Mentha
Over Mentha
Munt, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Lamiaceae (Labiatae) Lipbloemigen, Menthoideae klasse.
25 soorten komen voor in dit geslacht die verschijnen in de gematigde streken van de oude wereld. Deze planten komen voor met talrijke steriele bastaarden.
Het zijn sterke groeiers en winterhard, maar brengen zelden zaad voort.
De sterk geurende bladeren staan aan vierkante stengels.
Soorten zijn moeilijk uit elkaar te houden, namen wisselen. Walahfrid Strabo schreef al in de 9de eeuw in zijn boek Liber de cultura hortorum als thema mintsoorten: ‘Wenn aber einer die Krfte und Arten und Namen der Minze samt und sonders zu nennen vermchte, so msste er gleich auch wissen, wie viele Fische im Roten Meere wohl schwimmen, oder wie viele Funken Vulkanus, der Schmelzgott aus Lemnos, schickt in die Lufte empor aus den riesigen Essen des Aetna.’
Uit G. Oeder.
Mentha aquatica, L. (van het water) Deze plant heeft geurend eirond en langwerpig gezaagd/getand blad dat gesteeld is, 2-8cm lang en 1-4cm breed, de bovenste als mede schutbladen en zijn korter dan de bloemen en donzig.
Onderaardse en bovengrondse uitlopers.
Opstaande stengel is meestal vertakt en behaard.
Blauwe bloemen, blauwer dan enig ander soort staan midden aan de stengel in dichte kransen, de hoogste vormt een hoofdje, soms staan ze ook in de oksels, trechtervormige kelk die gegroefd is en 13nervig met priemvormige tanden in augustus/september.
De watermunt groeit op allerlei gronden en zelfs op natte gronden, steeds op(periodiek) natte plaatsen, 5-15cm diep water. Heeft een wat onaangename geur, vandaar dat het bij graan geplaatst werd om muizen weg te houden.
Watermunt groeit op vochtige plaatsen, uit Europa en W. Azië, wordt 30-90cm hoog.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) Dit kruid wordt in het Grieks Sisymbrion genoemd, in het Latijn Sisymbrium, in het Hoogduits Wasser muntz, in het Frans menthe sauvage. Deze munt die in dit kapittel beschreven is, is meestal bekend met de naam van watermunt.’ Watermunt, broekmint en plassenmint, Duitse Wasser-Minze, Brunminze, Bachminze bij Hildegard, Engelse watermint, marsh mint, Franse poivre dեau of;
(b) Baume d’eau: waterbalsem, Duitse Sumpfbalsem: moerasbalsem, wilder Balsam of Balsaminte, Krottebalsam of Krodebalsam; paddenbalsem.
Dodonaeus ‘In het Hoogduits heet het ook Ross muntz.’
Paardenblei, Duits Rossement, Pareminte, Perdeminte, Rosmynthe of Rosspolie.
Dodonaeus (d) ‘We mogen het in Nederduits rode wilde munt noemen om dat van de witte wilde munt te onderscheiden.’
Rode Minte, Wasserpolei of brun Watermynthe.
(e) Gebruik, Engelse water capitate munt of fish mint, Duitse Fischminz.
(f) Hondenkruid, het werd wel vlooienkruid genoemd omdat het de vlooien verdrijft.
(g) Groeiplaats, Poggenminte, Krottebalg, Schnakenpalm, Otterwin, Rosschmeckata.
Zwitsers Chassemunze, Stinkmunze.
Dodonaeus (h) ‘Deze eerste soort wordt in het Hoogduits Diement genoemd.’
Dyment bij Brunsch.
(i) Knipluis, bruine munt of bruyn-heyligh, naar de bruine stengels, ook brune berend en bruine griet. Bruyn-heyligh heet bij Herbarius in Deutsche heilige van het huis, mogelijk zo genoemd naar de genezing bij vrouwenziektes en geneeskracht.
Aalkruid, bakkruid en boerenbalsem.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Men gebruikt dit kruid in dezelfde gebreken daar de munt nuttig in is, maar bovendien is ze beproefd en krachtig bevonden om de steken van de bijen en van de wespen te genezen.
Al is het zaak dat wilde munt voor zwakker gehouden wordt dan de tamme munt, nochtans heeft ze haar eigenschappen die in geen andere kruiden zo merkelijk en blijkbaar zijn als zijn de volgende. Het sap of het afkooksel van wilde munt zuivert de vrouwen die gebaard hebben en dat water daar dit kruid in gekookt is geweest wordt zeer nuttig te drinken gegeven aan diegene die kort van borst zijn en hun adem niet goed ophalen kunnen en ook diegene die pijn in de buik hebben. Hetzelfde gedronken helpt diegene die 's nachts in hun slaap zich al dromende met onkuisheid besmetten, het sap er van buiten aan de schaamstreek gestreken doet hetzelfde ook.
Langs de aarde gespreid of gebrand kan met zijn rook en reuk de slangen verjagen en ook de vlooien.’ Het gebruik lijkt hetzelfde als dat van de andere soorten van munt.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
8. = Mentha arvensis, L. (van de velden) Wat behaard en heeft verschillende bladsoorten die meestal weinig geuren. Bladen zijn gesteeld en eivormig of elliptisch, soms hartvormig aan de basis, gezaagd en de bovenste gelijk en gewoonlijk groter.
Zowel ondergronds als bovengrond zijn er uitlopers.
De stengel is wat vertakt en meestal rood gekleurd.
Kleine bloemen en geen duidelijke lipbloemen, vierslippige lila bloemkroon.
De akkermunt groeit op iets drogere gronden en ook op korenvelden. Een van de gewoonste soorten.
De geur is niet aangenaam en heeft iets van bedorven kaas.
Akkermunt is een meerjarige van een 20-40cm hoog uit Eurazië.
Mentha arvensis var. piperascens (peper of pepermuntachtig) wordt in vele Aziatische landen verbouwd, geeft veel menthol, Japanse pepermuntolie, Japanse pepermunt, Japanese peppermint, Japanische Pfefferminze.
Er zijn 6 subspecies; Mentha arvensis subsp. arvensis, Mentha arvensis subsp. agrestis (Sole) Briq., (van de akkers) Mentha arvensis subsp. austriaca (Jacq.) Briq.,(uit Oostenrijk) Mentha arvensis subsp. lapponica (Wahlenb.) Neuman, (uit Lapland) Mentha arvensis subsp. palustris (Moench) Neumann, (van het moeras) Mentha arvensis subsp. parietariifolia (Becker) Briq.(met blad als Parietaria)
De verwante Mentha canadensis (uit Canada) wordt door sommige botanisten er ook inbegrepen met 2 var.; Mentha arvensis var. glabrata Fernald (kaal of glad wordend) en Mentha arvensis var. piperascens Malinv. ex L. H. Bailey. (peper of pepermuntachtig)
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘We noemen dit kruid in het Nederlands wilde paleye en ook wilde munt. Het is zonder twijfel een soort van Calamintha. Dioscorides zegt dat het Glechon agria genoemd is, in het Latijn Pulegium silvestre of meest Nepeta, hoewel dat de apothekers een ander Nepeta kennen. Apuleius in zijn 94ste kapittel zegt dat Minthe agria in het Italiaanse Nepeta in zijn tijden plag genoemd te zijn, dan nu noemen ze dat in Italië nipotella, in het Hoogduits noemt men het Wilder Poley, in het Frans poulliot sauvage, in het Spaans nevada of neveda, in het Behems Marulka Polnii.’
Wilder Polei bij Fuchs, Ackernept bij Bock.
(b) Akkermunt en Acker-Minze, Minza minor bij Hildegard.
Korneminte, Engelse corn mint of field mint, munte.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dit kruid plag in hete landen veel gebruikt te wezen in de pijn van de buik en vooral als men dat in een pan gedroogd heeft en zo warm in een linnen zakje doet en op de buik legt met wat hete wijn besproeid. Verder als de berg calament, maar is zwakker volgens Dioscorides.’
Uit E. Blackwell.
Mentha cervina Fischer (hert) is nauw verwant aan Mentha pulegium. Een vertakkende plant van 3m hoog.
Zeer geurende bladeren met essentile olin die pulegone bevatten een natuurlijk abortusmiddel.
Naam.
(Dodonaeus) (a) ‘Herten polei of hertenkruid is van Lobel Pulegium angustifolium cervinum Montpelliensum odoratus genoemd.’
Hertsmunt, Duits Hirschminze, Pferdemunze bij Apoth., Engelse horse mint, zie M. aquatica, Rossminz bij Bock.
Minza magna of grote munt bij Hildegard.
(b) ‘De vierde mag men harten polei of hertsmunt noemen, want de Hoogduitsers noemen het Hertz-kraut, Cardiaca of Cardiaca en Mentha in het Latijn.’
Katzenbalsam en Bachminze, Engelse brook of water mint.
Uit gernot-katzers-spice-pages.com
Mentha citrata Ehrhart; (citroenachtig) (Mentha x piperita L. var. citrata (J.F. Ehrh.) Briq.; Mentha odorata (geurend) de hele plant is glad met vele oliekliertjes en donkergroen, vaak gemengd met purper en meest aan de kanten die fijn getand zijn.
Geeft een typische citroengeur af als het gekneusd wordt en wordt gebruikt bij limonade met medische waarde.
Bergamot mint, citroenmunt, Duits Bergamotte-Minze, Orangenminze, Zitronenminze, Yerba Buena in Central America, eau-de-cologne mint, horsemint, lemon mint, lime mint, orange mint, pineapple mint, su nanesi, water capitate mint, water mint, watermunt, wild water mint.
Uit Fuchs.
= Mentha × gracilis Sole (sierlijk) (Mentha x gentilis L. (familie) (Mentha cardiaca (S.F. Gray) Bak.) (van het hart) is bekend als gembermunt, gingermint, redmint en Scotchmint, Duits Ingwerminze.
Uit G. Oeder.
=Mentha longifolia, Huds. (langbladig), (Mentha sylvestris) (van het bos)
Donkergroene en vrijwel zittende bladeren zijn langwerpig/eivormig tot lancetvormig, toegespitst en gezaagd, 5-12cm lang en 1.5-4cm breed met grijs viltige achterkant.
Onderaardse uitlopers.
Opstaande stengels zijn behaard.
De lila bloempjes staan in lange eindstandige cilinderachtige schijnaren, lijnvormige schutblaadjes en klokvormige kelk met 10 nerven is dicht wollig behaard en priemvormige tanden in juli/september.
Meerjarig.
Groeit in vochtige gebieden.
Heeft een sterke en aangename geur.
Uit Midden en Z. Europa, W. tot midden Azië, wordt 50-80cm hoog.
Er zijn 7 subspecies; Mentha longifolia subsp. longifolia. Europa, noordwest Afrika, Mentha longifolia subsp. capensis (Thunb.) Briq.(uit de Kaap) Z. Afrika, Mentha longifolia subsp. grisella (Briq.) Briq. Zuidoost Europa, Mentha longifolia subsp. noeana (Briq.) Briq. (Duitse botanist Friedrich Wilhelm No, 1798-1858) Turkije tot Iran, Mentha longifolia subsp. polyadena (Briq.) Briq. (veel klieren) Z. Afrika, Mentha longifolia subsp. typhoides (Briq.) Harley. (Typha-achtig) Noordoost Afrika, zuidwest Azië, Mentha longifolia subsp. wissii (Launert) Codd. Zuidwest Afrika.
Bosmunt, Engelse horse mint.
2.
Mentha x piperita Huds., (peper of pepermuntachtig) een kruising tussen Mentha aquatica en Mentha spicata. Bladen zijn kort gesteeld, eivormig tot lancetvormig of ovaal en gezaagd, 5-8cm lang en 1.5-2cm breed, de bovenste bladen zijn smaller.
Vormt bovengronds uitlopers.
Vierkante stengels zijn groen, opstaand en glad.
Eindstandige lange dikke schijnaren van talrijke lila kleurige bloempjes met lancetvormige schutblaadjes en smal klokvormige kelk, 13nervig met lancet/priemvormige tanden en gegroefde, aan de voet behaarde buis in juli/september.
Pepermunt is een violet bloeiende hybride. Het is een kruising van M. aquatica x M. virides die door Linnaeus in Engeland in het wild verzameld zijn. Groeit in W. Europa tot Rusland, Balkan en Spanje. De pepermunt heeft de sterkste geur van alle muntplanten. Wordt 40-70cm hoog. Is onvruchtbaar en moet vegetatief vermeerderd worden.
Var. hercynica (uit de Harz) verschilt door de ingesneden, gekroesde bladeren.
‘Candymint,’. Stengels zijn roodachtig.
‘Crispa,’. Bladeren zijn gefrommeld.
‘Lime Mint,’ Met citroengeur of limoengeur.
‘Variegata’. Met bonte bladeren van groen en licht geel.
Naam, etymologie.
Pepermunt is niet eerder ontdekt dan in de 17de eeuw, eerst in Hertfordshire door een Dr. Eales, dan in Essex bij de geneesheer en botanist S. Dale. De nieuwe plant werd vermeld door J. Ray in ‘Stirpium Britannicarum’ 1696, als een munt: ‘Sapore fervido piperis,’ met de fiere smaak van peper, vandaar pepermunt. Een merkwaardige omschrijving. Maar peper gold altijd als warm en pepermunt is ook eerst verwarmend maar later zeer verkoelend, ook white mint. Peppermint werd tot Frans poivre dեau of menthe poivree: pepermunt, menthe d’Angleterre of menthe Anglaise, Duits Pfefferminze ook Englische Minze.
Symbool van warmte, hartelijkheid.
Minte, als naam, komt in Engelse plaatsnamen voor als Minstead en Minety.
Ook in Winters Tale iv 4 104, Shakespeare.
Uit Fuchs. ‘De eerste met de ronde bladeren wordt Deyment, Beyment of gekroesde deyment genoemd. (Mentha aquatica) De andere is vanwege de bladeren de eerste gelijk en wordt gekroesde balsem geheten. (‘Crispa ‘vorm) De derde met de lange bladeren noemt men balsem munt, spitse munt of onze vrouwen munt. (Mentha spicata). Dat vierde geslacht wordt hartkruid geheten. (Mentha gentilis) De wilde munt wordt ook van ettelijke rosmunt en wilde balsem genoemd, in Latijn Mentastrum.’ (Mentha longifolia)
Uit Fuchs.
Mentha pulegium, L. (polei) (Pulegium vulgare, Mill. (gewoon of vulgair) Bladen zijn eivormig, stomp en licht gezaagd, ze draaien vaak naar beneden en zijn met licht dons bedekt
Stengels kruipen en groeien over de grond.
Purperen bloemen staan in kransen in juni/juli
Meerjarig.
Heeft een zeer sterke geur die voor sommige aangenaam is, kamferachtig.
Groeit op vochtige plaatsen van Eurazië. Een kleinere en kruipende vorm, het verschil met de gewone muntsoorten.
Is giftig, verschil met de muntsoorten, vooral gevaarlijk voor zwangere vrouwen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze twee kruiden voeren hier te lande en in Hoogduitsland de naam Poley of Paleye en namelijk het een polei met ronde bladeren en het ander polei met smalle of lange bladeren, de Fransen noemen ze beide pouliot, de Italianen pulegio, de Spanjaarden poleo welke namen alle tezamen van de Latijnse gemaakt zijn, want in het Latijn noemt men ze gewoonlijk Pulegium. De apothekers noem ze ook Pulegium en Pulegium regale tot onderscheidt van de gewone Serpyllum of tijm die van sommige Pulegium montanum (als of men bergpolei zei) genoemd wordt, als gezegd is. Voorts zo wordt de polei in het Grieks Glechon genoemd en soms ook Blechon of Blechton. Sommige geloven, schrijft Lobel, dat dit kruid in het Latijn Pulegium genoemd is omdat het de vlooien door zijn reuk verdrijft en doodt en dat het in het Grieks Blecon genoemd is omdat het door zijn scherpe en zeer bittere smaak de schapen het blaten beneemt als ze het eten, tenzij dat het alzo genoemd werd omdat het de grove en taaie fluimen van de longen drijft.’
Pulegium. Het Griekse polios: betekent witgrauw. De Griekse naam van het kruid gaf in volksetymologie aanleiding tot een afleiding van pulex: vlo, waarop onze naam vlokruid berust, Duits Flohkraut.
Dit werd in het Latijn pulegium of -ejum, in het Italiaans poleggio, in Frans pouliot en in oud-Hoogduits werd dit woord ontleend tot Polaia, Poleige of Pulei, in het Angelsaksisch polle(g)ie en in Midden-Nederland pol(l)eye en nu polei, Poleia bij Hildegard, Poley bij Bock, Polei-Minze, in het Duits werd het Poley, Frans menthe pouliot.
Dodonaeus (b) ‘Tegenwoordig heet het Pulegium regium & vulgarum of Pulleium. Plinius beschrijft maar een soort van polei en vermaant van mannetje en wijfje. De Engelse noemen het peny riall, penny royall, pulioll royall, podding grasse en orgamy.’ Polei plag in het diepste van de winter te bloeien als de bladeren al verdroogd zijn. Als de schapen dat eten terwijl dat het bloeit beginnen ze te blaten door de scherpte van dat kruid, dan Lobel schrijft er anders vanծ
In oud-Frans was het puliol real en later werd het pulyole ryale (pouliot royal) zodat de koninklijke penning, de Engelse penny royal ontstond. Het was een koninklijk kruid. Gerard, 1597, vermeldt zijn geweldige krachten tegen vlooien en onderscheidde de koninklijke van de wilde tijm, een andere pulegium. Plinius zegt dat vlooien gedood worden door de geur van gebrande bloemen. Pulegium regale is zo een koninklijke vlooienvanger, of koninklijk geld, zo naar zijn medische waarde. Symbool van ‘Vlieg op.’
Gebruik, pudding herb heet het omdat het gebruikt werd als geur voor black puddings, vandaar pudding-grasse.
(d) Duits Froschpolei of Herzpolei.
Gebruik.
In Chaucer’ s dagen was het een van de ingrediënten voor de almachtige drug save en om ogen te scherpen. De Saksische moeder gaf het kruid in het badwater van haar nieuwgeborene omdat ze het voor een bijzonder sterkend en kracht verlenend kruid hield.
Een kruid van Venus.
Het werd gebruikt bij verkoudheden en was goed voor de longen, Gerard schrijft dat een krans gehangen boven het hoofd goed was tegen duizeligheid.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309) ‘Om de maandstonden te verwekken, het baren te bevorderen en de nageboorte uit te drijven: Maak een afkooksel van dit kruid met wijn en laat ervan drinken. Of geef van het gedistilleerde water drie ons gelijk in. Dioscorides, Galenus. In een bad of kuip gedaan geneest alle gezwellen, hardigheden en ook de omkering of verdraaiing van de baarmoeder wanneer de vrouwen zichzelf er een tijd lang in houden en baden of daarover in een zweetkuip zitten. Dioscorides. Water van polei gedistilleerd dat zeer welriekende is laat de maandstonden van de jonge dochters of maagden die te lang achterblijven tevoorschijn komen en maakt daardoor dat ze veel beter en fraaier kleur krijgen en niet meer met hun gele kleur gekweld zijn als ze waren eer dat de maandstonden zich vertoond hadden en eer dat ze hun opening gekregen hadden, maar ze moeten dat ettelijke dagen achter elkaar gebruiken.
Tegen kwaad tandvlees: Brand polei tot as en wrijf er het tandvlees mee.
Tegen de nierstenen: Kook polei in wijn en laat hiervan een roemertje vol innemen. Matthiolus, Fuchsius.
Voor blauw gestoten of gevallen plekken: Neem het gestampte kruid en leg het pleistergewijs op. Dodonaeus.
Hetzelfde met azijn voor de neus gehouden laat de flauwe of bezwijmde mensen wederom tot zichzelf komen.
Dioscorides zegt er noch meer van dat hetzelfde kruid alleen op de jicht van de voeten gelegd en gewreven totdat de huid rood wordt die smart verzoet en de jicht geneest en op dezelfde manier gebruikt is het ook te denken dat het de heupjicht nuttig zou mogen wezen.
Van buiten op de plaats van de milt met zout vermengd gelegd geneest de gebreken van de milt.
Het water daar polei in gekookt is geweest gebruikt en de leden daarmee gewassen of gebaad is zeer goed om de jeuk en de kriebelen van het lichaam te verdrijven en te verzoeten.
Plinius zegt dat polei grote gemeenschap heeft met munt. Daarom voegt hij er noch bij dat een kransje van polei veel beter is tegen de bezwijming en draaiing in het hoofd dan een van rozen.
Xenocrates schrijft dat een takje van polei in wol gewonden te ruiken gegeven of tussen het dek van het bed gelegd de derdedaagse malariakoorts geneest.
Haar kracht is wonderbaarlijk goed om de pijn vanbinnen, te weten in de darmen, te verzachten, haar gebruik doet veel om te ontvangen, zegt Plinius.’
A. Magnus; ’Het zesde kruid is door de Chaldeeën genoemd Bicith, door de Grieken Retus, door de Latijnen Nepeta en door Engelse mensen Calamyne, anders penniroyal. Neem dit kruid en meng het met de steen die gevonden wordt in het nest van de kievit of zwarte pluvier en wrijf de maag van een beest en het zal drachtig zijn en het zal een jong hebben die zeer zwart is van zijn eigen soort. En als het in hun neusgaten wordt gedaan zullen ze aanstonds als dood op de grond vallen, maar wat later zullen ze geheeld zijn. Alzo als de voorgemelde confectie in een vat met bijen wordt gedaan zullen de bijen nooit wegvliegen, maar ze zullen zich alle daar verzamelen en als de bijen verdronken en als dood zijn, als ze in voor gemelde confectie gedaan worden zullen ze na wat tijd hun leven herstellen, ongeveer na een tijd van een uur want dat is evenredig naar de verloren kwaliteiten. En voor een zekere proef, als verdronken vliegen in warme as worden gedaan zullen ze na een klein tijdje herstellen.’
1. uit en.wikipedia.org
Mentha requienii, Perard. (E. Requien, Franse plantenkenner, 1788-1851) (Menthella requienii)
Zeer kleine bladeren zijn gesteeld en bijna rond, wat gegolfd en donker groen 2-7mm lang.
Kruipende stengels zijn draadvormig en vertakt, 3-10cm hoog.
Okselstandige trosjes van zeer kleine, gestekelde lila bloempjes, kelk is min of meer 2lippig en gewimperd, de bovenlip met driehoekige, toegespitste tanden, de onderlip met priemvormige tanden in mei/juni.
Uit Corsica, Z. Frankrijk, wordt 5cm hoog.
De hier genoemde soort is een aardige, zodenvormende en sterk naar munt ruikende plant voor rotstuinen.
Corsicaanse munt, Corsican mint, crme de menthe plant, wordt gebruikt in de keuken om de crme de menthe te laten geuren.
Planten.
Groeit gemakkelijk in elke vochtige en goed doorlatende, niet te zonnige plaatsen. In de winter wat bedekken.
Vermeerderen door zaaien en scheuren.
Uit J. Kops.
Mentha × rotundifolia Huds. (rondbladig) is een kruising van hertsmunt × witte munt (Mentha longifolia × Mentha suaveolens) Wordt 40 tot 200 cm lang en heeft uitlopers boven als onder de grond. De stengels, bladeren en kelken zijn vrij dicht en zacht behaard. De middelste, bijna zittende bladeren aan de stengel zijn 3-9 cm lang.
Bloeit van juli tot september met lila bloemen in schijnaren.
Komt voor op vochtige, voedselrijk grond op dijken, in bermen en aan slootkanten.
Wollige munt, Engels false pineapple of aple mint, Duits Apfelminze, Frans La menthe feuiles rondes.
4. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Mentha spicata, L. (aarvormig) (Mentha viridis) (groenachtig) Zittende bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, toegespitst en gezaagd, niet behaard met wat hartvormige voet, 4-9cm lang en 1.5-3cm breed.
Sterk geurende plant met onderaardse uitlopers.
Stengels zijn vertakt en opstaand, groen tot rood gekleurd en meestal niet behaard, vierkant . Eindstandige lange schijnaren van lila kleurige niet behaarde bloempjes, klokvormige kelk met 10 nerven die aan de voet behaard is met priemvormige tanden in juli/september.
De groene of aarmunt uit Midden en Z. Europa wordt 50-80cm hoog.
‘Nana’ of Maroccon,’ Marokkaanse munt is een lage die veel in Marokko geteeld wordt en in hun thee gebruikt, Touareg thee, Duitse Marokkanische of gyptische Minze, Nanaminze.
Naam, etymologie.
(a) Ovidius Metamorfosen X. 728-731: ‘An tibi quondam. Femineos artus in olentes vertere menthas. Persephone licuit: Nobis linyreis heros. Invidiae mutatus erit,’ mso-fareast-theme-font: minor-fareast.’>
De schitterende nymf Mentha was de dochter van de rivier Cocytus en geliefd door Hades, de god van de onderwereld. Persephone, jaloers, vertrapte haar en veranderde haar in een onaanzienlijk kruid dat langs haar wateren groeit. Daar geniet ze de eeuwige bescherming van Hades. Hoewel ze nu zoveel van haar schoonheid en vorm verloor ontving de nimf een nieuwe charme, die van de geur, die zelfs die delen van haar lichaam overdekt die verborgen zijn in het rijk van haar koninklijke geliefde.
De zoet geurende oliën worden bewaard in haar ondergrondse delen als wel in de groene stengels en bladen die blootgesteld of tentoongesteld worden aan lucht en licht. Ze voert haar geur over de golven en mengt het in de kabbelende stroom, gekleed in groen en lila. Mint geurt in de akker alsof er een wind door de kamer waait, een frisse zuivere jonge wind.
Bij Grieken was dit een heilig kruid en men gaf de doden een bosje munt mee. Zo komt het ook voor ook in oud Egyptische graven 1200-1600 v Chr. Hades bezat een tempel aan de voet van de berg Menthe in Elis, zijn verkrachting van Minthe is waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van munt tijdens begrafenisriten om de geur van verrotting tegen te gaan.
Mentos: poep, en menta: plant, zijn beiden woorden van een stam die aan het begrip ruiken ten grondslag liggen. Plinius XIX.47: ‘Grato menta mensas odore percurrit in rusticis dapibus.’
Mentha wordt het ook genoemd van mens: de ziel, omdat deze plant het hart versterkt.
Brunfels; Ԗan dit kruidje Mentha schrijven de poten dat het is een jonkvrouw geweest en van Pluto lief gehad en vandaar van Proserpina verandert in een kruid met deze naam. Ettelijke legen het uit Mentha, dat is merita of Mentha, ‘quin grata est mensis,’ daarom dat het overdadig goed ruikt en wekt op tot onkuisheid. En vandaar acht ik hebben de ouden de krijgslieden dit kruid verboden omdat ze zulks niet zouden eten want ze wilden zodat ze te tijden der oorlog zouden kuis leven waarmee ze zulke handel met vlijt mochten afleggen.’
Een Italiaanse legende uit de Abruzzen verhaalt dat de H. Maria na Jezus dood nog vele dagen alleen maar de mentucci (M. virides) naderde, vandaar de volksspreuk, ‘dhi trove la menduccՠe nne lաddore Ne voede la Madonna quande se more. ‘wie de munt vindt en haar niet aanbidt, die zal ook de Madonna niet zien als hij sterft.’
(Dodonaeus) ‘Munt of ment is in het Grieks Hedyosmos en ook Minthe genoemd. En, als Plinius in het 8ste kapittel van zijn 19de boek betuigt, is de naam van dit kruid veranderd geweest omdat het zo goed en lieflijk van reuk is, want de munt heette tevoren in het Grieks Mintha en daarvan is de naam bij de Latijnen gekomen (te weten Mentha) maar ze hebben die liever Hedyosmos genoemd al of men zoet of lieflijk van reuk zei, want het woord Hedys betekent zoet en lieflijk en Osmos is zoveel te zeggen als reuk. Ԅe munten (naar het zeggen van Lobel) zijn geenszins in het Latijn Mentha genoemd geweest omdat ze de geest zouden verslaan, gemerkt dat ze eerder de geest verheugen door hun reuk waarom dat ze in het Grieks Hediosmos genoemd zijn, hoewel Plinius van een andere mening is, noch ook vanwege de reuk is die naam gegeven die altijd niet lieflijk is als Galenus ook aangemerkt heeft of om het tegendeel er van, maar schijnt eerder in het Grieks Mintha genoemd te zijn of Minthos (als Theophrastus schrijft) omdat ze harig zijn, want Minthos betekent een harigheid of schimmelharigheid die vrijwel op alle vochtige en rottende dingen die open staan in de lucht gewoonlijk komt zoals men mag zien op sappen of aftreksels van kruiden die men wat tijd bewaard heeft en andere diergelijke dingen wat niet ongelijk is van die bruine tere harigheid die men ziet aan de wilde munt, maar vooral aan de Calamentum waardoor die Calamintha genoemd is wat zoveel zegt als mooiere munt of harige munt.
De apothekers, de Italianen en Fransen houden de Latijnse naam mentha of menthe, dan de Spanjaards noemen het yerva buena en ortelana, de Hoogduitsers Munt, de Nederlanders munte, de Engelsen mynte, de Bohemers mata.’
Munt, Engels mint, Duits Munze, Minze, Frans menthe, woorden die afgeleid zijn van Mentha en zo is munt een foute schrijfwijze, net als pepermunt. In Wales mintys ar-dir.
Dodonaeus (b) ‘Deze mag in het Nederduits smalle munt genoemd worden, sommige noemen het in het Latijn Mentha Sarracenia, Mentha Romana, Mentha angustifolia, Salvia Romana of Herba Sanctae Mariae, in het Hoogduits Balsam Muntz, Unser Frauwen Muntz, Spitzer Muntz en Spitzer Balsam.’
(C )Aarmunt, groene munt, Duits Grne Minze, Wald-Minze, Grne Rossminze, Speer-Minze, Rmische Minze, hren-Minze, Engels spearmint, Frans menthe verte.
Historie.
(578) In de geneeskunde worden er voornamelijk twee soorten gebruikt, de pepermunt en de kruismunt. (Maar pepermunt is pas later gekomen)
Ze zijn al lang in gebruik. In oud Egyptische graven uit de tijd van 1200 tot 600 v Chr. in Abd-el-Quarnah vond Maspero in het jaar 1881 de rest van een bloemtak die munt bevatte. Die wordt nergens in Egypte gevonden en men vermoedt dat ze als tuingewas mogelijk voor medische doelen aangeplant was. Theophrastus zegt dat het σισύμβριον, (sisymbrion, waarschijnlijk een gecultiveerde munt) in μίνυα (mintha, een wilde muntsoort) veranderde toen ze niet door de cultuur gehinderd werd, daarom moet men ze geregeld verplanten. Deze terugslag van cultuurvorm naar wilde vorm is nog steeds te zien. Daarom zou het ook om de pepermunt kunnen handelen. Net zo berichten de Romeinse schrijvers van de Mentha als Plinius en Columella. Het ήυύοσμον (hedyosmon) van Dioscorides is ook een cultuurvorm van Mentha. De vermelde naam geldt nog als een naam voor de munt in Griekenland. De pepermunt werd als hedyosmos hemeros of tamme munt vaak in de tuinen van het moderne Griekenland gekweekt. Naar Dioscorides had de plant hedyosmos verwarmende, adstringerende en uitdrogende kracht, is een afrodisiacum, verdrijft wormen, verdeelt als omslag abcessen etc. Naar Plinius is de munt een eetlust bevorderend middel en bestanddeel van saus. Plinius zegt dat het goed voor de geest is. Met zijn reuk verkwikt het de geest en geeft lust tot eten en het zorgt voor een goede vertering. De vele genezende krachten die hij de munt toeschrijft worden er twee vermeld die uit bijgeloof ontspringen. De wolf, (Wundsein, Intertrigo) verhindert de plant als men die maar alleen in de hand houdt, mogelijk door zijn sterke reuk zodat de wandelaar lange tijd sterk blijft en zich niet moe voelt, voor moeheid zette man dan de wolf. Zie bijvoet en ook het geloof in Z. Duitsland dat als men bij een wandeling meegedragen vliertak meenam het kwaad schutte. Nog merkwaardiger is dat naar Plinius de milt geheeld werd als men een in de tuin staande munt negen dagen na elkaar eet zonder het uit de aarde te halen en men bij het afbijten zegt dat de milt geheeld zou worden. Plinius is wel zo voorzichtig om bij deze kuur te zeggen, ‘aiunt’ ‘men zegt.’
De Romeinen verspreidden ze over geheel Europa. Dat geeft de naam munt weer die uit Latijn stamt en zo is ook het gebruik bekend geworden. In de 9de eeuw werden ze in de meeste kloostertuinen gekweekt en kwam vandaar in de boerentuinen. In de Capitulare komen drie plantennamen voor die duidelijk op muntsoorten slaan, namelijk sisimbrium, menta en mentastrum. De laatste wordt gehouden voor M. sylvestris. Walafridus Strabo spreekt in de 9de eeuw in zijn Hortulus over de munt en besluit het stuk met deze woorden; ‘Sed si quis vires, species et nomina Menthae. Ad plenum numerare potest, sciat ille, necesse est, Aut quot Erythraeo volitent in gurgite pisces, Lemnius aut alterum quot in aera Mulciber ire Scintillas, vastis videat fornacibus Aetnae’, ‘of als wanneer iemand de kracht om de soorten en namen van de munt op te telen dan moet hij weten hoeveel vissen er in het Erythrese Zee zwemmen of hoeveel vonken de lemnisch Mulciber (Vulcanus) uit de woeste flanken van de Etna hij in de lucht ziet gaan.’ Zeer uitvoerig beschrijft A. Magnus de munt die hij een bekend kruid noemt. Hij onderscheidt aangebouwde en wild groeiende (metastrum) soort. Bij H. Hildegard zijn er de namen romische Myntza en Rossemyntza (M. sylvestris). Konrad van Megenberg voert het als volksmiddel op, vooral als mondspoelmiddel. Bock voert als rote Munz, Krauss Munz, Katzenbalsam, Spitzer Balsam verschillende muntsoorten op. Tscirsch komt tot de slotsom als hij de geschiedenis van de munt ziet tot de 16de eeuw dat het om een kruismunt gaat. De eerste vermelding van pepermunt is bij de Engelsman Ray, 1628-1705 Maar historisch is de groene munt ouder dan de pepermunt. In Japan zou de cultuur al ouder zijn dan 2000 jaar.
Het wordt gebruikt als medisch middel, om tanden te witten, mondzweren te genezen, tegen de beet van dolle honden, wespensteken en om te voorkomen dat de melk zou stremmen en om ratten en muizen te verjagen. Het werd als strooikruid gebruikt in kamers waar plezier is, feesten en banketten en op rustplaatsen.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309, 310, 562) Լ/span>Ze laat geenszins toe dat het melk stolt of kaasachtig wordt, ja, zo Plinius zegt, belet dat het geenszins zuur wordt en daarom diegene die melk drinken willen zullen zeer goed doen dat ze daar wat munt bij doen want die zal al het kwaad dat van het melk drinken plag te komen beletten, te weten, verstoppingen, wurging en verstikkingen als men dikwijls ziet gebeuren. Ze is zeer goed gelegd op de vrouwenborsten die met zog verladen zijn, want ze laat de borsten zinken en slap worden en laat dat melk niet klonteren of tezamen lopen zo Dioscorides zegt.
Met diezelfde kracht kan ze ook beletten (zo men gelooft) dat men niet genereert, want ze maakt zoveel dat het mannelijk zaad niet dik kan worden, maar waterachtig blijft.
Dioscorides zegt ook dat ze de ontvangenis beletten kan als men ze aan de schaamstreek van de vrouwen doet of strijkt eer dat ze met de man beginnen te verzamelen.
Het lang gebruik van dit kruid belet het ontvangen van de vrucht en daarom diegene die het menselijk geslacht begeren te vermenigvuldigen moeten zich wel wachten van het gebruik van de munt. Al is het zaak dat munt zo tegen de generatie is, nochtans jaagt ze de mens de vleselijke begeerte tot onkuisheid geweldig aan.
Hier voortijds was het niet geoorloofd de munt te eten in tijden van oorlog, als Aristoteles betuigt, omdat ze de mensen tot onkuisheid verwekt en hen zo zwak en slap maakt dat ze niet alleen de krachten des lichaam verliezen door het dikwijls boeten van de vleselijke lust, maar ook hun moed en kloekheid des verstand gans kwijtraken en daarom onbekwaam worden en niet alleen om te vechten, maar ook om raad te geven en iets met dapperheid en kloekmoedigheid in de oorlog te beginnen.’
De munt moest, volgens de ouden, niet gebruikt worden in tijden van oorlog omdat ze het lichaam koud maakt wat zou blijken doordat ze het zaad verminderde.
De meningen hierover waren echter verdeeld. Volgens anderen zou het juist potentieversterkend werken waardoor de mannen die zich aan Amor hadden overgegeven verzwakt aan het oorlogsvoeren mee deden. Dioscorides meent dat ze het ontvangen zouden beletten, waardoor de vrouwen dan niet zwanger werden en zo schadelijk zou zijn voor oorlogen ‘als veel Volxc verslindende, daer wederom andere in de plaetsche dienen te komen.’ Symbool van kracht.
'Om de baarmoeder te zuiveren, kook je de bladeren van munt, bijvoet en averone in wijn en olie, dat doe je in een spons en leg het op de baarmoeder. Ze stelpt de onmatige zuivering of vloeden van de vrouwen en wordt zeer geprezen tegen hun witte vloed en vooral de eerste munt, dat is bruinheilig, want men heeft dikwijls gezien dat er vele vrouwen van diergelijke vloed verlost zijn geweest alleen door het steeds gebruik van de bruinheilig. Dodonaeus. Met wijn gekookt en gedronken komt te hulp de vrouwen die zware arbeid hebben. (blijkbaar heeft ze enige kracht op de voortplantingsorganen)
Boven alle dingen is de munt zeer nuttig en bekwaam voor de maag, tegen walging van de maag, verstopping van de lever, milt en nieren. Dodonaeus, Brunfelsus.
Het sap van de hofmunt, met azijn gemengd, is goed tegen de stank van de mond, van het tandvlees of van de tanden, als je daar mee de mond wast. Als je daar na de mond met droge munt bestrijkt zal het zeker helpen.
Tegen verouderde hoofdpijn: Neem het gestampte kruid en bindt het voor het voorhoofd en op de slapen van het hoofd. Plinius.
Tegen oorpijn: Neem muntsap en honingwater, van elk even veel en druppel het in de oren. Dioscorides.
Munt op het voorhoofd of aan de slag van het hoofd aan alle beide zijden gedaan kan alle pijn van het hoofd verzoeten, zegt Plinius.
Men legt het op de puistjes en alle uitwassen die aan het hoofd voortkomen, ze geneest ook alle gebreken van de aarsdarm.
Ze geeft de sausen een zeer goede smaak.
Als iemand van zijn zelf gegaan of in onmacht gevallen is dan zal men die met de reuk van munt gemakkelijk weer tot zichzelf laten komen.
De reuk van munt, naar het zeggen van Plinius, verkwikt de geest en haar smaak maakt gretig en lustig om eten en laat de spijs verteren. Het gebruik van munt versterkt het gedenken of onthouden van de mensen zeer die men op het Latijns memorie noemt.
De reuk van munt maakt de mens vrolijk en blij en daarom wordt hier te lande de wilde munt in strooisel gemengd en daarmee de kerken en huizen bestrooid als er enige feestdag is.
Vele zeggen dat ze beproefd hebben dat de kaas niet bederven zal of niet verrotten als men die met het sap van munt bestrijkt of met het water daar de bladeren van munt in gekookt zijn geweest of alleen bewinden de kaas met die bladeren.’
(Opvallend is het planten of van het ‘zaaien’ van munt, ze groeit toch zo gemakkelijk van wortelstek) Ԛe wordt meer gezaaid dan geplant. Die geen zaad heeft van tamme om te zaaien zal in plaats daarvan zaad van wilde munt zaaien, maar met de punt naar beneden om zijn wilde aard te benemen. Als ze groeit zal men er met geen ijzer aankomen want ze zou sterven.’
Door de geur werkt het kruid duivel werend. Onder een poot van een stervensbed werd het gelegd, oudemanskruid.
In Holstein was nog lang het gebruik om munt op de tombe van de gestorvene te leggen en munt werd door de jongeren gedragen bij de begrafenis.
In Italië kreukelt men het blad als men het op zijn tocht tegenkomt. God zal hen dan bijstaan in het doodsuur. Op Sicilië sterft munt als het door een ongestelde vrouw aangeraakt wordt of er vlak langs loopt.
Antiseptica van munt is een van de beste middelen, men brandde mentholkegels in ziekenkamers vooral bij ademhalingsmoeilijkheden. Menthol is een krachtig ontsmettingsmiddel, zelfs de damp werkt antiseptisch en heeft een krampstillende werking.
Sinds de 18de eeuw cultiveert men de pepermunt bij Micham te Surrey, in het Graafschap Utrecht en in Duitsland. In de VS begon men in 1816 met de winning van pepermuntolie in de staat New‑York. Uit het wild groeiend wordt veel minder olie verkregen. Men droogt de verzamelde planten in de lucht en in schaduw en kan als afkooksel of poeder gebruikt worden. Een afkooksel, 15 gram op een kwart liter water, bij maagverstopping, lichaamspijnen, diarree, braken, krampen en bij verschillende zenuwspanningen, slechte slaap wordt er wel valeriaan bij gedaan, 5 gram op een kwart liter water. In bad en omslagen met gelijke delen munt en kamillen voor onderlijf verstoringen. Muntafkooksel doet goede dienst bij hals en tandpijn.
Het blad smaakt aangenaam kruidig en eerst verwarmend, maar dan opvallend verkoelend. Het wordt gebruikt voor omslagen en baden. Net als de meeste muntsoorten is de pepermunt goed te gebruiken voor muntsaus, verder bij vlees, als lamsvlees, groentes en als thee. Mint is de lieveling van de keuken, het moet aan het voedsel toegevoegd worden vlak voor het serveren. Munt werd veel gebruikt bij makreel en visgerechten, ook gedroogde bladeren in puddings.
Uit de toppen van deze plant wordt de pepermuntolie gewonnen. Die olie zou helpen tegen zeeziekte, hoofd- en andere pijnen. Ook wordt het wel ingenomen als zenuwversterkend middel. Het is echter te sterk voor de maag en mag daarom maar licht gebruikt worden. De olie heeft zoծ doordringende geur dat het gebruikt kan worden om lekken in pijpleidingen op te sporen.
Het is de olie voor geur aan kauwgom, parfum, likeur, tandpasta en likeur. Zo’n bekende likeur is de Amerikaanse mint-julep die ook wel hail-storm genoemd wordt. Het wordt gemaakt van wijn en wat brandy en op tafel gebracht met een bosje mint. Het gebruik van de Mitcham soort maakte een prima olie voor pepermunttabletten, mondwaters, tanddruppels, oliesuiker en mixture’s. het is samen gesteld uit muntolie en wijngeest in de verhouding 1 op 10, pepermuntessence in verhouding 1 op 100. De pepermuntlikeur, Aquavite, bevatten etherisch olie in verhouding 1 tot 1000 en zijn met muntafkooksels of groene verfstof gekleurd.
Munt is ook te gebruiken als een heerlijke geurende bodembedekker. Maai het dan geregeld zodat je een heerlijk veld krijgt om op te lopen. Gebruik daarvoor de kruipende munt, M. gattefossei of Menthella requienii.
Er waren al verschillende muntsoorten bekend bij de Grieken en Romeinen die het als een eetlustopwekkend middel gebruikten. Ze werden ook gebruikt als reukwerk en badkruid. In die tijd was de geur van de bladeren op tafel uitgewreven een teken van gastvrijheid.
Bijbel.
De Joden strooiden ze in de synagoge zodat bij elke stap een heerlijke muntgeur opsteeg. In het N.T., Mattheus 23: 23, Lucas 11: 42 wordt munt genoemd. Verder wordt de munt ook gebruikt bij het vlees van het paaslam, zie Cichorium.
(Hebreeuws voor de munt is dandanah, becaim volgens Smith)
5 . Uit species.wikipedia.org
Mentha suaveolens Ehrb. (welriekend) (Mentha rotundifolia, Huds. (rondbladig) Zittende bladeren zijn eirond met wat hartvormige voet, stomp en gekarteld/gezaagd, rimpelig en 2-5cm lang, 1.5-3cm breed en ruig aan de onderkant door het dons.
Onderaardse en bovengrondse uitlopers.
Opgerichte stengels zijn vertakt. Dunne schijnaren van licht lila, bijna witte bloempjes, schutblaadjes lijn/lancetvormig en kort/lancetvormige kelktanden zijn behaard in juli/oktober.
Meerjarig.
Deze plant is geheel bedekt met lange en zachte haren.
Heeft een sterke en wat onaangename geur.
Groeit op vochtige plaatsen
Uit Europa wordt 30-60cm hoog.
‘Variegata’ heeft witbonte bladeren, pineaple mint.
Naam.
(Dodonaeus) ‘De vijfde soort noemt Dioscorides Hedyosmos agrios, dat is wilde munt, in het Latijn Mentha silvestris, anders zo noemt men het Menthastrum naar het zeggen van Plinius, de apothekers noemen het Alba mentha of witte munt, de Hoogduitsers Wilde Muntz, de Italianen Mentha salvatica, de Spanjaarden mentastro, de Engelsen horse mynte, de Bohemers plana mata. Men mag het witte wilde munt noemen.’
Witte munt, Duits Apfelminze, Wohlriechende Minze en Engelse round leaved mint, apple mint, woolly mint, Frans menthe odorante, menthe feuilles rondes, baume sauvage.
Uit J. Sowerby.
Mentha × verticillata L. (kransvormig) kruising tussen Mentha arvensis x Mentha aquatica en staat tussen beide ouders in, vaak wat krachtiger en kan die verdringen.
(b) ‘De tweede heet in het Hoogduits Krausz Diement, Krausz Muntz en Krausz Balsam, dat is in het Nederduits gekruiste munt of kruismunt, in het Latijn Mentha cruciata, in het Frans baume crespu, in het Boheems balszamծ
Voor kruismunt gebruikte men verschillende kroezige vormen van Mentha spicata, Mentha aquatica en Mentha longifolia.
Kransmunt, Engelse whorled water mint, Duits Quirlminz, krauss zam Balsam en Beyment of Dymenta bij Bock, Balsamminz, Braunminz in Oostenrijk.
Planten.
Vermeerdering kan geschieden door de vele worteluitlopers in het voorjaar of zaaien bij 20 graden.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/