Nasturtium

Over Nasturtium

Waterkers, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt

m

Een geslacht van kruidachtige planten die meestal op zeer vochtige plaatsen groeien.

Het geslacht bevat een 80-tal soorten, waaronder een aantal die vroeger in het geslacht Nasturtium onder gebracht waren. Zo ook nu weer.

Ze komen in vrijwel alle werelddelen voor.

Brassicaceae. Kruisbloemenfamilie.

Uit wilde-planten.nl

=Nasturtium microphyllum Boenn. ex Rchb. (Rorippa microphylla (Boenn. ex Reichenb.) Hyl. ex A. & D. Lve) (kleine bladen) is een slappe plant van 10-90cm hoog.

Holle, vierkante en vlezige stengel kruipt en wortelt onderaan.

Geveerde bladen met ovale deelblaadjes.

Witte bloempjes van mei tot de herfst.

Hauwtje van 16-22mm lang.

Groeit in Eurazië.

Slanke waterkers. Kleinblattrige Brunnenkresse, Einreihige of Braune Brunnenkresse.

Uit O. Thome.

=Nasturtium officinale, R.Br. (geneeskrachtig) (Rorippa nasturtium-aquaticum, (L) Hayek. (behoefte aan natte of waterige gronden)

Geveerde donkergroene bladeren, de deelblaadjes zijn rondachtig of ovaal, getand en golvend, ongelijk geveerd. In volle zon worden de bladeren purperachtig bruin.

Bloemen zijn er veel en wit, toch onopvallend en staan op lange voetstengels in juni tot augustus.

Peulen zijn dun.

Meerjarige plant met en een holle en sappige stengel.

Waterkers is een onopvallende plant die op vochtige plaatsen groeit en in helder water met wat liggende stengels.

Het kruid werd ingevoerd in N. Zeeland en groeide daar zo weelderig dat het vrijwel de waterkanalen en rivieren opstopte.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze kers wordt hier te lande waterkersse genoemd, ook brun kersse en kwalijk bruyne kersse, in Hoogduitsland Brunkresz, Brunnen Kress en ook Wasser Kresse, in Engeland is het ook water-cressis, genoemd, in Itali crassiono, in Frankrijk cresson d’eau.’

Waterkers, bronkers, Frans cresson d’eau: waterkers, cresson de fontaine: bronkers, cresson au poulet, ze eten het met geroosterde vogels, Duitse Borncrass, Bornkrass, Bornkirschen, zelfs braunkersch, Bornkresse, Burncrasse en Burnekarse bij Hildegard, Brunnkres bij Bock, Brunnenkresse, Waterkerse, Kress in Wasser, weisse Kresse, Zwitsers Chressech, en Chressig

Burn met een omvorming van de r tot bron. Het oud Hoogduitse woord brunno betekent geen bron, maar een kwel, net zoals het Engelse bourn de beek betekent. Burncrasse is zo de kers die in kwelwater groeit. Het wordt gekweekt in stromende bronnen. Bevat ijzer en moet in de schaduw gekweekt worden om groen te blijven, in de zon veranderen de bladeren in een bruine kleur.

Dodonaeus (b) ‘In het Latijn noemt men het tegenwoordig Nasturtium aquaticum en dikwijls ook Nasturtiaria.’

Plinius noemde het kruid nasus: neus, en tortus: gedraaid, neuzen verdraaier, XX.50: ‘Nasturtium sapor apellavit, quod acrimonia sui nasum torqueat.’ naar het hete karakter van de plant. Maar de goede afleiding schijnt van een Griekse compositie te zijn, nastorgion: dat wat behoefte heeft aan natte gronden. Of van het Griekse anastrution: dat is een middel om zich te herstellen of op te richten met het oog op de prikkelende werking die ervan uitgaat, de stimulerende werking. In de middeleeuwen was de naam nasturtium meestal voor de tuinkers. Maar ook de waterkers was al in de oudheid bekend. Er wordt dan ook aangenomen dat het σισύμβριν (sisymbrion) van Dioscorides de waterkers is, want hij zegt uitdrukkelijk dat de plant net als σίον (sion) een waterplant is. Ook de beschrijving van de bladeren past goed op de waterkers. Het is naar Dioscorides een plas drijvend middel en wordt ook rauw gegeten. Frans nasitort.

Dodonaeus ‘De Latijnse naam van dit gewas, te weten Nasturtium, is gekomen, als Plinius denkt, naribus torquendis of naso torquendo, omdat het met zijn sterke reuk en door de grote scherpte van zijn zaad de neus vat, bijt of intrekt en kracht heeft om te laten niezen.’

Lobel: ‘Het schijnt ook dat Crataevas uit dezelfde oorzaak deze heeft in Grieks geheten Oliger, dat is te zeggen slecht of weinig te achten zoals sommige uitleggen is het dat vergeleken wordt met de voorgaande dat van krachten sterker en medicinaler is, hoewel dat het geen zwakke krachten bewijst in sommige ziektes en vooral in diegene die van de scheurbuik gekweld zijn waarom dat ze ook gelijk de Cochlearia en Beccabunga scheurbuik geheten wordt.’

Dodonaeus ‘Het is het Sisymbrion heteron, in het Latijn Sisymbrium alterum van Dioscorides wat sommige omdat het van smaak wat op de kers (Cardamon genoemd) lijkt Cardamine noemen en sommige ook Sium. Want het schijnt van Cratevas en Plinius Sium genoemd te wezen.

Dodonaeus (d) ‘Van andere wordt het Senacio of Senation Serapionis genoemd en Senecion of Senetion bij Crescentius, van andere Apium aquae, doch oneigenlijk, in het Frans ook senassons.

Veel noemen het Sisymbrium Cardamine en Cardamina altera Dioscoridis en Iberis Fuchsij.’

(e) De naam kres is een verzamelnaam voor verscheidene scherp smakende kruisbloemigen. De naam kres komt van het Latijn voor groeien: crescere, of van het Duitse Kresse wat stamt uit kras: scherpe spijs, oud-Engels caerse of cerse, Chaucer spreekt nog van kers en nu water-cress. In Engeland komt de plant in plaatsnamen voor als Cresswell en Kerswell. Angelsaksisch voor deze kers is ea-cerse en wielle-cerse: respectievelijk stroomkers en welkers. Deze Germaanse namen stammen van een Indo-Europees woord dat knabbelen of eten betekent. In Italië heeft het de welluidende naam van crescione. Kers is een foutieve naam, het moet kres zijn.

Duits verder Quellenrauke, Wassersenf, Padel: zwemmend, vergelijk Lepidium.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) ‘Dit kruid is bijzonder nuttig tegen de scheurbuik dat in het Hoogduits Schorbauch heet als men het in wijn of melk kookt ettelijke dagen achter elkaar drinkt.

Die waterkers laat de plas voortkomen en vermorzelt de steen en niergruis en laat die rijzen en uit het lijf gaan en is de nieren en de blaas zeer nuttig.

Men zegt dat de oude vervuilde zeren en zweren zeer nuttig met het water daar dit kruid in gekookt is geweest, gebaad en gewassen worden als men daarna het kruid zelf er op legt.

Men eet dit kruid rauw, zoals uit de boeken van Dioscorides blijkt, en het is geschikt om de plas te laten rijzen en zo wordt deze waterkers in deze landen van sommige in de winterse maanden op tafel gebracht en voor salade gegeten.

Waterkers laat ook de sproeten van de huid vergaan en de plekken van het aanzicht die van de hitte van de zon gekomen zijn als ze er ‘s nachts opgelegd wordt en ‘s morgens afgewassen.

