Dianthus

Over Dianthus

Anjers, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Dianthus.
Uit J. Grandeville.
Dit geslacht bestaat meestal uit planten die in de gematigde streken van Z. Europa en N. Afrika groeien.
300-600 soorten komen voor.
De bloemen zijn meestal roze of rood, in tuinvormen zijn ze er in vele klaterende kleuren. Anjerbloemen bezitten kroonbladen met insnijdingen of franjes.
Meestal zijn het meerjarige die bosjes vormen met grasachtige bladeren, hebben duidelijke knopen op de stengels, eindstandige bloemen en tegenoverstaande bladeren.
Het geslacht telt vele mooie en groenblijvende soorten waaronder zeer rijk bloeiende. Ze groeien allen in goede, zandige grond en vooral op doorlatende en zonnige plaatsen, een natte plaats en verse mest zijn nadelig.
Caryophyllaceae, anjerfamilie.

Uit www.greenslife.pl
=Dianthus armeria, L. (als Armeria, Engels gras) de soortnaam is afgeleid van flos armerius, dit was vroeger een naam voor vele anjers waartoe ook het Engels gras (Armeria) werd gerekend.
Is wel eenjarig en een 30cm hoog, veel vertakt aan de bovenkant.
Stengels en bladen zijn donzig.
De bloemen zijn lang levend en staan twee aan twee tegenover elkaar en zijn aan de voet met een stengel omsluitende buis vergroeid, diep roze sterbloem, met witte dotten in juli en augustus. De bloemen worden bezocht door vlinders, bonte kapellen en St. Jansvlinders.
De ruige anjer groeit op droge zonnige plaatsen van Europa tot de Kaukasus en heeft dan ook een zeer lange wortel en smalle grasachtige bladeren.

Naam.
Ruige anjer, het is de Engelse Deptford pink. Gerard, 1597, schrijft dat de plant gevonden wordt bij Londen, in Deptford, Duitse Deptforder Nelke, Duits Rauhe Nelke, Bschel-Nelke, Frans oellet Armria, oeillet velu.

Uit hellenicnature.blogspot.com
Dianthus biflorus, Sibth. (tweebloemig) Heldergroene en lijnvormige bladeren zijn vlak en 5nervig
Opstaande, ronde tot stompkantige stengels met 1-2 bloemen zijn onder aan wat houtachtig Bloembladeren zijn omgekeerd eivormig met wigvormige voet, getand en vermiljoen met geelachtige achterkant, 4 vliezige kelkschubben in juni/juli.
Zodenvormende rotsplant die een luchtige plaats vraagt.
Uit Griekenland, wordt 15-30cm hoog.

Uit www.agacler.net
Dianthus calocephalus, Boiss. (mooi hoofdje) Lijnvormige en blauwachtig/groene bladeren zijn gekield en spits met 5nerven, 6-10cm lang.
Dichte trossen met 5-7bloemen van 1-1.5cm in doorsnede met fel lakrode bloembladen, eivormig met wigvormige voet en wat behaard, roodachtige kelk, 6 kelkschubben die vliezig zijn en korter dan de kelk, schutbladen zijn lang lancetvormig en vliezig in juni/juli.
Sterk groeiende plant met opstaande, ronde stengels.
Uit Armenië, Albanië en Klein Azië, wordt 60-80cm hoog.

Uit; https://nl.wikipedia.org/wiki/...
Dianthus chinensis (uit China) Chinese anjer.
Kleine anjer die nu in verschillende kleuren te krijgen is.
Wordt tegen een halve meter hoog.
Wordt als eenjarige gekweekt.

Uit fr.wikipedia.org

Dianthus graniticus Jord. (korrelig) Spitse en lijnvormige bladeren met 3 nerven.

Zodenvormende plant met opgerichte stengels die kantig zijn en bovenaan onbehaard.

Meestal alleenstaande bloemen met omgekeerd eivormige bloembladeren met wigvormige voet zijn getand en purper/roze, achterkant is lichter, paarse kelk en ei/lancetvormige schubben die toegespitst en vliezig gerand zijn, meestal korter dan de kelk in juni/augustus.

Groeit het best op kalkarme grond.

Uit Z. W. Frankrijk, wordt 15-35cm hoog.

Uit commons.wikimedia.org

Dianthus knappii Asch. & Kan. (J.A. Knapp, Oostenrijkse botanicus, 1843-1899)Lijn/lancetvormige en vlakke bladeren die toegespitst en grijs/groen zijn, 3nervig en fijn behaard, 3-7mm breed.

Losse zodenvormende plant met opgerichte en fijn behaarde stengels, 1-4 bloemen.

Bloemen van 1.5cm in diameter met zwavel/gele bloembladeren die aan de voet wat purper gestippeld zijn en 6-8mm lang met blauwe helmknopjes in mei/juli.

Uit Hongarije, Herzegovina en Montenegro wordt 25-50cm hoog.

Uit snaturou2000.sk

Dianthus lumnitzeri Wiesb. (Stephan Lumnitzer, Oostenrijkse botanicus, 1750-1806) Lijnvormige en opstaande bladeren zijn stijf en blauw/groen, 3-5nervig, gezaagd en 2.5-5cm lang en 1-1.5cm breed.

Zoden vormende plant met opgaande, stomp kantige stengels die 1 bloem dragen.

Geurende bloemen met omgekeerd eivormige, witte bloembladeren van 1cm lang die ondiep zijn ingesneden en aan de voet wit behaard, 4 elliptische en lang toegespitste kelkschubben met een smalle vliezige rand die korter is dan de kelk in mei/juli.

Uit Oostenrijk wordt 15-20cm hoog.

Hainburger Feder-Nelke.

Uit www2.biologie.uni-halle.de

Dianthus microlepis, Boiss (kleine schubben) Lijnvormige, blauw/groene bladeren met meestal 1 nerf en fijn gezaagd, 1-2cm lang en 1.5mm breed.

Bloemen van 1.5cm in doorsnede met omgekeerd eivormige bloembladeren die zwak getand en behaard zijn, zacht purper/roze met 2 eivormige kelkschubben die vliezig zijn in juni/juli.

Een luchtige en zonnige plaats.

Zodenvormend en onbehaarde plant.

Uit Servië, Bulgarije en Macedonië, wordt 5-10cm hoog.

Uit colnect.com

Dianthus nitidus, W. & K. (glanzend) Lijn/lancetvormige bladeren zijn glanzend en 3-5.5cm lang en 3-5mm breed.

Zodenvormende plant met ronde en opstaande stengels met 1-3 bloemen.

Omgekeerd eivormige bloembladeren zijn getand en mooi purper/roze, 1-1.5cm lang met 4 kelkschubben die roodachtig gekleurd zijn en vliezig gerand, spits in juni/augustus.

Uit Hongarije en Karpaten wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1822.

Luxurians,’ verschilt door de sterkere groeiwijze.

Kalkrijke grond.

Uit www.biopix.es

Dianthus petraeus subspecie noeanus (Boiss.) Tutin (rotsen beminnend en genoemd naar de Duitse botanist Friedrich Wilhelm No, 1798-1858 ) (Dianthus noeanus, Boiss. (Noeanճ) Lijnvormige bladeren zijn 3-5nervig, vlak, stijf en spits, blauwachtig/groen, 3-4cm lang en 1-2mm breed.

Zodenvormende plant met ronde, opstaande stengels met 2-5 bloemen.

Geurende bloemen met omgekeerd eivormige, ingesneden en witte bloembladeren van 9-12mm lang en 6-8mm breed, meestal 6 kelkschubben die elliptische en kort toegespitst zijn met geelachtige rand en korter dan de kelk in juli/augustus.

Kalkrijke grond.

Uit Servië en Bulgarije, wordt 20-40cm hoog.

Uit www.pflanzen-vielfalt.de

Dianthus pinifolius, S. & S. (met blad als de den) Naaldvormige bladeren zijn stijf en gevouwen, blauwachtig/groen met 1-3 nerven, 2.5-4cm lang en 1-2mm breed.

Zodenvormende plant met opgerichte en vierkante stengels die 5-8 bloemen draagt.

Niet geurende bloemen van 2cm groot met eivormige bloembladen die roze/rood zijn en 5mm lang, wat behaard, 4 kelkschubben zijn omgekeerd eivormig en geelachtig, korter dan de kelk in juni/juli.

Uit Albanië, Macedonië, Servië en Bulgarije, wordt 15-35cm hoog. Pineleaf pink.

Uit calphotos.berkeley.edu

Dianthus sanguineus, Vis. (bloedrood) Lijnvormige en spitse bladeren zijn blauwachtig/groen, 1.5-3mm breed.

Opstaande, ronde en bovenaan blauw berijpte stengels met 10-15 bloemen.

Bloembladeren zijn 3mm lang en aan beide zijden bloed/rood, kelkschubben zijn eivormig, stomp en geel/bruin, vliezig gerand en veel korter dan de kelk in juni/augustus.

Uit Bulgarije, Hongarije, Servië en Dalmatië, wordt 40-60cm hoog.

Uit flora.nhm-wien.ac.at

Dianthus serotinus, W.& K. (laat bloeiend) Lijnvormige bladeren zijn 3-5nervig en gezaagd, blauwachtig/groen en 1-3.5cm lang, 1-2mm breed.

Zodenvormende plant met opgerichte, ronde stengels met 1-4 bloemen.

Geurende bloemen met omgekeerd eivormige en ingesneden, witte bloembladeren van 8-10mm lang en 5-7mm breed die aan de voet behaard zijn, 26 kelkslippen zijn breed eivormig met korte stekelpunt en veel korter dan de kelk in juli/september.

Droge plaatsen.

Uit Oostenrijk en Hongarije wordt 25-40cm hoog.

Spate Feder-Nelke of Sand-Nelke.

Uit de.hortipedia.com

Dianthus spiculifolius, Schur. (aarvormig blad) Lijnvormige en vlakke bladeren met 3 nerven zijn gezaagd en groen, 2-5cm lang en 1-2mm breed.

Zoden vormende plant met opstaande, ronde stengels met meestal 1 bloem.

Geurende bloemen met omgekeerd eivormige bloembladeren die wit tot zacht roze/wit zijn, diep ingesneden en 1-1.5cm lang, 8-12mm breed met behaarde voet, elliptische kelkschubben die toegespitst zijn en 3nervig, vliezig gerand en veel korter dan de kelk in juli/augustus

Uit de Karpaten wordt 10-20cm hoog.

Integripetalus,’ verschilt door de slappe en half liggende stengels en meer wigvormige en niet ingesneden of hoogstens zwak getande bloembladeren.

Uit calphotos.berkeley.edu

Dianthus sternbergii Sieber. (graaf Caspar M. von Sternberg, Oostenrijkse botanicus, 1761-1838) (Dianthus monspessulanus subspecie Waldsteinii) (uit Montpellier en Frans Adam, Hertog van Waldstein-Wartenburg. 1759-1823)

Lijnvormige bladeren zijn stijf en vlak, spits en gezaagd, blauw/groen, 1-5cm lang en 1-2mm breed.

Zodenvormende plant met opstaande en ronde stengels, meestal met 1 bloem.

Geurende bloemen van 2.5-3.5cm in doorsnede met eironde, purper/roze, ingesneden bloembladen en aan de voet behaard, 4 eivormige kelkschubben en geelachtig in juni/juli.

Uit de Zuidelijke kalk Alpen wordt 10-25cm hoog.

Dolomiten-Nelke.

3. Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Dianthus barbatus, L. (baardig) Bladeren zijn breed lancetvormig, vlak met 5 nerven, donkergroen en gewimperd.

Opstaande, stevige stengels zijn meestal kantig.

Meestal niet geurende bloemen van 1.5-3cm in diameter staan in dichte trossen, bloembladen zijn omgekeerd eivormig en variëren van licht rood tot donker rood, de voet meestal donkerder en wit gestippeld, groene kelk die vaak purper gekleurd is met 4 kelkschubben die eirond tot lancetvormig zijn en toegespitst in juni/augustus.

Het topje wordt gekroond met een tuiltje duizendschoon, het met duizend versterkte schoon.

De duizendschoon is een meerjarige die als tweejarige en zelfs als eenjarige gekweekt kan worden. In lage vormen zijn ze er voor de tuin en hoge vormen voor snijbloemen. Het is een mooie snijbloem, de kleuren zijn in vrijwel het hele kleurenspectrum aanwezig en zelfs zijn er vormen met rooddoorlopen stengels.

Uit de Pyreneeën, N. Balkan en Z. Rusland wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1573.

Var. albiflorus verschilt door de licht groene stengels en bladeren en kleinere of grotere witte bloemen.

Var. atrosanguineus verschilt door de donker gekleurde stengels en bladeren en donker rode bloemen.

Var. aureo-variegatus verschilt door de geelachtig bonte bladeren.

Var. auriculaeflorus verschilt doordat de bloemen steeds een witte rand of een wit of lichter oog hebben.

Var. coccineus verschilt door de donkergroene bladeren en intens scharlaken rode bloemen.

‘Marginatus,’ verschilt doordat de bloemen steeds een brede witte rand hebben.

‘Nanus,’ verschilt door de lage en gedrongen groeiwijze, 15-25cm.

‘Pleniflorus,’ verschilt door de dubbele bloemen in allerhande tinten.

‘Roseus,’ verschilt door de zalm/roze bloemen.

Vormen.

De lage zijn de ‘Nanus Compactus,’. De lage gevulde zijn de ’Nanus Compactus Floropleno,’.

‘Scarlet Beauty,’ is scharlakenrood, ‘Pink Beauty,’’ is roze en ‘White Beauty,’ is wit.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze bloemen zijn in Frankrijk armoires en armoiries genoemd en daarna heeft Ruellius het de naam Flos Armerius op het Latijn gegeven waarmee ze tegenwoordig bij alle kruidbeschrijvers bekend zijn.’

Flos armerius was vroeger een naam voor vele anjers waartoe ook het Engels gras (Armeria) werd gerekend. Frans fleur d’armenie jalousie; bloem van Armeense jaloezie.

Dodonaeus (b) ‘De eerste soort van dit gewas en de gewoonste wordt hier te lande keykens of tuiltjes genoemd al of men tuiltjes of bundeltjes of ook hoopjes van bloemen zei omdat deze bloemen veel bijeen plegen te groeien als in een hoopje, tuiltje of bundeltje verzameld en de naam keykens is in onze Nederduitse en Brabantse taal gekomen omdat men de bundeltjes of tuiltjes eigenlijk keykens pleeg te noemen.’

Dodonaeus ‘De Hoogduitsers noemen het Tonnernagelin en ook Feldnagelin.’

Dodonaeus (d) ‘De tweede soort wordt van ons keykens met breder bladeren genoemd en in het Latijn Flos Armerius secundus en van sommige scharlaken keykens genoemd vanwege de scharlakenkleur, de Hoogduitsers noemen die Steinnagelin. Deze soort wordt van de Hongaren isten nyla genoemd, dat is gods pijl. De keykens worden in het Vlaams hoepeelbloemen, in het Hoogduits ook Heydenblumlin en Blutztropffle genoemd of Steyn negle, Steinnegle of Carthuser blumen, andere noemen ze hoe langer hoe liever, in het Vlaams hoepeel-bloemen, in het Engels sweete william, andere noemen ze hoe langer hoe liever en vooral de derde soort.’

Duits Buschnagali, Klusternagelken of Kartheusernelke, wel voor de Karthuizeranjer, Nagelken, Nagala, Nagerl, Groffeln, Zwitsers Nageli, als anjerachtige, Flette en Grassblume.

Duitse Schoner Hans of Garten-Wilhelm en Engelse sweet William of meer ԓweet St. Williamsլ omdat ze bloeien op de feestdag van H. William van York. Het bloeit ook volop op de dag van een andere St. William, 25 juni.

Duizendschoon, -tuiltjes, de Duitse naam Tausentschon komt sinds Albertus, 1540, voor. De naam zou afkomstig zijn uit Duitsland voor andere planten als gentiaan.

Dianthus barbatus droeg vroeger de naam van London tuftes en kreeg zijn Latijnse naam barbatus, naar de gebaarde vorm van de bloem, Duitse Bartnelke. Gerard prees het ‘vanwege zijn schoonheid om de boezem van de schonen te bedekken, voor guirlandes en kronen.’ Italiaans garofano barbuto; de gebaarde.

Frans oeillet de poete; potenoog en bouquet parfait; volmaakte boeket, Italiaans garofano poeta, de potische.

Uit J. Kops, www.BioLib.de

Dianthus carthusianorum, L. (kloosters van Karthauser of Kartuizer, Frans de Chartreux te Chartreuse in Frankrijk) Lijn/lancetvormige, stijve en opstaande bladeren, vlak en spits, donkergroen en 4-8cm lang, 1-3mm breed.

Opstaande, vierkante stengels.

Trossen met 3-10 bloemen, driehoekige en karmijn/rode bloembladeren die wat gezaagd en gewimperd zijn, 8-12mm lang met bruinachtig/gele kelk die droog vliezig is en 1.5-2cm lang, kelkschubben zijn breed eivormig, stomp en droog vliezig en half zo lang als de kelk in juli/augustus

Een lage kalk minnende anjer geschikt voor rotstuinen.

Uit Z. Europa, N. Balkan en Midden Rusland wordt 30-50cm hoog. Is beschreven in 1573. vele subspecies.

‘Alpinus,’ van 15-30cm verschilt door de lagere zoden en stengels met 3-6 bloemen die groter zijn 1.5cm in doorsnede met purperrode bloembladen.

‘Nanus,’ wordt 10-20cm hoog en verschilt door de lagere vorm en meestal 1-2 bloemige stengels met lijnvormige bladeren.

‘Pallidus,’ heeft witte bloemen.

‘Roseus,’ heeft roze bloemen.

‘Subalpinus,’ van 10-25cm met 2-6 bloemen per stengel en stengelbladen van 4-6cm lang met purper/roze bloemen van 1.5-2.5cm lang en 7.5-10mm breed.

Dianthus carthusianorum L. subspecie vaginatus Chaix. (van een schede voorzien) (Dianthus vaginatus, Chaix.) Lijnvormige bladeren zijn 1-2mm breed.

Dichte zoden vormende plant met opstaande stengels die meestal 10bloemig zijn.

Bloemen zijn ca. 1cm in doorsnede met purper/rode bloembladeren en eivormige kelkschubben die droog vliezig zijn en korter dan de kelk in juni/juli.

Uit de Alpen, wordt 20-35cm hoog.

‘Robusta,’ verschilt door de sterkere groeiwijze, tot 80cm hoge stengels en zwaardere bloemtrossen.

‘Minor,’ verschilt door de lage groeiwijze, 5-10cm met kleine trosjes van iets lichter gekleurde bloemen.

Sheathed pink. Scheidige Kartuser-Nelke.

De kartuizer anjer wordt niet genoemd naar zijn vindplaats, maar naar Frederik en Johan Karthauser, botanisten/kloosterlingen. Anjers werden vooral gekweekt in de kloostertuinen en vooral van de orde der Kartuizers, het eerst D. caryophyllus en D. barbatus en vanaf ongeveer 1500 ook de carthusianorum.

Franse oeillet des chartreux: Karthuizer anjer, Duitse Karthuser-Nelke, Engelse Charterhouse pink en German pink.

Verder in Duits Blutstropfchen, Blutnelke, Hergottstropfchen en Marientropfchen, Hundsflette, Potscheblume, Heidenblumlin en wild Nagelinblume bij Bock, Puchnagerl, Stoannagerl, Stroussnagelken, Zwitsers Donner-Nageli, Stein-Nageli, Rossnelke, Nagele, Schusternagele of Blutstropflin. In Oostenrijk Stein-Nelke genoemd, Stoanagl.

Folklore.

De Duitse Donnernegelin, Fueur- of Wetternelke zou net als zoveel roodbloeiende planten het onweer aantrekken en mag daarom niet afgeplukt worden of in huis gebracht. Snij ze niet af, dan slaat de bliksem in de Donnernageli. Kooksels van de geurende anjerwortels dienden als gorgelwaters tegen keelgezwellen alsmede om de mond te spoelen tegen het lossen van tanden, verrot tandvlees en tegen stinkende adem.

De rode anjers, Dianthus deltoides en Dianthus carthusianorum, hebben vanwege hun kleur tot sagen aanleiding gegeven. Men gelooft dat waar een Blutnecheli groeit eenmaal bloed gevallen is. De Blutnelke die bij Falkenstein bloeit verhaalt men het volgende: ҅Eens was hier een boze roofridder die kooplieden gevangen nam en ze in het kasteel opsloot. Als ze niet voor een hoog losgeld vrij gekocht werden, dan gooide hij ze over de kantelen. Uit het bloed zouden de bloedanjers gegroeid zijn’. Anderen zeggen dat de bloedanjer de ridder zelf geweest is die op Falkenstein vermoord werd Zo ook bij Nixdorf, hier waren het de bewoners de burcht bestormden en hen naar beneden gooiden.

5. uit www.plantgenra.org

Dianthus cruentus, Griseb. (met bloederige vlekken) Lijnvormige en blauwachtig/groene bladeren die spits en gekield zijn, 5-10cm lang en 1.5-3mm breed, onderste bladeren zijn 7nervig, stengelbladeren 5nervig.

Vierkante en opstaande stengels.

Niet geurende bloemen staan in dichte trossen tot 20 bloemen met bloedrode kelkbladeren die getand en lang zijn, kelk is 1.5-2cm lang en purper, 6 kelkschubben die eivormig tot omgekeerd hartvormig zijn, leerachtig en bruin, ongeveer even lang als de kelk in juni/juli.

Uit Herzegovina, Albanië, Servië en Bulgarije, wordt 30-60cm hoog.

6 Uit www.biolib.de

Dianthus giganteus, Urv. (zeer groot) Blauwachtig/groene bladeren zijn lijn/lancetvormig en vlak met meestal 7 nerven, 3mm breed.

Opstaande stengels zijn rond tot stomp kantig en wat berijpt, meestal onvertakt.

De 10-12 bloemen staan in dichte trossen met 9mm lange bloembladeren die purper/rood en gebaard zijn, kelk is 1.5-2cm lang en paars, 4 kelkschubben die ei/lancetvormig zijn en toegespitst, roodbruin en korter dan de kelk i juli/augustus.

Uit Albanië, Servië, Bulgarije, Roemenië en Karpaten, wordt 60-100cm hoog. Is beschreven in 1824. Reuzeanjer.

7. uit www.optima-bot.org

Dianthus capitatus, Balb. (hoofdvormig) Lijnvormige en blauwgroene bladeren die vlak en spits zijn, slap, de onderste 7nervig en 6-8cm lang en 2mm breed, stengelbladeren zijn 5nervig en 4-5cm lang en 3mm breed met brede voet, bladscheden zijn breed en opgeblazen.

Opstaande en ronde tot stompkantige stengels.

Dichte trossen met 6-8 bloemen, purper/rode bloemdekbladeren van 5mm lang zijn getand en behaard, kelk is 1.5-2cm lang en purper, buitenste kelkschubben zijn eivormig en toegespitst, iets korter dan de kelk, eivormige schutbladen die vliezig en spits zijn in juli/september

Uit Bulgarije, Servië en Roemenië, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1822.

9 Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Dianthus plumarius, L. (veervormig of gepluimd) Lijnvormige en blauw/groene bladeren zijn berijpt en 5-7nervig, 4-6cm lang en 1-2mm breed.

Een anjer met losse en grasachtige zoden met opstaande stengels die rond tot stompkantig zijn

Geurende bloemen met omgekeerd eivormige, roze en diep ingesneden bloembladeren die aan de voet fijn behaard zijn, kelk is 2-3cm lang, 4 eironde kelkschubben met korte stekelpunt en veel korter dan de kelk in juli/augustus.

Uit Oostenrijk wordt 20-30cm hoog. Is beschreven in 1629.

‘Blandus,’ heeft vierkante stengels en helder roze bloembladen met donkerder midden

‘Hoppei,’ verschilt door de donker/groene bladeren.

‘Praecox,’ verschilt door de 1bloemige stengels met witte bloemen die vroeger bloeien.

‘Praevertens,’ verschilt doordat de voet van de bloembladeren donkergroen gevlekt is.

Onder de naam hortensis kunnen de talrijke tuinvormen worden verstaan. Die zijn meestal ontstaan uit kruisingen van het type met haar var. Deze grasanjers variëren sterk en elk zaaisel brengt weer nieuwe afwijkingen. Het zijn allen rijk bloeiende planten met geurende bloemen.

In de 16de eeuw kwam het in België in cultuur en werd vroeger veel in randen gebruikt en in cirkel bedden.

‘Delicata,’ met 6-7cm grote dubbel, zacht lila/roze bloemen met gegolfde bloembladen.

‘Diamant,’ met dubbele zuiver witte bloemen met gaafrandige bloembladen.

‘Gloriosa,’ dubbele bloemen met zacht lila/roze sterk ingesneden bloembladeren. Deze drie zijn gewonnen door Otto Mann uit Leipzig, Duitsland.

‘Her Majesty,’ met dubbele en zuiver witte bloemen die veel op diamant lijken maar met gekartelde bloembladen. Gewonnen door Chas. Blick uit Hayes, Engeland.

‘Miss Gladys Cranfiled,’ enkelbloemig, met grote zacht roze bloemen met diep scharlaken/rood centrum en wat ingesneden bloembladeren. Gewonnen door A. Perry uit Enfield, Engeland.

‘Magnifience,’ met grote dubbele witte bloemen met donker karmijn/rood centrum.

‘Donnizetti,’ helder roze/rode bloemen met donkerrood centrum.

‘Ruy Blass,’ met diep roze/rode bloemen met donkerder centrum. Deze drie zijn gewonnen door M.Prichard uit Christchurch. Engeland.

‘Rose de Mai,’, met dubbele karmozijn/roze bloemen en ingesneden bloembladeren, zeer vroeg bloeiend. Gewonnen door Rivoire pere & fils uit Lyon.

Mrs Sinkins,’ een van de oudste en beste grasanjers met vele grote, dubbele en zuiver witte bloemen. Gewonnen door Mrs.

Sinkins, onderwijzeres te Slough, Engeland.

‘White Queen,’ met zeer grote gefranjerde zuiver witte bloemen. Gewonnen door Jas. Douglas uit Gt. Boekham, Engeland.

Het best groeien ze in voedzame en doorlatende kalkhoudende grond.

Naam.

Grasanjer, Duitse Federnelke, Engelse feathered pink, border pink, garden pink, Indian eye, single gilliflower of pheasantճ eye pink en Franse lկeillet mignardise; gemaakte lieftallige anjer.

10. uit www.goldmountainherbfarm.com

Dianthus arenarius, L. (zand bewonend) Bleek/groene bladeren zijn stijf en 0.5-2.5cm lang en ca. 1mm breed, fijn gezaagd en meestal spits.

Zodenvormend, niet bloeiende scheuten liggend en de bloeiende opstaand zijn rond met 1 bloem Witte en geurende bloemen met omgekeerd eivormige bloembladeren van 1.5cm lang en 7-9mm breed zijn ingesneden met aan de voet een groene vlek en wit behaard, 2-4 eivormige en stompe kelkschubben die vliezig gerand zijn en 4-5mm lang in juni/augustus.

De zandanjer houdt van zand en zon.

Was hier inlands, verder in Zweden, Noorwegen en N. Rusland, wordt 8-15cm hoog.

‘Bohemicusm’ wordt 10-25cm hoog en verschilt door de blauw/groene bladeren van 2-5cm lang en 0.5-1.5cm breed, bloemen van 1.5-2.5cm in doorsnede.

‘Glaucus,’ wordt 20-30cm hoog en verschilt door de stompkantige stengels met 1-3 bloemen, blauw/groene bladeren van 3-5.5cm lang en 2-2.5cm breed die wat stomp zijn. sand pink.

Dianthus arenarius subsp. borussicus (Pruisisch) (Dianthus borussicus.) Vier lijnvormige, spitse en stijve bladeren met 1-3 nerven zijn gezaagd en meestal bleekgroen, 2-6mm lang en 0.5-2.5 cm breed.

Niet bloeiende scheuten liggend, bloeiende opgaand, rond en bovenaan vertakt met 2-15 bloemen Geurende witte bloemen waarvan de bloembladeren 3-4.5cm lang zijn, elliptisch en fijn ingesneden, aan de voet wit behaard, 2-4 kelkschubben die eivormig tot elliptisch zijn en veel korter dan de kelk, kelk is 2-3cm lang en meestal violet in juni/juli.

Mooie plant voor droge, zandige plaatsen, zodenvormend.

Uit Duitsland, Polen, Baltische landen en Europees Rusland wordt 20-30cm hoog.

‘Starkianus,’ verschilt door de roze bloemen.

Zandanjer, Engels sand pink, Duits Sand Nelke.

11. uit en.wikipedia.org

Dianthus monspessulanus, L (uit Montpellier) Lijnvormige, vlakke bladeren die lang zijn toegespitst, groen en gezaagd met 1-3 nerven, 4-7cm lang en 1.5-3mm breed.

Ronde en opstaande stengels met 1-2 bloemen.

Weinig of niet geurende bloemen van 1.5-2.5cm in doorsnede met ronde en zacht roze bloemdekbladeren die ingesneden zijn en 10-18mm lang, aan de voet behaard, 4 eivormige en spitse kelkschubben met smalle, vliezige rand, korter dan de kelk in juli/augustus.

Uit Frankrijk, Apennijnen, Spanje en Pyreneeën, wordt 25-50cm hoog. Is beschreven in 1764

‘Albidus,’ verschilt door de zuiver witte bloemen.

‘Barbatus,’ verschilt door de roze bloembladen die aan de voet purper gevlekt en behaard zijn.

‘Compactus,’ verschilt door de dichte groeiwijze en stengels met 2-8 bloemen.

Fringed pink. Duits Montpellier Nelke.

12. uit www.fotocommunity.de

Dianthus squarrosus, Bieb. (schubbig of ruig) Lijnvormige bladeren zijn omgebogen, gezaagd en groen, 1-3nervig, 0.5-2cm lang en 0.5-2mm breed.

Zodenvormende plant met ronde, opstaande stengels met 2-6 bloemen.

Elliptische bloembladeren zijn wit en ingesneden, 3-4.5cm lang en 5-8mm breed en aan de voet wit behaard, 4 lancetvormige kelkschubben zijn toegespitst en 5-7nervig, veel korter dan de kelk in juli/augustus.

Uit Z. Rusland en Z.W. Siberië, wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1817.

15. Uit Fuchs.

Dianthus superbus (prachtig of verheven, hoogmoed) Lijn/lancetvormige bladeren zijn 3-5nervig en zeer fijn gezaagd, 4-9cm lang en 2-6mm breed, de onderste stomp, de bovenste spits.

Losse zoden vormende plant met opstaande ronde stengels met 6-12 bloemen.

Geurende bloemen van 3-4cm groot met zacht lila/roze bloembladeren die diep ingesneden zijn en aan de voet behaard, 3-4cm groot, omgekeerd eivormig en korter dan de kelk in juni/augustus.

Veen, zon en vocht.

Komt uit de Alpen, Turkestan, Siberië en Japan, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1596.

Naam, etymologie.

Superbus betekent prachtig of verheven. (Dodonaeus) ‘De tweede soort van gnoffelen die in Nederland pluymkens heten naar hun mooie bloem die zeer gesnipperd en als pluimen of veertjes van vogels klein doorsneden zijn wordt om dezelfde oorzaak in Hoogduitsland ook Mutwillen of Hochmut genoemd en daarom ook in het Latijn van sommige Superba al of men hoogmoedige bloem zei. Dan ze zijn met de naam Caryophylleus minor of Vettonica altilis en Vettonica coronaria minor of altera bij de Latijnse schrijvers van deze tijden voldoende bekend, sommige Nederduitse plegen ze ook kleine ginoffelen te noemen, verder moetwille, naar het Hoogduitse Hochmut, in het Italiaans fior dաmor ende balsamina, in Waals Nederland cuyderelles, in het Engels pinkens.

Dan de kleine anjers of pluimpjes worden in het Latijn van Fuchsius en meer andere Superba genoemd en schijnt te wezen de Dios anthos van Theophrastus, immers naar de mening van sommige.’ Zie bij de gekweekte anjers.

Prachtanjer. De Nederlandse naam is pluimpjes, Duitse Prachtnelke, Wildnagele of Feldnegelin, Engelse large pink, Frans oeillet superbe.

Dianthus superbus L. var. speciosus Reichenbach (fraai) (Dianthus speciosus, Reichb.) Lijn/lancetvormige bladeren die blauwachtig/groen zijn en 5-9cm lang, 2-6mm breed.

Losse zoden vormende plant met opstaande stengels die boven aan wat kantig zijn met 2-6bloemen.

Geurende en zeer grote bloemen van 4-5cm met donker violet/roze, ingesneden en aan de voet behaarde kelkbladeren, 4 kelkschubben die veel korter zijn dan de kelk in juli/augustus.

Uit Roemenië, Bulgarije en Karpaten, wordt 40-60cm hoog.

16.

= Dianthus gratianopolitanus, Vill. (op graniet groeiend) (Dianthus caesius, L.) (keizerlijk of blauwgrijs)) Blauwgroene en lijnvormige, stijve en stompe bladeren die vlak tot zwak gekield zijn met 1-3 nerven en 2.5-4cm lang, 1-2mm breed.

Niet bloeiende scheuten zijn slap en wortelen vaak op de knopen, bloeiende stengels opstaand en rond tot stomp kantig meestal met 1 bloem.

De welriekende bloemen zijn 2-4cm in doorsnede met omgekeerd eivormige zacht purper/roze bloembladeren met wigvormige en behaarde voet, purper gekleurde kelk van 1-1.5cm lang, 2-4 kelkschubben die groen zijn en toegespitst, veel korter dan de kelk, de buitenste elliptische en de binnenste eivormig in mei/juli.

Geeft een zeer dichte blauwgrijze of groengrijze zode van 15-30cm hoog.

Stamt uit het middelgebergte en heuvelland van gematigd Europa. Hier groeit het op warme plaatsen op vaak kalkarme en steenachtige bodem.

‘Incisus,’ verschilt door de diep ingesneden bloembladeren.

‘Laxus,’ verschilt door de eerst liggende stengels die later opgericht worden en meestal 2 bloemen dragen, slappe en lijnvormige bladeren die toegespitst en gezaagd zijn.

‘Montanus,’ vormt dichte zoden met opstaande stengels met 1 bloem van 1.5-2cm in doorsnede in purper/roze.

‘Sabulosus,’ vormt dichte zoden met opstaande stengels die 1-3 bloemen dragen, berijpt, opstaande bladeren met 3-5 nerven en 4-6cm lang, 2-4mm breed en mooi blauw/groen en sterk berijpt, getande bloembladeren zijn roze/rood.

Naam.

Rotsanjer is de Engelse mountain pink of cheddar pink. De plant werd voor het eerst gevonden in Cheddar Gorge, Somerset, door S. Brewer in 1723, Duitse Pfingstnelke, bloeitijd, Todtennageln in Augsburg, Grenobler Nelke of Felsenngele.

Dianthus plumarius x Dianthus gratianopolitanus vormen de bekoorlijke plumarius hybriden.

Vormen.

In vormen zijn er de dubbele witte die in het midden wat groenachtig kleuren.

De sterk geurende ‘Artis,’ werd gewonnen door M.J. Tas uit Aalsmeer omstreeks 1894. (Synoniem ‘Schneeball’ of sneeuwbal) Voor het eerst werd deze plant tentoongesteld op een keuring in een zaal van Artis in Amsterdam.

‘Duchess of Fire,’ is een enkele sterk geurende lila roze die gewonnen werd door Ware in 1891. (synoniem ‘The Burn’.)

‘Albus Plenus,’ is de oude cv die al in 1889 in de handel was, dit is de dubbele maagdelijk witte bruidsanjer met spitse slippen.

‘Heidi,’ werd gewonnen door de bekende Duitse kweker Frikart in 1959. Heidi is donker purperrood en gevuld.

‘Ine,’ werd gewonnen door Hendriksen uit Leiden in 1964. ‘Ine’ is gevuld en wit met in haar midden een groot donker purperrood oog.

‘Maggie,’ is gewonnen door dezelfde kweker, is zuiver roze met donkerpurperrood oog en gevuld.

‘Miss Corry,’ komt van Filippi uit Hillegom. Corry is ook is gevuld met een wijnrode kleur, met aanhoudend regenweer willen haar hoofdjes wel eens omvallen.

‘Roodkapje,’ (een Nederlandse cv.) is halfgevuld, maar geurend in paars met groen.

19. Uit Fuchs.

Dianthus caryophyllus L. (blad als kruidnagel)

Anjer, met zijn blauw berijpte bladeren, is een algemeen bekende snijbloem en ook geschikt voor de buitenteelt.

Bladen zijn dun en blauwachtig met gladde randen.

Alleenstaande bloem geurt als de muurbloemen in juli, de julyflower.

Meerjarig.

De soort zou uit het M. Zeegebied stammen, mogelijk echter uit noord en west Himalaya en zuid tot oostelijk Punjab. Wordt een 30cm hoog.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dat eerste geslacht wordt tegenwoordig ginoffelbloemen oft groffelsbloemen in het Nederduits geheten naar de lieflijke reuk die ze hebben en wat op de giroffelsnagels lijken, in het Latijn Caryophylleus flos.’

Vondel, Op Gerardus Hulft;

‘Hier geeft de nagelbloem, lelie en roos

Gemengd uit verschillende kleuren.’

Vondel, Byschriften op de twalef maenden;

‘De kievitsbloem en keur van schone tulpen

Die als ‘t kameleon

Met menig slag van kleur zijn behulpen

Bekoren zelfs de zon

Genoffel, vaak eenvervig of gemengeld (anjer)

Gezegend met een lucht

Van nagelkruiden in zoveel kleuren gesprengeld

Het hart verkwikt, als ’t zucht.’

De nagelbloem was het symbool van het lijden van Christus.

Dodonaeus (b) ‘In het Hoogduits heet het Nagelblumen’.

Van de 7de tot de 13de eeuw werd de naam nagelkruid gebruikt voor de specerij groffelsnagels of kruidnagels naar de gedroogde bloemknoppen. De kruidnagel herinnert wegens de vorm bij de ouden aan de hand gesmede nagel. De kruidnagel wordt gewonnen van Caryophyllus aromaticus, (nu Syzygium aromaticum) een boom op de Molukken, wiens knoppen bewaakt werden door soldaten en waarvoor alle andere bomen op het eiland hun hoofden bogen. Van de specerij is de naam in de 15de eeuw op de tuinanjer overgegaan vanwege gelijkheid van geur en bloemvorm, Dianthus caryophyllus. Grieks καρυόφυλλον, karyphyllon,

Duitse naam Naglein of Nelke komt van Neilke(n) wat stamt uit het midden-Noord Duits Negelkin, -ken, Negelke, een uitspraak van midden Duits Nagelchen (Luthers vorm is Nelichen), het betekent een nageltje wat weer herinnert aan de kruidnagel. Zweeds nejlika en Deens neglicke, Italiaanse garofani fiori domestichi; gekweekte anjer. Spaans clavel en Portugees cravo, Boheems karafiat, Pools gwozdziki ogrodne y potne en Arabisch corunfel.

Goethe: ‘Die Nelke soll man nicht verschmahn

Sie ist des Gartners Wonne’.

Dodonaeus; ‘In het Italiaans heet het garofoli, in het Spaans clavel, in het Engels cornations, gillofers, gelyflours en gelovers.’

Vanuit de naam Caryophyllus werd carnoffel gevormd, Italiaans garofano, Franse oeillet-gerofle of –giroflee, bij de Engelsen zijn er vervormingen tot gyroflee, gilofir en gillyvor. Genoffel, geroffel, midden Nederland gjeroffelsnaghel. West Vlaams giroffel, groffelier, grofnagel, groffelnagel uit Frans girofle en dit uit Latijn Caryophyllus.

Chaucer noemt ‘Glove gilofre's en geeft het dezelfde krachten als in het oude Rome waar het gebruikt zou zijn om wijn te kruiden. Dat dateert van Caesar Augustus wiens soldaten het meenamen van de noordelijke kusten van Spanje. Een essence van de anjer werd het populaire gilliflowerwater. De verschijning van de anjerachtige op de muren van Falaise, de geboorteplaats van Willem de Veroveraar en op die van de kastelen van Dover en Roches­ter, associeerde de plant met het leger. Men veronderstelt dat deze anjer in Engeland gentroduceerd werd door de Noorse bouwers van die bouwwerken. Terwijl deze zomerbloemen de gilliflowers waren par excellence, werd de valse naam july bloemen uitgevonden. Toen werden de muurbloemen door hun vroegere bloei, ofschoon met een andere geur, bekend als wintergilliflower. Tot Shakespeare Գ tijd en erna, was het de naam voor de anjer. Nu is de muurbloem bekend als gillyflower of yellow stock gilliflower.

(d) Toen het gewas voor de botanische rechtbank van Linnaeus kwam hield die zich aan de overlevering van goede diensten die het aan de heilige Lodewijk bewezen zou hebben. Hij doopte het Dianthus caryophyllus, de kruidnagelachtige godsbloem. Dianthus is afgeleid van het Griekse Dios: goddelijk, en anthos: een bloem. De godenbloem is dan ook aan Zeus of Jupiter gewijd. (Dodonaeus) 'Conradus Gesnerus is van mening dat de prikneus (Lychnis coronaria) Jovis flos in het Latijn en Dios anthos in het Grieks, dat is bloem van Jupiter, genoemd plag te wezen, maar Theophrastus stelt een verschil tussen de Lychnis en de Jovis Flos en zegt aldus in zijn zevende boek: ‘Onder de zomerbloemen zijn de Lychnis (Silene) en Dios anthos en ander diergelijke. Hetzelfde doet Plinius ook in het 11de kapittel van zijn 21ste boek wanneer hij dezelfde woorden van Theophrastus verhaalt en aldus schrijft: Ԩierna volgen de zomerbloemen Lychnis en Jovis Flos en meer ander. Voorts zo moet men weten uit het voorzegde 6de boek van Theophrastus dat Dios anthos of Jovis Flos een bloem is die in de zomerse maanden bloeit en dient tot de kransen of tuiltjes zonder reuk wiens wortels houtachtig zijnծ

Dodonaeus (e) ‘Dan men noemt het ook veel in het Latijn Ocellus, Ocellus Damascenus, Ocellus barbaricus en Barbarica, in het Fans oeilletz of ouilletae.’

Franse ‘Oeillet, oeillet des fleuristes en oeillet de fantaisie, oeillet van oeil: oog, de mooie bloemen, ivrogne: dronkaard vanwege de rode bloemen.

Dodonaeus (f) “Anderen noemen het oock Betonica, Vetonica of Vettonica met de toenaam altilis of coronaria al of men tamme of krans betonie zei, Matthiolus heeft het liever Vettonicum coronarium genoemd welke toenamen haar gegeven zijn om die van de gewone betonie te onderscheiden. Sommige hebben ook gemeend dat het kruid Herba Tunica genoemd niets anders is dan dit, maar Bernardus Gordonius toont aan dat de Herba Tunica niet op de anjers lijkt, maar voor het Polemonium van Dioscorides gehouden moet worden. Turnerus houdt het voor zeker dat onze anjers hetzelfde gewas is dat Plinius Cantabrica noemt in het 8ste kapittel van zijn 25ste boek dat in Spanje gevonden geweest is van de Cantabrers (dat zijn die van Biscaye en hun buren) in tijde van keizer Octavianus Augustus en zegt er aldus van; ԃantabrica groeit overal en heeft een biesachtige steel van een dertig cm lang waaraan langachtige bloempjes groeien die als korfjes gemaakt zijn waarin klein zaad ligt.’

Dodonaeus (g) ‘De ginoffelen worden in sommige plaatsen van Nederland angieten of angelieren genoemd.’

De naam anjelier is een uitsluitend Nederlandse naam. Het komt in oudere vormen al in laat midden-Nederlands voor als angler, angiere of angeliere, de j komt eerst bij Spieghel voor in 1614 anjier die men van de Italiaanse plaats­naam Anghiera, thans Angera, afleidt waarnaast ook de vormen Aughera, Anghiera voorkomen terwijl de Latijnse naam Anglera is. Waarschijnlijk zei men eerst genoffelen van Angiere als vertaling van caryophilli Angleriae.. Het betekent zoveel als engelkruid.

Dodonaeus (h) ‘De Spanjaarden noemen de tamme anjers clavel, clavellinas en clavo de especia, de wilde of pluimpjes clavelinas montesinas al of men berg anjers zei.’

Engels clove, omdat het de cloves: kruidnagels, van de handel waren vanwege hun heerlijke geur, clove pink. Ook cloves of Paradise en Spaans clavel, vergelijk Franse clove de giroflee.

Dodonaeus (f) ‘In het Hoogduits Grassblumen en in het Waals heten ze violettes herbues, dat is grasviolen, zo Lobel schrijft.’

(g) De pink of smells divine: de roze van goddelijke geur wordt door Engelse dichters bezongen. Pink is verwant met ons pinken, omdat de mooie bloemen met ogen vergeleken werden of omdat vele anjerbloemen met oogachtige vlekken bedekt zijn. (dan verwant met het Franse oeillet; oog) Of verwant met peak: spits, de bladvorm. De Engelse kleursoort pink, een roze kleur, is naar de anjerkleur terug te voeren.

Uit Mrs. Loudon.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 211, 309) ‘Tegen pest en besmettelijke ziekten: Neem elke morgen nuchter een boon groot van het konserf die van de bloemen gemaakt is in. Andere geven een lepel vol van de azijn die op de bloemen gestaan heeft en maken een spons daarin nat waaraan ze dikwijls ruiken. Het sap dat uit het gehele kruid geperst is waarvan vier ons in een keer ingenomen wordt, wordt voor een krachtig geneesmiddel tegen de pest gehouden. Fuchsius.

Voor zware arbeid van de zwangere vrouwen: Maak een afkooksel van de bloemen en laat ervan drinken. C. Durantus.

Tegen hoofdpijn: Neem van de azijn die op de bloemen gestaan heeft een deel en van rozenwater twee delen, bindt dit met doeken voor het voorhoofd.

De anjers zijn echter in de medicijnen niet in gebruik, dan om er kransjes en tuiltjes te maken worden ze bijna al te veel gezocht en geacht vanwege hun lieflijkheid en reuk en vooral de bloem die men door vlijt in de hoven en potten pleeg te onderhouden en als die in azijn gelegd worden een zeer lieflijke smaak en behaaglijke reuk laten krijgen zo Ruellius betuigt en dagelijks bevonden wordt.

Daar is geen beter ding om alle onzuivere zweren en knagende zeren of kanker te genezen of immers te reinigen dan het poeder van droge anjers daarin gelegd of gestrooid en vooral als men die zeren eerst gewassen heeft met het sap van de bladeren.

De olie van anjers gemaakt wordt gelegd op de beten van de dolle honden, op de lopende gaten, op de gezwellen achter de oren, op de kwetsingen van de zenuwen en op de jicht van de voeten en andere smart van de jicht.

Al deze soorten van anjers en zowel de wilde als de tamme hebben bijna eenzelfde kracht, dan de best ruikende worden het meest geprezen en gebruikt tegen de hartklopping, draaiing in het hoofd, vallende ziekte en stuipen of spanningen zoals Matthiolus in het lang verhaalt.

Om de zinkingen die op de tanden vallen te laten verdwijnen en te verteren zal men de tanden wassen met het water daar dit gehele kruid met zijn bloemen in gekookt is.

Dit water genomen voordat gaat drinken maakt dat men niet gemakkelijk dronken zal worden en daarom wordt het van sommige Գ morgens nuchter gebruikt om hun de ganse dag van dronkenschap te bewaren.’

De geur is wel veranderd. Vroeger werden de bloemblaadjes wel gebruikt om er de Chartreuse uit te bereiden en andere dranken te aromatiseren. De geur is minder sterk maar typerend voor de anjer, de geur is lang verbonden geweest met begrafenis omdat het die kamers geheel met hun geur vulde. Die geur wordt dan met de dood verbonden.

De oude anjer kon je in kruidenzakjes steken, potpourri, vanwege de geur, in zakjes en geurende kussentjes. De anjer is ook eetbaar en sierde salades en andere maaltijden en werden met suiker overgoten tot kandij gemaakt, het zijn de ‘soppes in wine’ waartoe ze in bier of wijn gehangen werden. De wijn die gepresenteerd werd aan bruiden na de trouwceremonie was meestal doortrokken met een anjergeur en zo kreeg het later een erotisch karakter. De sops is de huwelijkskoek, Shakespeare; The Taming of The Shrew: III, 2,175; ‘en wierp, wat van de huwelijkskoek in մ glas nog over was.’ Het was toen de gewoonte om na de inzegening van het huwelijk in de kerk wijn en koek, welke laatste in de wijn gesopt werd, aan te bieden. Dit had bij alle huwelijke plaats, tot welke stand het paar ook behoorde. Zo wordt bij gelegenheid van het huwelijk van Philips en koningin Maria, 1554, dit gedeelte aldus beschreven: ‘The trumpets sounded, and there remained until mass was done, at which time wine and sops were delivered to them both.’

De bloemen werden ook gewaardeerd om hun medische eigenschappen, ze zouden geest en gemoed vrijwaren van verschrikkelijke dromen door hun hemelse smaak en alle rzoetste geur.

Vroeger werden zo vele bloemen, als de anjers, tot bloemenruikers gebonden. Het is de bedoeling dat men eraan ruikt, vandaar ruiker. Die geur is bij de meeste cultuurplanten verdwenen, wel zijn de kleuren en vormen enorm verbeterd.

Teelt.

Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Meer andere verschillen van kleuren merkt men in de anjers die elke dag meer en meer vermenigvuldigen en dat door de kunst en vlijt van sommige hoveniers die deze bloemen meer dan enige andere plegen te telen en te onderhouden want ze plegen jonge scheuten van allerhande kleuren bijeen te binden of het zaad van allen in een schacht of pen van een gans of kip te sluiten en die zo tezamen in de aarde te steken waarvan dan een wortel van plag te komen (als sommige verzekeren) met een steel die daarna vele soorten bloemen voortbrengt.

Andere verzekeren dat wanneer een lootje of scheutje van anjers gent wordt op een wortel van cichorei en zestig cm onder de aarde dat er blauwe anjers van komen, andere dat een scheutje van witte anjers die in de wortel van pissebed of paardenbloem gestoken wordt gele anjers voortbrengen zal. Dan wij hebben geen van beide noch niet te zien kunnen komen.

De anjers zullen de reuk van kruidnagels hebben als ge rondom de wortel een gestampte kruidnagel legt wat Dodonaeus ook eensdeels vermaant en andere verzekeren. Net zo zal ge hun bloemen mooier, breder, lustiger en beter van reuk laten groeien als ge hun bladeren dikwijls zuivert en de aarde vlijtig roert en besproeit.’

Over het kweken zijn allerlei volksverhalen. Je moet ze met volle maan stekken of zaaien dan krijg je dubbele bloemen. De volle maan veroorzaakt de ‘volle’ anjers. Als je op Goede Vrijdag de anjers topt worden de bloemen gevuld en groeien ze mooi. Ook op Maria-Hemelvaart, de dag van kruidweiden in vele streken. Als een regenboog aan de hemel verschijnt, dan moet je zaaien dan krijg je allerhande anjers.

Mythologie.

Bij Ovidius wordt het ontstaan van de baard- of studentenanjer, Dianthus plumarius, verhaald. Diana komt mopperig en ontevreden terug van een jacht en komt een jonge schaapherder tegen en ziet in hem de oorzaak van haar onvrede, zijn hoorn heeft het wild weggejaagd. In toorn ontstoken rukt zij hem de ogen uit maar al gauw krijgt zij berouw en herinnert zich dat zijn ogen haar vriendelijk vragend hebben aangezien. Zij wil ze nu vereeuwigen en werpt ze op het bergpad. Nauwelijks hebben de ogen de bodem aangeraakt of er schieten geurige bloemen tevoorschijn waarvan elk het beeld van een oog met een donkere iris draagt.

Zo werd 300 v. Chr. al door Theophrastus vermeld dat de Grieken rozen, violen, narcis, iris en anjers kweekten. De anjer zou dan al meer dan 2000 jaar in cultuur zijn. Bij het maken van kransen en guirlandes plaatsten de ouden de anjer zodat die diende als kroon van plezier. Zoals de roos om zijn schoonheid, de nachtegaal om zijn lied, zo is de anjer, de goddelijke geur, geroemd om zijn zoetheid waardoor het vergeleken werd met de kruidnagel.

Verder is de Griekse mythologie arm aan voorbeelden van anjers. De Romeinen zouden de anjer aan de golf van Biskaje ontdekt hebben. Plinius, schrijvende over de plant, zegt dat het in Spanje gevonden werd in de dagen van Augustus Caesar. Hij noemde het cantabrica en vermeldt dat het door de Spanjaarden gebruikt werd om hun dranken te laten geuren. De Romeinen kweekten en gebruikten de bloemen in hun guirlandes en kronen.

Lodewijk IX.

Meer bekend werd de anjer door Lodewijk IX die in 1270 zijn tweede kruistocht ondernam en met 60 000 man Tunis belegerde toen er een pestachtige ziekte uitbrak. De koning, die de kracht van vele kruiden kende, veronderstelde dat in een land waar zulke ziektes ontstonden ook geneesmiddelen zouden groeien die als tegenmiddel zouden dienen. Hij besloot in eigen persoon de plantenrijkdom van Afrika te onderzoeken. En zie, op dorren bodem ontdekt hij een sterk riekende bloem die hij vanwege die eigenschap anjelier of nagelbloem noemde omdat de geur veel van de Indische nageltjes had. Hij liet uit deze bloem een mengsel bereiden waardoor, naar men beweert, vele zieken genezen werden. Evenwel werd de koning zelf slachtoffer en stierf op 23 augustus van hetzelfde jaar. De kruisvaarders namen de anjer van de heilige Lodewijk mee en vlochten de wonderen van deze bloem in de dood van de koning die door paus Bonifatius VIII in 1297 heilig werd verklaard.

Karel V.

Keizer Karel V zegt men, heeft de kartuizer anjer, nadat hij Soliman tot terugtocht gedwongen had en zijn tocht naar Tunis ondernam uit N. Afrika, naar Duitsland gebracht. Hij koos de anjer als zijn lievelingsbloem die in zijn volle schoonheid in zijn tuin prijkte. De oorspronkelijke naam was Tunica: naar de stad Tunis.

Uit Redoute.

Engeland.

Chaucer verwijst naar de plant in hun gewone gebruik;

‘And many a clowe-gilofre

And notemuge to putte in ale

Whether it be moyste of stale

Or for to leye in cofre.’

Het werd dus ook gebruikt om de ale te laten geuren en om vers of gedroogd om in koffers en kleding gelegd te worden met andere aromatische kruiden. Dat moet dan wel een geurende vorm zijn geweest.

De vederanjer en studentenanjer moeten niet alleen in Duitsland maar ook in Engeland al eerder inheems zijn geweest. De laatste heet in Duitsland Schoner Hans of Garten Wilhelm in Engels sweet William. Gerard, 1596, verhaalt dat die in Shakespeare’ s tijd zeer gevierd was en dat de fijne rood en wit gespikkelde soort London Pride werd genoemd.

Shakespeare in Winter’s Tale iv, 3, 79 laat Perdita zeggen:

‘The year growing ancient

Not yet on summer’s death, nor on birth

Of trembling winter, the fairest flowers the season

Are our carnations and streakդ gillyvors

Which some call natureճ bastards; of that kind

Our rustic gardenճ barren; and I care not

To get slips of them.

Pol.: Wherefore, gentle maiden

Do you neglect them?

Perdita: For I have heard it said

There is an art which in their piedness shares

With great creating nature.’

Pol. Say there be

Yet nature is made better by no mean

But nature makes that mean: so, over that art,

Which you say adds to nature, is an art

That nature makes. You see, sweet maid, we marry

A gentler scion to the wildest stock

And make conceive a bark of baser kind

By bud of nobler race: this is an art

Which does mend nature, change it rather, but

The art isself is nature.

Perdita: So it is

Pol. : Them make your garden rich in gillyvors

And do not call them bastards

Perdita: ‘tl not put

The dibble in earth to set one slip of them

No more than, were I painted, I would wish

This youth should say. twere well, and only therefore

Desire to breed me.’

Als tuinman dacht hij na over de seizoenen en hij vergeleek ze met het leven van de mensen, van baby tot de ouderdom, de ‘trrembling winter.’ Het is nu middenzomer, de middelbare leeftijd en de bloemen bloeien in die tijd.

Carnations is een afleiding van de vroegere naam coronation, wat kroon betekent, naar het gebruik van de bloemen, of van het Latijnse carnatio, caro: carnish: vlees, als een verwijzing naar de vleeskleur van het originele type. Dit zijn grotere anjers.

De pink is een kleine vorm. Het was een gebruik om perfecte manieren te beschrijven als Ҵhe very pink of courtesyӻ Romeo and Juliet.;

‘Carnations is for graciousness

Mark that now by the way

Have no regard to flatterers

Nor pass not what they say

For they will come with lying tales

Your ears for to fulfil

In any case do you consent

Nothing unto their will.’

De oude Chaucer, Milton en Spencer spreken allen van deze bloemen als oude bekenden. De schone Hans en Sweet William schijnen met de fabel van Ovidius van doen te hebben en doen door hun namen aan de arme schaapherder denken.

Frankrijk.

Toen Lodewijk XI de koning Ren, graaf van Anjou en Provence, uit het erfgoed van zijn vaderen verdreef troostte die zich door het kweken van anjelieren te Aix in de Provence. Nog in de vorige eeuw kweekte men anjers op de manier zoals die door hem was voorgeschreven.

De grote Conde, een beroemde veldheer in zijn tijd, verzorgde anjers met grote interesse. Zelfs in de tijd dat hij door de toen almachtige minister Mazarin in de gevangenis gezet was had hij genoeg aan het kweken van anjers voor het venster van zijn gevangenis. Hij had een hoeveelheid soorten die hij met plezier bekeek en met evenveel trots keek hij naar zijn plantjes als vroeger naar zijn veldslagen. Zijn vrouw Clemence de Maille-Brise, de nicht van Richelieu, zette ondanks alle heibel de strijd voor zijn in vrijheidstelling voort en streed voor zijn vrijheid op vele plaatsen. Ze ruide de provincie op en bevrijdde het parlement van Bordeaux met het wachtwoord: ‘Wie mij liefheeft, volgt mij!.’ Toen de Conde dit vernam riep hij in volle vervoering, ‘Wie zou geloven dat, terwijl ik anjers begiet en verzorg, mijn vrouw oorlog voert en een eervol overwinnaar is.’

Omdat de voorliefde van de veldheer een hoogrode anjer geweest was, zo werd de voorliefde van zijn soldaten daarvoor algemeen. Die kenden geen sieriger smuk dan de bloem van Conde en allen die te kennen gaven dat ze zijn aanhangers waren droegen anjers aan de helm of het knoopsgat.

Door de belangstelling die de grote veldheer in de bloem had getoond was de liefde voor de anjelier in het huis van Bourbon, om zo te spreken, erfelijk geworden.

De hertog van Bourgondië deed in zijn jongensjaren bijna niets anders dan anjelieren kweken. Hij meende dat de natuur hem daarvoor een bijzondere aanleg gegeven had. Dit naïef geloof was ontstaan door een sluwheid van een vleier die, zodra de prins een anjelier geplant had, Գ nachts een reeds ontwikkelde plant ervoor in plaats zette en de prins wijs maakte dat zijn bloem in een nacht tijd zo ver was gekomen. Hij wilde nu ook zien in hoever de natuur zijn bevelen opvolgde. Hij stond eens midden in de nacht op en zei: ‘Ik wil dat het ogenblikkelijk dag wordt’. Maar Aurora was minder beleefd dan zijn bloemen, het bleef nacht.

De rode bleef de voorliefde van de Fransen houden en zo speelde de anjer in de omwenteling van 1793 zijn rol. Het werd de gewoonte dat degenen die ter dood veroordeeld waren rode anjelieren bij het beklimmen van de guillotine in de handen droegen. Daarom noemde men in die tijd de ponceau-anjelier en oeillet d’orreur.

De anjer was een geliefkoosde bloem van de ongelukkige Marie-Antoinette. Madame Richard, bewaakster van de gevangenis, bracht haar dagelijks een bloemtuiltje nachtviooltjes, anjelieren of tuberozen. Zo verdreven die de bedorven lucht uit de plaats waar ze opgesloten was. Maar madame Richard werd ook aangeklaagd en opgesloten. Men heeft haar voor dit menslievend denkbeeld niet durven vervolgen en haar weer losgelaten. Ook werd ze bezocht door Chevalier de Rougeville die plannen om haar te bevrijden op een stukje papier had geschreven en in een bos anjers had verborgen. Hij liet het terloops vallen, wat wel door de bewakers gezien werd. Ze werd uiteindelijk toch ter dood veroordeeld.

Symbolen.

Rode meisjeslippen werden met een anjer vergeleken. De anjer werd door de jongeman in de meiboom gestoken die hij in de nacht voor zijn geliefde zette. En als de jonge mannen onder de wapenen geroepen werden, dan namen de meisjes van het dorp anjers en reikte die aan hen over als zege brengend schutsmiddel die ze in de slag droegen. Ze werden op het land als een zinnebeeld van dapperheid en liefde beschouwd. Gaf een jonge man bij een dans aan een meisje een ruiker rode anjers dan verklaarde hij haar zijn liefde, en, werd zijn liefde beantwoord, dan kreeg hij ook een dergelijke krans die dan zijn hoed sierde.

Volgens de Duitse legende behoort de anjer tot die bloemen die bloeiden in die gezegende nacht, de kerstnacht, de Engelse traditie plaatst deze bloem in de tuinen van het paradijs.

Hoeveel de anjer in Duitsland gewaardeerd werd blijkt wel uit het feit dat de jongens niet alleen naar de meisjes keken maar ook bij wie de mooiste anjer op het venster groeien, Een meisje die een rode anjer draagt zegt zoveel als ‘ik ben nog vrij;

‘Gelieve God

Schenk me een nagelstok

Die op twee voeten staat

En met me slapen gaat.’

De rode anjer was zozeer in het volksleven doorgedrongen dat ten tijde van Napoleon 1, toen de oorlogen begonnen, de voorliefde voor deze bloem in het leger vooral uitkwam. Het was alsof de dapperheid van de grote Conde nog steeds in deze bloem schuilde. Het was voor de soldaten het zinnebeeld van grote daden. Daarom koos Napoleon op 15 mei 1802 de hoogrode kleur voor het lint van het erelegioen.

Ofschoon het legioen der eer 40 000 leden had droegen dandy ‘s een rode anjer zo diep in het knoopsgat dat men ze voor leden van het legioen hield.

Men verhaalt van een rijk man die tevergeefs al het mogelijke gedaan had om deze ridderorde te krijgen en het zo kunstig wist aan te leggen dat zijn vrienden hem voor een echte ridder hielden. Jaar in jaar uit versierde schijnbaar een rood lintje zijn rok. Eerst bij zijn dood ontdekte men het bedrog dat hij nog tot over zijn graf voortzette omdat hij in zijn testament bepaalde dat hij met een rode anjer, zoals hij steeds had gedragen, begraven moest worden. Een rijk legaat was voor zijn vrienden bestemd die steeds rode anjers op zijn graf moesten kweken. Dertig vrienden toonden zich daartoe bereid, er ontstond daarover een hevige ruzie zodat van overheidswege een verzorger voor deze bloem werd aangesteld.

De anjer werd zo al vroeg symbolisch en wel in verschillende richtingen.

Symbool van Franse volksliefde en trouw. De Franse adel droeg rode anjers als ze naar de guillotine gingen. De socialistische arbeider stak rode anjers op als ze een omgang maakten. Rode anjers gebruikte Napoleon voor de band van het erelegioen. De aanhangers van de nationalistische generaal Boulanger herkenden zich aan de anjers. Anjerrood werd het vaandel van het communisme.

De dichters verhieven de anjer tot zinnebeeld der vriendschap omdat ze tot zijn dood de kleur behoudt. De anjer werd ook als zinnebeeld van ijdelheid en lichamelijke schoonheid beschouwd. Goethe vergelijkt een kring schone, maar niet zeer ontwikkelde vrouwen met anjelieren.

Ze is ook de verspreidste volksbloem. In de Alpen steekt men ze in de hoed, de Spaanse vrouwen op de hoge kam in het haar, de Italiaanse achter het oor en de boerenjongen achter op de hoed als hij verliefd was.

Ohio ‘s rode anjer is tot staatsbloem gekozen ter gedachtenis aan Gouverneur William McKinley, wiens favoriete bloem het was.

De duizendschoon, de Duitse Tausentschon, de Schoner Hans, de Engelse sweet William, lacht je toe vanaf de tuin. Symbool van een lach of galantie.

Symbool van perfecte manieren. De pink is een kleine vorm. Het was een gebruik om perfecte manieren te beschrijven als ‘the very pink of courtesy.’ Romeo and Juliet.

Anjers zijn al eeuwenlang geliefde bloemen geweest. De rode bloemen werden met meisjeslippen vergeleken, symbool van bekoring.

In Italië en Frankrijk vertegenwoordigt de rode anjer vurige liefde. Noorse legenden associëren de anjer met liefde en dood. Net als rozen en andere zoet ruikende bloemen zouden anjers groeien uit de graven van jonge geliefden. De rode anjer werd door de jongeman in de meiboom gestoken die hij in de nacht voor zijn geliefde zette Symbool van pure en vurige liefde.

De gevlekte anjer werd gedragen door bedrogen geliefden. Zegt zoveel als: eigen schuld, dikke bult. Gedragen door bedrogen geliefden als een teken van hun verloren verbinding en vandaar de roep ‘Bring carnations and sops in wine, worn of paramours.’ De geliefde voelt niet voor je, symbool van weigering.

Een gele anjer, geel is een negatieve kleur, het teken van weigering, versmading, disdain

Een witte is het symbool van vernuft, talent.

Dianthus helaas voor mijn arme hart.

pink vrijmoedigheid.

,, carnation vrouwen liefde.

,, indian double altijd lieflijk.

,, ,, enkel afkeer.

,, mountain eerzuchtig.

,, red double pure en vurige liefde.

,, single pure liefde.

Dianthus caryophyllus, waardigheid.

Naar een Christelijke legende verschenen anjers voor het eerst op aarde toen Jezus zijn kruis droeg. Maria huilde bittere tranen en anjers ontsproten op de plaats waar die tranen op de grond vielen. Zo werd de anjer een symbool van moeders onsterfelijke liefde en werd rond 1907 werd de bloem gekozen door Ann Jarvis als het symbool van Moederdag. Een rode anjer wordt gedragen als je moeder nog leeft en een witte als ze gestorven is. Anjers waren een symbool van de Passion Christi omdat die vaak als ‘Nagel’ geïnterpreteerd werden.

Sage.

‘Steeds zijn de anjelieren de boden der min

Ook de onze vond bij de anjelier haar begin.’

Ook is er een populair geloof dat anjers ontspringen op de graven van geliefden en vandaar komt zijn begrafenisgebruik. Maar het moet eigenlijk altijd een bloem van vreugde zijn want het verscheen de eerste keer op aarde toen Christus werd geboren.

Ze stonden ook op de graven die je daar niet mocht afsnijden. Doe je dit toch dan moet je minstens voor die arme zielen bidden anders komen ze in de nacht wat niet zo plezierig is, misschien krabben ze wel je ogen uit.

Het Italiaanse huis Ronsecco plaatst de anjer in zijn wapen omdat het een deel van de gift was van de gravin Margharita Ronsecco aan haar geliefde Orlando die weggehaald werd van haar zijde op de avond van hun trouwdag om Christus tombe te redden van de Saracenen. Een jaar later bracht een soldaat het nieuws dat Orlando in de slag gevallen was en gaf haar een lok van haar lichte haar die Orlando mee had genomen als talisman, samen met de verwelkte anjer die met zijn bloed van wit naar rood was gekleurd. Margharita ontdekte dat de bloem zaad had gezet en plantte die ter herinnering aan haar liefste. De plant ontsprong en daar was een witte bloem, zo een zoals ze die had gegeven aan haar ridder, maar met een rood hart in het midden zoals nog nooit een anjer had gehad.

Ontwikkeling.

Onder leiding van Lodewijk de Heilige werd de anjer uit de stad meegenomen. Dit was de stamvader (moeder) van de tegenwoordige kasanjer, Dianthus caryophyllus. H. Hildegard vermeldt wel nelchin maar of ze daar de gedroogde knoppen van onze anjer of de kruidnagel mee bedoelt? De middeleeuwse heelkunde kon met inlandse anjers weinig beginnen. Froissart vermeldt anjers in de 14de eeuw. In de 15de eeuw is de anjer prominent aanwezig op schilderijen van Eyck, gestorven in 1441, als ‘de Man met de anjer’ te zien. De anjers van de oude kunstenaars hebben allen getande bloembladen, gaafrandige bloembladen vind je pas veel later.

Ze behoorde tot de morgenland planten die in de tuinen van de Medici gecultiveerd werden. Voor het grootste deel van Europa kwam de anjer uit Oost-Europeaan. Lange tijd hoort men niets van anjers tot de tuinsier van de verfijnde burgercultuur van de 16de eeuw de plant aannam.

Het werd pas een modebloem toen men de Hollandse bolgewassen moe was geworden op het eind van de 17de eeuw. Zijn sterke kant was de lange bloei in de zomer. Door de weelderige bloei werd het bij steeds grotere vervolmaking niet alleen de gezochte bloem van de voorname wereld maar ook de lieveling van het volk. Overal kwamen dwepers met de anjelier tevoorschijn en overal streed men voor de oorsprong van een of ander soort. In 1572 duiken ze in Wenen op waar ze vanuit Silezië kwamen, in 1629 waren daar al een 50 soorten.

Zo beweert Clusius dat hij de eerste schone anjelier reeds in 1572 in Wenen gezien heeft, de schildering hiervan laat echter al een bastaardsoort zien die een honderd jaar later in cultuur kwam.

In Engeland vertoonde het gewas zich in de 16de eeuw. Gerard, de hofbloemist van koningin

Elisabeth, kreeg de eerste mooie anjelier uit Polen in 1597. Naar Engeland kwam in 1597 een gele anjer die een koopman uit Polen meegebracht had. Volgens anderen zouden Vlamingen haar daar gebracht hebben in 1567. Volgens Gerard zou ene Master Lyte ze daar rond 1580 gebracht hebben

Van toen af aan legde men zich op dolzinnige manier op hun cultuur toe. Parkinson kende in 1629 al een 50 soorten en verdeelde ze in twee klassen, de carnations (grote anjer) en de gilly flowers, (kleine anjer) Het was de lievelingsbloem van Karel I vrouw Henrietta Maria. Deze koninklijke belangstelling maakte ze aantrekkelijk en, doordat particulieren ze konden krijgen, kwamen ze al gauw in ontelbare soorten. Het beroemdst was de bloemist Faggy van Westminster. Heel Londen sprak over zijn anjers. Men betaalde voor een enkele plant een pond sterling of meer. Het was in die tijd het kostbaarste sieraad van de hoge aristocratie. Een anjelierenkrans die een hertog van Devonshire op een feest droeg kostte 2000 gulden of 100 pond sterling. Op vele schilderijen van de oude Hollandse meesters komt de anjelier in de hand van een vrouw voor. Garofalo geeft aan de heiligen op een van zijn mooiste schilderijen in de dom te Ferrara ook anjelieren in de hand. Vaak zie je zo liggen, klaar om gepakt te worden of om eraan te ‘ruiken.’ Het was een van de beroemdste motieven bij de oude tapijten. Het design van de Stuarts was vol van deze bloem.

Ook werd het verwerkt in Brussels kant die daardoor in waarde steeg.

Men vertelt dat de H. Gudula de gewoonte had blootsvoets te lopen, maar opdat niemand het zou merken, sneed ze de zolen uit haar schoenen. Eens dat de baan vol bramen en doornen lag, werden de voeten van Gudula erg gekwetst en zij lieten op de sneeuw, het was volop winter, talrijke bloeddroppen na. O, wonder! iedere bloeddrop werd een geurige rode anjelier.

Toen werd de anjer pas in vele kleuren gekweekt. Ze werden veel gekweekt in kloostertuinen, vooral van de orde der Kartuizers.

De originele vleeskleur werd al gauw verbroken door rood en wit. De tuinlieden uit Italië, Frankrijk, Duitsland, Holland en Engeland, met hun respectievelijke idealen van schoonheid over deze bloem, introduceerden zo veel variteiten dat Gerard in 1597 vermeldt dat de beschrijving van elke nieuwe net zo moeilijk was als de Sysiphus steen rollen (Die door de goden veroordeeld was om een rotsblok naar de top van een berg te rollen, bijna bovenaan viel die dan weer naar beneden) of zand te nummeren.

(Dodonaeus) ԋorte samenvatting van alle anjers en zowel dubbele als enkele. In deze landen zijn bijna ontelbare soorten van anjers uit Hoogduitsland en ander landen gebracht en door zaaien zo vermenigvuldigd. Een soort heet Caryophyllus maximus flore carneo die zeer groot is, dubbel, bleek en diep vleeskleurig of inkarnaat is en daarbij horen vele andere soorten als zijn de volgende, rode met witte grove strepen, bleekrode inkarnaat oranje, violette, purper met rode spikkeltjes, bleekpurper met bruinpurpur gesprenkeld, scharlakenrood, half oranje, half witte met oranje gemengd en gespikkeld, bloedrode, in het Latijn Caryophyllus flore sanguineo.

De witte zijn als volgt, sneeuwwitte, in het Latijn Caryophyllus flore niveo, witte met rode spikkeltjes, Caryophyllus albus flore punctatio, allergrootste witte, in het Latijn Caryophyllus maximus variegatus genoemd omdat de bloem wit is, zilverkleurig met rode strepen, witte met heel rode vlammen, witte met vele karmozijn plekken, witte met vele heel kleine rode druppeltjes en groenachtige. Daar is ook verschil in de horentjes die in de bloemen staan, sommige zijn wit en sommige rood, sommige langer en sommige korter. Al deze verschillen zijn er in de tamme enkele en dubbele, grote en kleine, want de pluimpjes zijn soms zo hoog en groot dat ze met recht hoogmoed heten en van kleur wit, paars, violetachtig wit en purper in het midden.’

Vormen.

De Chabuad anjers zijn een overblijfsel van de originele vorm. Deze gevuldbloemige anjelier wordt als eenjarige gekweekt in kassen, of richting Riviera gewoon in buiten. Geeft grote en prachtig gevulde bloemen in talrijke kleuren, zelfs geel. De zijknoppen werden wel weggehaald zodat de bloem zo groot mogelijk werd.

De tuinanjelier is een andere vertakking van de caryophyllus. Die wordt wel geteeld als tweejarige snijbloem. Voor een tuinbloem is het gewas wat te lang en wordt rommelig.

Uit Favourite flowers of garden and greenhouse.

Dianthus x semperflorens, (altijd bloeiend) = kruising tussen caryophyllus x =chinensis en gewonnen in 1858 door de Franse kweker Pare.

Meestal tweejarige en groenblijvende planten van 30-40cm hoog die zeer rijk bloeien.

Bladeren zijn lijn/lancetvormig, spits, gekield en donkergroen.

De opgerichte stengels dragen flinke trossen van half dubbele en zwak geurende, ca. 3cm grote bloemen. Ze bloeien vrijwel onafgebroken van mei tot eind september in verschillende tinten van rood tot wit.

‘Furst Bismarck,’, lijkt veel op Napoleon III maar verschilt ervan door de sterkere en hogere groeiwijze en iets lichter gekleurde bloemen, is weinig vatbaar voor ziektes, wat de volgende wel heeft. Bloeit zo sterk dat de planten tegen de winter meestal uitgeput zijn en geen weerstandsvermogen bezitten, elk jaar dus stekken.

‘Napoleon III,’ met opstaande stengels en talrijke grote, half gevulde bloemen van donker karmijn/rode kleur.

Remonterende anjers.

In de 18de tot midden 19de eeuw bereikte zijn geliefdheid een graad dat men van een dianthomanie spreken kon. Net als bij de tulpen zo riep men nu om anjers en onderscheidde men de eenkleurige bloeiende simplices van de tweekleurige doubletten en meerkleurige bizarden.

Onder de tweekleurige verschilden weer de geverfde randige, gepunte, gestreepte, bandanjers en dergelijke van de vrij randige sluieranjers. Alle groepen werden in talloze soorten gekweekt. Net als bij tulpen zette men een systeem op waarbij de kleur, tekening en vormen ingedeeld werden. Men was hiermee zo bekrompen dat vormen die hier niet bij hoorden verworpen werden.

Van toen afraakte de cultuur in verval. Tussen 1820 en 1830 waren goede anjelierenverzamelingen een zeldzaamheid. De verstoten bloem verdween uit de koninklijke tuinen en kwam naar de tuinen van de bergbewoners en fabrieksarbeiders en werd de lieveling van het volk. Er zijn voorbeelden dat een arm man de helft van zijn weekloon of een geit opofferde om een zeldzame anjelier in te ruilen.

In 1840 verkreeg de Franse kweker M. Dalmais constant bloeiende anjers door de novemberbloeiende soort met een Vlaamse soort te kruisen. De ‘Oeillet Remontant,’ was de eerste anjer die buiten het seizoen bloeide. (remonteren is meermaals bloeien) In 1846 waren ze er al in vele kleuren. Dezen werden opgenomen en verder verbeterd door andere enthousiasten als M. Schmidt en M. Alphonse Alegatiere van Lyon. De laatste slaagde erin planten te kweken met opgaande stam die in 1866 boomanjers (suffruticosus) genoemd werden.

Deze anjer, met opgaande stam, werd later in Amerika door Franse emigranten verder geteeld die er opmerkelijke resultaten mee behaalden waar de nu bekende soorten vanaf stammen.

Omstreeks 1856 importeerde de Fa. Dailledouze ‘Gard de la Purity’ ,een roze kleurige var., verder een witte en rood/witte var. Die werden gebruikt voor kruisingen. De eerste var. in Amerika, omstreeks 1858, was een hele verbetering van de bestaande var. Dit was ‘Mrs. Degraw,’, die gevolgd werd door een andere witte in 1864, de ‘Flatbush,’. Anderen kwekers gingen verder als M. Donati die de gele ‘Astoria,’ verkreeg. Rudolph Heintz kwam met’Heintz White,’ in 1876. T. Starr kwam met ‘Buttercup,’ in 1884. Jos Tailby, wiens ‘Grace Wilder,’ de standaard roze bleef tot de introductie van ‘Wm. Scott,’ in 1893. Peter Fisher, Ellis te Massachusetts, vond tussen zijn zaailingen er een die mooi genoeg was om verder te kweken. Toen hij er 8000 had kwam de bankier Thomas W. Lawson uit Boston en bood hem 30 000 dollar voor die collectie. Dat was in 1895 toen de beroemde roze ‘T..W.Lawson,’ verkocht werd voor 30 000 dollar of 6000 Engelse ponden. Zelfs een bedrag van 75 000 dollar wordt vermeld voor het privilege van de eerste van een mooie variëteit.

Amerika.

Niet alleen waren de Franse anjers naar Amerika gebracht maar ook naar Engeland. Terwijl de Engelsen bezig waren om een ideale bloem te scheppen hadden de Amerika­nen een betere plant die continu bloeide met grote bloemen. De var. van Amerika hadden gezaagde bloembladen met lange stengels en grote rijk gekleurde bloemen. De eerste Engelse doorbloeiende werd typerend ‘Britannia’, gedoopt. Die was verkregen door Mr. A. Smith uit Enfield.

Met de komst van het ras ‘William Sim,’ in 1939 begon pas de snelle uitbreiding van de anjerteelt. Uit deze soort werden vele kleuren ontwikkeld, behalve donkerrood en paars. De laatste halve eeuw hebben de Europeanen weer het meeste werk verzet met kruisingen.

20. uit www.wilde-planten.nl

Dianthus deltoides, L. (delta-achtig, driehoekig) wordt delta genoemd naar de bloembladen die aan de basis een delta of v vorm bezitten.

Donkergroene en breed lijnvormige bladeren met wigvormige voet, stomp en kort behaard, stengelbladeren lijnvormig met 3 nerven en 1.5-4cm lang, 1-3mm breed.

Niet bloeiende stengels liggend en bloeiende stengels opgericht, kort behaard.

Talrijke bloemen van 1.5cm in doorsnede met breed wigvormige kelkbladeren die getand en karmijn tot purper/roze zijn aan de voet meestal donker gevlekt dat een donkere ring vormt, kelk is 1.5cm lang en soms purper gekleurd, buitenste kelkschubben zijn elliptisch en vliezig gerand, meestal korter dan de kelk in juni/augustus.

Sterk groeiende en losse zoden vormende plant.

Uit Eurazië, wordt 20-40cm hoog.

‘Albiflorus,’ met witte bloembladeren violet roze ring. Hiertoe behoren de tuinvormen Լb>White Starռ/b> met grote zuiver witte bloemen. Gewonnen door Maxwell & Beale uit Broadstone, Engeland.

‘Glaucus,’ verschilt door de blauwgroene bladeren en lichter gekleurde, meestal witachtige tot licht roze, rood gevlekte bloemen.

‘Multiflorus,’ wordt iets hoger, 30-40cm met stengels die 15-30 bloemen dragen.

‘Serpyllifolius,’ wordt 5-10cm hoog, de niet bloeiende scheuten zijn dicht bezet met kleine blaadjes die op die van de tijm lijken met roze/rode bloemen.

‘Splendens,’ is rood met donkere bladeren. Een plant voor rotswerk en paden, een droge zonnige plaats op kalkarme gronden. De rozerode bloempjes staan alleen of met een paar bij elkaar. De bloei is in juni tot september.

Naam.

De steenanjer is een zodenvormende plant die geschikt is voor droge gronden, wel kalk mijdend. De naam steenanjer, Fries stienanjer, Duitse Steinnelke, is dan ook onterecht en is mogelijk zo genoemd naar de kleur steenrood.

Heideanjer, Vechtdalanjer of Zwolse anjer, omdat het daar wild voorkomt. Het is een beschermde plant

Duits Heidenelke, Heidnageln, Blutstropfchen, Donnernelke, Feldnagelen. In het Engels is het de maiden pink naar de blosachtige kleur, Duits Jungfernnelke. Werd zo genoemd door Gerard, 1597, vanwege de vertaling van het Latijnse Caryophyllus virgineus .(maagd) Frans oeillet couch.

21. Uit J. Jacquin.

=Dianthus alpinus, L (uit de Alpen) Heldergroene en lijn/lancetvormige, stijve, glanzende bladeren zijn stomp en meestal met 1 nerf, onderste bladeren zijn 1.5-3cm lang en 2-5mm breed, stengelbladeren zijn ongeveer even lang als de stengelleden met vliezige gerande voet.

Opstaande, ronde stengels die niet vertakt zijn met 1-3 bloemen.

Rode bloemen zijn 2.5-4cm in doorsnede met purper/roze, getande bloembladeren die aan de voet witachtig zijn met een krans van donker purperen vlekken, de achterkant is groenachtig/wit, 2-4 kelkschubben die eivormig, lang en toegespitst zijn, vliezige gerand in juni/augustus.

Zodenvormende soort die het beste in kalkhoudende grond groeit.

Komt uit Oostenrijk, is in 1759 beschreven, wordt 5-15cm hoog.

Naam.

Miesnagel of Miesveigl in Tirol, Alpen Nelke, Engelse Alpine pink.

23. uit ww.plantillustrations.org

Dianthus callizones, Sch. & Ky. (fraaie randen) Lijnvormige en gekielde bladeren die spits en blauwgroen zijn en 3-4cm lang en 3-5mm breed met 3-5 nerven.

Ronde, opstaande stengels met 1 bloem.

De donker purperen bloemen met lichtroze bloembladeren van 1.5-2cm die in het midden een donker purper gevlekte strook hebben en aan de voet wit gestippeld zijn gaan alleen in de zon open, 4 lancetvormige, purperen kelkschubben die even lang zijn als de kelk, 1.5cm in juli/augustus.

Mooie plant voor zandige en kalkhoudende plaatsen waar het losse zoden vormt.

Uit Transsylvanie, wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1890.

Dianthus glacialis, Haenke. (gletsjer beminnend) Dikke en lijnvormige bladeren zijn glanzend en 1nervig, groen, 1.5-5cm lang en 1-1.5mm breed.

Dichte zoden vormende plant met opstijgende, ronde tot stompkantige stengels met 1-3 bloemen Geurende bloemen van 1.5cm in doorsnede met omgekeerd eivormige bloembladeren, gekartelde en wat behaarde vleeskleurig/roze met witachtige voet die aan de achterkant groenachtig zijn, kelk is 1-1.5cm lang en purper, meestal 4 kelkschubben die ei tot lancetvormig zijn en ongeveer even lang als de kelk in juli, augustus.

Uit de Oostelijke Alpen en Karpaten wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1820.

Glacier pink, Gletscher-Nelke.

Uit www.disegnonaturalistco.it

Dianthus neglectus, Lois. (veronachtzaamd of niet opgemerkt) De lijnvormige bladeren zijn vlak met 3 nerven en blauw/groen.

Vormt dichte zoden met opstaande en kantige stengels, meestal met 1 bloem.

Bloemen zijn 2-3cm groot met karmijn/roze bloembladeren die getand zijn met geelachtige achterkant, 4 kelkschubben waarvan de buitenste langer zijn dan de binnenste in juni/augustus

Uit de Pyreneeën, wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1869.

Engelse grass rose pink.

25. Uit J. Sturm, www.BioLib.de

Dianthus seguieri, Vill. (J. Fr Seguier, Franse botanicus, 1733-1784) Lijnvormige en lang toegespitste bladeren zijn vlak en blauwachtig/groen, 2-4mm breed.

Zodenvormende, altijd groene plant met opgerichte en meestal kantige stengels.

Bloemen zijn 2-4cm groot en staan in trossen, bloembladeren zijn diep getand en mooi purper/roze, aan de voet behaard, 4 eivormige, bleek groene kelkschubben die even lang zijn als de kelk in juli/augustus.

Uit de Pyreneeën en N. Italië, wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1832.

Sequiers pink.

Planten.

Verschillende soorten kruisen gemakkelijk met elkaar waardoor er talloze bastaardvormen zijn ontstaan, het is dan ook moeilijk om de soorten goed op naam te vinden. De vele tuinvormen komen geen van allen zuiver uit zaad terug, die moet vermenigvuldigd worden door scheuren, stekken of afleggen.

De meeste anjers zijn via zomerstek te vermeerderen. Neem in augustus/maart 10cm lang topstek. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 0,2 % naz. Planten in scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld. De gemakkelijkste en zekerste methode is via afleggen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl

17. Uit J. Jacquin.

=Dianthus sylvestris, Wulf.(uit het bos) Lijn/lancetvormige bladeren zijn stijf en groen, 2-10cm lang.

Dichte zoden vormende plant met opgerichte stengels die rond tot stompkantig zijn met 1-5bloemen.

Niet geurende bloemen van 2-3cm in doorsnede met getande roze bloembladeren en eivormige kelkschubben, stomp is veel korter dan de kelk in juli/augustus.

Uit Frankrijk en M. Europa, Dalmatië en Bosnië, wordt 25-35cm hoog. Is beschreven in 1732. Vele subvar.

Naam.

(Dodonaeus) ‘Eeeste wilde anjer, in het Latijn Caryophylleus silvestris primus. Deze soort wordt met de anderen gevonden op de steenachtige bergen van Oostenrijk en Stiermark en worden daar alle vijf Wild neglin, Berg neglin en Stein neglin genoemd, als of men wilde anjer zei en berg anjers.’

Bosanjer, Duitse Steinnagl, Stein-Nelke,Wilde Nelke, Engelse wood pink.