Urginea
Over Urginea
Zeeui, Bijbel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,
De zeeajuin groeit langs de kusten van de M. Zee en Atlantische oceaan op droge heuvels en rots gebieden.
Ongeveer 75 soorten komen voor in Europa, M. Zeegebied India, Tropisch en Z. Afrika.
De zeeui is nauw verwant met Scilla, maar lijkt nog wel dichter bij Ornithogalum te staan, vooral in vorm en kleur van de bloemen. Bladeren zijn grondstandig en rondom geplaatst, soms zeer smal lijnvormig, soms breed of vrijwel ovaal. Bloemstengel is eenvoudig en bladerloos. Bloemen staan in een veeltallige tros en tamelijk klein tot middelmatig, witachtig en zelden licht geel of roze, de kleur is intenser in het centrum van de bloemen.
Liliaceae, Squil klasse, Hyacinthaceae.
Uit Redoute.
Urginea maritima, Baker. (van de zee) (synoniem Scilla maritima, L. =Drimia maritima Stearn)
De zeeajuin heeft een zware en vaak meer dan 7kg wegende, kogelvormige bol.
De groene bol groeit boven de grond.
Hieruit verschijnen lange en lancetvormige bladeren, maar voor die bladmassa zie je al de rijk bloeiende bloemstengels optornen die met druiventrosjes van groen/purper gestreepte en stervormige bloemen zijn behangen, een meter tot anderhalve meter lang.
De bloei is in de herfst, september/oktober. Daarna komen de riemvormige bladeren in november.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Deze soort van ui wordt in Brabant zee-aiuyn of ui van over zee genoemd, in Hoogduitsland Meerzwibel, in Engeland sea onyons, dat is Cepa maris of Cepa marina, als Lobel het noemt, die het in het Nederduits squille noemt of Spaanse zeeui en in het Latijn ook Scilla Hispanica flosculis stellaria naar de sterachtige bloempjes.’
Duits Meerzwiebel. Zeeajuin.
Dodonaeus (b) ‘In Frankrijk heet het scipoulle, stipoulle en squille, bij ons squille, in Spanje cebolla albarrana. In het Grieks heet het Scilla en in het Latijn ook Scilla, maar in de apotheken Squilla. De Italianen noemen dit gewas Scilla maggiore en Silla’.
Scille betekent ik verdeel, van de bollen zijn de schalen er gemakkelijk af te halen. Vandaar Schalenwurtz, Scvellawrz. In het Engels heet de plant squill, dit stamt van het Latijnse squilla, dit weer van het Griekse skilla: scilla, Franse scille en squille. In Capitulare de villis komt een squillam voor.
Dodonaeus © ‘In de apotheken heet het ook soms Cepa muris. Scilla is hier te lande van sommige eerdt-aiuyn genoemd en van andere ook muysen aiuyn. Het heet ook cepe muris omdat het de muizen doodt, in Hoogduits Mausezwiebel’.
Duits Mausezwiebel
(d) Urginea heeft zijn naam van de stam Beni Urgin, die in Algerije leefde waar Steinheil in 1848 deze plant vond.
Lobel: De Squille is de geslachten van de uien zo gelijk dat veel personen die noemen zeeui en omdat tussen dezen uien en de schilachtige vis die om zijn rok van opeen gepakte schilfers Squilla (Squilla mantis, soort garnaal) geheten wordt zeer grote gelijkenis is zo meent men dat deze uien alzo genoemd is geweest.’ Dus Scilla betekent een schil.
Gebruik.
De middelste vlezige schalen werden wel verzameld, Bulbus Scillae, ze zijn zeer scherp zodat ze op de huid blaren veroorzaken. Dat merk je als de bol zonder handschoenen aan verwerkt wordt. Na drogen is de schil hoornachtig, doorschijnend en reukloos. Het smaakt slijmig, bitter en bevat een 22% suiker en om die reden werd het vroeger in Griekenland wel voor brandewijnbereiding gebruikt.
Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) ‘Scilla of zeeui is zeer scherp, snijdend, dun makend, scheidend en verdelend van aard, als Galenus zegt, daarom is het beste dat men ze nimmermeer binnen het lichaam dan eerst gekookt of gebraden neemt, want dan wordt haar geweldige kracht enigszins gebroken, gestuit of bedwongen.
Dioscorides leert ons de wijze van Scilla of zeeui te braden die is als volgt: ‘Men sluit deze wortels in deeg of men bedekt ze geheel met klei, leem, potaarde of slijk en dan doet men ze in een oven of men legt ze onder hete kolen en men laat ze daar zolang totdat het deeg of slijk heel hard geworden en als een steen gebakken is, dan neemt men dat er af en men bekijkt of de wortels gaar genoeg zijn en als ze noch ruwachtig zijn dan omwindt men ze of men bedekt ze wederom met diergelijk deeg, leem of slijk en men legt ze wederom in de oven of onder de kolen totdat ze volkomen murw en gaar of doorbakken zijn.
Maar de rouwe Scilla of die niet zo bereid of gebraden is doet het ganse lichaam en vooral het ingewand groot geweld en schade aan en zal de mens in plaats van hem te helpen of te genezen zijn ziekte verergeren en hem in zeer grote nood brengen.
Dan men neemt van deze wortels meestal het middelste en het buitenste werpt men weg en dat middelste snijdt men in kleine stukjes die men in water kookt en dat water zo dikwijls te veranderen en af te gieten totdat het geen scherpte of bitterheid meer heeft en dan neemt men deze stukjes uit de pot en men rijgt ze aan een linnen draad en men droogt ze in de lucht of schaduw en zo ver van elkaar dat ze elkaar geenszins raken. Deze zo gekookte en gedroogde sneden of stukjes van zeeui worden in de apotheken en elders gebruikt om de olie, wijn of azijn van zeeui, in het Latijn Oleum Scilliticum, Vinum Scilliticum of Acetum Scilliticum, te maken.
Uit deze azijn van Scilla met honig vermengt wordt een honigazijn gekookt die Oxymeli Scilliticum heet die zeer nuttig is om de dikke, grove, taaie en slijmerige vochtigheden dun en fijn te maken, te laten ruimen en af te jagen.
Dan al diegene die enige zeren of zweer ergens in hun ingewand hebben moeten zich wachten dat ze geen zeeui gebruiken, hoe zeer en hoe goed hij bereidt mag wezen.
Scilla gebraden en met honig en olie ingenomen doodt en jaagt af de lange en brede wormen en maakt de buik week.
Een likking van Squillasap met honig gemaakt geneest alle gebreken van het hoofd, namelijk de verouderde hoofdpijn, de vallende ziekte, de draaiing en verduistering van het gezicht, de gebreken van de zenuwen en leden, van de longen en borst en maakt een heldere stem.
Honig van squilleazijn of Oxymel-Scilliticum geneest de verstopping en gezwel van de milt, belet alle verrotting in het lichaam en bewaart de gezondheid en houdt de mens lang jeugdig en jong en maakt hem mager.
Squilleazijn geneest het bedorven of zacht tandvlees, maakt de losse tanden vast als de mond daarmee gespoeld wordt, beneemt de stank van de mond en maakt een welriekende adem.
Olie van squil laat het haar groeien, op de kale huid gestreken en alle pijn zal vergaan als men er het hart van squille met olie tezamen heet gemaakt op legt. Die olie geneest de lamheid en geraakte leden en jicht.
Sommige zeggen dat dit kruid Cepe muris heet, dat is muizenkruid, omdat het de muizen doden kan al zouden ze het gedistilleerd water er maar van drinken. Het is kwaad voor de vrouwen die zwanger zijn want het laat ze misvallen.
Gewoonlijk is het tegen alle ziekten van het lichaam goed, vooral tegen zweren van binnen. Het is ook goed tegen waterzucht, tegen geelzucht, tegen aandrang tot waterlozing en tegen jicht, volgens Avicenna, Pandecta, Serapio.
Berytius zegt dat wanneer de bloemen van zeeui bruinachtig zijn en niet gemakkelijk of gauw dat het dan een vruchtbaar jaar zal wezen en dat er veel koren groeien zal.
Pythagoras zei dat zeeui aan de post of opperste dorpel van de deuren gehangen alle toverij en goochelarij verjaagt en weerstaat en maakt dat ze gans geen kracht of mogendheid in dat huis zal hebben, als Plinius verhaalt.’
“For this, be sure, to night thou shalt have cramps. Side stitches that shall pen thy breath up; urchins’. ‘Tempest’ i, 2, 326.
In Frankrijk gebruikt men de bollenrok van de rode zeeajuin, een N. Afrikaanse subspecie, als ratten- en muizenvergif,.
Dit is een oud en nog steeds populair vergif dat gebruikt wordt om ratten te verdelgen, vooral de bruine rat. De zwarte neemt lokaas vergiftigd met de squil niet of slecht op. Het wordt ook wel gebruikt bij de verdelging van de woelrat en huismuis. De squil bevat behalve de gifstoffen ook braak verwekkende stoffen. Hierdoor is dit voor de mensen en dieren die kunnen braken, betrekkelijk ongevaarlijk, het gif wordt uitgebraakt voordat het kan werken. Voor knaagdieren (dus ook konijnen) die niet kunnen braken is het echter dodelijk. Ook wordt voor de rattenbestrijding wel fijngemalen Scilla-bol gebruikt, maar die voldoet veel minder goed.
Bijbel.
Job 31: 40 ‘dan mogen dorens voor tarwe opschieten en onkruid voor gerst’.
Jesaja 5: 24 hun bloesem als stof opstuiven‘.
In Jes 5: 24 komt het meervoud van onkruid voor dat in Job 31:40 wel vertaald wordt als wilde druiven’of onkruid, caosha, coash of boshah. De stam uit het Hebreeuws doet denken aan een of ander lastig onkruid of kwalijk welriekende plant. Het woord zelf komt van de wortel baasch: wat een stinkend ding betekent, wat verrot is als druiven die ontsteken en verrotten voordat ze rijp zijn. Dit naar de geur en de druivevormige bloemtros. Ook door de Arabische naam bosalan zal de tekst hier op deze zeeajuin slaan. Het Griekse woord is Baros en betekent een prikkelige plant.
Concordantie is een geheel andere mening toegedaan: “Stinkkruid, Bosjah komt slechts eenmaal voor in de Statenvertaling, maar hetzelfde Hebreeuwse woord in Jes.5: 2/4 wordt door stinkende druiven vertaald. De stam uit het Hebreeuws doet denken aan een of ander lastig onkruid of kwalijk riekende plant bijvoorbeeld het onkruid van het N. T. en de stinkende aronskelk van Galilea of de Uredo foetida”. In Engels wordt het vertaald als cockle, Agrostemma githago, een pest in de graanvelden. Anderen denken aan Solanum incanum wiens bessen op druiven lijken.
Historie.
De bol ziet van buiten donker- of helderrood en is zeer sappig en vlezig. De Grieken hangen de bollen op in hun huizen gedurende het nieuwe jaar als een vruchtbaarheidsrite. In de oudheid werd deze bol wel gegeten en Pythagoras schreef aan het gebruik daarvan zijn hoge leeftijd toe. Nog gold het lang als middel tegen tyfus en waterzucht. Het is de verkondiger van de herfst, bloemen komen met de herfst net voordat de regens vallen.
De grote en opgeploegde bollen werden wel gebruikt om veldgrenzen te markeren. Ooit werden de grenzen afgebakend met stenen. In vlakke delen was dit moeilijker en gebruikte men de zeeui. Die werd dan langs de randen van de velden geplant. Door de hoge bloemstengel en daarna grote bladeren juist in de ploeg- en zaaitijd, is het gemakkelijk te herkennen. Ook steekt de later gevormde ui enigszins boven de grond uit en is een prima vervanger voor grensstenen.
Als zodanig is ze in het Joodse recht bekend en het gebruik zou door Jozua ingesteld zijn. De Talmoed vermeldt het gebruik van de chatsoeb als grenssteen (Bab. Talmoed BB 55a en Btsa 25b)
(Dodonaeus) ‘Scilla of zeeui bloeit in augustus of september en dat geleidelijk aan, de ene bloem voor en de ander erna, want eerst bloeien de onderste en daarna de middelste en tenslotte de opperste en die de top van de steel bezetten welke drie verschillende tijden van het voortkomen van deze bloemen ook de drie tijden van de landbouw betekenen, zo Theophrastus zegt, op die manier dat de eerste bouwtijd of ploegtijd is als de eerste bloemen van de Scilla voortkomen, ten tweede als de middelste zich vertonen en ten derde als de opperste bloemen te voorschijn komen.’
Als oog van Typhon was het gewas bij de Egyptische priesters in gebruik als artsenij. Typhon, ook Set genoemd, verbeeldde bij de Egyptenaren de boze geest en is de tegenstander van Osiris en de vijand van de mensen. Typhons-oog werd het genoemd en in zo hoge eren gehouden dat er in Pelusium (nu Tineh) een tempel voor was opgericht. De plant werd tegen waterzucht en als antidiabolisch kruid gebruikt.
In het oosten heet het hond-ui, Skylokrommyon, en men draagt stukken bij zich als een amulet tegen het boze oog en ziekten. In Afrika werd het gebruikt als abortiva. Pythagoras zou het onder de naam oxymel als medicijn tegen hoesten gebruikt hebben. Het kruid was al bekend bij Plinius voor behandeling van hartziektes en als urinedrijvend middel.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/