Tegen aandrang tot waterlozing en de dysurie (dat is alle uren met pijn plassen) kook waterkers met malrove in wijn en leg het zo op de blaas onder de navel. Om te laten plassen en de steen of het graveel uit te drijven: Neem deze waterkers, rouw, met venkel en peterseliekruid, met sla en bernagie, meng het met wat azijn en olie van olijven en maak er een salade van. Hetzelfde laat ook de stonden komen en verdrijft de vrucht, ook al is het rouw gegeten, als je het alleen eet doet ze hetzelfde en is tegen zweren van de darmen ook goed, volgens Serapio in hetzelfde kapittel.’

In de Hortus sanitatis, 1485 komt het kruid voor, daar wordt van de beeksla het volgende gesproken: ‘Dioscorides spricht das der same vo born krasse roe gessen beneme den stein der da krompt van hitz, und machet sere harmen. Item born krasse brengt den frauwen yr zyt. Born krasse gesotten mit wyn und den gedruckten dienet auch wole widder den kaltseych benymt auch die lendensucht. Der meister Ysaac spricht das der same stopf den fluss des buchs gedrucken met kalten wasser oder mit quitten saft. Und diss also gesotten stercket die glidder des menschen.’ Het is eigenlijk hetzelfde dat van Ravelingen verhaalt.

Plinius gebruikt het bij hersenproblemen. Het werd speciaal aanbevolen om de hersens te scherpen, er was een populair gezegde: ‘Eet meer kers en krijg meer kennis.’

Een kruid onder het beheer van de Maan. Het is een goed voorjaarskruid om het bloed te zuiveren en helpt tegen hoofdpijn, verteert de kwade sappen die de winter heeft achtergelaten.

De bladeren worden gebruikt bij vleesgerechten, zogenaamde taug dat in loempia ‘s wordt gebruikt. Het blad bevat vele mineralen en vitaminen. De scherp, radijsachtig smakende bladeren branden op de tong, smaken peperachtig en bevatten zwavel. De waterkers wordt gebruikt in voorjaarskuren, als salade, groente en soepkruid.

Vroeger werd deze plant met beccabunga, chicorei en Borago vermaalt en het uitgeperste sap bij kruidkuren eetlepelsgewijze tot kopjes vol nuchter gedronken, het was een geliefd bloed reinigende kuur die ongeveer 2 a 3 weken duurde. Ook als plas drijvend en verstoppingen opheffend middel werd het sap veel gebruikt.

Kneipp beveelt een afkooksel van de gedroogde plant aan als bloed reinigend middel, 10 gram op een kwart liter water. Een uit dit kruid sap dat gemengd werd met bekkebunge, kervel, paardenbloem en aardrook diende bij het volk als voorjaarskuur tegen water en geelzucht, huiduitslag en nierstenen.

Het lost de urine en zuivert de nieren. Symbool van vaderlandsliefde, patriottisme.

Waterkers wordt vaak genoemd met verheerlijking in vroege pomen van de Ieren uit de 12de eeuw;

‘Fron van Traigh Dha Bhan,

Lieflijk is jouw puur getopte kres.’

Folklore.

Het is mogelijk de kardomom van Hekate, (heks) de Griekse godin van onderwereld. Heksen verstonden de kunst om de melk van de koeien te stelen of te bederven daarvoor gebruikten ze ook de toppen van de waterkers.

Het is niet lang geleden, vertelt Cameron, dat op een mei morgen een oud vrouwtje bij een bron met een schaar de toppen van de waterkers afsneed, dit doende murmelde ze zonderlinge woorden en ook de namen van personen die koeien hadden. Onder andere zei ze: ‘De helft van ‘t uwe is de mijne.’ Ze herhaalde de laatste woorden telkens als ze een topje afsneed en dat topje verbeeldde de persoon wiens melk en room ze wilde stelen.

Teelt.

Vermeerderen door zaaien en scheuren.

Zaaien onder een laagje water van 1 cm bij 22 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl