Polygonum
Over Polygonum
Duizendknoop, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Hun bladen zijn pijlvormig, mogelijk naar de snelheid van groei en eerst wat bruinrood.
Het zijn opgaande of klimmende planten die gekweekt worden voor sier, bloemen en bladen zijn vaak aantrekkelijk.
Meestal zijn het kruiden, één- of meerjarige met kleine bloemen die in trossen staan, soms enkelvoudig, 5-300-400cm.
De meeste zijn goede herfstbloeiers.
Bladeren staan afwisselend en in een schede die tegen de stengel aanzit of omvat die zich tenslotte deelt en dan afzonderlijk wordt.
Mogelijk komen een 150-300 soorten van zeer wijde verspreiding voor, van arctische tot tropische landen.
Ze zijn zeer verschillend in vorm, van kleine eenjarige tot dunne klimmers en halfheesters.
Ze komen in open stukken voor als in donkere wouden en waterige moerassen.
Polygonaceae, duizendknoopfamilie.
Het geslacht Polygonum wordt thans, 1995, niet meer als een groot geslacht beschouwd en diverse soorten zijn in aparte geslachten geplaatst. Een aantal soorten kwam zo in het geslacht Persicaria. Polygonum affine werd Persicaria affinis, Polygonum amplexexicaule heet nu Persicaria amplexicaulis evenals Polygonum bistorta, die is nu bekend als Persicaria bistorta.
De bruidssluier en zwaluwtong zijn nu geplaatst onder het geslacht Fallopia, zie daar. Het blijft moeilijk, soms worden ze weer teruggeplaatst. Door vele deskundigen wordt eraan gewerkt zodat het nu geheel onduidelijk is.
=Polygonum aviculare, L. (avis: vogel, door vogels bemind)
De bladeren gaan ’s avonds slapen. Ze zijn smal/elliptisch, gesteeld en donker.
Varkensgras is een eenjarige en tot een meter hoge plant, meestal kruipend en zelden opgericht.
Dunne en meestal liggende stengels die sterk vertakt zijn.
De bloemen zijn klein en staan met enkele bijeen in de bladoksels, roze/wit. Ze bevatten veel honig en worden bezocht door wespen, zweefvliegen, kort tongige bijen en allerlei vlinders.
Een onkruid langs wegen en akkers, kosmopoliet, zelfs in drukke straten tussen de stenen.
Vertrapte planten herstellen zeer snel zodat de plant zich op sportvelden en bestratingen snel uitbreidt. Varieert veel in vorm. Het behoort tot de groep van planten die sterk aan verandering onderhevig zijn. Er bestaat een rij van vormen, subspecies, rassen en andere afwijkingen. Polygonum aviculare subsp. aviculare, Polygonum aviculare subsp. depressum (Meisn.) Arcang. (neer gedrukt) Polygonum aviculare subsp. rurivagum (Jord. ex Boreau) Berher in Louis.(landelijke zwerver)
Naam, etymologie.
(411) Onder de namen πολΰγονον άρρεν (polygonon arrhen =mannelijke polygonon) beschrijft Dioscorides een op de bodem kruipende plant met vele knopen, vandaar polys =veel, en gony =knie of knopen. Als mannelijk noemt hij het kruid omdat er bij elk blad een vrucht zit. Er is een andere theorie die stelt dat het tweede deel van het Grieks gonos; kinderen, is afgeleid, vele kinderen, het is toch bekend als knotgras om de groei van kinderen tegen te gaan en niet van meer kinderen. Het moet om een bekend en veel voorkomend kruid handelen, later uitleggers geven een groot getal van synoniemen op. Het is toch een overal voorkomend kruid, ziektes die waartegen deze plant helpen zou zijn naar Dioscorides bloedspuwing, buikvloed, cholera en blaasdwang. Het eerste gebruik is aan te nemen omdat het looizuren bevat. Ook nog een aantal andere ziektes zou de plant genezen. Plinius noemt dezelfde plant sanguinaria of bloedkruid, dat het sap neusbloedingen stelpt, in wijn gedronken op de bloedvloed van enig deel gelegd en de breuk een eind maakt. De kruidzoekers (herboristen) gebruiken het tegen de braune (mondblaartjes, angina) en zetten bij hoofdpijn er een krans van op het hoofd en tegen tranenvloed (ephiphoras) om de hals. Vele trekken de plant met driedaagse koorts met de linkerhand uit en hangen het om. Zo ver Plinius. Het voorschrift dat de toverplant met de linkerhand uit de aarde getrokken moet worden komt bij hem meer voor en nog lang in het volksgebruik. Marcellus Empiricus, 5de eeuw na Chr. noemt het polugonon op meerdere plaatsen en noemt het bijvoorbeeld als een voortreffelijk middel tegen oorpijn wat toch al bij Dioscorides te vinden was. In Latijn van de middeleeuwen komt het onder verschillende namen voor die voor een deel aantonen dat men het niet zelden met de haar verwante weegbree verwisselde als bijvoorbeeld corrigiola, proserpinaca, geniculata, centumnoda, lingua passerina.
(Dodonaeus) (a) ‘’De eerste soort (met Hippurus vulgaris) wordt in het Grieks Polygonon arrhen genoemd, dat is op het Latijns Polygonum mas. Het heet duysent-knoop en naar het Engels knoopgras, Franse renouée, Engels knotgrasse of common knot grass’.
Engels ninety knot naar zijn knopen, knot weed.
Polygonum is afgeleid van het Griekse polugonon, polus: veel, en gonu: knie of verdikking, veel knievormige verdikkingen aan de stengel en vandaar duizendknoop, Knotengras, Tausendknoten, Knoterich, in Oostenrijk Tausendknopf en knowel, Engels jointweed, knot gras of knot weeds, Frans renouee, van noue: geknot.
Plinius XXVII: “Polygonum appellarique a multitudine seminis aut densitate fruticis, ali polygonatum a frequentia geniculorum”.
Dodonaeus (b) ‘Het wordt ook Calligonon en Polycarpon genoemd, de Latijnen noem het Seminalis en de apothekers Centumnodia en Corrigiola en ook wel Polygonum, in Frankrijk corrigiole, in Portugal correjola, in Spanje corrihuela of corriola, in Italië polignono, passerina, centonodi en corrigiola’.
Naar de smalle bladeren, Lingua passerina: mussentong, Duitse Luninges-tunge, Frans trainasse, langue de passereau: mussentong, renouee des oiseaux, Engels bird’s tongue of sparrow tongue naar zijn puntige bladeren. Franse centinode.
Dodonaeus © ‘In Nederland kent men het overal met de naam varkensgras’.
Duits Saugras, Saugruse, Swienegras en Swinegras, Zwitsers Suchrut, vanwege zijn geneeskrachtige eigenschappen een voer voor zieke varkens, varkensgras en swienegras, Frans herbe a cochon, Engels swine gras, hog weed, pig weed.
(Dodonaeus d) ‘In Nederland heet het ook kreupelgras’.
Dodonaeus (e) ‘Deze duizendknoop is in Nederland overal zeer bekend met de naam van varkensgras en ook op sommige plaatsen noemt men het op zijn Diets weggras omdat het met zo’n menigte aan de wegen groeit. in Duitsland Weggrasz en Wegtritt, in Bohemen truskawec’.
De liggende, vlakke en taaie stengels, Zerrgras in Silezië, Nervachrus in St. Gallen, Thagelgras in midden-Noord Duits en Queckgras in Schlesië, Ackermies, Unvertritt, Wegetritt, Unvertreed, Zerrgras, Wegkraut, Wegtretter, Wegetrae, wegengras, weggras, wegtritt, bargegras, mottegras, kreupelgras en ijzerhard, Engels iron grass, wire grass. De weg bedekkende stengel (vergelijk Plantago) Anatret in oud-Hoogduits, Hansel am Weg in Oostenrijk, Reisskraut, Unvertred, Unvertritt, Wegdret, Wegelauf, Wegerich, Wegetritt bij Bock.
(f) Opvallend is dat dit kruid remmend werkt op de groei van andere planten. In de 17de eeuw dacht men dat het ook de groei zou remmen in het lichaam zodat kinderen klein bleven. Gekookt varkensgras zou iemands groei kunnen belemmeren. Shakespeare beschreef dit geloof in zijn Midsummer Nights Dream, derde akte, tweede toneel:
“Get you gone, you dwarf. You minimus, of hindering knot-grass made”.
Hindering knot-grass, in 1538, knotgyrs, de koning van de pestkruiden. Bock schrijft; ‘Weggras.. hindert auch die so durch das grass wandern, dann es auf der strassen von den bosen buben zusamen verknupf wurt, und so ungever dardurch wanderet, behenckt oder etwas von ongeschichten (ongelukkig toeval) fallen must’, Jungferntritt.
Dodonaeus (g) ‘Men mag het, om het van het wijfje te onderscheiden duizendknoop mannetje noemen, Apuleius noemt het Proserpinaca omdat ze zo langs de aarde kruipt, maar bij dezelfde Apuleius vindt men noch meer andere bastaardnamen van dit kruid, te weten deze navolgende Griekse Polygonaton, Kynochale, Heracleia, Asphalton, Chiliophyllon, Clema, Carcinethron, Peuthalis, Myropetalon, Knopodion, Zarithea en Pedalion. In Waals Nederland noemt men dit kruid marioleine de curé omdat het op de kerkhoven veel groeit’.
(h) Voor klein vee geschikt, Ferkelkraut en Goasgras, Vogelknoterich, de zaden werden als vogelvoer gebruikt.
(i) Denn, Dahn: groeien of gestrekt als Tanne (zie Abies) Dahngras, Denngras bij Gesner, Tenegras.
Dodonaeus (j) ‘Het heet in het Latijn Sanguinaria, Columnella noemt het Sanguinalis’.
Medisch gebruik, Blutgarbe, Blutkraut bij Bock, Hertespan, Hertzbaumgespanne in midden-Hoogduits. Plinius noemde het sanguinaria, sanguinis: bloed, omdat het een eind maakt aan bloedvloeiingen. Het kruid komt het eerst voor in de Hortus Sanitatis, 1482. Dodonaeus noemt het ook bloedt-cruydt. Kwakzalvers prezen het kruid aan als een universeel geneesmiddel onder allerlei goed klinkende namen als bijvoorbeeld Homerusthee. Op het eind van de 19de eeuw werd er veel reclame gemaakt als geheimmiddel tegen astma etc. onder de naam russischer Knoterich en Homeriana tee aangeprezen. De laatste naam door een van de twee zwendelaars, Paolo Homero en Albert Wolfsky, die het kruid door geheel Europa aanprezen onder de naam Herba homeriana als geheimmiddel tegen duizeligheid, astma en bronchitis .
(k) Engelse pinkweed naar zijn bloemkleur.
(l) Een arm kruid, Engels armstrong, beggar weed, crab grass of -weed, doorweed, verder Duits Angerkraut, Zwitsers Nevachrut, Sligras.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Tegen buiklopen, bloedspuwen en onmatige maandstonden van de vrouwen: Neem van het sap twee ons en geef het in. Of maak een afkooksel van dit kruid in wijn en laat er van drinken. Dioscorides, Brassavola.
Voor verse wonden: Bindt het gestampte kruid op de wonden. Dodonaeus.
Tegen pijn en zwerende oren: Druppel het sap in de oren. P. Aegenita.
Tegen zijdepijn: Neem sap van kreupelgras, olie van rozen, van elk even veel en bestrijk de pijnlijke plaats daarmee. Apulejus.
Tegen pijn en zwelling van de borsten: Neem van dit kruid zo veel als nodig is, hak het klein, fruit het in de boter en leg het op. Brunfelsus.
Het geneest alle buiklopen en vooral de ziekte die men Cholera of het boort noemt wanneer men met overvloedig galachtig braken gekweld is en tezamen ook met een grote vloed van onder.
De bladeren zelf worden gebruikt tegen de brandt van de maag en bloedig braken of buikloop, ook tegen de voortskruipende zeren, wild vuur, roos, rode hond, allerhande waterachtige zwellen en verse wonden, door het daarop te leggen.
Dit kruid zal ge plukken op een donderdag, zegt Apuleius, in het afgaan van de maan, maar op diergelijke opmerkingen is niet veel te passen’.
Geeft goed vogelvoer. Bij witte en wit gevlekte runderen en paarden kan een grote hoeveelheid van dit gewas huidontstekingen veroorzaken, vooral als ze gelijktijdig in de intense zonnestralen staan.
Wanneer koeien veel varkensgras eten wordt de melk blauw van kleur. Het is toch voedend voor dieren. In Milton’s Comus vinden we;
‘This evening late, by then the chewing flocks
Had ta’en their supper on the savoury herb
Of Knot grass, dew besprent, and were in fold
I sate me down to watch upon a bank
With ivy canopied, and interwove
With flaunting honeysuckle’.
A. Magnus; ‘De tweede is een kruid van de zon en is genoemd Poligonia of Coraligiola. Dit kruid heeft zijn naam van de zon want het werkt zeer goed en zo werkt dit kruid op vele manieren. Andere hebben dit kruid althone genoemd dat het huis van de zon is. Dit kruid heelt het lijden of pijn van het hart en maag.
Hij die dit kruid aanraakt heeft een kracht van zijn teken of planeet. Als iemand het sap er van drinkt laat het hem van de handeling van generatie doen. En als iemand de wortel er van draagt heelt het de pijnen van de ogen. En als hij het met hem draagt voordat hij pijn heeft zullen er bij hem geen pijnen in de ogen komen.
Het helpt ook hem die geplaagd zijn met de frenesie als hij het bij zich draagt op de borst.
Het helpt ook diegene die ziek zijn van een zweer in de longen, het maakt bij hen een goede adem, het is ook nuttig tegen de vloed van melancholicus bloed.’
Folklore.
Plinius schreef dat het kruid met de linkerhand geplukt en als amulet tegen derdedaagse koorts gedragen diende te worden. Pluk je het niet met de linkerhand, dan verliest het snel zijn kracht. Stopt de neusbloedingen en met wijn gedronken maakt een eind aan bloedvloeiingen. Apuleius schreef dat bij bloedspuwing het sap met zeer goede wijn op de negende dag nuchter gedronken moest worden: “Miram rem experiensis”, u zult iets wonderlijks meemaken. Bij een aandoening en bij pijn in de ogen schreef hij dat het gebied waar varkensgras groeide bij zon op- of afgang afgebakend moest worden met een gouden ring. Vervolgens zei je de spreuk: “Ik hef deze remedie van het zware oog op”. Dan moest je op de derde dag het kruid optillen en om de hals leggen. Dan is de kwaal zo over.
De gewone vogelduizendknoop heeft bijzondere krachten. Men noemt dit een zonneplant omdat het zeer vruchtbaar is. “Dit kruid heet onder andere te wezen Alcone, dat is het huis van de zon”. Bezit vele heilkrachten en zelfs zeer bijzondere, onder andere wie het sap van dit kruid drinkt kan “zeer veel met vrouwen converseren”.
Sage.
In een dorp woonde een rijke, maar gierige herenboer. Hij had een mooie dochter, Grete. Tegenover hen woonde een arme boer, die had een zoon, Hans. Hans en Grete konden goed met elkaar opschieten en zouden wel met elkaar willen trouwen, maar daar wilde Gretes vader niets van weten. Hij verbood de omgang met de buren en lette scherp op zijn dochter. Zo staat Hans dan in de tuin en kijkt met liefdevolle blikken over de weg, daar waar Grete staat die op dezelfde manier naar hem kijkt. Zo staan ze dag in dag uit totdat ze door de liefde verteerd worden en ze beiden in bloemen veranderden. Uit Grete kwam Gretel in Bush en uit Hans Hansel am Weg, de vogelknoterich, ons varkensgras.
Uit wildstaubenzauber.de
Polygonum weyrichii (Aconogon weyrichii (F. Schmidt ex Maxim.) H. Hara
Polygonum weyrichii, F. Schm.) (Weyrich’s) Kort gesteelde bladeren zijn eivormig en tot 8 cm lang, toegespitst en behaard met grijs/wit viltige achterkant.
Opgerichte stengels zijn bovenaan zacht behaard.
Talrijke eindstandige en okselstandige trosjes zijn tot grote trossen verenigd van kleine witte bloempjes in augustus/september.
Uit Sachalin en Japan, wordt 100-150cm hoog.
Uit C. Lindman.
Polygonum viviparum L. (levend voortbrengend) wordt 5-25cm hoog, vormt een wortelstok.
Onvertakte stengel die in de oksels van de bladschubben broedbolletjes vormt waarmee het zich vermeerdert..
Lancetvormige bladeren zijn 2-8cm lang..
Witte tot rozerode bloemen van 3-4 mm staan in een aar van mei tot augustus.
Groeit tussen het gras, stenige bodem en op moerasgrond in het arctisch gebied en naar het zuiden toe in de Alpen, Karpaten, Pyreneeën, Kaukasus en het Tibetaans Hoogland op een hoogte van 1000 tot 3000 meter.
Naam.
Knolduizendknoop of levendbarende duizendknoop, Duits Knöllchen-Knöterich, Engels Alpine bistort, serpent-grass, viviparous bistort, Frans renouée vivipare.
Uit L. Reichenbach.
=Polygonum sagittatum (L.) Gross (pijlvormig) is een eenjarige van uit O. Azië.
Polygonum sagittatum var. sericeum Nakai (Polygonum sericeum, Pall. (zijdeachtig) Bijna zittende bladeren zijn langwerpig/eivormig tot lancetvormig met smal toelopende voet, wat blauwachtig groen met dicht zijdeachtig behaarde achterkant.
Opstaande stengels zijn vertakt.
Talrijke korte, eindstandige en okselstandige trosjes van helder witte bloempjes die samen een grote, dichte tros vormen in juli/augustus.
Uit Siberië, wordt 60-100cm hoog. Is beschreven in 1820.
Arrowleaf tearthumb, American tear-thumb of scratchgrass, arrwo vine, Frans renouée sagittée.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl