Gaultheria
Over Gaultheria
Wintergroen, Pernettia, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit Curtis botanical magazine.
Een geslacht van opgaande groene of kruipende wintergroene aromatische struiken van 10 cm tot twee en een halve meter,
Gaultheria fragrantissima (zeer geurend) uit de Himalaya wordt zelfs wel 5-6m.
Bladen zijn gesteeld en rondachtig tot lancetvormig, meestal gezaagd en vaak met oliekliertjes, staan verspreid en altijdgroen.
Bloemen staan in eind of okselstandige trossen, alleenstaand of in kleine pluimen, witte, roze of rode en vaak geurend, fles of kruikvormig, 10 meeldraden, helmhokjes met naalden, vruchtkelk vlezig uitgroeiend en de doosvrucht geheel omsluitend.
Besachtige rode of zwarte vruchten, waarvan sommigen eetbaar zijn.
Ze worden gekweekt om de aantrekkelijke bloemen, vruchten en bladeren.
Een 170-180 soorten komen voor in de warmere en subtropische zone van Azië, Australië, en in Amerika van Canada tot Chili.
Ze zijn nauw verwant met Pernettia zodat ze nu alle twee in dit geslacht verenigd zijn.
Ericaceae, Andromeda klasse.
Uit Curtis botanical magazine.
Gaultheria cuneata, Bean. (wigvormig) Kort gesteelde bladeren zijn leerachtig en omgekeerd eivormig met wigvormige voet, spits en zwak getand, 1-2cm lang en 7-12mm breed, glanzend donkergroen en van onderen met donkere klierharen.
Behaarde twijgen.
Okselstandige trosjes van hangende witte bloempjes met driehoekige kelkslippen die witachtig zijn en gewimperd in juni.
Ronde besvruchtjes in de herfst.
Uit Szechuan, wordt 30-45cm hoog.
Uit www.flickr.com
Gaultheria forrestii, Diels. (George Forrest, Engelse plantenverzamelaar, 1873-1932)
Leerachtige en kort gesteelde bladeren zijn langwerpig tot smal eivormig, spits en getand, donkergroen, 3.5-7.5cm lang en 1-3.5cm breed, de achterkant met donkere klierharen die gauw afvallen.
Behaarde twijgen.
Waswitte en geurende witachtig gesteelde bloemen in een 2.5-5cm lange, okselstandige tros met eivormige kelkslippen die fijn gewimperd zijn in juni.
Sneeuwwitte en ronde besvruchtje in de herfst.
Uit Yunnan wordt 30-90cm hoog.
Uit F. Pursh.
Gaultheria hispidula (L.) Muhl. (met kleine, stijve haren) (Chiogenes hispidula, Torr & Gray.)
Kruipend, zodenvormende plant, groenblijvend die wat op Thymus lijkt.
Leerachtige, eivormige tot omgekeerd eivormige bladeren zijn spits en gaafrandig, donkergroen en 5-10mm lang, kort gesteeld met omgekrulde randen en bruin behaarde achterkant.
Liggende tot opstijgende stengeltjes zijn vertakt en bebladerd .
Kleine okselstandige, alleenstaande hangende, klokvormige witte bloempjes in mei/juni.
Eironde bessen van 5mm groot die sneeuw/wit zijn en geuren in augustus/september.
Het is de Amerikaanse vorm uit Newfoundland tot Brits Columbia en Carolina wordt 5-10cm hoog.
Is geschikt voor rotswerk vanwege de lage bedekking en door hun altijdgroene blad en vanwege de mooie witte bessen.
Twee soorten komen voor in de koudere streken van Amerika en Japan.
Naam, etymologie.
Oude naam was Chiogenes; Grieks chion: sneeuw en gigno: produceren, dit naar de sneeuwwitte bessen. Of van genos: afkomst, soort. Duits Schneeheide of Weissbeere en Engels creeping snowberry of moxie plum.
Uit en.hortipedia.com
Gaultheria hookeri Craib. (Engelse botanist sir William Hooker, 1785-1865, eerder directeur van de Botanical Gardens (Gaultheria veitchiana, Craib.) (Veitch & Sons, kwekers uit Chelsea, Engeland) Bladeren zijn 6-8cm lang en elliptisch, aan beide zijden spits, glanzend groen, leerachtig en soms wat bruin gekleurd, kort gesteeld en zeer ongelijk van grootte, 4.5-10cm lang en 2-4.5cm breed.
Heeft borstelig behaarde, kruipende rood/bruine twijgen.
Bloeit in mei/juni met kleine witte, soms wat roze gekleurde, bijna ronde bloemen in oksel- of eindstandige pluimen.
Vruchten zijn 5-7cm in diameter en blauw.
Deze laatste twee vragen een wat beschutte omgeving en in de winter bedekking.
Uit W. China.
Uit www.biopix.nl
Gaultheria humifusa, Rydb. (gestrekt, op de grond liggend) Kleine eivormige bladeren zijn zwak gezaagd en 1cm lang.
Zodenvormende plant met liggende twijgen.
De alleenstaande bloempjes zijn okselstandig, bijna zittend en wit in juni.
5mm grote, scharlakenrode besvruchtjes.
uit Brits Columbia tot Colorado en Californi wordt 5-15cm hoog.
Uit de.wikipedia.org
Gaultheria miqueliana, Takeda. (Friedrich Anton Wilhelm Miquel, Nederlandse botanicus, 1811-1871) Leerachtige bladeren zijn kort gesteeld, breed elliptisch tot eivormig en gekarteld, donkergroen en 1.5-3.5cm lang, 8-16mm breed.
Kruipende heester met opgerichte twijgen.
Trosjes van 2-6 witte bloempjes met driehoekige kelkslippen die aan de buitenkant wat klierachtig behaard zijn in juni.
Witte, ronde besvruchtjes van 1cm doorsnede.
Uit Japan wordt 20-30cm hoog.
Uit J. Royle.
Gaultheria nummularioides, D. Don. (muntachtig, de bladeren)
Tot 2cm lange en bijna ongesteelde eivormige, leerachtige bladeren die dicht op elkaar zijn geplaatst met gewimperde bladrand waarvan de onderkant blijvend behaard is, 1-1.5cm lang.
Borstelig behaarde en zeer dunne twijgen.
Bloeit in juni met zeer kleine en alleenstaande witte, wat roze, okselstandige bloemen.
Bijna ronde blauw/zwarte vruchten.
Uit de Himalaya, is een zeer laag blijvend kruipend struikje, 10-15cm hoog.
Uit ja.wikipedia.org
Gaultheria ovatifolia, Gray. (ovaalachtig blad) Leerachtige bladeren zijn kort gesteeld en breed eivormig met afgeronde tot bijna hartvormige voet, spits en wat gekarteld/gezaagd, 2-4cm lang en 12-30mm breed, glanzend donkergroen.
Opstaande en wat behaarde twijgen.
Alleenstaande, okselstandige roze/witte bloempjes in juni.
Scharlaken/rode besvrucht van 5mm in doorsnede.
Uit Brits Columbia tot Oregon en Idaho, wordt 15-25cm hoog. Mountain checkerberry.
Uit M. Vogtherr.
Gaultheria procumbens, L. (neer liggend) Het altijd groene plantje is bezet met leerachtige tot 2-4.5cm lange blaadjes die 12-25mm breed zijn, ze zijn fijn gezaagd en kleuren in de herfst soms wat rood, eivormig, getande rand met soms naaldvormige en naar de top gerichte tanden. De plant lijkt op een fijne uitvoering van de vossenbes.
De wit/roze knikkende bloemen komen in juni/augustus, zijn okselstandig en alleenstaand, bloemkroon is 5-7mm in diameter, behaarde meeldraden en helmhokjes met naaldvormige buizen.
Ze worden gevolgd door de rode schijnbessen van 7-10mm in diameter, die van onderen wit zijn.
Een laagblijvend plantje van 20cm hoog die vele worteluitlopers maakt en zo een dicht tapijt vormt.
Bergthee is afkomstig uit N. Amerika, Newfoundland tot Manitoba, Georgia en Michigan en is in 1762 beschreven.
Naam, etymologie.
(a) Gaultheria is zo genoemd door Kalm naar Dr. Hugues Jean Francois Gaulther (1708–1756). Origineel een Fransman en later een Canadese geneesheer en raadsheer te Quebec in de achttiende eeuw. Een verdienstelijke amateur/botanicus. Zijn werkelijke naam was echter Gauthier. De naam Gautiera van Endlicher uit 1838 en Gaultiera van Bergmans in 1924 zijn verbeterde spellingen, maar de originele schrijfwijze van Linnaeus uit 1756 is Gaultheria.
(b) Bergthee, Duits Canadischer Thee, Theebeerenstrauch of Scheinbeere, Engelse American mountain tea en teaberry en in Frans the du Canada. Heeft zijn naam te danken naar zijn bladeren die gebruikt werden om er een thee van te bereiden, vooral na de beroemde Boston Tea party. Die thee is zeer aromatisch.
Naar het altijdgroene blad Engelse wintergeen, wintergroenstruik, in Duits Wintergrnstrauch, Amerikanisches Wintergrn.
(d) De plant wordt in Amerika wintergeen, checkenberry, boxberry en partridge-berry genoemd omdat patrijzen er dol op zijn, ook andere dieren zijn er dol op.
Duits Niederliegende Scheinbeere, Niederliegende Rebhuhnbeere, Fruchtige Moosbeere.
Gebruik.
Tevens wordt er een olie van verkregen, oil of wintergreen, die gebruikt wordt om verdovende middelen een smaakje te geven, ook wordt het door parfumeurs gebruikt. Het is dezelfde geur als die balsemgeur die door sportlieden wordt gebruikt om hun benen mee in te wrijven. Ook wordt het gebruikt als medicijn. Als wrijfmiddel tegen reumatiek zou het goed helpen.
Wintergreenolie is in Amerika een geliefd huismiddel dat in- en uitwendig wordt toegepast. In Europa heeft alleen het uitwendige gebruik ingang gevonden, als middel tegen uitvallen van het haar. Ook heeft de olie antiseptische eigenschappen.
Uit L. Watson.
Gaultheria shallon, Pursh. (Indiaanse naam shallon, van Chinook kikwu-salu) Knoppen zijn tamelijk groot en spits/eivormig, alleen aan de top zeer fijn behaard.
Deze bodembedekker heeft veel grotere bladeren, 5-10cm lang en 3.5-5cm breed, ook leerachtig en wintergroen, gekartelde rand of zeer fijn gezaagd en soms met naaldvormige, naar de top gerichte tanden, donkergroen en van onderen lichter, daar ook met zwarte klierharen bezet die meestal spoedig afvallen.
Stevige groene, opstaande twijgen die klierachtig behaard zijn.
Kleine witte en wat roze bloemen in mei/juni, urnvormig in eind- of okselstandige pluimen, bloemkroon is 1cm lang en behaard, 10 meeldraden, de helmhokjes met 2 of 4 naalden.
Doosvrucht is 5hokkig en omsloten door een vlezig uitgegroeide kelk en daardoor besvormig, zwart gekleurd en behaard.
Houdt ook van lichte schaduw en kruipt daar steeds verder.
Kan ook veel groter worden dan de vorige 50-80cm, een breed uitgroeiende struik met vele worteluitlopers.
Salal, shallon is een oude naam voor deze plant die gebruikt werd door de Chinook Indianen in Amerika, kikwu-salu. De plant is afkomstig uit de westkust van Amerika, van Alaska tot Californië en is in 1826 beschreven. Shallon-Scheinbeere, Hohe Rebhuhnbeere.
Gebruik.
De bessen worden in grote hoeveelheden geplukt voor jams, jellies en pies.
Planten.
Ze zijn geschikt voor borders en de altijdgroene struiken als groene grondbedekker. Ze groeien het beste in wat veenachtige en vochtige grond in wat beschaduwde plaatsen.
De vermeerdering geschiedt door zaaien onder glas. De vruchten moeten direct na rijpheid geoogst en gewassen worden, dan tegelijk uitzaaien bij 15 graden, in donker laten kiemen.
Afleggen is goed mogelijk. Scheuren van de uitlopers is ook een mogelijkheid, vooral bij G. procumbens.
Pernettya, heet nu Gaultheria.
De meeste groeien in het meest extreme zuiden van Z. Amerika, Vuurland en de Straat van Magellaan in barre omstandigheden en een enkele uit Costa Rica en Mexico. De plant is zeer hard.
Altijdgroene struiken die dicht bebladerd zijn met afwisselend staande bladeren die kort gesteeld, klein en meestal gezaagd zijn.
Bloemen zijn okselstandig en staan meestal alleen of in kleine hangende groepjes, bloemen zijn zeer klein, 10 meeldraden en helmhokjes met korte aanhangsels, vruchtbeginsel is 5hokkig, vruchtkelk klein en droog, de besvrucht alleen maar aan de voet omsluitend.
Pernettia ‘ verlangen een gelijke behandeling als Azalea ‘s en Rhododendron ‘s.
Pernettia is wel tweehuizig, een manlijke plant, die geen bessen geeft, kan wel bij 5 vrouwelijke planten staan.
De witte bloemen zijn niets waard, maar de vruchten komen in grote overdaad, half doorzichtig en in de meest mooie kleuren tussen wit en rood voor. De bessen worden niet gegeten door vogels.
Uit L. Watson.
Gaultheria angustifolia, (Lindl.) Brandegee. (smalle bladeren) Bijna zittende bladeren zijn smal elliptisch tot lijn/lancetvormig, 1.5-2cm lang en 3-5mm breed, gaaf tot zwak gezaagd en donker groen, aan beide kanten spits met stekelpuntige top, achterkant blauwachtig/groen.
Jonge twijgen zijn karmijn/rood en kaal tot zwak behaard.
Zeer kleine okselstandige bloemen zijn wit tot roze/wit, helmknoppen zijn ongeveer 2 keer zo lang als de meeldraden in mei/juni.
Rode en ongeveer 1cm grote bessen
Opgaande struik
Uit Chili ,wordt 40-70cm hoog. Is beschreven in 1834.
Uit revue de l’horticulture belge.
= Gaultheria mucronata, Gaudich. (scherp gepunt) (Pernettia mucrunata) Knoppen zijn zeer klein, eirond en kaal.
Bladeren zijn zeer kort gesteeld, 5-15mm lang en 6-9mm breed, ei/lancetvormig en aan de top sterk gepunt, gezaagd, sterk glanzend donkergroen en van onderen lichter.
De witte urntjes in mei/juni in okselstandige bundels of alleen staand zijn onopvallend, door hun massa geven ze toch nog effect, bloemkroon 4-5mm lang, de meeldraden hebben fijn behaarde helmdraden en helmhokjes met 4 korte, naaldvormige aanhangsels, als de meeldraden fertiel zijn dan is gewoonlijk het vruchtbeginsel steriel of omgekeerd.
Opvallend door de bessen van 8-12mm groot.
Een opgaand groeiende dicht vertakte struik met spaarzaam aanliggende behaarde twijgen In de volle zon vormt het een compacte plant en door de worteluitlopers wordt de Pernettia in de schaduw een ijle losse struik.
Het is een veel vertakte struik die tot 1m hoog en 80cm breed wordt, komt uit Z. Amerika, Chili en Vuurland. Is beschreven in 1828.
Naam, etymologie.
Pernettia is zo genoemd door M. Gaudichaud om een de Franse botanicus Ant. Jos. Pernetty te eren, 1716-1801. Hij was een Franse Benedictijner monnik die Bougainville vergezelde als aalmoezenier op zijn reis en schreef; 'voyage tot the Falkland Islands'.
Later verliet hij de orde en werd aanhanger van de fantastische denkbeelden van Swedenborg, wiens werken hij in het Frans vertaalde. Zijn laatste levensjaren besteedde hij aan het zoeken naar de steen der wijzen, dat wil zeggen een universeel middel om goud te maken uit onedele metalen waarmee alle kwalen genezen en het leven verlengd wordt.
Hij noteerde deze struik speciaal vanwege de hardpuntige en leerachtige bladeren. Het was een ‘Bruyere a feuilles pointues ‘voor hem, ‘een heideachtige met scherp gepunte bladeren.’ dit karakterteken zien we ook in de soortnaam mucronata, mucro: een scherpe punt. Engelse prickly heath en Duitse Torfmyrte, veenmirte, parelbes.
Voor het eerst kwamen er zaden in 1823 in Engeland aan die gezameld waren in Valdivia door ene Bridges, maar niemand nam er notitie van. Een 30 jaar later zag een Engelse tuinman er brood in en kweekte mooie soorten met verschillende gekleurde bessen, wat de interesse voor de plant bracht. Waarschijnlijk zijn de cultuurvormen hybriden tussen P. mucronata x P. angustifolia. Die staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in. In de herfst vaak geheel bedekt met prachtig gekleurde, grote bessen die variëren in alle tinten van rood tot roze, purper en wit. Het type heeft helder rode bessen. sommige struiken zijn steriel en geven dus geen bessen.
‘Alba,; heeft witte bessen.
‘Atropurpurea.’ heeft grote violet/purperen bessen.
‘Lilacina,’ heeft lila kleurige bessen.
‘Rosea,’ heeft roze bessen.
Planten.
Doordat de planten in de herfst opvallende bessen bezitten worden ze gemengd verkocht aan de particulier die zelf zijn kleur kan kopen. Vaak wordt vergeten om er een mannetje bij te leveren. Soms wordt het mannetje in dezelfde pot geplant Is geschikt voor de heidetuin met veenachtige grond, liefst in wat schaduw.
Neem een stek in november van een 4-5cm, verwijder de onderste bladeren, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen. Planten in gezeefde turf, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Vorstvrij houden. Na enkele maanden is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei. Vermeerder ook manlijke planten.
Of zaaien in januari in turf bij een temperatuur van 20 graden. Afleggen.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl