Cladium
Over Cladium
Galigaan, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Een geslacht dat over de hele wereld voorkomt.
Ze hebben lange grasachtige bladeren met een scherpe en vaak gezaagde rand.
Bloeistengels van 1-3m groot met een veel vertakte bloemtros.
Het aantal soorten staat ter discussie, sommige nemen tussen 2 en 60 soorten aan..
De enigste inlandse soort is een mooie moerasplant die in groepen langs vijvers geplant kan worden. Mooi zijn de bladeren en de bruinachtige vruchttrossen. Komt in de hele wereld voor.
Cyperaceae, Cypergrassen.
Cladium mariscus,(L.) Pohl. (vruchtbare grond bij de zee)
Een grote en robuuste plant met een sterke, ronde tot driekantige opgaande holle en bebladerde stengel.
Zeer lange en smalle bladeren die aan de randen en keel gewapend zijn met kleine teruggedraaide tanden, als een fijne zaag, en eindigen in een spits toelopende driekantige punt, 1-2cm breed.
De vele bloemen zijn gearrangeerd in de vorm van een samengestelde geelachtig/bruine bladige tros in juli/augustus.
Grijs/groene plant met een dikke, kruipende wortelstok en uitlopers vormend.
Wordt 90-180cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De derde of onechte soort van Cyperus mag men in onze taal valse Cyperus noemen naar de Latijnse of Griekse naam Pseudocyperus. Lange Cyperus, zegt Lobel, in het Latijn Cyperus longus odoratior, habitior, heet nu wilde galigaan in onze taal, in het Hoogduits Wilden Galgan, in het Engels wilde galigaen en galinga, in het Spaans juncia olorosa (Cyperus longus). In deze landen Noordwaarts gelegen groeien veel meer en worden ook meer gebruikt de twee soorten van inlandse Cyperus en ook de eerste van deze, zegt Lobel, die groter, steviger, grover en beter van reuk zijn. Zijn wortels zijn lang en hangen aaneen zoals die van de boomvaren en met zijn zeer zoete reuk is het van de vrouwen goed bekend die daarvan wateren distilleren en poeders maken.’
Onze galigaan, zie Alpinia en Cyperus.
(b) Cladium, Griek klados: takje of twijg, naar de korte takjes van de bloemtros. Frans cladion, Engels cladium.
Duits Binsenschneide, Schneidried, Schneidegras, Engels sawgras, shear of shere grass, great fen-sedge, prickly twig rush, de snijdende bladeren, Frans marisque. Fries houtsnyl.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) 'Alle wilde soorten van water galigaan die hier te lande en in Engeland groeien worden nergens toe gebruikt dat ik weet, zegt Lobel, dan om te strooien op boerenkermis en omgangen. De paarden eten het niet graag omdat ze hun muilen snijden en hun lippen bebloed maken, hoewel dat ze van gedaante en natuur op het zure gras, Cyperoides genoemd, zeer goed lijken.'
Planten.
Vermeerderen door scheuren en zaaien.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl