Linnaea

Over Linnaea

Linnaeusklokje, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Mooie planten komen voor in dit geslacht die soms gekweekt worden om hun zachte roze of purperen bloemen.

Altijdgroene, klimmende halfheesters.

Bladeren tegenoverstaand, klein en getand, gesteeld.

Bloemen staan in paren aan dunne opgaande trossen.

3 soorten komen voor of het zijn subspecies en dan 1 soort. Linnaea borealis subsp. americana (Forbes) Hultn ex Clausen, (Noordelijk en uit Amerika), Linnaea borealis subsp. borealis L. uit Europa, Linnaea borealis subsp. longiflora (Torr.) Hultn uit Azië. (lange bloemen)

Caprifoliaceae, kamperfoelie familie, Linnaea.

Ook Kolkwitzia amabilis behoort hier nu toe.

Witrock beschreef in 1907 ongeveer 150 variëteiten.

Linnaea borealis, L. (in ‘t noorden groeiend)

Bladen zijn breed eivormig met spitse top, randen met ronde blokjes, gewimperd, 1-3cm lang, donkergroen en verstrooid aanliggend behaard, van onderen wat lichter.

De delicaat hangende bloem is van buiten roze, een kleur die het midden houdt tussen een meisjesblos en het vlees van de zalm, van binnen gevarieerd met roze en geel en gelijnd met haren. ‘s Nachts geven de bloemen zo’n krachtige parfum af, een cumarine, dat het op flinke afstand opgemerkt wordt. Bloemstengels zijn lang, opgaand en tweebloemig in juli/augustus, klokvormige bloemen van 6-9mm lang, 4 meeldraden die korter zijn dan de kroonlobben, verlengde stijl.

Kleine donkergele maar saploze bessen van 3mm lang met 1 zaad.

Meerjarig.

Een taai en sierlijk half struikje met draderige en vaak van rotsblokken naar beneden afhangende draadvormige twijgen van 30-120cm lang.

Linnaeuskruid groeit in het hele poolgebied tot in de gebergten van Europa en Azië. In N. Europa komt het voor onder dennen/sparrenbossen waar het groeit in het mos zodat het gemakkelijk over մ hoofd worden gezien. In de Alpen wordt het plantje tot op 2200m. hoogte gevonden. Wordt 5-10cm hoog.

Op sommige plaatsen gebruikt als middel tegen verkoudheid en reuma.

(Uit Cohn, 410)

Naam, etymologie.

De plant is vermoedelijk als eerste beschreven door Bauhin onder de naam Campanula serpyllifolia.

Noorse namen zijn norisle, norette, nariosle gras, jordkroner, vindblommor, anisblommor, (naar de geur) gicktegras (gebruik tegen jicht) en in Zweden vindgras, daar wordt het als plas drijvend middel gebruikt. Verder voegt men de bloemen, vanwege de geur, toe bij het gebak. De Denen noemen het gewoonlijk marislegraes.

De Engelse naam is twinflower: tweelingbloem, de bloemen staan met zijn tween aan een stengeltje. In Duits, Zwillingsblute, Moosglokchen, Erdglckchen en Frans Linnee boreale.

In het noorden is het overal bekend als Linnaea. Linnaeusklokje.

J. F. Gronovius droeg de plant in 1753 aan zijn vriend en leermeester Carl Linne (Latijn Linnaeus) op, 1707-1778. Het is een noordelijke plant die men lang niet gezien had, klein en vroeg bloeiend, dit om Linnaeus te typeren, ook op verzoek van Linnaeus zelf. Hij nam de bloem als zijn persoonlijke symbool toen hij tot de Zweedse adel bevorderd werd in 1757. Of het, zei Linnaeus, Ҽi>Linnaea genoemd is door de vereerde Gronovius, omdat het een plant van Lapland is, laag, onbetekenend, genegeerd en maar een korte tijd bloeit, naar Linnaeus waar het op lijktӮ

Het Zweedse gouvernement droeg de plant op aan Linnaeus en zette het op het legerwapen, de letters zouden gezegeld zijn met de was waarmee de botanist de bloemen ingraveerde. Linnaeus wordt vaak met deze plant afgebeeld.

Planten.

Groeit op zure gronden op koele plaatsen in halfschaduw. Het eerste jaar na het planten doet ze weinig, staat ze op een goede plaats gaat het dan vanzelf, blijft wel kieskeurig.

Vermeerdering door deling. Zaaien in februari, eerst het zaad 6 weken 0 graden geven, dan zaaien bij 15 graden.

Stekken in juli/augustus zonder groeistof.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl