Sempervivum

Over Sempervivum

Huislook, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit alpinestock.com

Linnaeus beschreef in Species Plantarum een drietal soorten, de tectorum, montanum en arachnoideum. Tegenwoordig zijn er een 40-60 soorten bekend.

Inheems zijn ze in Europese gebergten waar ze vaak op kale rotsblokken groeien in de volle zon met ’s nachts soms strenge vorst. Het meest groeien ze op een hoogte tussen 1000 en 2500m. ze kunnen wel slacht tegen vocht. Een vijftal wordt tegenwoordig tot het geslacht Jovibarba gerekend. Het verschil zie je alleen tijdens de bloei, Jovibarba’ s hebben maar zes-zeven bloemblaadjes van een gele of witte kleur, de anderen meer en meestal elf, in dezelfde kleuren maar vaak overheersen de roze/rode tinten. Hiertoe behoren arenarium, hirsutum, hirtum, patens en soboliferum.

Het zijn meerjarige en stengelloze planten. Ze vermenigvuldigen zich met dichte zoden van gekleurde of behaarde rozetten die uitgezonden worden door de ouderplant, vandaar de naam hen and chickens.

De stervormige bloemen ontstijgen uit het hart en staan op palmachtige stengels die na de bloei afgedankt worden. Meestal kleuren ze geel, groengeel, of wat tinten van roze of purper, zelden in het wit.

Ze worden meer geteeld vanwege de bladeren dan de bloemen.

De tweede groep is dan Eusempervivum, die kenmerken zich doordat de bloemen 8-20 stervormige uitgespreide en niet gefranjerde bloemblaadjes bevatten met de kleuren rood, purper geel of witachtig.

Nauw verwant aan Sedum, hier zijn de bloemdelen in 5, bij de huislook 6 of verdubbelingen daarvan.

Dit geslacht is rijk aan soorten die onderling gemakkelijk kruisen. In het wild komt ook nogal wat variatie voor. Door de vele huwelijken zijn er interessante vormen. Het geslacht is moeilijk voor de botanist, hun limieten zijn onzeker en onbevredigend, geen twee auteurs komen overeen.

In Engeland is er zelfs een vereniging “The Sempervivum Society” (11 Wingle Tyl Road, Burgess Hill, West Sussex-RH 15.9 HR Engeland) Er zijn liefhebbers die Sempervivum’ s verzamelen en soms alleen 1 soort bezitten, maar dan van verschillende vind- of standplaatsen.

Crassulaceae, vetplantenfamilie.

=Sempervivum tectorum subsp. alpinum, Grisebach. & Sch. (uit de Alpen) geeft rozetten van 3-6cm in doorsnede.

Omgekeerd eivormige bladeren met wigvormige, rode voet en rode top, kort toegespitst en blauwachtig/groen, gewimperd.

Bloemstengel is 10-35cm lang en bovenaan klierachtig behaard.

Bleek roze bloemen van 16-22mm in doorsnede met 12-16 langwerpig/lijnvormige bloembladeren in juli/september.

Uit de Pyreneeën en Jura.

Jordianum’ (A. Jordan, Franse botanicus,1814-1897) met rozetten van 3.5-5cm in doorsnede en smal/langwerpige bladeren met wigvormige voet, lijn/lancetvormige bloembladeren zijn helder roze, meeldraden met behaarde voet.

Pyrenaicum’ met rozetten van 3.5-5cm in doorsnede, langwerpige en kort toegespitste bladeren, bloemen 20-26mm in doorsnede met lijn/lancetvormige licht roze bloembladeren en geheel behaarde meeldraden.

Uit Redoute.

Sempervivum arachnoideum, L. (spinnenwebachtig) de spinnenweb-huislook heeft rozetten van 10-12mm in doorsnede met lange, witte spinnenwebachtige beharing over de bladtoppen.

Het uit de bloembladeren uitgescheiden vocht verhardt zich tot kleurloze draden die de rozetten een spinnenwebachtig aanzien geven. Door het netwerk van draden, die van punt tot punt lopen, heeft het plantje bijzondere geometrische figuren als driehoeken, vierkanten, vijf- en zeshoeken.

Naar binnen gebogen bladeren zijn langwerpig en ongeveer 8mm lang en 4mm breed, stomp en wat klierachtig behaard, groen en meestal rood/bruin aan de top en rugzijde.

Bloemstengels van 8-15cm lang zijn dicht klierachtig behaard.

Kleine platte bloemtros van 3-5cm in doorsnede met 5-15 donker roze/rode bloembladeren, bloemen van 1.5-2cm doorsnede in juli/augustus. Na de bloei sterft de rozet af.

Uit de Alpen, Pyreneeën, Apennijnen en Karpaten. Is beschreven in 1699.

Var. laggeri Schott. (Fr. J. Lagger, Oostenrijkse botanicus, 1802-1870) verschilt van sanguineum door de losser gevormde rozetten met minder rood getinte bloemen, bloemstengels zijn 5-10cm hoog, bladeren ei/lancetvormig en bloemen 10-18mm in doorsnede.

Uit Curtis botanical magazine.

=Var. moggridgei (John Traherne Moggridge, Engelse botanicus, 1803-1882) (Sempervivum moggridgei Hook) verschilt door de meer bolvormige rozetten en kortere bladeren.

Var. sanguineum Rouy met rood gekleurde bladeren, bloemstengel 5-8cm hoog met bloemen van 15-18mm doorsnede.

Var. tomentosum heeft grotere rozetten van 1.5-2cm doorsnede bladeren dichter en grijs behaard, bloemstengel van 10-20cm hoog en karmijn/rode bloemen van 20-23mm in doorsnede.

Bij ‘Rubrum’ zijn de rozetten rood aangelopen met een zilveren beharing.

De spinnenwebhuislook vormt dichte rozetten doordat er vele kleine plantjes, ze zijn maar een paar cm. in doorsnede.

Naam.

Spinnenweb-huislook, Engelse cobweb houseleek, Duits Steinapfel.

(Dodonaeus) ‘Rode wolachtige bergdonderbaard is van Fabius Columna Sempervivum montanum gnaphalodes genoemd en is een laag kruid wiens bladeren in de lente, eer de steel uitspruit, aaneen kleven en in spinnenwebachtige draadjes schuilen zodat het uiterste van de bladeren altijd enige drie, vier, vijf en ook zes hoeken zeer wonderlijk door elkaar lopen vertoont en dan staan deze bladeren schilferachtig bijeen’.

Uit allthingsplants.com

Sempervivum x barbulatum Schott. (fijn gebaard) = kruising van arachnoideum x montanum met rozetten van 2-4cm doorsnede.

Eivormige bladeren zijn 7mm lang en toegespitst, fijn klierachtig behaard en gewimperd met langere wimpers aan de top, groen en aan de achterkant rood/bruin net als de toppen.

Bloemstengel is 5-10cm lang met een 5-8bloemige tros.

Purper/roze bloemen van 2cm doorsnede met 10 lancetvormige en toegespitste bloembladeren die hoofdzakelijk aan de achterkant klierachtig behaard zijn, purperen meeldraden in juli.

Al naar gelang de invloed van een ouder komen er tussenvormen voor.

Elegans’ met lijn/lancetvormige bladeren die bleek/groen en zwak gewimperd zijn, wat spinnenwebachtig behaard, amarant/roze bloemen zijn gewimperd.

Hookeri’ lijkt op arachnoideum maar met grotere rozetten en balderen met een rode top die wit tot spinnenwebachtig behaard is.

Bearded house leek.

Uit alltingingsplants.com

Sempervivum armenum, Boissier. (uit Armenië) met platte rozetten van 4-7cm doorsnede met korte uitlopers.

Spatelvormige tot omgekeerd lancetvormige bladeren zijn een 3cm lang en 1cm breed, kort toegespitst en fijn klierachtig behaard, lang gewimperd en licht tot donkergroen.

Bloemstengel is 10-15cm hoog en behaard, bezet met tongvormige, spitse en vaak purper getopte blaadjes.

Bloemen van 18-25mm in doorsnede met 11-18 geelachtig/groene bloemblaadjes met purperen voet die lijn/lancetvormige zijn en toegespitst en gewimperd met klierachtig behaarde achterkant, bleek purperen meeldraden met behaarde voet en goud/gele helmknoppen in juli/augustus.

Uit de Balkan en Klein Azië.

Uit kallima.sk

=Sempervivum ciliosum, Craib. (fijn gewimperd) heeft gesloten, grijs/groene rozetten van 3-6cm doorsnede.

Smal/langwerpige bladeren zijn 2-3cm lang en 5-6mm breed, toegespitst en klierachtig behaard aan de top bezet met doorschijnende haren.

Bloemstengel van en 10cm lang is klierachtig behaard met opstaande bladeren die breder zijn dan die van de rozetten.

Groenachtig/gele bloemen zijn 2.5cm in doorsnede met 10-12 lijn/lancetvormige bloembladeren die spits zijn en klierachtig behaard in juli/augustus. Var. borisii.

Uit Bulgarije.

Uit www.sempsbypost.co.uk

Sempervivum x fauconettii Reuter. (Ch. Fauconnet, Zwitserse arts en botanicus, 1811-1875) = kruising van arachnoideum x tectorum.

Rozetten van 3-4cm in doorsnede.

Langwerpig/spatelvormige bladeren zijn kort toegespitst en groen, purper gevlekt en sterk gewimperd, aan de top met een bosje lange, witte haren en aan beide kanten klierachtig behaard

Bloemstengel van 10-20cm lang is behaard met langwerpig/lancetvormige, spitse en sterk gewimperde bladeren.

Bloemen van 2.5cm in doorsnede met 9-12 breed lancetvormige bloembladeren die kort toegespitst en roze zijn, gewimperd en klierachtig behaarde achterkant, purper/roze meeldraden in juli/augustus.

Bloemstengel van 30-40cm lang is behaard en bezet met driehoekige/eivormige roodbruine blaadjes.

Roze met purper/rood gestreepte bloemen zijn 2.5cm in doorsnede met 12-16 lijn/lancetvormige bloembladeren met behaarde achterkant en karmijn/rode meeldraden, rode helmknoppen in juli/augustus.

Al naar gelang de invloed van een van de ouders komen vele afwijkingen voort.

Is beschreven in 1879.

Fontanae’ heeft groene bladeren die gewimperd en aanvankelijk aan beide kanten klierachtig behaard zijn, later kaal worden met bloemstengel van 20-30cm hoog en 18-20mm grote bloemen met roze en behaarde bloembladeren.

Pomelii’ (N.A. Pomel, Franse botanicus, 1821-1898) ei/lancetvormige bladeren zijn gewimperd met aan de top een bosjes lange, witte haartjes, bloemstengels van 20-25cm lang met bloemen van 3cm in doorsnede zijn helder roze met donkerder centrum, lang toegespitste bloembladeren zijn gewimperd, donker purperen meeldraden.

Pseudo-arachnoidum’ met rozetten van 2.5-4.5cm doorsnede, langwerpig en kort toegespitste bladeren zijn gewimperd en aan de top lange, witte haren, bloemstengel van 20-30cm lang, bloemen van 2.5-3cm doorsnede zijn fel roze/rood met bloembladeren die aan de achterkant behaard zijn.

Thomayeri’ (Fr. Thomayer, directeur van de plantsoenen te Praag, tweede helft van de 19de eeuw) met half bolvormige rozetten van 9-10cm in doorsnede met langwerpig/spatelvormige bladeren die klierachtig behaard zijn en sterk gewimperd, aan de top zeer lang gewimperd, bloemstengel 10-15cm hoog met roze bloemen die geelachtig/wit gekleurd zijn.

Uit J. Seboth.

Sempervivum x funckii F. Braun. (Heinrich Christian Funck, Duitse apotheker en botanicus, 1771-1839) (Sempervivum x funkii) =waarschijnlijk een kruising van arachneoideum x montanum en tectorum.

Platte rozetten zijn open en 2.5-4cm in doorsnede, 80-100 bladeren staan in een rozet, omgeven door een dichte cirkel van jongeren.

Omgekeerd eivormige bladeren zijn kort toegespitst en 10-15mm lang, donker groen met witte voet en lang gewimperd, aan beide kanten fijn klierachtig behaard.

Bloemstengel van een 20cm lang is klierachtig behaard met langwerpige/eivormige en spitse, klierachtige blaadjes bezet.

Bloemen van 2-2.5cm in doorsnede zijn purper/roze met donkerder oog, 11-12 bloembladeren zijn lijn/lancetvormig en toegespitst met klierachtig behaarde achterkant, purperen meeldraden en oranje/gele helmknoppen in juli/augustus.

Funck’s house leek, Funcks Hauswurz, Joubarbe d’ Aywaille. (Aqualiense; Aywalle, plaats in België, bij de rivier Meuse)

Var. aqualiense, beklierde huislook.

Uit commons.wikimedia.org

Sempervivum grandiflorum, Haw. (grote bloemen) heeft 5-10cm grote, platte en losse rozetten met lange uitlopers.

Geurende bladeren zijn omgekeerd lancetvormig met wigvormige voet en 3-6cm lang, 8-12mm breed en kort toegespitst, donker groen met roodbruine top en fijn klierachtig behaard, gewimperd.

Bloemstengels van 20-40cm lang met opgerichte en langwerpig/lancetvormige, klierachtig behaarde blaadjes.

Bloemen van 4-5cm in doorsnede zijn geel met ene purperen oog, 12-18 bloembladeren zijn lij/lancetvormig en toegespitst, klierachtig behaard, purperen meeldraden zijn klierachtig behaard, gele helmknoppen in juli/augustus.

Uit Zwitserland.

Uit www.gettyimages.com

Sempervivum hirsutum, Pollini. (ruw behaard) heeft rozetten van 1.5-4cm doorsnede.

Bladeren zijn sterk naar binnen gebogen en ei/lancetvormig, 12-15mm lang en 4-5mm breed, spits en aan beide kanten fijn klierachtig behaard, soms met bruine toppen.

Bloemstengel is 10-15cm lang en klierachtig behaard, opstaande en driehoekige/eivormige en toegespitste blaadjes.

Groenachtig/witte bloempjes met 6-7 lancetvormige, stompe bloemblaadjes die gefranjerd zijn en aan beide kanten klierachtig behaard, witachtige meeldraden in juli/augustus.

Uit Z. Alpen.

Uit commons.wikimedia.org

Sempervivum kosaninii, Praeger. (N. Kosanin, Servische botanicus, 1874-1934) heeft platte rozetten die open zijn en 6-9cm in doorsnede.

Omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 3cm lang en 9mm breed, kort toegespitst en klierachtig behaard, gewimperd en donkergroen met witte voet en purper/rode top.

Bloemstengel is 15-25cm lang en klierachtig behaard met opgerichte/ lijnvormige en toegespitste, klierachtig behaarde, gewimperde en rood getopte bladeren.

Bloemen van 2-3cm in doorsnede met13-4 lijnvormige en toegespitste bleek purper/rode bloembladeren met smalle witte rand, achterkant en randen zijn klierachtig behaard, purperen meeldraden zijn aan de voet behaard in juli.

Uit Macedonië.

Uit www.thesucculentgarden.com.au

Sempervivum marmoreum, Griseb. (gemarmerd) (Sedum schlehani) (Schlehan’ s) heeft platte en open rozetten van 5-10cm doorsnede.

Omgekeerd eivormige tot langwerpige bladeren met spatelvormige voet zijn 2-5cm lang en 10-20mm breed, kort stekelpuntig en dicht gewimperd, groen met bruin/rode vlekken en strepen.

Bloemstengel van 10-20cm lang is fijn behaard, met opstaande en lancetvormige, 2-2.5cm lange, behaarde en gewimperde bladeren.

Bloemen van 2.5cm groot met 12-18 bloembladeren die purper/roze zijn met witte rand, lancetvormig en gewimperd met behaarde achterkant, karmijnrode meeldraden in augustus.

Var. blandum Soo (charmant, niet bitter) heeft meer blauwachtig/groene bladeren en rood gekleurde stengelbladeren.

Var. rubicundum Soo (roodachtig) heeft bloedrode bladeren die aan de top en randen min of meer groen zijn. hiertoe behoort;

Brunneifolium’ met geheel bruine bladeren.

Orantum’ met rode bladeren die aan de top blauw/groen zijn en wit gewimperd.

Uit Redoute.

Sempervivum montanum, L. (van de bergen) heeft rozetten van 3.5-5cm doorsnede.

Omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 1-40mm lang en 3-5mm breed, donkergroen en aan beide kanten klierachtig behaard, aan de top en de randen lang gewimperd.

Bloemstengel van 10-15cm lang is klierachtig behaard, met opgerichte, elliptische tot eivormige en 1cm lange, spitse, klierachtig behaarde blaadjes.

Violet/rode bloemen van 3—4cm in doorsnede met lijn/lancetvormige bloemblaadjes die toegespitst zijn en aan de achterkant klierachtig behaard, purperen meeldraden zijn aan de voet behaard in juni/augustus.

Uit de Alpen, Pyreneeën en Karpaten. Is beschreven in 1752.

Var. alpestre (van de Alpen) (Sempervivum alpestre Lamotte) heeft heldergroene bladeren en donker roze bloemen, smallere bloembladeren zijn langer toegespitst.

Subsp. stiriacum Wettst. ex Hayek var. braunii (Funck) Wettst. (gestreept en K.Fr. Braun, leraar te Bayreuth, in de eerste helft van de 19de eeuw) heeft helder groene bladeren en bloemstengels van 10-15cm lang met geelachtig/witte bloemen.

Var. burnatii Wettst.(E. Burnat, Zwitserse botanicus, 1828-1920) heeft wijd open rozetten van 8-15cm doorsnede, omgekeerd lancetvormige bladeren met wigvormige voet, bloemstengels van 20-30cm lang.

Var. flagelliforme (roede vormig) (Sempervivum flagelliforme Fisch) verschilt door de kleinere en diep groene rozetten met 20cm lang uitlopers terwijl de bloemen in mei/juni komen.

Var. minimum (Timb.-Lagr.) Huber is in alle delen kleiner dan het type, rozetten van 1-3cm doorsnede, bruinachtig/roze bloembladeren zijn lancetvormig.

Subsp. stiriacum Wettst.(uit Steyer, Steirische bergen, Oostenrijk) verschilt door de meer open en 4-6cm grote rozetten, lancetvormige bladeren zijn spitser en langer gewimperd met bruin/rode top, bloemstengel 15-20cm lang, bloemen 5cm in doorsnede en donker violet/rood.

Berghuislook, mountain house leek.

Uit stalikez.info

Sempervivum octopodes, Turill. (met acht voeten) is als een octopus, vanuit een groen hart verspreiden de bruine punten zich straalsgewijze als armen in alle richtingen. Var. apetalum.

Uit www.flickr.com

Sempervivum patens, Grisebach. (openstaand) heeft platte rozetten van 5-10cm doorsnede.

Langwerpig tot omgekeerd eivormige bladeren zijn 3-6cm lang en 10-15mm breed, spits en blauw/groen, soms met een purperen top, gewimperd en aan beide kanten klierachtig behaard.

Bloemstengel van 15-25cm lang met opgerichte en half stengelomvattende, lancetvormige en toegespitste, purper gepunte en gewimperde, behaarde blaadjes.

Licht gele bloemen met 6-7 opstaande bloembladeren van 11-12mm lang en 5mm breed zijn langwerpig, stomp en gewimperd, soms wat gefranjerd, donkergele helmknoppen in juni/augustus.

Uit Balkan en Banaat.

Uit www.botanikfoto.com

Sempervivum x schottii Lehm. (Wordt wel geplaatst onder tectorum) (H.W. Schott, Oostenrijkse botanicus, 1794-1865) = kruising van montanum x tectorum, rozetten van 3-5cm groot.

Langwerpige tot omgekeerd eivormige bladeren zijn toegespitst, helder groen met een witte punt, gewimperd en aan beide kanten kort klierachtig behaard.

Bloemstengel van 20-30cm lang.

Bruinachtig/rode bloemen van 2cm doorsnede in juli/augustus.

Modestum’ met blauwachtig/groene bladeren, bloemstengel van 15-20cm en bloemen van 20-23mm doorsnede.

Parvulum’ vormt kleine rozetten, wat blauwachtig/groene bladeren met rode top, bloemstengel van 13-15cm lang en bloemen van 18-20mm.

Verlotii’ (J.B. Verlot, Franse botanicus begin 19de eeuw) met rozetten van 3-5cm, bladeren als het type maar glanzend en donkerder groen, purper/roze bloemen van 20-22mm.

Uit J. Seboth.

Sempervivum pittonii, Schott. (Pittoni von Dannenfelft, Oostenrijkse plantenliefhebber, 1797-1878) heeft platte rozetten van 2.5-5cm in doorsnede.

Langwerpige tot omgekeerd lancetvormige bladeren zijn 15-25mm lang en 5-7mm breed, kort toegespitst en gewimperd, klierachtig behaard en grijs/groen met een kleine zwart/purperen top.

Bloemstengel is 7-18cm lang en klierachtig behaard, met opstaande, langwerpige en spitse, purper gekleurde top.

Bloemen van 2-2.5cm in doorsnede met 9-12 lijn/lancetvormige bloembladeren die toegespitst en aan beide kanten bleek geel zijn met klierachtig behaarde achterkant, groenachtige meeldraden en gele helmknoppen in juli.

Uit Stiermarken. Is beschreven in 1879.

Pitton’s house leek.

Uit J. Seboth.

Sempervivum x rupicolum Kerner. (op rotsen groeiend)= kruising van montanum x wulfenii, heeft 4-5cm grote rozetten.

Langwerpig tot omgekeerd eivormige bladeren met en korte en spitspuntige top, grijsgroen en aan de voet purper/rood, gewimperd met klierachtig behaarde achterkant

Bloemstengel van 8-15cm lang met rood getopte en klierachtig behaarde blaadjes

Bloemen van 10-18mm in doorsnede zijn bleekgeel en roze gestreept, geelachtig/rode meeldraden in juli/augustus. Hiervan komen vele vormen voor al naar gelang de invloed van de ouder.

Uit Tirol.

=‘Huteri’ (Huter, Zwitserse botanicus in de eerste helft van de 19de eeuw) met geelachtig/groene bladeren, gele bloembladeren zijn roze gestreept, purper/rode meeldraden.

Uit Redoute.

Sempervivum tectorum subsp, arvernense, Lec. & Lamotte. (uit de Arverne) heeft rozetten van 4.5-6cm in doorsnede.

Jonge bladeren zijn eerst kort klierachtig behaard en later kaal, lijnvormig/langwerpig en kort toegespitst, gewimperd en helder groen met rode top.

Bloemstengel van 10-25cm lang met langwerpige, toegespitst en rood gekleurde blaadjes.

Bloemen van 20-26mm in doorsnede met 12-16 helder roze bloemblaadjes die wat karmijn gestreept zijn en purper/roze meeldraden die behaard zijn in juli/augustus.

Uit de Franse Alpen.

Collinum’ heeft rozetten van 4-5cm in doorsnede met langwerpig wigvormige bladeren die rood gevlekt zijn, bloemstengel 10-20cm lang met licht roze, bijna witte bloemen en roze meeldraden die onderaan behaard zijn.

Corymbosum’ heeft rozetten van 3.5-4.5cm doorsnede met langwerpig/wigvormige balderen met bruine top en sterk vertakte bloemstengel met bleekroze bloemen van 2cm doorsnede, vaak met 9-10 lijn/lancetvormige bloemblaadjes.

Sempervivum tectorum L. subsp. tectorum var. glaucum (Ten.) Dalla Tore & Sarnth (zeegroen blauw) (Sempervivum tectorum L. subsp rupestre, Rouy. (op de rotsen groeiend) met rozetten van 7-12cm in doorsnede.

Langwerpig tot omgekeerd eivormige bladeren zijn toegespitst en klierachtig behaard, gewimperd en donkergroen met witachtig voet en purperen top.

Bloemstengel is 25-30cm lang met langwerpige, toegespitste en klierachtig behaarde blaadjes.

Bloemen 24-28mm in doorsnede met12-16 bloembladeren die lijn/lancetvormig en bruinachtig/roze zijn, behaard en zo ook de meeldraden in juli/augustus.

Uit de Alpen.

Atroviolaceum’ heeft rozetten van 10-15cm in doorsnede met violet/rode bladeren en roze/rode bloemen.

Beugesiacum’ heeft blauwachtig/groene bladeren die aan de top soms wat bruin/rood zijn en stengelblaadjes met afgeknotte voet.

=‘Calcareum’ met rozetten van 4-6cm in doorsnede, blauwe bladeren met bruin purperen top, bloemen van 20-22mm in doorsnede met meestal 10 bleekroze bloembladeren die sterk gewimperd zijn.

Juratense’ met losse rozetten van 4-7cm doorsnede en roodachtig gepunte bladeren, bloemen van 18-22mm groot zijn beekroze, bloeit als eerste.

Lamottei’ (Mart Lamotte, Franse apotheker en botanicus, 1820-1883) met rozetten van 8-10cm groot, groene bladeren met soms een rood gekleurde top, bloemstengels van 25-40cm lang, bloemen van 2.5-3cm in doorsnede met bleekroze bloemblaadjes die wat purper zijn gestreept.

Mettenianum’ (G.H. Mettenius, Duitse botanicus, 1823-1866) met rozetten van 7-10cm doorsnede, bloemstengel van 30-50cm en bloemen van 28-33mm.

Praestabile’ met rozetten van 8-10cm en blauwgroen blaadjes, bloemen 24-28mm in doorsnede.

Robustum’ met 8-12cm grote rozetten, donkergroene bladeren met bruin/purperen top, bloemstengel van 50-60cm lang, bloemen van 30-32mm in doorsnede zijn roze met breed lancetvormige bloemblaadjes.

Speciosum’ met rozetten van 5-7cm en purper/bruine bladeren die weinig of niet behaard zijn, in de winter rood/bruin, bloemen 24-28mm in doorsnede zijn donker roze.

Triste’ met 5-8cm grote rozetten en donker bruin/rode bladeren die aan de voet dofgroen zijn, bruin/rode stengelblaadjes en diep roze bloemen.

Violascens’ met rozetten van 7-10cm met violette bladeren die aan de voet en top purper zijn met bloemen van 22mm doorsnede.

Limestone houseleek.

Uit A. Masclef.

Sempervivum tectorum, L. (van de daken) Is waarschijnlijk een kruising van alpinum x glaucum.

Platte rozetten zijn 7-10cm in doorsnede.

De 50-60 vlezige en waterige bladeren staan in een rozet, langwerpig tot omgekeerd eivormig, toegespitst en gewimperd, donker groen met witachtige voet en purper/rode top.

Bloemstengel van 25-50cm lang met driehoekige/lancetvormige en spitse, behaarde, gewimperde blaadjes.

Bloemen van 24-28mm in doorsnede met 12-16 purper/rode bloemblaadjes die lancetvormig en behaard zijn, meeldraden zijn deels of allen vergroeid in juli/augustus. De bladeren zijn afgezet met fijne haren.

Het zijn meestal altijdgroene alpine planten die in het gebergte van midden en zuid Europa groeien. Ze groeien overal, mits er maar voldoende zon aanwezig is.

Vermeerdering gaat via de jonge scheuten, vandaar de naam old-hen-and-chickens, die ervan af gehaald kunnen worden en ze maar rond te strooien, ze groeien zo verder.

Het plantje heeft licht grijsgroen blad met een sterk afstekende bruine top en roze bloem. Om die kleur te houden moet het wel op kalkgronden staan.

Verder zijn er prachtig gekleurde hybriden.

Uit www.semper-vivum.de

Sempervivum x calcareum (kalkachtig, de grond) = waarschijnlijk een kruising van wulfenii x tectorum.

Zeer grote rozetten van 8-15cm in doorsnede.

Omgekeerd lancetvormige bladeren met spatelvormige voet zijn tot 7cm lang en 2cm breed, toegespitst en spitspuntig, gewimperd en blauwachtig groen met purper/bruine top en karmijn/rode voet.

Bicolor’ is tweekleurig, groen met bruine toppen. ‘Commander Hay’ is half om half, half bruin om half groen in zeer grote rozetten. ‘Othello’ is groot in bruinrood, ‘Rubin’s’ rozet is robijnrood. ‘Smaragd’ is smaragdgroen met bruine top. ‘Granat’ is aan de basis bruinrood

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a”) ‘De eerste of het grootste Sedum (zie Aeonium arboreum) is zonder twijfel het Aeizoon mega van Dioscorides, dat is op het Latijns Sempervivum magnum of Sedum majus. Apuleius noemt het Vitalis en Semperflorium en daarnaar zou men de Duitse naam kunnen maken en dat eeuwig bloeiende of eeuwig levende gewas noemen, in het Engels sengrene, de Italianen noemen het semprevivo maggiore, de Spanjaarden siemprevina en yerva puntera’.

Sempervivum is afgeleid van het Latijnse semper: altijd, en vivus: leven, omdat ze steeds levenskrachtig zijn. Ze sterven alleen af nadat ze uitgeput zijn van het bloeien en ondertussen hebben ze veel energie doorgegeven aan de rond hun liggende nazaten. Duits Sempelsi, Italiaans sempervivo Spaans siemprevivo, Portugees saiao.

Apuleius 123: “Sempervivum nomen suum sumpsit, quod sit semper viridis atque vigens”.

Dioscorides en Theophrastus schreef over deze aizoon: de altijd levende. Door literaire vertaling werd het de Sempervivum van Plinius, de Vitalis van Apuleius, de oud-Engelse singreen en vele verbasteringen als sengreene, Duitse gross Immergrun en Singrone in oud-Hoogduits.

Dodonaeus (b) ´De tweede soort van groot Sedum wordt van de gewone man en in de apotheken op het Latijns Jovis barba genoemd en daarna schijnt het in het Nederlands de naam donderbaard gekregen te hebben, in het Hoogduits Gross Donderbaer, de Fransen joubarbe’.

Apuleius maakte ook de naam Jovis Barba bekend, vele roodbloeiende planten werden zo genoemd, Spaans jusbarba, Italiaans barba di Giove, waaruit het Franse joubarbe des toits, ook barbre de Jovis of barbre de Jupiter ontstond, evenals het 13de eeuwse Engelse jubarbe, tot Jupiters beard of –eye, Duits Donnerbart. De roodachtige bloemen herinneren aan de baard van Jupiter of Jovis.

Dodonaeus © ‘Dan de Hollanders noemen het huys-look, de Hoogduitsers Hausswurtz, de Engelsen houselijke, de Bohemers netresk’.

Het werd op het huis gezet, Engels home wort, Duits Dachwurze, Dachlok, Huslook, Hausloc, -lauch, -lock, -lof, Hauswurz bij Bock, huislook, daklook, oud-Engels husleac tot house leek, niet naar een look, leek: een ui, maar uit Hauslaub: loof, blad, omdat het op daken geplant de bliksem zou tegengaan en alle kwaad zou weren, Frans herbe au couvreur: dakdekkerkruid, In Noorwegen taglog, Spaans fava crasa, in Wells is het Ilysiau pentai: dorpskruid, ofwel cottage herb. Een oud-Engels woord was hamwyrt: thuisplant, ook fuet. In Iers luibh an toitean: vuurkruid.

Dodonaeus (d) ‘Lobel noemt de gewone donderbaard Sedum majus crenatum myrtifolium, in het Frans triquemadame. Vele menen dat het tweede de Cotyledon van Dioscorides is, maar we hebben liever ghehad dat onder de soorten van Sempervivum te houden dan voor enig ander gewas aangezien dat het altijd groeit en groen blijft en door de strafheid van de winter niet gemakkelijk beschadigd wordt’.

Dodonaeus (e) ‘De Romeinen noemden het Jovis Caulis, gevallen van Jupiter, een kruid om de huizen te beschermen, een altijd levend en altijdgroen badge van vuurverzekering. Een plant gegeven door Zeus om het huis te beschermen als hij bezig was. Bij ons was de plant hoofdzakelijk gewijd aan Thor of Donar en zo thunderbeard en Donnerbart genoemd. Dit was de god van de donder die eigen tempels had te Thunderfield in Surrey, vergelijk Thundersley in Essex en Thundridge in Hertfordshire, Duits, Donderbar bij Bock, gross Donnerkraut, Frans herbe au tonnere: donderkruid.

(f) Verder, Boheems netr’esk, Pools rozchodnik, Arabisch alchaisum. Duits Saiohre, Donnerknopf, Hausampfer, Steinapfel, Zidriwurzn, Scherzenkraut, Zwitsers Chemmirosa.

Hen and chicken naar de vele bijplantjes die aan de hoofdvorm groeien, ook bullock’s eye.

Uit Megenberg.

Gebruik.

Wijdverspreid geloof was er aan zijn beschermend vermogen. Het was een altijdgroene levensverzekering tegen de bliksem. In Schotland had men liever de huislook op het dak dan een brandverzekering. De plant wordt daar fuest genoemd. De hele top van de boerderij was bedekt met Sempervivum. Die was wel een halve meter tot meter breed, afhankelijk van de ouderdom van het huis. Dit is ongeveer een levende berg vol met water. Komt er ooit brand zal die top toch het vuur tegengaan of vertragen, dit in tegenstelling tot een rieten top of een top van Juncus en andere gewassen die droog zijn en aan de top het vuur zullen bespoedigen. Zo biedt het bescherming. De Engelse schrijver Anne Pratt, 1890, zegt dat hij een vriend had die in Holland zag dat daar veel donderbaard op de boerderijen groeiende. Dat beschermde het huis tegen donder en bliksem, ook storm. Een gebruik dat we overal zien. Linnaeus zag het de huizen bedekken in Smoland. Symbool van levendig.

Op vele daken zag men een ronde hoop van tectorum, (dak bedekkend) zo werd het gewas genoemd door Linnaeus wat min of meer betekent dat het tot de daken behoort. De bliksem werende krachten zijn mogelijk genomen naar het voorkomen van elektrische stormen op de barre alpine rotsen waar verondersteld wordt dat het kruid tegen bliksem werkt.

Sommige planten waren na verschrikkelijk onweer ook niet beschadigd. De hagel had de oogst vernield, bladeren waren van de bomen gerukt en de bliksem had de zwaarste stammen gespleten, maar de oplettende boer zag dat sommige gewassen niet geleden hadden. Men meende dat ze de lievelingen van de goden waren. Men plantte ze op de daken, in de mening, door verzorging en verering van die planten de toornende god te verzoenen en de huiselijke haard als zichzelf voor schade te behoeden. Door de dichte zoden die ze maken voorkomen ze ook het lekken op daken.

Karel de Grote beval, in Capitulare de Villis, dat jovis barbam op de daken geplaatst moet worden: “et ille hortulanus habeat super domum suam Jovis barbam”. Elke kweker moet op zijn dak donderblad laten groeien”. Het was een gebruik dat lang en nog bewaard is gebleven. Brunfels, 1530, zei hierom: “sane inefficax futurum fulmen, quod tam fragili herba retrudatur”. “Het moet wel een gekke bliksemschicht zijn die door zo’n zwak kruid verdreven zal worden.” Bij onweer werd het ook samen met buxus op het vuur gegooid zodat het huis beveiligd zou zijn.

Guido Gazelle heeft een van zijn zoet gevooisde poëmen aan het huislook gewijd, dat hij toespreekt in:

“Donderbare, die daar stille

het schamel boerenvolk ter wille

het lijvig dakstro ingekrast

waakzaam zit en wortelvast

Angst en vreesloos wonen ze, onder

uw bewaken voor de donder

Viel hij het vunzig dakstro in

schaloos bleef al het huisgezin”.

Het uitgeperste sap was een zeer verspreid volksmiddel tegen zweren, verbrandingen, zomersproeten, uitslag, insectensteken, wratten, eksterogen, oogontstekingen. Het sap werd ook gebruikt voor een verfrissende drank en was een geliefd middel tegen wratten en zomersproeten. Ook was het goed tegen gesprongen lippen.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309) ‘De soorten van groot Sedum en van donderbaard worden zeer krachtig gevonden om de vurige puisten en gezwellen, roos en rode hond te genezen en alle ontstekingen en zweren die van enige verkoudheid veroorzaakt zijn, als Galenus betuigt, en vooral in de verkoudheid die op de ogen valt, zo Dioscorides zegt, en die genezen de rode lopende ogen, als Plinius schrijft, daartoe worden de bladeren meestal gebruikt door die daarop te leggen of men neemt het sap er van om die daarmee te bestrijken.

Tegen verbranding van water of van vuur maak je een zalf van het sap van donderbaard dat gemengd is met olie van rozen en wat was. De eerste drie dagen gebruik je alleen hete dingen als zeep en dergelijke die de brand kunnen uit trekken, pas na de derde dag mag je de zalf van donderbaard gebruiken.

Dioscorides schrijft ook dat men het zeer nuttig plag te geven aan diegene die met onmatige buikloop gekweld zijn.

De bladeren worden in de hete koortsen zeer geprezen, want als men die in de mond houdt kunnen ze den dorst zeer goed verslaan die de koortsige mensen dan meer dan enig ander ding lastig valt.

Het sap van donderbaard met doekjes op het voorhoofd gehouden, hetzij alleen, hetzij met olie van rozen verzoet de razernij en leegheid van het hoofd die in de hete koortsen komt en laat de smart vergaan.

Alle zaad dat een tijd lang in het sap van donderbaard te weken gelegd heeft voor dat men dat gaat zaaien is verzekerd en bewaard tegen alle gevogelte en muizen en andere dieren en bovendien de vruchten die daarvan komen worden veel fraaier en komen weliger voort’.

Griekse Folklore.

De tovenares Medea maakte een verjongingsdrank waarmee ze de oude Aeson, Jason’ s vader verjongde. Zie Ovidius. Daartoe plukte ze negen dagen en negen nachten toverkruiden in Haemonia (Thessalië) op de bergen Ossa, Pelion, Othrys, Pindus en Olympus. Enige kruiden (herbas) trok ze uit om de wortel en van anderen sneed ze het loof met een koperen zeis af. Ze plukte kruiden (gramina) aan de oevers van de rivieren Apidanus, Amphrysus, Enipeus, Peneus, Sperchius en Boebes (een meer met biesoevers) Ze plukte te Antedon het altijd groenend kruid (Vivax gramen) waarschijnlijk Sempervivum heptapetalum, dat daarna Glaukus lichaam tot zeegod vervormde en hem onsterfelijkheid schonk.

De reuk van de kruiden schonk de draken van haar gespan een nieuwe huid. Ze richtte 2 altaren op van graszoden en omstak ze met ijzerkruiden (Verbenis) en groene meien. Daarna zong ze door toverzang Aeson in slaap en strekte hem uit op de gestrooide kruiden toen in een koperen ketel haar krachtige hutspot (validum medicamen) begon te koken en te schuimen. Vervolgens roerde ze het brouwsel met een olijftak om, een stok die lang dor was geweest maar in het sap begon te groenen, bladeren en olijven ging dragen. Het schuim van de ketel viel op de aarde zodat deze groen werd en bloemen en zachte aardplanten opwierp. Eindelijk, bij het zien van de kracht van haar brouwsel, sneed ze de oude man de keel door, tapte hem het oude bloed af en vulde hem weer met haar toversappen. Aeson’s haar en baard werden nu zwart en zijn lichaam kreeg een gezonde kleur, de holle en lege aderen zwollen door nieuw bloed en zijn leden werden opnieuw jeugdig.

Folklore.

Het sap van de plant zou door heksen gebruikt zijn om er een heksenzalf van te bereiden. Het sap is ideaal als mengsmering. A. Magnus “Neem rood arsenicum en aluin en meng dit alles tezamen met het sap van semper vive en de gal van een stier, besmeer daarmee de handen van een mens, die kan dan gloeiend ijzer vast pakken en zal niet verbranden”. Door de heksen werd het sap gebruikt als een smeermiddel, waarin andere en meest giftige planten de werking gaven. Men verkreeg een toverstof waarmee men de handen en de onderkant van de voeten inwreef en zo over gloeiende kolen kon lopen of gloeiende staven kon aanpakken. Het sap moest wel op donderdag, de dag van Donar, geplukt worden. Waren de bloemen wit, dan voorspelden ze een sterfgeval, hadden ze lange stelen, dan kwam er een belangrijke gebeurtenis. Bloeiden ze op dak dan kwam er ongeluk, de meeste boeren lieten ze dan ook niet in bloei komen. Niet alleen op daken en palen maar ook in het slot werd het gestoken zodat boze heksen niet binnendringen konden, over die plant konden ze niet weg. Hang het in de schoorsteen en de heksen kunnen niet in huis komen.

Uit J. Seboth.

Sempervivum wulfenii, Hoppe. (Frans Xaver von Wulfen, Oostenrijkse botanicus 1728-1805) heeft rozetten van 6-9cm doorsnede.

Langwerpig/spatelvormige bladeren zijn kort toegespitst en 2-4cm lang, 1-1.5cm breed, gewimperd en grijs/groen met purper/roze voet.

Bloemstengel is 15-30cm lang en klierachtig behaard.

Bloemen van 2.5cm in doorsnede met 12-18 lijn/lancetvormige, geelachtig/groene bloembladeren die toegespitst zijn met geelachtige voet, aan de top en de achterkant klierachtig behaard in juli/augustus.

Uit de O. Alpen. Is beschreven in 1879.

Wulfen’s house leek.

Planten.

Ze worden gezaaid bij 20 graden, zaad niet bedekken. Omdat de soorten onderling gemakkelijk kruisen krijg je zelden dezelfde planten terug. Die kunnen ook van april tot augustus gescheurd worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl