Salicaceae

Deze familie bezit tweeslachtige en tweehuizige planten. De bloeiwijze zijn katjes en vruchten met pluis. Wilgen worden door insecten bestoven en populieren met behulp van de wind.

Het zijn bomen of struiken die soms over de grond kruipen. De bladeren zijn ongedeeld en staan meestal verspreid. Dit zijn afvallende bladen, eenvoudig en zelden gezaagd.

Deze familie wordt vertegenwoordigd door 2 geslachten, Salix en Populus, samen omvatten ze een 300 soorten. Die groeien in het Noordelijk halfrond en voornamelijk in de gematigde streken. Tot het einde van het plantenleven komen ze voor in het pooldistrict tot kleine en dicht bij de bodem groeiende planten en in de sneeuwstreken van de Alpen. Salix herbaceae, een kleine kruipende plant, wordt gevonden aan de kusten van Baffin Bay. Als de schutbladen ingesneden zijn en de katjes staan is het een populier. Als de schutbladen niet ingesneden zijn en de katjes meestal hangen is het een wilg.

Ze bevatten looistoffen en een principe als kinine die salicine genoemd wordt.

Populieren bezitten op het eind van de tak een eindknop, wilgen niet, daardoor zijn populieren meer ‘boomachtig’ dan wilgen. De familie is niet nauw verwant met een andere familie, mogelijk met de Tamaricaceae.

Van alle twee families zijn talrijke fossiele resten uit het krijt en tertiair voorhanden, de talrijke diluviaal resten van Salix behoren tot de gletscherwilg, S. reticulata, S. retusa, herbacea, polaris. Van de Populieren was P. mutabilis in het Tertiair zeer verspreid.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl