Pedalium

Over Pedalium

Aardangel, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,

Uit M. Descourtilz.

Naam, etymologie.

Pedalium is afgeleid van pedalion: een richtsnoer, dit is een verwijzing naar de dorens op de vruchten.

Pedaliaceae, nu Lamiales.

Pedalium murex, L. (purperslak) is een eenjarige, zachte en succulente plant van 30-60cm hoog die inlands is aan de kusten van de Pacific Ocean, van India en Ceylon, nu Sri Lanka.

Vierhoekige zaden met 5 extreem scherpe dorens.

Naam.

Tribulus, van treis; drie, en ballo; laten zien, de zaadpeulen hebben drie hoeken.

Engels land caltrops, Duits Burzeldorn. Engelse naam is burra gookeroo, Arabisch khussuke, khasake-kabir, Indische namen zijn kadava gokharu, farid-buti, Maleis kathe-nerinnil en Perzisch khasake-kalan.

Gebruik.

De plant heeft een onaangename muskusachtige reuk en vooral in de gele bloemen. Het bezit de bijzonderheid om een vloeistof te verdikken door simpelweg er wat bladeren doorheen te trekken waarna dit melkachtig wordt en wordt gebruikt om melk te vervalsen. Meestal worden scheuten en verse bladen door hete melk getrokken en als versterkend middel gedronken. Het zou een afrodisiaca zijn.

Synoniem is Tribulus terrestris (van de aarde)

(Dodonaeus) ‘Van Tribulus terrestris of aardangel.

Gedaante.

Bij de miswassen van de hauwvruchten moet de Tribulus terrestris ook beschreven worden. Dit kruid brengt dunne bladige steeltjes voort waarom de bladeren groeien die op die van de tamme cicers of beter de linzenbladeren lijken, te weten vele tezamen aan beide zijden van een middelrib gevoegd. Langs de stelen groeien de bloempjes die op korte steeltjes bij de oorsprong van de bladeren hangen en van vijf gele bladertjes gemaakt zijn en daarna volgen de vruchten of hauwtjes die van gedaante op kleine minkijzertjes of voetangeltjes lijken, te weten hard en met vele scherpe stekende dorentjes bezet waarin het zaad schuilt, de wortel is met vele vezels in de aarde vast.

Plaats.

Dit gewas is in Spanje veel te vinden waar het in de korenvelden en akkers vanzelf voortkomt en het koren en ander nuttig gewas overtollig of hinderlijk is, dan nochtans, als Plinius betuigt, het is eerder voor een gebrek of miswas van het koren of hauwkruiden dan voor een schadelijk of hinderlijk kruid te houden. Het groeit ook op vele plaatsen van Italië en Frankrijk.

Tijd.

De stekende vruchten van dit gewas worden in de zomer rijp.

Naam.

In het Latijn wordt dit onkruid Tribulus genoemd naar de Griekse naam Tribolos, dat is mijnckijser of voet-angel en tot onderscheidt van de anderen Tribulus die in het water groeit Tribulus terrestris en Tribolos chersaeos, dat is aard Tribulus, aardminkijzer, aardvoetangel of aardangel. (zie Trapa) De Spanjaarden noemen dit gewas abrojos, welke naam per toeval grote gelijkenis heeft met de naam Proïos van Theophrastus. Het groeit veel in de duinen van het Veneetse eilandje Lio, als Lobel betuigt, en ook veel tussen de olijfbomen omtrent Montpellier, maar in het voor vermelde eilandje en voorts op andere plaatsen aan de Veneetse, Toscaanse, Franse en andere Middellandse Zee groeit het zo overvloedig dat diegene die daar te voet gaan en vooral zonder schoenen slecht kunnen voort raken omdat het de voeten zo zeer kwetst, want de hauwtjes van dit gewas zijn zo stekend dat ze niet tevergeefs of zonder reden Tribuli, dat is minkijzers of voetangels genoemd worden.

Dan Theophrastus vermaant van twee soorten van aard Tribulus, de eerste heeft bladeren als cicerc en de ander heeft doornachtige of stekelige bladeren. De eerste komt vroeg voort en is daarom van hem Proïos genoemd, dat is Praecoquus of Praecox in het Latijn, alsof men vroege Tribulus zei. De ander wordt Phyllacanthos genoemd, zegt hij, en die spruit later uit de aarde en brengt zwartachtig zaad voort dat in hauwen besloten is. Van deze twee schijnt de eerste of vroege soort, Proïos genoemd, allerbest met deze onze aard Tribulus daar we nu van handelen overeen te komen en daarom zou men die ook niet kwalijk, ja met goede reden Tribulus terrestris Theophrasti noemen. Want Dioscorides die maar van een geslacht van aard Tribulus vermaant schijnt deze Tribulus daar we nu van handelen vergeten of achtergelaten te hebben, want gemerkt dat hij schrijft dat zijn Tribulus terrestris van de bladeren niet op cicers, maar op postelein lijkt, doch teerder is en insgelijks ook teerder en dunner rankjes of takjes heeft die ter aarde verspreidt liggen waaraan scherpe en harde stekels of doornen groeien. Welke Tribulus voorwaar meer gelijkenis met de late Tribulus dan met deze vroege Tribulus van Theophrastus schijnt te hebben.

Aard, kracht en werking.

De aard Tribulus heeft een aardachtige en koude eigenschap en gestalte in al zijn wezen en stof die ook tezamen trekkend is, als Galenus betuigt. Dan zijn vrucht of stekelige hauw omdat ze dun van delen en fijn van stof is breekt de steen in de nieren als het met enige drank ingenomen is.

Aard Tribulus, zegt Dioscorides, een vierendeel lood zwaar ingenomen en insgelijks ook van buiten opgelegd geneest diegene die van de adderslangen gebeten zijn. Dezelfde met wijn gedronken is zeer goed tegen alle venijn en vergif. Maar het water daar het in gekookt is geweest over de vloer of kamer gestrooid doodt de vlooien.

Dit kruid dat Dodonaeus hier beschrijft is tegenwoordig bijna nergens toe nuttig dan voor de ezels die het voor voedsel nemen. Dan die van Salamanca, als Clusius schrijft, koken dat en ze gieten dat water met klysma’s in om de slijmerige dikke vochtigheden dun te maken en uit te leiden.’

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl