Vroeger had een priester van de Germanen vuur gemaakt door twee stukken hout snel tegen elkaar aan te wrijven. Nu deed een van de dorpelingen het met steenslag. Haardvuur mocht niet gebruikt worden, dit was niet rein genoeg. ‘t Was doodstil als de vonken in de dorre bladeren sprongen en kleine vlammetjes omhoog kringelden in het hout. Dan sloegen de vlammen als rode grijpende armen uit het hout, de houtstapel brandde, ‘t St. Jansfeest was begonnen. Jubelend reikten de mensen elkaar de hand. Juichend en zingend dansten ze om het vuur, rijk en arm, jong en oud. De jonge bruidsparen sprongen tezamen om zich van alle boze en zieke stoffen te zuiveren. Men wierp niet alleen bloemen en kruiden in het vuur, waarmee gelijk alle ongeluk in rook opging, maar ook paardenkoppen, knoken en zelfs levende dieren, die eerst als offergave gediend hadden, dat verdreef de boze geesten.

Midzomervuur.

Sint Jan, Sint Jan, midzomer. Het licht had overwonnen, het goede heerste over het kwade, het goede won altijd. Ze dansten bij het Sint Jansvuur een wilde dans. Ze sprongen om maar ook door het vuur. Dat had allerlei heilzame gevolgen. Wie het hoogst sprong werd het hartelijkst toegejuicht, zo hoog zou het koren de komende maand groeien. Langzaam verminderde de hitte. Een hoop gloeiende kolen bleef over. Nu kwamen de meisjes in een kring om het vuur staan. Ze hadden kransen gevlochten van St. Janskruid, korenbloemen en notenbladen en wierpen die in de gloeiende hoop en zongen:

‘Al mijn onheil

Ga verdwijne

Ga verkwijnen

Met dees kruiden

In de gloed.’

Ze keken goed toe dat er niet 1 blaadje over bleef. Dan namen ze een verkoold stukje hout van de hoop en gingen stil en gelukkig heen. Dat houtje zouden ze vanavond in een papiertje onder hun kussen liggen. Dan zouden ze in hun droom hun toekomstige man zien. Wie weet bracht Sint Jan hun morgen al een vrijer.

Een oud grootmoedertje heeft een apart houtstapeltje gemaakt. Zij weet nog het meeste van de geheimzinnige macht van het midzomervuur. Ze steekt haar houtjes aan met het heilige vuur en kookt er een grote pot erwten boven. Allen verdringen zich om haar heen om een handjevol te krijgen. De zieke geneest erdoor. De gezonde wordt nog krachtiger. Het Sint-Jansvuur is nu uitgebrand. Ieder neemt een handvol as mee naar huis. De laatste schrapen de sintels bij elkaar. Die as werpen ze voor hun huisdeur in de lucht. Heksen zullen het niet wagen de drempel te overschrijden. De sintels werpen ze over het land, heerlijke gewassen zullen er groeien. Nu komt de nacht, een paar uren schemering. En nog voor de zon opgaat zijn de deuren weer open en treden de mensen naar buiten. Nu is het de 24ste. Nu is het Sint Jan.

Er is een Latijns poem van Naogeorgus, getiteld en vertaald in het Engels als ‘The Popish Kingdom.’ Hier hebben we een volledige beschrijving van de riten die in Londen op St. Jansdag bedreven werden.

‘Then doth the joyful feast of John

The Baptist take his turne

When bonfires great, with loftie flame

In everie towne doth burne

And young men round about, with maiden

Do daunce in everie streete

With garlandes wrought of Motherwort

Or else with Vervaine swete

And many other flowres faire

With Violets in their handes

Whereas they all doe fondly thinke

That whosoever standes

And thorow the floures beholds the flame

His eyes shall feel no paine

When thus till night they daunced have

They through the fire amaine

With striving mindes doe run, and all

Their hearbes they cast therein

And then with wordes devout, and prayers

They solemnly begin

Desiring God that all their illes

May there consumed be

Whereby they thinke through all that yeer

From agues to be free

Some others get a rotten wheel

All worne and cast aside

Which, covered round with straw

And tow, they closely hide

And caryed to some mountaine ‘s top

Being all with fire light

They hurle it downe with violence

When darke appears the night

Resembling much the sunne that from

The heavens downe should fal

A strange and monstrous sight it seemes

And fearefull to them all.’

Andere planten die gebruikt werden, waren:

De berk, venkel, St. Jans wort, (de orpine of Sedum) witte lelies en dergelijke.

Op sommige plaatsen, bijvoorbeeld N. Brabant wordt rond deze dag een krans van groen en bloemen, de zogenaamde St. Janstros opgehangen. Meestal hangt men die boven het bovenlicht van de voordeur of aan de deurstijl. De tros bestaat uit vlier en kamille, anders uit een krans van lindebladen, versierd met bloemen. Later legt men de verdorde krans in de zogenaamde korenlast in de schuur als afweermiddel tegen blikseminslag. Zo’n tros vormt in de meeste plaatsen een beschermingsmiddel tegen de gevolgen van onweer en hagelslag.

In Zehmitz vertelt men had een sterk onweer dagenlang gewoed, dan hoorde men tenslotte uit de wolk een stem die zei, Ist denn keine einzige Frau, Die da weiss van Hartenhau!

Sint Jansdauw.

De Sint Jansdauw is het beste middel tegen alle ңrauwagieӠ(jeuk). De beschaafde lieden hebben gisteravond linnen doeken op het gras uitgespreid. De doeken zijn zwaar van het vocht. Nu gauw ermee naar huis, de doeken uitwringen in een nieuwe pot, -vooral een nieuwe- en was je met dat vocht. ‘t Maakt alle krabbelen in het komende jaar overbodig. Sommige grote mensen, maar meestal de jongens, doen zoveel moeite niet. Ze ontkleden zich en rollen zich een poos vrolijk door het natte koele gras. Դ Is de oudste en beste manier. Nu moeten ze de zon nog zien dansen, ‘t is immers haar feest. Een emmer schoon water wordt buiten gezet, ‘t water is nog in schommeling van het dragen. En ja hoor, de zon danst. Men ziet de zon spiegelen aan de wanden alsof ze aan het springen is. Moeder heeft een blad van een notenboom geplukt en stilletjes verstopt in de linkerschoen van haar man. Hij zal haar het hele jaar liefhebben en het zware werk voor haar doen. Nu eten en dan naar het dorp of stad. De hele dag is het feest.

Mystiek.

Vele Johanneslegende hebben zich om de 24ste juni gegroepeerd. In de nacht van deze 23ste en 24ste juni, St. Jansnacht, speelden zich vele mystieke zaken af. Zo droegen de geheimzinnige varens alleen op die datum zaad. De wichelroede moest in deze nacht van de hazelaar worden genomen wilde men van de werking zeker zijn. Men moest zich in de morgendauw wentelen om van sproeten en moedervlekken af te komen. De St. Janswortel wordt, volgens de sages, geel en glinstert in de nacht. De plant blijft niet stil en roerloos staan zoals de andere bloemen maar huppelt steeds heen en weer. Wie deze plant nu kan plukken weet door zijn krachten waar de schatten van de aarde verborgen zijn en wordt zo zeer rijk. Toch nog even oppassen, het plukken van deze wonderbloem heeft al vele levens gekost. Op het eiland Man, Engeland, geloofde men dat als men ‘s avonds op dit kruid stond er een elfenpaard onder de wortel tevoorschijn kwam, die de dader op zijn rug zette en de hele nacht bleef rijden. Het paard liet de man daar achter, waar het eerste licht van de zon geboren wordt.

De kruiden die in die nacht geplukt werden hadden geheimzinnige krachten. Dit was geen gemakkelijke taak, rookkruiden werden in de rooknachten verbrand om de duivels en de boze te weren, die hadden in die tijd vrij spel maar kunnen niet tegen licht. Dat is ook de reden dat in de St. Jansnacht niemand onder een boom moet gaan slapen. De duivel zou, door het licht verdreven, uit de boom kunnen komen en in de slaper vluchten. Je wist dus nooit wat je zou overkomen, het bleef een waagstuk.

De St. Jansnacht is een magische nacht. Neem een handvol gras op die dag, van buurmans weide gesneden en geef die aan de eigen koeien te eten, dat maakt dat deze meer en buurmans koeien minder melk geven. Op die dag draag je ook een krans van bijvoet en ijzerkruid, je hebt ook ridderspoor in de hand die je in het vuur gooit om zo het hele jaar geen last meer van oogpijn te hebben. In Denemarken geloofde men dat die nacht gifplanten uit de grond kwamen

Wanneer men op deze nacht op een kruisweg in de Bommelerwaard stond was er de kans dat je de duivel ontmoette. Hij zou dan een wisseldaalder bij zich hebben die je van hem kreeg. Die daalder kon gerust uitgegeven worden, hij kwam altijd terug.

St. Janstakken.

Geneeskruiden werden bij voorkeur in deze nacht geplukt omdat de dauw de werking nog verhoogde. De kruiden van St. Jan werden geplukt voor de komst van de zon als ze nog beladen waren met de magische dauw en laat in de avond geheiligd door de rook van het vuur. De vuren waren meer bedoeld vanwege de rook dan voor de spetterende en krakende vlammen. De rook was de zuivering (ontsmetting) en versterkte daardoor de magische krachten van de planten, een versterking voor allen die om het vuur zaten. Nu waren ze nog beter geschikt als medicijn en opgehangen in koeienstallen en dergelijke. Zie zo de Franse uitdrukking: ‘avoir toutes les herbes de la St. Jean’, kruiden, klaar of geschikt voor alles’.

Door zijn antimagische krachten werd dit kruid gebruikt bij heksenprocessen, heksenkruid. De vermeende heks kreeg vaak een mengsel te drinken om alle kwade geesten uit te drijven. Dit drankje bestond uit dit kruid en distelzaad, waarbij nog wierook gebrand werd. Wat de vroede vaderen niet beseften dat zij in feite nu ook aan het toveren waren.

Tegen de duivel zouden de mensen beveiligd zijn als ze dit kruid bij zich droegen. Soms worden er tegenwoordig nog, bijvoorbeeld in N. Brabant, Sint-Janskransen gemaakt die op de deur worden gespijkerd tegen duivels en duivelsweer (onweer) De Schotten hingen het om hun nek zodat ze beschermd waren tegen hekserij en het kwade oog en van de ziekmakende geesten. Op Johannisdag werd in Oostenrijk het kruid tussen twee plakken brood aan het vee gegeven tegen de bozen krachten.

Op St. Jansavond trekt men in de Languedoc takjes van het St. Janskruid met het zaad van deze plant uit. Men zwaait er die avond er driemaal mee door de vlammen en roept elke keer ғen Jean la granoӮ Met deze takjes maakt men dan kruisen die men tegen de deuren van de huizen en stallen bevestigt als een middel tegen beheksing.

De toverboeken van de heksenmeesters moesten gedoopt worden en hiertoe gebruikte men het sproeikwastje (of Aspergillum) van het St. Janskruid.

Om zich te beveiligen tegen Sint-Jans toverij, wordt in de Normandische abdij Junieges jaarlijks op 23 juni door de broederschap de ‘processie van de groene wolf gehouden.’ Met een man die in lange groene rok gekleed is aan 't hoofd gaan ze zingend naar de kerk en vervolgens naar het huis van de ‘Groene wolf.’ Daar wordt gedanst en gegeten totdat het Sint-Jansvuur brandt. Dan lopen de leden van de broederschap, onder het luiden van de schel en 't zingen van Te Deum hand aan hand om het vuur en trachten een geblinddoekte man, die zich met een stok verweert, in hun midden te trekken. Is dit tot driemaal toe gelukt, dan krijgt hij de schel en is hij de ‘groene wolf’ van het volgende jaar.

Met het St. Janskruid, dat op zijn dag bloeddroppen vertoonde, bestreek men de loop van het geweer, dat daarna met zekerheid bij ieder schot trof. Die het kruid in de strijd droeg was tegen de kogels gevrijwaard.

Voorspellen.

Het gewone gebruik om met Johannesnacht de toekomst te voorspellen is een overblijfsel uit heidense tijd waar deze nacht als zogenaamde lotsdag gold.

Na de christentijd veranderde de naam, het oude symbolische gebruik degenereerde tot meer puberteitszieke meisjesverering. De kruiden werden gezocht om er een liefdesdrank uit te bereiden. In deze nacht had het de gewenste kracht en werd gebruikt als liefdesorakel door bruidsparen. Aan de dromen die men in de Sint Jansnacht kreeg werd grote waarde gehecht. Een bosje Sint-Janskruid onder het kussen gelegd toonde het meisje in de droom de man die ze zou krijgen.

En het verliefde meisje plukte een Sint Janstak en zette die in het water. Bleef de plant fris, dan zou ze trouwen, verwelkte die dan moest ze nog een jaartje wachten. Plukte een meisje op die dag een St. Jansplant bij het licht van een gloeiworm of johanneswormpje dan stak ze die achter haar bed. Als de muur vochtig genoeg was bleef de twijg groen en zou ze binnen een jaar trouwen, ging die hangen zou ze van verdriet wegkwijnen. Dodonaeus spreekt van, die de ‘mutse’ op hebben, de mutse is de minne.

Wilde men de liefde van een ander verwerven dan droeg men de struik op de borst. Bij het afplukken van de bloem wordt de eerste letter van de toekomstige bruidegom geraden. Het afplukken volgt het alfabet. Soms gaat het afplukken op de manier hoe men bemint wil worden en men herhaalt amitie, amoeur of passion.

De bruid verzamelde een aantal takken van dit kruid in een wit hemd en als dit met persen rood verfde was de geliefde trouw, werd dit donkergroen dan oogde hij ook naar een ander. Meestal verdwenen haar zorgen, in die tijd is de kleur vrijwel altijd rood.

Dodonaeus vertelt dat dit kruid de verliefdheid tegen gaat. Tegen duivelse verleidingskunsten werd het dan ook met Verbena in de kleren genaaid. Het kruid moet met schone handen 's ochtend zwijgend geplukt worden, anders verliest het zijn waarde.

Christendom.

Het christendom gaf dit een eigen verhaal en bracht het kruid in verband met Johannes de Doper. Het feest van Johannes de Doper wordt al in 506 tot de hoofdfeesten gerekend. De predikers brachten een gedenkdag mee die omstreeks dezelfde tijd viel.

De Romeinen brachten de viering van de geboorte van Christus in verband met de toeneming van het licht na de kortste dag. De geboorte van Johannes de Doper, die 6 maanden eerder geboren werd, Lucas 1:36, met het afnemen van het licht na de langste dag. Dit naar de uitspraak van Johannes: ‘Hij moet wassen, maar ik minder worden.’ Joh. 3:30. Daarom wordt de geboorte van Johannes op 24 juni gevierd en het Kerstfeest op 25 december.

Fijn gewreven geven de bloemen een rode kleur af. Dit is het St. Jans bloed. Het bloed zou ontstaan zijn door de bloedspatten van St. Jan. (zie Mattheüs 14) De plant wordt om die reden wel St. Janskruid genoemd. De plant zou op 29 augustus het meest aan rode sappen bezitten, de datum van onthoofding van Johannes. Deze heilige zou op 24 juni geboren zijn en het plantje bloeit rond 24 juni en op deze dag wordt het Sint Jansfeest gevierd.

Hierin onderscheidt hij zich van alle andere heiligen, waarvan alleen de sterfdag gevierd wordt. Hij heeft twee feesten, 24 juni omdat hij 6 maanden voor Chr. ontvangen was, (Lucas 1:36)

De kerk grondde de St. Jansvuren op het verhaal, dat koning Herodes afgesproken had om een vuursignaal te geven, zo gauw Johannes gevangen genomen was. Toen de soldaten op het punt stonden dit vuur te ontsteken, ontbrandden overal vuren zodat Johannes kon ontsnappen. Het springen bij de St. Jansvuren werd in verband gebracht met Lucas 1, vers 41. :’En het geschiedde als Elisabeth de groeten van Maria hoorde, zo sprong het kind op in haar buik.’. Hij was een licht, een brandend en helder licht zoals Christus hem noemde (Johannes 5:35) Nu geloofde men dat het kwaad geen uitwerking meer had als het St. Jans evangelie gelezen was.

In de general prologue vertelt Chaucer in zijn Canterbury Tales (1387):

‘So plesaunt was his in principio.’ Dit waren de openingswoorden van het St. Jans evangelie die in de middeleeuwen het middel was tegen de duivelse machten. Dit gebruik van het St. Jansevangelie werd op 18 augustus, 1601, in de synode van Gouda verboden.

Het kruid werd onder christelijke invloeden gewijd aan St. Jan wiens feest viel in de tijd dat de zon het hoogst aan de hemel staat zodat die Heilige de heldere getuige van het Licht werd. En ook op St. Jansdag valt op de zonnewen­teling, 24 juni, de laatste van drie dagen van het keerpunt in de zonbeweging, de dag waarop in sommige streken de zon niet ondergaat en de hemel verlicht is de gehele nacht. Gewoonlijk noemt men het rode sap van de plant het bloed van St. Jan, de duivels van de ouden zijn verdwenen in de dunne lucht en vervangen voor een christelijk feest en heiligen.

In latere tijden werden de (min of meer gelijke) rituelen van het Johannes- en oogstvuur wel vermengd waardoor sommige oogstgebruiken in de Johannesnacht opduiken en omgekeerd. Het was waarschijnlijk een feest voor enkele dagen. Door een onvolledige herziening van de Gregoriaanse kalender valt Sint Jan (en Kerstmis) drie dagen later dan de originele (heidense) feesten.

De christelijkheid adopteerde dit feest met de St. Jansdag aan het begin en St. Petersdag op het eind. Het midzomerfeest moest wijken, hoewel de naam veranderde, het feest bleef gelijk, het feest werd omgedoopt.

Dit feest was vroeger, vaak onder deelname van de overheid en vorsten, op markten en speelplaatsen gewoon. In 801 vierde Karel de grote dit feest te Eporedia Ivrea. Lodewijk de Vrome hield in 824 en 831 op die dag rijk bijeenkomsten. Een paar weken nadat Karel V gekroond was tot Heer der Nederlanden ontstak hij in den Haag het Sint-Jansvuur en danste mee in de kring.

En wat hebben de kerkvaders moeten vechten tegen die ‘groote dertelheid ende afgoderije, ‘van ophangen der kransen, eten, dansen ende looveren dragen’ voor ze die gehate gewoonte zagen verminderen. Wanneer branden, ten gevolge van de Sint-Jansvuren grote verwoestingen aanrichtte, zien we langzamerhand de Sint Jansvieringen verbieden. Op 25 juni 1606 klaagde de Kerkraad van Alkmaar, ‘dat groote dertelheyt, superstitie en afgoderie gepleecht werd op de St. Jansdach met ophangen der croonen, om dewelcke de kinderen roozen, eten, dansen ende looveren dragen ter eere van St. Jan. Burgemeesters antwoordden dat zij enige der voornaamste uit wier huizen kronen hingen zouden ontbieden en inneming gelasten.’

In Scandinavië wordt het nog gevierd, het wonder van de overwinning van het licht is daar ook het grootst.

Kroetwusj.

(215) Kroetwusj, kruidbos, kroetwosj of kroetwesj zijn dialectische namen voor een gewijd bos kruiden die onder andere tegen onweer beschermt. Dit woord komt in midden-Nederduits krutwiginge en in het midden-Hoogduits krutwihe voor. In midden-Nederlands is dit cruutwinghe (kruidwijding, vergelijk Limburgs dialect kroetwien) Lucanus (39-65 na Chr.) beschreef negen kruiden die in het vuur geworpen diende te worden om geesten te verdrijven. (Tanacetum, Inula, Valeriaan, Artemisia absinthium en A. abrotanum, Butomus, Prunella, Origanum en Papaver). Die kruiden werden op 15 augustus, Maria-Hemelvaart, verzameld, gedroogd en in bundeltjes gebonden om in de kerk gezegend te worden.

Al sinds heidense tijden werden er tijdens de oogstfeesten offervuren gebrand. In zoծ vuur werden dan de eerste vruchten van het land geworpen als dankzegging aan de godin van de natuur, Freya of Frigga. Tijdens de kerstening werd Freya vervangen door Maria en de kruidwis verkreeg een christelijke waarde. De kruidwis werd op verschillende plaatsen met verschillende planten samengesteld en op verschillende dagen gewijd.

Bij het wijden wordt met Psalm 64 aangevangen, deze Psalm is een dank zeggingsgebed voor de oogst. Vroeger werd in de R. K. kerk aangevangen met de Latijnse tekst: Benedictio herbarum in festo Assumptionis Beatae Mariae Virginis.’ Na de tekst volgt de zegen van de priester die vervolgt: ‘Mogen zij mens en dier beschermen tegen ziekten, besmettelijke ziekten, tegen duivelse bezweringen, beten van slangen en andere giftige dieren, tegen duivelse voorspiegelingen, tegen bedrog en misleiding overal waar deze vruchten of kruiden worden neergelegd of heen gebracht, etc.’. Nadat de bos gezegend is, wordt hij opgehangen in stal of huis. Bij onweer sprenkelt men wat wijwater over een deel van de bos. Dit wordt dan in het vuur geworpen onder het prevelen van het in de volkenkunde zo belangrijke Sint-Jansevangelie, of van een rozenkrans. Wanneer het vochtige deel van de kroetwusj op het vuur ligt, zal het gaan roken. Deze rook nu vormt de beschermende laag tussen het huis en de duivelse weersgesteldheden. Fuchs schreef in 1543: ‘In unser frawen himmelfart, da tregt alle welt obs, buschel allerley kreuter, in de kirchen zu weihen. Mit disen kreutern geschickt seer vil zauberei.’

Ook bij het zaaien gebruikte men soms de kruidwis. De boer haalde dan een paar gezegende korrels uit de in de bos zittende korenaren en deed ze bij het gewone zaaizaad en strooide een handvol in elke windrichting onder het zeggen van gebeden. Dan begon hij pas met zaaien. In Duitsland werden delen van de kroetwisj onder het hoofd van een stervende gelegd. Soms werd de bos mee begraven in het graf. De gezegende bos werd tevens gebruikt om wensen in vervulling te laten gaan, getuige de Maastrichtse uitdrukking: ‘Zij heeft haar kruidwis gekregen.’ hetgeen wil zeggen dat zij een kindje heeft gekregen.

Behalve de kruidwis bestaat er ook nog de Sint Janskrans-tros of tak, dit is ook een bos kruiden die tegen het boze beschermt. Het grote verschil is dat de laatste krans niet gezegend en niet verbrand wordt. De volledige St. Janstros bestaat uit drie trossen die verbonden zijn door een krans van vergeet mij nietjes. De middelste tros bevat St. Janskruid, varens, zegge, korenbloemen, witte en rode rozen, madelieven. De zijtrossen worden gevormd uit St. Janskruid, violen, Spaans gras en korenbloemen, witte en rode rozen, avondkoekoeksbloemen, wilde lis, dubbele anjers en violen. Of andere samenstelling.

Bij burgers hangt men deze versiering aan de achterdeur en bij de boeren aan de voordeur van het huis. De oorsprong van de St. Janstros zou te vinden zijn in de volgende legende:

De St. Janskrans zou ontstaan zijn toen Johannes achtervolgd werd door vijandige Joden. Hij kon zich op het nippertje in een huis verstoppen, waar vrienden van hem woonden, zodat hij veilig was. De Joden hadden hem echter gezien en om het huis niet te vergeten hadden ze een bos bloemen boven de deur gehangen, met een wacht erbij. Johannes was dus ten dode opgeschreven. Maar midden in de nacht stuurde God een engel die de waker in slaap bracht. Gelijk hing hij boven alle deuren eenzelfde bos bloemen. De volgende morgen wisten zijn vijanden niet meer welke deur het was en gingen teleurgesteld naar huis.

Op een dag onweerde het zo verschrikkelijk dat Johannes er bang van werd. God kwam bij hem in een droom en vertelde dat hij de mensen een kruid tegen het onweer zou schenken. God had de bliksem aan ons gegeven als een waarschuwend teken dat de verschrikkelijke donder er aan kwam. Die donder was de duivel.

Ook was er een schandwis die op akkers van boeren geplaatst werd waar te veel onkruid zou staan.

De ketelwis was een gedraaide stroring die op de sopwagen en onder de sopketel lag. Een nieuwe dienstbode werd ongeveer half maart, wanneer zij in dienst trad, met een ketelwis door het huis geleid en op die plaatsen waar haar werk zou zijn. Hetzelfde gebruik trof de bruid.

De bos is samengesteld uit wilde kruiden en veldvruchten. Het aantal te gebruiken kruiden was vroeger minimaal zeven, soms oplopend tot 99. De planten en oogstvruchten moeten met de hand geplukt worden: het gebruik van ijzeren voorwerpen was bij mystieke handelingen verboden. Voorheen plukten de boeren zelf de kruiden, nu doen de pastoor en koster dit om op 15 augustus, Maria-Hemelvaart, gezegend te worden.

Planten.

Groeien op elke grond en zelfs droge, in de zon en halfschaduw. Mooi zijn ze in combinatie met blauw.

De grotere vormen worden vaak in de winter gesnoeid waar prima winterstek van te maken is.

Knip eind februari stengels van snoeischaarlengte, +20cm, onder en boven een knoop. Dan verwond je het onderste oog, niet erger dan dat je het met je duimnagel zou doen, haal dit door 1% ibz groeistofpoeder en stek ze ter plaatse 3 bij elkaar en zo diep dat er nog maar een paar cm. van de top te zien is. De bovenste top hoeft alleen maar uit te lopen, de rest verdroogt dan niet en kan overal wortelen. Plaats er een merkteken bij zodat je in mei, dan beginnen ze te groeien, weet waar ze staan.

Ook kan je ze in een diepe pot steken en gewoon buiten neerzetten. Wat plastic eroverheen stimuleert een betere opkomst. Denk dan wel om het verbranden van de stek door de zon. Er moeten altijd waterdruppeltjes op het plastic zitten. Dan worden de zonnestralen tegengehouden en weet je dat de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Met warm weer luchten, halfweg mei kan je het plastic er af halen. Bij sommige planten is het gewenst dat ze een struikvorm hebben of meer vertakt moeten zijn. Top de eerste scheuten dan in mei op een 5-10cm boven de grond. Geef dan ook (kunst)mest.

De vaste planten worden in het voorjaar gescheurd.

Zaaien in januari/mei bij 15 graden.

De kleinere van zomerstek. Neem in juni/juli 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 1% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/