Melampyrum
Over Melampyrum
Zwartkoren, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
De planten in dit geslacht zijn half parasieten, ze hebben zelf ook bladgroen.
De onderste bladen zijn gaafrandig, de bovenste hebben vaak enkele grotere tanden, vooral tegen de bladvoet.
De kelk heeft 4 tanden, de kroonbuis heeft geen spoor of uitzakking aan de voet.
De hokken van de doosvrucht bevatten 1 of 2 zaden.
Groeit op droge, zanderige plaatsen, vaak in of bij naaldbossen in Europa, maar een aantal komen ook in Noord-Amerika voor.
10-20 soorten komen voor in het Noordelijk halfrond.
Scrophulariaceae, helmkruidfamilie, Orobanchaceae.
=Melampyrum arvense, L. (van de velden) wordt tot een halve meter hoog.
Uit de licht groene bladeren ontspruit een pagode van licht purper met wat geels en gevarieerd met roze in dicht opeen staande zijtakken in juni tot augustus.
Het wordt wel gegeten door koeien, schapen liever niet.
Eenjarige uit W. Europa.
Vroeger kwam het veel voor in het koren, is nu vrijwel geheel verdwenen.
Doordat het kruid met koren samengroeit werden de zaden wel met het meel mee vermalen waarna het brood slecht van smaak werd, zwart/blauw kleurde en maakt het bitter, zou licht giftig zijn.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘In Brabant is dit kruid peerdts-bloemen genoemd, in het Engels horse floureծ
Dodonaeus (b) 'In het Latijn het het Triticum vaccinum of Triticum bovinum, in het Hoogduits Kuhweitzen. De Engelse noemen het cowe wheate, dat is koeienweid.’
Wilde weit, van wheat, Kuhweizein in Schlesi, Kuweyssen bij Boc, Acker-Wachtelweizen, Engels field cow wheat, Spaans trigo de vaca, Franse ble de vache: koetarwe omdat het kruid door het vee gegeten wordt.
Dodonaeus ’Bij sommige heet het ook Braun Fleischblumen.’
Braun Fleischblum bij Brunfels. Frans fleur de chair: vleesbloemen, bloemkleur.
Dodonaeus (d) ‘Galenus zegt dat het in het Grieks Melampyron heet, alsof men Triticum nigrum zei, dat is zwarte tarwe, en dat het van de ta.’we gekomen en veranderd is. Sommige houden dat voor de Stelephouros van Theophrastusծ
Melampyrum, hier betekent het Griekse woord melas: zwart, pyros: tarwe, een verwijzing naar de zwarte zaden of omdat de zaden met graan gemengd werden het brood de neiging had om zwart te worden, zwartkoren, Fries swaertkoarn, Schwarzweizen, Engels blackcorn. Italiaans melampiro. Frans mlampyre des champs.
(e) De zwarte zaden lijken op die van de tarwe (weit is tarwe) wilde weit, in Duits Acker-Wachtelweizen: kwartels eten ze, Erdweizen, Erdweiza, Hundswaitz, Mohrenweizen, Katerweizen, in Oostenrijk Taubenweiz, ze verdoven wat.
(f) Oude Duitse namen zijn; Ackerbrod, Blozulker, die Blauen in Oostenrijk, Brand, Duorschweet, Boschkrut, Katsenzal, Tscherninkl, Blabling, St. Petersblum, roter Klaff, Klaffe, Klaffen, Zwitsers Chlasse. Zweeds skalle.
(Dodonaeus)’DԄezelfde Galenus zegt dat de paardenbloemen geenszins zo kwaad om te gebruiken zijn als het Lolium of dolik. En Theophrastus betuigt ook dat het Melampyron, dat is de paardenbloem, een onschadelijk ding is en geenszins zwaar of het hoofd lastigvalt zoals het Lolium of dolik plag’.
Het kruid zelf is een zeer goed voeder voor de ossen, koeien en paarden.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Melampyrum nemorosum L. (van open bosplaatsen) eenjarige plant van 50cm hoog.
Lila/paarse topbladen en gele bloemen wat later rood kan worden.
Komt uit Scandinavië en midden-Europa tot de Oeral.
Paarse hengel, wood cow wheat. Hain-Wachtelweizen.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Melampyrum pratense, L. (van de weiden)
Lancetvormige bladeren.
Stengels zijn dun, tegenoverstaand en vertakt.
De bloemen staan gezellig met zijn tweeën naast elkaar in ijle trossen die meestal naar 1 kant gericht zijn, bleekgeel en buisvormig in juni tot september.
Hengel is een eenjarige van 30-40cm hoogte. Halfparasiet die meestal op grassen groeit. De dunne wortel heeft geen wortelharen maar zuigwortels waarmee ze vooral de wortels van houtgewassen aantapt om hier voedsel van te krijgen.
De groene bladeren bezitten bladgroen zodat ze zichzelf ook kan voorzien.
De verspreiding gebeurt door mieren die graag het olie bevattende aanhangsel verzamelen en velen onderweg verliezen.
Is algemeen in droge loofbossen op zure zand- en leemgronden, langs droge beschaduwde wegen en minder op weiden van Europa tot Siberië.
Subspecie pratense L.: Bloemen zijn eenkleurig geel, weinig stengelknopen. Subspecie commutatum (Tausch) Britt.(van kleur verwisselend) : Bloemen zijn witachtig met gele lip, vele stengelknopen.
Naam, etymologie.
(a) Hengel heeft zijn naam naar de boogvormig staande zijtakken die ook een iets voorovergebogen top bezitten. Duits Hang.
Linnaeus verhaalt dat in weilanden waar deze plant overvloedig groeit de boter bijzonder rijk is. (b) In de middeleeuwen was het bijzondere geloof dat de kleine zaden, als ze vielen, in tarwe veranderden en werd mother of wheat genoemd, naar de matige groei, poverty-weed.
Triticum vaccinium; koeientarwe. Duitse Ku Wachtelweizen, Kuhblum, Engelse meadow cow wheat of cowwheat, Franse ble de vache: koeientarwe, Italiaans grand di vacca. (zie arvense) Het vee en schapen houden er van. De zaden bezitten een giftige stof die een narcotische werking bezit. Melk van koeien die het gewas gegeten hebben bezitten een onaangename smaak.
(d) Gele paardsbloem en in Vlaanderen peerd-bloeme, Engelse horse flower.
Duits Waldhirschen of Wiesenbrand, Wiesen-Wachtelweizen, Holzbock, Kuhwampe, Taubծwoiz, Hummelgras, Katsenschwanz, Fuchsschwanz, Frans queu de Reinard en rugeole, Italiaans melampiro.
Folklore.
Volgens het bijgeloof moesten de vrouwen die een jongen wilde hengel eten.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/